AfflsierdafflscliB Brieven.
53e Jaargang. No. 4443.
Zaterdag 30 Jan. J909.
DEflDE BLAD.
PEK TELEFOON.
r
CLXXIX.
In 't jaar der Wereld 5691 (volgens Hillel).
In 't jaar 1950 na Christus.
In 't jaar 42 na Zeppelin.
De aarde, en de menschen, en onze wijze van leven.
en de moraal en onze waardeering, alles ondergaat
verandering. Als onze grootouders konden opkijken, geworden. De menschheid en haar wyze van leveu
stand gelukt bijna elke onderhandeling, elke overeen
komst, maar bij persoonlijke ontmoeting is er van
wederzijdsch begrijpen geen sprake.
De terugkomst van „De Helium" wordt dan ook met
belangstelling te gemoet gezien. Worden de vermoe
dens, die men aangaande de Marsbewoners heeft, be
vestigd, dan zal men of in 'n hoogere bergstreek bier
op Aarde, of op den keten der Appenijnen op de Maan,
of op een ander, dichtbij zwevend bolletje trachten 'n
kolonie te stichten van zich reeds verpurende menschen
waarvoor in de eerste plaats vegetariërs, geheelonthou
ders, exhibitionisten, kuische celibatairs, vrije vrou
wen en dergelijke hoogstaande wezens in de termen
vallen. Hoe echter zulk 'n geslacht tot vermenigvuldi
ging zal komen, kunnen wij, eerlijk gezegd, met onze
grove hersenen nog niet begrijpen. Toch zal die ver
menigvuldiging moeten plaats hebben, wil men ten
minste het doel bereiken, dat men beoogt en 'n geslacht
verwekken, dat, Van aetherischen oorsprong, ocuk aethe-
risch van wezen zijn zal.
Het stichten van zulk 'n kolonie is dus niets anders
dan 'n daad van geloof. Het Zeppelinsch geslacht ech
ter welken eerenaam zich de oudere „Human Race"
waardig heeft betoond gaat de toekomst met vertrou
wen tegemoet. Het eertijds onmogelijke is mogelijk
Clttl
Neen, van... e... van....
Waar ntaakl hij ze dan van?.
Ja, daar sla ik over te denken, maar ik weet
'l niet.
1is er dan iels op de aarde, wat gij; niet weet?
Ja, dat blijkt nu.
Weet de dichter het?
Ja, zoo'n dichter weet alles, ten minste dat ver
beeldt hij zich.
Wat is dat eigenlijk: gedichten maken?
Ja, precies weet ik ook dat niet, maar ik geloof
't zoo iels is, als de duigen 'n heel anderen naam electriciteit in telephonie en trafiek schematische be
geven, dan ze werkelijk nebben.
Maar dat kan tot verwarring leiden.
Dat kan '1 ook.
Voor zulke menschen hebben we hier op Mars,
sanatoria en hospitalen.
—Zoover zijn we hier nog niet, die hebben we nog
maar alleen voor dieven en moordenaars.
Zijn die dichters gevaartijk?
Soms; niet altijd. Als ge hen in hun sop laat
O
In den tijd, toen men nog paarden gebruikte om
wagens voort te trekken en lasten te dragen, toen men
nog vleesch van docde dieren at en zich vanzelf voort
bewegende wagens automobielen genaamd langs den
aardbol kropen om mensch en d.er, quasie bij onge
luk, het leven te benemen; in den tijd toen de men
schen zich. nog verbaasden over gerLaehteuLezon, en
electriciteit in telephonie cn trafiek schematische be
wijzen leverde van hare voor uitbreiding vatbare uti
lisatie, en 'n boomengroep of vestingmuur nog 'n ge
liefd object was, om er met gasten cn vrienden zich
te pletter tegen te rijden; toen de Röntgen-stralen voor
ijzer en been nog ten anker kwamen, de woorden „beurs
speculant" en „straatroover" nog geen synoniemen wa
ren, in elk huis nog 'n ineilig vuur brandde voor den
millioenenmaal heiligen Ego, en het leed van anderen
nog niet meetelde. In dien tijd, toen er nog menschen
zouden ze hunne oogen met getooven; de wereld is moraal en hare waardeering, alles ondergaat verande-
sedert betrekkelijk weinig jaren gemetamorphoseerd, ring. Er is 'n tijd geweest van wagens en trekschuiten,
j en eiken dag opnieuw zien we veranderingen plaats van paarden en automobielen, van luchtballons en vlieg-
hebben. De trekscnuit benoort nu tot 't tijdvak der machines, alles laag bij den grond, alles van 't eene
middeleeuwen, bakers kennen wij niet meer, de jager veerhuisje naar 't andere, van 't eene stationnetje naar
van ueets, die de lijn stuk trok, is zoo goed als 't andere, 'n tijd van „bliksemtreintjes", waarmee onze
van 't jaagpad verdwenen en in plaats van op 'u behoor voorouders 'n heelen dag werk hadden om van Am-
lijken tijd naar bed te gaan, vragen we nu klokke sterdam naar Parijs te komen en veertig volle dagen
gaar koken, laten ze u gewoonlijk met rust, maar an- doodvroren, en doodhongerden, toen '1 nog voorkwam
«ersdat meisjes 'n gevonden kindje wegmoffelden, alsol
Wat is dat? Sop en gaar-koken? "-*11 1
Edele MartiaanVergun mij u 't antwoord op
deze vragen voonoopig te mogen schuldig blijven, cn
't ondemoud over uu onderwerp al te wreken.. Ver
tel mij, iets over de aankomst van de „Helium."
U, die was zoo eenvoudig ais iels. Er waren ver
halen tot ons doorgedrongen van wat men ten uwent
twaalf 's nachts, waar we onzen achtermiddag zullen
doorbrengen. Als onze grootouders vroeger van Haar
lem naar Amsterdam voeren, werd die tocht voorbe
reid; nu springen we plotseling op en vliegen heen
en weer tusschen Amsterdam, Brussel en Parijs en ver
geten in onze haast 'n schoon boordje om t.e doen,
wat zoo erg niet is, omdat we toch morgen voor 't
ontbijt weer thuis zijn. Het reizen met stoom is ui
oud geworden en te langzaam gebleken, 't gaat uu
met electriciteit. Varen, rijden, stoomen raakt uit Ce
mode. Nog een jaartje of wat en we bezoeken elkan
der per luchtbalion, zooals we nu elkaar feliciteeren
per telefoon, omdat we voor het maken van visites
geen tijd meer hebben; al gaat alles veel gauwer dan
tien, twintig jaren her. De mededeeling van Beets:
,,'k Wil in zeven dagen
Even naar Japan,"
of de reis van Philias Pogg doet ons glimlachen, om
dat zulke mededeelingen naar lange pijpen en doove
kolen rieken.
't Waren brave menschen, die lui van 1900 met hun
transatlantische zeekasteelen en hun malle „bliksem-
treintjes", waar ze tusschen 's avonds elf en 's mor
gens half acht mee van Frankfort naar Berlijn schar
relden; brave menschen, die zich niet verveelden, als
ze 's morgens 8.28 te Amsterdam in den trein naar
Groningen stapten en 's middags klokke een in de
Heerenstraat of tusschen de beide Markten 'n kopje
koffie dronken. Ze hadden 'n spelletje kaarten bij zich
en wonnen elkaar 'n dubbeltje af en kortten zich den
tijd met de opmerking, dat zoo'n trein „er flink vandoor
ging" en dat 't heel wat anders was, dan in de dagen
van „Hallo jagertje, mot de lijn stuk?!" En dan lach
ten ze om die aartsvaderlijke reisgelegenheden van
voorheen en waren dankbaar, dat alles zoo veranderd
en verbeterd was. O, zeker, 't waren brave menschen,
die lui van 1900; brave menschen; maar sokken, ouwe
sokken, die sigaartjes rookten en grocjes dronken, en
als November in 't land kwam 'n flanelletje aandeden.
Als ze naar Berlln moesten, naar Rome, naar Nlsny-
Novgorod of naar 'n ander, 'n steenworp ver weg lig
gend plaatsje, op hun belachlijk kleine aardbolletje,
dan stonden de vrienden aan 't station klaar om hen
uitgeleide te doen en afscheid te nemen, alsof 't voor
'goed was. Dan werden er handdrukken gewisseld en
tranen gestort, die ons nu zouden doen lachen ter oor-
zake hunner overdreven aandoenlijkheid. Ze praatten
over Indië en Thibet, over Siberisch Rusland en over
I Amerika, alsof 'tik weet niet hoever weg lag, misschien
'wel achter den „Centauris" of ter hoogte van „De
Kameren van het Zuiden", 't Moet 'n allergrappigst
iets geweest zijn, die menschen in hun kleine wereldje
en voor hen zoo bedrijvig leventje doende te zien,
en ieder wissewasje gewichtig te zien vinden. Hun tijd
rekening werd er door beheerscht. De ontdekking van
Amerika werd met dikke letters in de geschiedboeken
geschreven en bracht 'n ommekeer in al hun doen
en laten, en toen 'n paar honderd jaar later 'n zekere
Sven-Hedin 't Trans-Himalaya gebergte ontdekte, ston
den alle kranten ervan vol en was 't alsof de mensch
heid niets anders te doen had, dan daarover te pra
ten. Dat was in 1908, 't zelfde jaar, waarmede onze
Zeppelinsche tijdrekening aanvangt. Zooals ge weet
om den aardbol rond te scharrelen, 'n tijd waarin.
De vriendelijke lezer dezer opstellen vergeve mij'
'n oogenblik dit schrijven af te breken. Er wordt ge
klopt op 't paneel mijner Geomartiaansche-telephono-
photoscoop, die ik mij sedert langen tijd heb laten
aanleggen, om van elke gebeurtenis op de planeet
Mars aanstonds bericht te hebben. Ik druk even op 't
ivoren knopje, dat aan den beneden rechterhoek is aan
gebracht en zie voor mij de mij reeds welbekende ver
schijning van mijn vriend op de planeet Mars. Den
eersten keer dat wij met elkander in contact kwamen,
was dit 'n teleurstelling. Hij bewoog wel druk zijn fijn-
besneden mond en bracht wel klanken voort, maar ik
verstond ze niet. Ik sprak hem toe in de paar talen,
die ik ken, hield hem ten slotte 'n boekje over 't Es
peranto voor, maar wij konden zoomin elkanders ja
als neen begrijpen. Ik merkte toen reeds op, dat zijn
hoofd min of meer doorzichtig was en dat alleen zijn
rijke blonde haartooi zijn denken of liever de geheim
zinnige werking zijner hersenen kon bedekken, Zijn
oogen waren grooter dan van eenig aardseh mensch
en hiermede in verband doopte ik hem als de manlijke
Boopis; toen nog niet wetende 'n fout te begaan tegen
't grond-princiep der Martianen. Later heb ik hem naar
zijn planeet genoemd. Toen hij mij den daaropvolgenden
keer kwam bezoeken, ik zei u immers, dat ik 'n
telephonophotoscoop in mijn kamer heb? toonde hij
mij eenige figuren, 'n ster, 'n berg, 'n vierkant, 'n
quadraat, en andere voorwerpen, ook dieren, die men
op Mars bezit of kent. Dan sprak hij daarbij 'n klank
uit en ik begreep, dat dit dan de naam van 't aange
duide voorwerp was. Zoo deed ook ik, en van lieverlede
„eiken dag 'n draadje, is 'n hemdsmouw in 'n jaar"
van lieverlede leerden wij elkander verstaan en be
grijpen. Ik zou u nu wel eenige van die woorden kun
nen zeggen; maar wat hebt ge T aan? Mijn groot-oogigi
vriend heeft mij verteld, dat de individualiteit op Mars
zoo groot is, dat ieder er zijn eigen zijn zeer per
soonlijke taal spreekt, die door elk ander, zonder dat
er verwarring of misverstand plaats heeft, wordt ver
staan. Hij vertelde zelfs, dat hij driemalen telkens met
'n anderen Aardbewoner heeft gesproken, die dezelfde
klanken voorbrachten als ik en die toch, sprekende
over hetzelfde ding of voorwerp, heel iets anders zei-
den. Dit wijst op 'n fijner georganiseerd onderschei
dingsvermogen. Waarschijnlijk is men op Mars de ver
klaring door klanken en woorden reeds te boven, en
weegt bij hen de volledige complex der ons bekende
en onbekende zinnen en zenuwen. Ik wil hiermede al
leen zeggen, dat ik vermoed, dat er op Mars evenveel
talen als individuen zijn; wat mijn vriend echter ook
schijnt te gelooven van de Aarde. Dit moet de voor
ons nog verborgen oorzaak zijn van 'n elkander beter
en volkomen begrijpen, wat op onze Aarde nog niet
bestaat, maar op Mars verondersteld mag worden. Im
mers de veelheid van talen sluit de eenheid van den
geest niet uit. De meerdere ontwikkeling komt de hel
derheid van 't begrip ten goede, en waar het eene
individu al de beweegredenen der daden van 'n ander
individu kan naspeuren, daar zal waardeering het be
grijpen volgen. Alleen op begrijpen komt het aan. Maar
't woord dit blijkt mij meer en meer is 'n zeer
treurig middel om onze aandoeningen en gewaarwordin-
vruchtbaarheid ooit schande kon wezen, en aan den
anderen kant de glorie van het moederschap niet ge
noeg bewierookt kon worden; in dien lijd toen de
menschen zich ziek en krankzinnig aten aan allerlei
inconsequentiën, men 's winters 'n koud bad nam en
's zomers zeer waarschijnlijk 'n baaien hemd zal heb
ben aangetrokken; toen genomen werd van den arme,
valschermen of parachutes noemt, maar die zijn hier het weinige dat hij nog bezat, en gegeven aan den rij-
smds de laatsie constellatie van Jupi.er en Venus ver- kere, die evenwel met zijn rijkdom geen raad wist; loen
«wenen. Electriciieit en magnetisme, Luide en geduciite de meerdere sterke krankzinnigen de mindere zwak-
üoen hier alles. Voor zoover wij elkander verstaan ken opsloten en iemand, die zelfstandig logisch den-
koncten, had men van de wenteling der machine om ken durfde, voor „niet goed wijs" werd versleten toen
in onzen dampkrmg te komen, niet de minste stoor- gebeurde 't.... Kan je 't bijhouden zetter?
nis ondervonden. Maar niet zoodra. was men dien damp- Ja, meneer! Is dat alles 6én 'zin?
kring binnen men lag 't op onze Zuidpool aau Nee kerel, dat zijn zuchten! Niets anders dan
ot men moest de polen in het voertuig verwisselen en zuchten! Zoo heb ik nog een ziel völ Re«el zelf de
de Zuidpool daarin ook naar de voorzijde brengen, punctueeiing maar, en.
De geweldige vaart waarmede liet seliip door het ijle
was gevlogen, werd daardoor plotseling verminderd, en
toen het eindelijk bij ons kwam, was de ontmoeting
als 't aandrijven van 'n voorjaarswolkje.
Toen hijj dit gezegd had, gebeurde weer het voor
mij onbegrijpelijke, dat reeds meer gebeurd was. Mijn
vriend tikte even tegen het spiegelglas, waarin hij met
mij gesproken had, wuifde met de hand en schemerde
van lieverlede Iweg. 01 dit slapen-gaan beteekent of
vermoeidheid of iets anders, heb ik tot nu toe telkens
vergeten te vragen. Ik moet nu wachten tot de tele
phonophotoscoop mijl weer oproept en ik hoop dan
in de gelegenheid te wezen een onzer aardbewoners,
die nu op Mars vertoeven, te spreken te krijgen. Ge
lukt dit, dan hoop ik U dit onderhoud ook te mogen
meedeelen.
meneer? Moet ik voortgaan
Dicteert u alweer,
met typen?
Ja; waar was ik?
5t>>'„voor niet wijs" werd versleten, toen gebeurde
O ja. Vooruit: „toen gebeurde 't", dat 'n lieve,
rijke, verstandige Koningin aan haar 'volk liet mee
deelen, dat zij 't plan had, binnen niet te langen tijd
'n kindje te koopen."
Ja meneer, dat heb ik: ,,'n kindje te koopen."
Goed! Vooruit: Dat volk echter, niet zoo lief,
niet zoo rijk en nog minder zoo verstandig als zijn
Koningin, sloeg deze mededeeling in de hersenen, en
'n illusoir mede-deelgenootschap begcerende in de voort
brenging en ontvangst van de te koopen Koninklijke
spruit, liep het in groepen te hoop, om te beraadslagen
want ook zinneloozen denken, dat zij raad slaan kun-
in welk soort wiegje men den vorstelijken telg
was hij de eerste, die de luchtscheepvaart met eenig u over bre Er zal >n m komerl)
succes beoefende. Wel is waar vindt men In oude ae- 6e£*n aUe€n achterblijvers zich nog van dit middel
bedienen; musici hebben m. i. reeds 'n middel, dat, lig
gende in 'n hoogere sfeer, ook hoogere aandoeningen
kan weergeven.
Evenwel, ik drukte op 't ivoren knopje, 't paneel
schoof weg en ik stond voor mijn Martiaanschen
succes beoefende. Wel is waar vindt men in oude ge
schriften nog melding gemaakt van eenen Pilatre de
Rozier, van Zambeccari en ook nog van 'n zekere Ma
dame Blanchard te Parijs, wel is waar wordt de her
innering nog bewaard aan 'n zekere Tisandier, die in
1875 dat is dus 'n goeie dertig jaar voor Zeppelin
nen
Ja, we leven in 'n tijd van groot gebeuren. Het jaar j zou neerleggen, uit welk kroesje hij zou drinken, met
42 onzer jaartelling zal blijken het jaar te zijn, waar- i welk soort van rammelaar of mannequin hij zich ver
naai- de hemelen met belangstelling hebben uitgezien, maken zou, en den tijd dooden, dien ook konings-
De vóórhistorische jaartellingen de Israëlietische, de kinderen in luiers en iangs den grond moeten door-
Christelijke, de Moüammedaansche, enz. hebben se- brengen.
dert Zeppelin hare beteekenis en waarde verloren. Toen
het nu van den aardbol weggevaagde geslacht 1908
schreef, noleerde Clio in het gedenknoek der eeuwige
evolutie tegelijk het jaar 1 der Zeppelinsche aera.
Twee en veertig zonnejaren beleefden wij sedert dien
gouden dageraad, en immer is zijn glorie stijgende.
Nieuwe werelden duiken voor ons op, nieuwe iieme-
Het bericht van dezen waanzin haars volks be
reikte de Koningin en Zij bloosde van ergernis. Was
't niet genoeg,' dat Zij: zich liet begillen en beschreeu
wen, als Zij in open rijtuig uitreed? Dat Zij mach
teloos stond tegenover lederen onbesehaafden voorbij
ganger, als Zij 'n bezoek aan haar Moeder bracht, en
iedereen Haar van 't hoofd tot de voeten opnam, als-
len ontsluiten ons hunne toegangen. De wijsheid voedt of Zij uit Artis was losgebroken? Was 't niet genoeg
't verstand des menschen, en t verstand zijn wijsheid, dat elke beweging harer handen, elke verwisseling van
Het instinct der- schepping, die meer en meer blijkt gewaad of coiffure in de couranten moest worden rond
'n kosmos te zijn, dringt ook door tot 't bewustzijn gebazuind? dat Zij; haar man en haar moeder ver
dos menschen. Wel hebben zich alle raadselen nog
niet opgelost, wel zijn alle tegenstrijdigheden nog niet
verklaard, maar de elementen der verwoesting en ver
nieling zijn aan handen gelegd. In verweerde en be
schimmelde folianten vinden we nog mededeelingen van
menschendrommen, die verdelgend en doodend tegen
elkander optrokken, van allerlei twijfelachtige uitspra
ken over recht en onrecht, deugd en ondeugd, rein
heid en onreinheid; maar meer en meer streeft het
menschelijk bewustzijn naar die sferen, waar strijd niet
meer zijn zal en misverstand geen toegang heeft. Dit
is de belofte der toekomst, dat elke seconde beter,
wijzer, waarachtiger is dan haar voorgangster, óók in
haar afwijkingen, óók in haar dwalingen. Dit is de
blijdschap van het leven, dat de levenden voorberei
ders mogen zijn van 'n niet meer te verstoren vrede,
van 'n eenmaal durend geluk. Zooals de werelden el
kaar in blijdschap ontmoeten en begrijpen, zoo gaan
menschenzielen elkander te gemoet, om van elkanders
onbegrepen daden 't goede en 't noodzakelijke op te
sporen en te waardeeren. Aller menschen doen en la
ten wordt als 't geluid van vele stemmen, dat zich
stoken waren van elk intiem geluk, waarop ieder bur
ger, ieder koopman en elk mensch, die met zijn han
den zijn brood verdient, aanspraak maakt en recht
heeft? Was dat alles nog niet genoeg? Moesten ze
zich nu ook al gaan bemoeien met 'n zoo innig eigen
dom als 'n kind? Hadden die wezens dan totaal niels
geen gevoel van délicatesse en discretie? 'n Wiegje?!
Maar, mijn God, welke toekomstige Moeder staat niet
telkens op, om te gaan zien of dit en dat, en alles
wat zij straks zal behoeven, wel in orde is? Is er één
uur gedurende den tijd der belofte, dat Zij niet aan haar
kind zou denken? En zou de Koningin dit dan niet
doen?
„Kan een vrouw het kind vergeten,
Dat zij koopen zal met pijn?
Zou ze dan wel Moeder heeten
Of wel waarlijk Moeder zijn?" (1)
Dit bemoeien, dit onbehoorlijk en onbetamelijk be
moeien. is erger dan dat ge tot iemand zeggen zoudt:
Wil ik uw tanden eens poetsen? of: Vergun mij, dat
- 8600 Meter hoog gestegen zou zijn, maar zeer vriend. zijlf blank en zonnig wezen teekende blijdschap,
wnnrannnnlnlr 7iin rlo7o allen mvcHcnno fio-uron en ma J v,
en Ik lachte en betoonde hem mijn vreugde van hem
weer te zien, op onze Aardsche manier. Ik zag aan
de levendige beweging zijner hersenen en aan den zon
neglans zijner lichtblauwe oogen de mijne zijn vuil
groen dat hij mij iets blijds had mede te deelen.
In Aardsche klanken en met gewone Hollandsche
uit de dagen van Abdul Mohammed, die de eerste Sul- rden wil ik trachten u ons gesprek mee te deelen.
tan wordt genoemd, welke zijn volk 'n grondwet gaf. Goéiendag, meneer Martius, blij u te zien! zei-
de ik.
Blijdschap, broeder Geo' antwoordde hij. (1) Het
voertuig is aangekomen en de wijze, waarop 't ons ge
naderd is, getuigt wel van nadenken. Zijn de wezens,
die er zich in bevonden uw gelijken, of zijn het lager
waarschijnlijk zijn deze allen mystische figuren en mag
hun levensgeschiedenis tot het gebied der legenden
worden gerekend.
Toen we 'n dag of drie geleden in Arabië opstegen,
waarheen we ons begeven hadden, om te onderzoeken
of er nog iets te vinden was, authentieke stukken,
toen passeerden we boven den Nijl „De Helium", die
op reis is naar Mars. Met onze kijkers konden we alles
goed waarnemen. Achter hem aan, in zijn pijlsnelle
vaart, vlogen eenige lichamen, die het gevaarte nu eens
naderden, dan er weer van terugweken. Het raadsel
der gecomprimeerde lucht, waarmede men in 't begin gêorganlaeVcfe "schepselen?
1 o o rl ollirio' n r\r\ t A h li n An nro a rnir O r 'n uolr \7 Own a
onzer jaartelling zoo tobde, en waarover'n zekere Verne
in voorwereldlijke dagen al moet geschreven hebben,
schijnt dus opgelost te zijn. Alleen is de wenteling der
machine bij 't binnengaan in 'n anderen dampkring nog
een vraagstuk van beteekenis; maar overigens zijn wij
de volkomenheid nabij. De Maan heeft geen geheimen
meer voor ons, de Marsbewoners met hun meer deli
caat organisme dan 't onze, voorzien ons per dage-
lijksche bitiatina-aetherica post van velerlei weten
schappelijke gegevens, om 't eten af te leeren en van
't werken af te komen. Zij meenen, dat onze logheid,
ons vleesch en bloed, zooals wij dat noemen, ons nog
te veel hindert in ons streven naar verpuring. Onze
verrichtingen tot het populeeren onzer landen achten
zij belachelijk en in strijd met het doel, dat wij zeg
gen te beoogen. Onze geest, meenen zij, is ons lichaam
te ver vooruit, dan dat er binnen afzienbaren tijd tus
schen die beide harmonie kan verwacht worden. Ons
woord „liefde" schijnen zij niet te kunnen vertalen,
want als zij er in hunne correspondentie over spreken,
bezigen zij woorden van zoo aetherischen aard, dat wij
ben niet begrijpen kunnen. Het stichten van 'n kolonie
ran Aardbewoners op Mars ontmoet meer moeilijkhe-
ien dan men aanvankelijk verwachtte. Het schijnt, dat
Ie grove opzet van ons gansche bestaan daarvan de
oorzaak is, en dat wij buiten onzen dampkring en bui
en onze tubes, gevuld met gecomprimeerde lucht, het
'ijnere instinct verliezen, dat ons hier eigen is. Zoo-
ang 't contact tusschen ons en de hemelingen in casu
darsbewoners aetherisch, spirituaal is, gaat alles
:oed, maar bij persoonlijke kennismaking schijnen wij
egen te vallen en beschouwen zij ons, zooals men 'n
'oom, 'n koe, 'n ezel, 'n aap, 'n paard geschouwt, al-
een van den dierlijken en materieelen kant. Op 'n af-
Neen, integendeel, eer hooger. De een is een
graaf, de ander 'n ingenieur en de derde 'n dichter.
Wat is dat, 'n graaf?
Dat is iemand van hoogere geboorte dan wij.
O, dus geen aardbewoner.
Ja, wel 'n aardbewoner, maar
Ik begrijp u. Ge bedoelt, dat hij geboren is op
'n andere planeet.
Neenneen! Hij is ook hier op aarde geboren.
Welke van de drie is dat, dien gij „graaf" noemt?
Dat kan ik u niet duidelijk maken, want hij heeft
geen enkel kenmerk, dat 'm van de anderen onder
scheidt; alleen heeft hij meer geld dan de beide an
deren.
Geld? Bedoelt ge weer die voorwerpen, waarover
wij al eens meer spraken?
Ja, zie, hier heb ik eenige der verschillende soor
ten ervan in mijn handen.
Hij keek er naar en zei: Vreemd! Heel vreemd'
Hebt ge mij niet verteld, dat iemand dit ook verliezen
kan?
jg zekor i
Hoe kan 't dan zijn persoonlijke waarde ver-
hoogen?
Dat kan ik u nog niet verklaren; later zal ik
er mijn best voor doen.
En Wie is de ingenieur?
Dat is hij: die de machine in elkaar zette, en
de landing beraamde cn volvoerde.
En de dichter? Wie is dat?
Die met die lange haren.
Wat doet zoo'n mensch?
Verzen maken; gedichten.
Van die haren?
oplost in harmonie. De vonnissen hebben opgehouden ik uw buffet eens kom rangschikken naar mijn Welbe-
„vonnissen" te zijn, de tegenzin is verdwenen, de sym- hagen. Wat zouden al die indringerige, bemoeizuch-
pathie bloeit, en om 'n beeld te gebruiken uit vóór- tige cadeaux-geefsters wel op zoo'n aanbieding ant-
historische dagen, zien wie Christus en Judas beiden woorden? Zij zouden hoogst verontwaardigd wezen, en
den wereldwagen verder duwen op den berg der Heer- er reden toe hebben. Maar wat denken zij: dan van
lijkheid. (2) de Koningin? Moet die er maar tegen kunnen? Heb
ben ze zoo weinig hersenen, dat ze....
Stop eens even, meneer i
Wat is er?
Ik durf 't heusch niet allemaal te zetten.
Is 't kwartier dan al om?
Nee, dat niet; maar
Moet je eerst gaan schaften?
Nee, ook niet; maar
Nou? Vooruit! Wat dan?
Ja, ziet u. Het kon wel eens wezen, dat er leze
ressen waren, die boos werden over uw schrijven, en
u weet. heel goed, dat....
Ja, ik begrijp je al. Misschien heb je gelijk. Maar
de ,Scha,gerkomt alleen in handen van verstandige
menschen. Vooruit maar. ik zal niet vloeken of met
mijn vuisten op de tafel slaanal verdienden z» 't, al
heeft de Koningin 't waarschijnlijk wèl gedaan. Is 't
niet beleedigend voor elke jonge vrouw1, "die in rijfde
of zesde maand harer blijde verwachting is, met wiegen
en luiers te komen aansjouwen,alsof zij: -zelf daar
niet aan gedacht zou hebben? Vooruit maar weer. Ik
zal 't wat zachter zeggen, al valt 't 'n gewoon mensch
moeilijk, om bij zooveel vertoon van dwaasheid zijn
1) Omdat ik in de veeLheid onzer ontmoetingen geen' kalmte le bewaren. Klaar? Vooruit!: Ziet, geachte cla-
kans gezien had hem de verheven beteekenis van mijn ik bezweer u. dal, maanden geleden al, aan heel
rvPI*<;nr»Tl 1 iitpri iinum rlmVliPl iil/ tp malmn TiAPrri/lo Viii dlfi IrlVCtfift iof liliprmflïlifl nf lin-P TYVn'n rïmrr
Ja, 't waren brave menschen, die menschen uit het
Christelijk tijdperk, maar stumpers, die psalmen zon
gen en vloekten met denzelfden mond in 't zelfde
oogenblik; die den goeden God baden om zegen voor
zichzelven en kwaad voor hun vijanden, alsof t kwaad,
dat anderen trof geen kwaad voor henzelven was;
stumpers, die meenden het raadsel der volkomenheid
en der volmaaktheid te hebben opgelost door zich
zelven als 'n godheid te bewierooken, door honderd
duizend tempeltjes te houwen voor allerlei soorten van
goden en millioenen tempels voor ieders eigen dier
baar Ik.
En van heel hun wereld is zoo goed als niets meer
te vinden. Ons jaar 42 ligt als op eeuwen-afstands
Van hen. Is de ondervinding van dat voorgeslacht ons
ten goede gekomen? Zullen wij, hunne voetstappen druk
ken op 't pad der zelfgenoegzaamheid en der waan
wijsheid, en doen alsof nu alle raadselen zijn opgelost?
Zulk 'n vraag doet men niet in ernst aan iemand,
die de jaren telt van Zeppelins opstijging.
H. d. H.
Aanteekeningen:
persoonlijken naam duidelijk te maken, noemde hij
mij, schoon met eenige afwijking, met den naam onzer
aando. Gaea of Gea is in de mythologie en in de ge
leerde wereld de naam onzer aarde. Gaeistiek is aard
kunde; Geócisch is op aarde levend; Geograaf is ie
mand, die over 't aardrijk schrijft; 'n aardrijkskun
dige; Georg van „ge": aarde en van „ergon":
beid is aardwerkcr, landbouwer, boer. Enz.
2) Zie Ibsens „Ka is er und Gallilaër."
—o
VAN GUIDO GEZELLE.
Weet gij waar de wind geboren,
waar de dauw geboren is?
Weet gij kunstig op te sporen,
wat hierbij, hierboven is?
Weet gij wat de sterren zijn en
wat de zon, de mane? Wat
in de bergen, in de mijnen
ligt en in de zee bevat?
Weet gij: iets klaar uit te leggen
van al 't geen me u vragen kan?
Antwoordt dan en wilt mij zeggen
Dichten.... wat is dichten dan?
Andere XXXIII.
to)
die layette of luiermand, of hoe zoo'n ding heeten
mag, geen navelbandje mankeerde; dat de kraam-
en kinderkamer al maanden geleden kant en klaar was,
en als er hier of daar nog 'n pluisje aan ontbre
ken mocht, dat daarvoor dan de Koningin-Moeder, als
toekomstig grootmoeder, wel voor zorgen zal. Gelóóf
ar_ me, al uw1 wiegjes, uw rammelaars, uw schoentjes en
sokjes, uw serviesjes cn ameublementjes, al de dure
en goedkoope nesten, die ge de Koningin thuis zendt,
gaan naar den zolder-, naar 'n kamer, waar nooit ie
mand komt, naar 'n soort van pakhuis waar er nooit
'n mensch naar omkijkt, nooit! Moet 't u aan 't ver
stand gebracht worden hoe Koninginnen met elkaar
spreken over zulke cadeaux? Hoe praat gij over do
cadeaux van uw vroegere dienstmeisje, die met 'n turf-
boer trouwde of met 'n koetsier? Wat zoudt ge 'r
van zeggen als de menschen uit 't slop bijl u op de
gracht, zich eens zoo gingen uitsloven, wanneer er bij
u eens zulk 'n feest voor de deur stond? Heusch, ik
weet wel wat ge dan zeggen zoudt, net zoo goed als
ik weet, hoe twee hertogen praten, als er geen ander
bij is, net zoo goed als ik weet wat de Koningin denkt
en zegt tegen haar man of haar moeder, wanneer Zij
Amsterdam bezoekt.
Laat dat cadeaux-geven over aan haar gelijken, aan
de Koningin van Engeland, aan de Koningin van
«ehec^revui^iig.