DE INKTVISCH.
Woensdag 3 Februari JD09
FEUILLETON.
53st,e Jaargang. No. 4145
Atateitit- LulfeiiTllii
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag-, Woensdag-,
Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9
ure, worden ADVERTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau SCHAGEI3, Laan O 4,
In (ere. Teleplioon No. 20.
yïtsgs'weirs TR#IPEtift5«ï Ces,
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f 0.26iedere regel meer 5
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Cent.
Dit nummer beslaat uit twee bladen.
Bekendmakingen
Gemeente SCHA GEN.
o
Kiezerslijst.
De Burgemeester der Gemeente SCHAGEN,
Gelet op de artikelen 11, 12, en 13 der Kieswet;
Noodigt de mannelijke inwoners dezer Gemeente uit
om, zoo zij in eene andere Gemeente over het laatst
verloopen dienstjaar in eene der Rijks directe belastin
gen zijn aangeslagen, wat de grondbelasting betreft in
eene andere Gemeente of in meer gemeenten te zamen,
tot een bedrag van ten minste 1 gulden, daarvan door
overlegging, der, overeenkomstig het bepaalde bij arti
kel la der Kieswet, voor voldaan geteekende aanslagbil
jetten voor den 15den Februari a.s. te doen blijken.
Deze aanslagbiljetten worden na de vaststelling der
kiezerslijsten aan belanghebbenden teruggegeven.
Nog worden de mannelijke inwoners, die op grond
van het bepaalde bij het vierde lid van artikel 2 der
voormelde wet aanspraak meenen te kunnen maken om
geplaatst te worden op de kiezerslijst, uitgenoodigd
daarvan voor den 15den Februari a.s. aangifte te doen.
De bewijsstukken, bij zoodanige aangifte over te leg
gen, waartoe moeten behooren het aanslagbiljet, of
een door den Ontvanger gewaarmerkt kosteloos af te
geven duplicaat daarvan, een opgaaf van het bedrag
van het aandeel in den aanslag en de noodige beschei
den ten bewijze van het gemeenschappelijk bezit, wor
den na de vaststelling der kiezerslijsten aan belang
hebbenden teruggegeven.
Tevens worden de mannelijke inwoners dezer Ge
meente, die krachtens artikel 1b derzelfde wet aan
spraak meenen te kunnen maken om geplaatst te wor
den op de kiezerslijst, uitgenoodigd daarvan voor den
15den Februari a.s. aangifte te doen.
Wie tot deze aangifte bevoegd zijn, blijkt uit de ar
tikelen 1 en 2 der Kieswet, luidende:
Artikel 1.
De leden van de Tweede Kamer der Staten-Gene-
raal worden gekozen door de mannelijke ingezetenen
des Rijks, tevens Nederlanders, die den leeftijd van
vijf en twintig jaren hebben bereikt, voor zoover zij
over het laatstverloopen dienstjaar in eene of meer
der Rijks directe belastingen zijn aangeslagen, het
te dier zake verschuldigde voor of op den lsten Maart
voldaan hebben, en
a. over het laatstverloopen dienstjaar zijn aangesla
gen in de grondbelasting voor een bedrag van ten
minste een gulden, in de vermogensbelasting, in de be
lasting op bedrijfs- en andere inkomsten of naar een of
meer der vijf eerste grondslagen van de personeele
belasting, zooals die is geregeld bij de Wet van 16
April 1896 (Staatsblad no. 72); of
b. indien zij niet overeenkomstig het bepaalde sub
a zijn aangeslagen, voldoen aan eene der volgende
voorwaarden:
Io. dat zij als hoofden van gezinnen of als alleen
wonende personen op den 31sten Januari sedert den
lsten Augustus van het vorige jaar hebben bewoond,
krachtens huur, een huis of een gedeelte van een
huis, waarvoor met of zonder bijbehoorenden of in
huur gebruikten grond of lokalen en bijgebouwen, niet
ter bewoning bestemd, de werkelijke huurprijs, per week
berekend, ten minste heeft bedragen de som, voor de
gemeente of het gedeelte der gemeente, waar het
huis gelegen is, vermeld in de bij de wet gevoegde
tabel, of wel achtereenvolgens in dezelfde gemeente
twee zoodanige huizen of gedeelten van huizen;
of, krachtens eigendom, vruchtgebruik of huur, een
zelfde vaartuig van ten minste 24 kubieke Meter in
houd of 24000 kilogram laadvermogen;
2o. dat zij op den 31sten Januari sedert den lsten
Januari van het laatstverloopen jaar achtereenvolgens
bij niet meer dan twee personen, ondernemingen, open
bare of bijzondere instellingen in dienstbetrekking of
als inwonende zoon in het bedrijf of beroep der ouders
werkzaam zijn geweest en als zoodanig over dat jaar
een inkomen hebben genoten als voor de gemeente of
het gedeelte der gemeente, waar zij wonen, is ver
meld in de bij deze wet gevoegde tabel;
of dat zij op den lsten Februari in het genot zijn
van een door eene onderneming, openbare of bijzon
dere instelling verleend pensioen of verleende lijfrente
van gelijk bedrag,
met dien verstande dat voor hen, die in beide ge
vallen verkeeren, zoo noodig, ter bereiking van het
vereischte bedrag, het inkomen, het pensioen en de
lijfrente worden samengeteld;
3o. dat zij op den lsten Februari sedert een jaar
den eigendom met recht van vrije beschikking hebben
van ten minste 100 (nominaal), ingeschreven in de
Grootboeken der Nationale Schuld of van ten minste
50, ingelegd in de Rijkspostspaarbank, in eene ge
meentelijke spaarbank of in eene spaarbank, beheerd
door het bestuur van eene rechtspersoonlijkheid be
zittende vereeniging, van eene naamlooze vennootschap,
van eene coöperatieve vereeniging of van eene stich
ting;
Onder de bijzondere spaarbanken, bedoeld bij het
vorige lid van dit artikel, zijn de banken, opgericht
na 1 Mei 1900, alleen begrepen voor zoover en voor
zoolang als zij blijkens opgave aan het bestuur der ge
meente, waar zij gevestigd zijn, een waarborgfonds van
25.000 bij de Nederlandsche Bank hebben gedepo
neerd.
4o. dat zij met goed gevolg hebben afgelegd een
examen, ingesteld door of krachtens de wet of aange
wezen bij algemeenen maatregel van bestuur en in ver
band staande met de benoembaarheid tot eenig ambt,
de vervulling van eenige betrekking of de uitoefening
van eenig bedrijf of beroep.
Artikel 2.
Onder hen, die den leeftijd van vijf en twintig jaren
hebben bereikt, verstaat deze wet hen, die dien leef
tijd hebben bereikt voor of op den 15den Mei.
De aanslag der vrouw in de Rijks directe belastin
gen geldt voor haren man; die van minderjarige kin
deren wegens goederen, waarvan hun vader het vrucht
genot heeft, voor hunnen vader.
Aanslagen in de Rijks directe belastingen, waarvoor
eersc na 31 December van het laatstverloopen jaar een
aanslagbiljet is uitgereikt, blijven voor de toepassing
van het bepaalde bij art. 1 buiten aanmerking.
Aanslagen in de grondbelasting wegens onroerende
goederen eener onverdeelde nalatenschap gelden ook
voor den mede-eigenaar, wiens naam niet bij den aan
slag in het kohier is vermeld, mits zijn aandeel in dien
aanslag ten minste een gulden bedraagt.
Door den aanslag in de grondbelasting, in art. 1
vermeld, worden de hoofdsom en de Rijks-opcenten
verstaan.
Aanslag in de vermogens-, bedrijfs- of personeele be
lasting geeft geene aanspraak op kiesrecht, indien hij
het gevolg is van eene met de waarheid strijdige aan
gifte.
Bij de berekening van den werkelijken huurprijs, die
ook verschuldigd kan zijn in den vorm van contributie
aan eene coöperatieve bouwvereeniging., wordt maand-
huur tot weekhuur herleid door deeling met 4, jaar-
huur door deeling met 50 en vindt geen aftrek plaats
van de som, verschuldigd voor gas- of waterleiding, in
geval deze in den huurprijs is begrepen.
Bij de berekening van het inkomen, bedoeld in art.
lb, 2o., eerste lid, worden vrije woning of inwoning
en vrije kost en inwoning gerekend op het bedrag, voor
de gemeente of het gedeelte der gemeente, waar zij
genoten worden, vermeld in de bij deze wet gevoegde
tabel; enkel vrije kost op het bedrag, vermeld in de
laatste kolom, verminderd met dat, vermeld in de voor
laatste kolom dier tabel. Overigens komt alleen geld
i'i aanmerking. Ten aanzien van vrijen kost wordt geen
rekening gehouden met den Zondag of algemeen er
kende Christelijke feestdagen, of, voor zooveel Israë
lieten betreft, met den Sabbath.
Indien de aard der werkzaamheden in een bedrijf
medebrengt, dat zij in den regel een gedeelte van het
jaar niet worden uitgeoefend, wordt ter berekening van
den tijd, gedurende welken iemand volgens het vorig
artikel in dienstbetrekking is geweest, de tijd mede-
geteld, gedurende Welken de werkzaamheden, waarvoor
hij in dienst is, hebben stil gestaan, ook indien gedu
rende dien lijd de (dienstbetrekking tijdelijk was op
geheven.
Indien het Inkomen, bedoeld in art. lb, 2°., als
vast week-, veertiendaagsch, maand- of jaarloon is ge
noten en dit loon wegens ziekte of verwonding gedu
rende ten hoogste twee maanden niet of niet ten volle
is ontvangen, wordt het geacht tot het normale be
drag te zijn genoten.
Indièn in de plaats van het inkomen, bedoeld in
art. lb, 2°., een tijdelijke ongevallenrente wordt geno
ten, wordt deze, zoolang zij wordt genoten, in rekening
gebracht tot een bedrag, gelijk aan het normale loon.
Inkomen, pensioen en lijfrente, bedoeld in art. lb,
2°., der wouw geldt voor haren man; dat van de in
wonende minderjarige kinderen voor de helft voor hun
nen vader.
Indien gedeelten eener gemeente in de bijl deze wet
gevoegde tabel afzonderlijk worden genoemd, wordt de
grens tussohen die gedeelten door Ons, Gedeputeerde
Staten gehoord, bepaald en wanneer verandering van
omstandigheden daartoe aanleiding geeft, gewijzigd.
Van deze hesluiten wordt mededeeling gedaan in
de Staatscourant, met bijvoeging van de adviezen van
Gedeputeerde Staten, voor zoover bijl de besluiten van
die adviezen is afgeweken.
Volgens artikel 20 der Wiet is voor hen, die krach
tens vroeger gedane aangifte op de loopende kiezers
lijst voorkomen, hernieuwde aangifte onnoodig, indien
de plaatsing op die lijst berustte op:
1°. bewoning van een huis of gedeelte van een huis
of van een vaartuig, mits zij op 31 Januari alsnog het
zelfde huis of een gedeelte van hetzelfde huis of het
zelfde vaartuig bewonen;
2°. genot van pensioen of lijfrente;
3°. bezit van een inschrijving in de Grootboeken
der Nationale Schuld of van een inleg in eene spaar
bank;
4°. aflegging van een examen.
Daarentegen is hernieuwde aangifte wél noodig voor
hen, wier plaatsing op de lijst berustte op:
1°. bewoning van een huis of gedeelte van een huis
of van een vaartuig, indien zij; niet meer op 31 Janu
ari hetzelfde huis of een gedeelte van hetzelfde huis
of hetzelfde vaartuig bewonen; of
2°. genot van inkomen in dienstbetrekking, of als
inwonende zoon, in het bedrijf of beroep der ouders
werkzaam, hetzij met of zonder genot van pensioen
of lijfrente.
Aan hen, die verkeeren in het laatste onder No. 2
vermelde geval, wordt door den Burgemeester een aan
gifte-biljet ter invulling toegezonden.
In de tabel, bedoeld in de artikelen 1 en 2 der
Kieswet, is, voor zoover de Gemeente Schagen betreft,
het volgende bepaald:
Gemeente of deel der Gemeente: Schagen.
Huurprijs f 1.
Minimum-inkolmen f 300.
Vrije woning of inwoning f 37.50.
Vrije kost en inwoning f 200.
De formulieren tot het doen van aangifte zijn koste
loos verkrijgbaar ter Secretarie der Gemeente.
De ingevulde formulieren kunnen kosteloos per post
aan den Burgemeester worden toegezonden, met inacht
neming van het volgende voorschrift
dat de omslagen met aangiften en stukken moeten
dragen boven aan de voorzijde het opschrift „Vrij van
briefport, ingevolge art. 50 der Kieswet" en in den
linkerbenedenhoek de vermelding van den naam en
de woonplaats van den afzender, gewaarmerkt door
zijne handtcekening.
Schagen, den 29 Januari 1909.
De Burgemeester voornoemd,
II. J. POT.
o
Rijkskeuring Dekhengsten.
Burgemeester en Wethouders van SCHAGEN;
Brengen ter algemeene kennis:
lo. dat de gewone Rijks-voorjaarskeuringen van tot
dekking bestemde hengsten in 1909, voor zooveel deze
provincie betreft, zullen gehouden worden te Haarlem,
op Dinsdag 23 Februari 1909.
2o. dat de eigenaar of houder, die een hengst ter
keuring wenscht aan te bieden, verplicht is, daarvan
tenminste drie weken voor de keuring vrachtvrij eene
schriftelijke en ondertekende aangifte te zenden aan
den Secretaris der provinciale regelingscosnmissie,
(den Heer W. TEENGS te Alkmaar), met opgave van:
a. naam en woonplaats van den eigenaar en houder;
b. naam, ouderdom, ras, kleur en bijzondere kentee-
kenen van den hengst, benevens, indien deze in een
stamboek is ingeschreven, stamboek en stamboeknum
mer;
c. zoo mogelijk afstamming van den hengst, zoowel
van vaders- als moederszijde, en naam en woonplaats
van den fokker;
3o. dat een hengst na bovenvermelden termijn aan
gegeven, van de keuring is uitgesloten, tenzij de Com
missie geen bezwaar tegen toelating heeft en de eige
naar of houder voor den dag der keuring eene som
van tien gulden bij voornoemden Secretaris stort;
4o. dat inschrijvingsbiljetten voor de keuringen op
vrachtvrije, schriftelijke en onderteekende aanvraag van
eigenaars of houders van hengsten door den Secretaris
der regelingscommissie voornoemd, zullen worden ver
strekt.
Schagen, den 30 Januari 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester
ROGGEVEEN. H. J. POT.
o—
Alphabetische Lijst van de in deze Gemeente met
terwoon gevestigde Eigenaars of Eeheerders van Paar
den.
Burgemeester en Wethouders der Gemeente SCHA-'
GEN brengen ter algemeene kennis, dat de, ingevol
ge art. 17 van het Koninklijk besluit van 16 December
1902 (Staatsblad No. 222), opgemaakte alphabetische
lijst, bevattende de namen der in deze Gemeente met
terwoon gevestigde eigenaars of beheerders van een of
meer ter vordering aan te bieden paarden, gedurende
de maand Februari, voor een ieder op de Secretarie
dezer Gemeente ter inzage is nedergelegd.
Schagen, den 1 Februari 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd:
De Secretaris, De Burgemeester,
ROGGEVEEN. H. J. POT.
o
Belastbare opbrengst der gebouwde en ongebouwde
eigendommen.
De Burgemeester der Gemeente SCHAGEN maakt
bekend, dat een opgave van de uitkomsten der Meting
en Schatting van gebouwde en ongebouwde eigendom
men in deze Gemeente gelegen, gedurende dertig da
gen van den 2 Februari 1909 tot en met den 4 Maart
aanstaande, ter Gemeente-secretarie voor een ieder ter
inzage ligt.
Schagen, den 2 Februari 3909.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
Door
ERNST VON WILDENBRUCH.
In den loop van den volgenden morgen zocht de
eigenares van het pension haar vriendin op, met wie
zij door haar plichten als huisvrouw, die haar geheel
hadden in beslag genomen, niet meer had kunnen pra
ten. Juffrouw Iduna zag er bleek, nog bleeker dan
gewoonlijk uit, het was alsof zij dezen nacht niet goed
had geslapen.
„Ik kom u nog eens recht hartelijk bedanken," zoo
opende de dame des huizes het gesprek, terwijl zij
met een zekere plechtigheid tegenover Iduna ging zit
ten. Deze keek op.
„Waarvoor?"
De ander greep gevoelvol haar hand.
„Dat gij het zijt geweest, aan wie wij die onvergete
lijke uren hebben te danken, dat heb ik u niet te
herhalen. Maar voor wat ge gisterenavond hebt gedaan,
daarvoor wil ik u danken, danken uit het diepst van
mijn ziel." Zij drukte de hand harer vriendin, die zij
nog maar steeds niet had losgelaten, met groote har
telijkheid.
Iduna keek zoo wezenloos voor zich heen, dat men
het duidelijk van haar gelaat kon lezen, dat zij de
ander in 't geheel niet begreep.
„Wat hebt ge mij, en ons allen, maar ook den heer
lijken man zelf uit een ontzettende verlegenheid ge
red, door dat kussen op zijn stoel te leggen. En hoe
hebt ge dat gedaan! met welk een teedere zorg en
zoo in 't geheel niet stuitend of hinderlijk. Mij zijn
daarbij de tranen in de oogen gekomen."
En nu niet met een hand, maar met beide handen
hield zij de hand van Iduna vast.
„En later, toen wij aan het souper gingen ik
moet het tot mijn eigen schande zeggen waart gij
het. die alweer aan dat kussen hebt gedacht en
hebt het op zijn stoel neergelegd, zonder dat iemand
het heeft bemerkt."
Zij wilde nog verder gaan met haar lof uit te ba
zuinen, maar Iduna onttrok haar hand aan die van haar
vriendin en sneed daarmee ook alle verdere bemer
kingen af. Zij schikte wat weg van de tafel, waar zij
zat; dan keek zij stom, met een uitdrukking van diepen
kommer voor zich heen.
„Wat moet dat ellendig zijn." zeide zij na eenigen
j tijd als in gesprek met zichzelf, en zoo zacht, dat de
j andere het nauwelijks verstond. „Zulk een wanverhou
ding door het leven te moeten sleepen," zoo ging
zij voort, toen zij den vragenden blik harer vriendin
zag. „Zulk een heerlijke, prachtvolle geest, en door
zijn uiterlijke verschijning ten spot aan alle oppervlak
kige wezens. Heeft dat u ook niet nameloos leed ge
daan?"
De ander wist eerst niet wat zij op die vraag moest
antwoorden, zoo verbluft was zij. Niet een oogenblik
had zij gister het gevoel gehad, dat de kleine uif.n
medelijden verdiende.
„Maar bij het avondeten," waagde zij schuchter
op te merken, „heb ik toch gemeend, dat hij zich per
fect amuseerde en zich niet ongelukkig gevoelde."
„Juist toen had ik het diepste medelijden met liem."
Iduna riep dit luid, bijna verwijt ld klagend.
„Dat moet ge toch bemerkt hebben, dat al zijn vroo-
lijkheid niet anders was, dan wat men anders galgen
humor noemt. Op dat de menschen geen tijd krijgen
om om hem te lachen, werpt hij maar geestigheden
en luimige gezegden tusschen hen, waarover zij het
kunnen uitproesten. Het is gruwelijk, het is werkelijk
verschrikkelijk."
Er volgde andermaal een zwijgen, omdat de vrien
din weer niet wist wat zij op dit alles moest zeg
gen. Zulk een opvatting zij had 't duidelijke gevoel
dat deze opvatting obsoluut valsch was, maar toen zij
het waarachtig leed en medelijden op het gelaat van
het fijngevoelige meisje zag, was zij bescheiden ge
noeg, was zij werkelijk eerlijk genoeg om zichzelf te
bekennen, dat slechts een werkelijk voorname natuur
tot zulk een dwaling zou kunnen komen.
„Toen hij u aankeek," zoo liet zij eindelijk zacht-
kens zich hooren, „toen werd hij eensklaps zeer ern
stig."
Iduna boog 'heel even het hoofd. Zij antwoordde geen
i enkel woord, maar een gloeiend rood kleurde eensklaps
haar wangen.
Toen de andere dat zag, werd haar vrouwelijke speur
zin weer wakker. Als in een plotselinge ingeving greep
zij de hand van Iduna.
„Weet ge wat? Opdat den man het leven werkelijk
goed zou worden, moest er iemand zijn, die er voor
hém zorgt."
Zij drukte de lange,, teere vingers, die zij in haar
vleezige hand hield, alsof zij wilde vragen: „verstaat
ge mij?"
Iduna gaf geen teeken.
Nu werd de dikke dame van ontroering werkelijk
aandoenlijk: „Juffrouw Iduna juffrouw Schneideband
haar vingers maalden bijna de gevangen gehouden
hand aan poeder „u hebt gister weder getoond hoe
ge voor dezen man weet te zorgen. Dat komt ervan,
dat gij dezen man verstaat, zooals op de gansche aar
de hem niemand verstaat, zoo wondervol, zoo grootsch,
zoo verheven. Juffrouw Iduna, u
Verder kwam zij niet. Met een krachtigen ruk had
Iduna zichzelf bevrijd; dan sprong zij op.
Al haar gewone kalmte was verdwenen.
Zonder een enkel woord te zeggen, maar diep geroerd
en opgewonden, liep zij de kamer op en neer. Het was
haar aan te zien, dat er een ware storm in haar bin
nenste ontketend was. Met het hoofd schuddend,
maakte zij haar vriendin duidelijk, dat zij niets meer
wenschte te hooren en dat deze dus niet verder moest
gaan. En daar deze voor ditmaal ook niet verder
wenschte te gaan, trok zij zich terug.
Voor ditmaal want het stond eensklaps voor haar
vast, dat wat zij zooeven had gezien, niet het einde,
maar .het begin van een roman was geweest, van een
gebeurtenis. Een vrouw die bij de halve aanduidingen
die zij zich had veroorloofd in zulk een opstand geraakt
als Iduna, die stond niet meer op vasten grond en
bodem, die lag midden in den woedenden stroom. De
speurzin in haar binnenste had haar een juist spoor
aangewezen. Nu was zij ook zoo vrij het eenmaal aan
gegeven spoor te blijven volgen, opdat haar werk
met succes bekroond zou worden.
Van zulke gedachten vervuld, ging zij met een
zwaar hoofd naar haar kamer, grendelde de deur en
begon een zeer geheimzinnige bezigheid.
Twee dagen later ontving mijnheer professor Aieh-
schnitzer een brief, die uit het pension kwam, evenals
de eerste en ook door dezelfde hand was geschreven,
tenminste het geleek er veel op, maar deze brief had
geen onderteekening.
Merkwaardig dat de brief niet onderteekend was. Dat
vond Peter eerst, maar nadat hij den brief had gele
zen, werd het hem volkomen duidelijk. Dat wat hij ias,
was het volgende:
„Nog geheel onder den indruk van den t onvergete-
lijken avond, ziet het gansche pension met stom-be
geesterden dank naar den volgenden, die haar weder
om een zoo wonderbaar genot zal bereiden. De ge
dachte, dat ons de beroemde man weer zal meedeelen
van zijn groote geestesgaven, dat doet onze gemoederen
in gespannen verwachting sidderen.
„Heerlijke man, wat zijt ge rijk. Wanneer uw oogen
die zoo scherp in het verleden weten te kijken, de
schoonheden van dien ouden tijd weten te kenschet
sen, ook maar zoo scherp waren voor de dingen die
rondom u gebeuren! Wanneer gij de menschen die u
thans omgeven zoo helder kondet doorzien als die van
de vijftiende eeuw, dan zoudt gij ervaren, dat gij nog
rijker worden kunt, dan ge nu reeds zijt.
„Allen vereeren u, maar onder uwe bewonderaarsters
zijn er eenigen, die u nog meer vereeren dan de an
deren. Zou een geest als de uwe niet in staat zijn
deze eene want in werkelijkheid spreek ik maar
van eene uit te vinden! Zou hij niet weten, dat
aanbiddende .vereering zich steeds schuchter verbergt?
dat de schoonste ziel menigmaal het eenvoudigste ge
waad draagt? Zou hij de stomme huldiging niet hebben
bemerkt van haar die hem diensten bewees, die men
alleen van een dienstmeisje gewend is? En toch is
zij geen dienstmaagd, maar iets heel anders. Ik eindig,
ik zeg niets meer, omdat het een zoo machtigen geest
als de uwe beleedigen zou, wanneer ik nog meer zou
zeggen. Ik weet, dat de groote man mij verstaat, wan
neer hij mij verstaan wil. En hij zal willen de
groote man niet waar?"
Toen Peter dezen brief had gelezen, barstte hij in
een daverend lachen uit.
Wordt vervolgd.