DE INKTVISCH. Woensdag 3 Februari JD09 FEUILLETON. 53st,e Jaargang. No. 4145 Atateitit- LulfeiiTllii Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag-, Woensdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau SCHAGEI3, Laan O 4, In (ere. Teleplioon No. 20. yïtsgs'weirs TR#IPEtift5«ï Ces, Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f 0.26iedere regel meer 5 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Cent. Dit nummer beslaat uit twee bladen. Bekendmakingen Gemeente SCHA GEN. o Kiezerslijst. De Burgemeester der Gemeente SCHAGEN, Gelet op de artikelen 11, 12, en 13 der Kieswet; Noodigt de mannelijke inwoners dezer Gemeente uit om, zoo zij in eene andere Gemeente over het laatst verloopen dienstjaar in eene der Rijks directe belastin gen zijn aangeslagen, wat de grondbelasting betreft in eene andere Gemeente of in meer gemeenten te zamen, tot een bedrag van ten minste 1 gulden, daarvan door overlegging, der, overeenkomstig het bepaalde bij arti kel la der Kieswet, voor voldaan geteekende aanslagbil jetten voor den 15den Februari a.s. te doen blijken. Deze aanslagbiljetten worden na de vaststelling der kiezerslijsten aan belanghebbenden teruggegeven. Nog worden de mannelijke inwoners, die op grond van het bepaalde bij het vierde lid van artikel 2 der voormelde wet aanspraak meenen te kunnen maken om geplaatst te worden op de kiezerslijst, uitgenoodigd daarvan voor den 15den Februari a.s. aangifte te doen. De bewijsstukken, bij zoodanige aangifte over te leg gen, waartoe moeten behooren het aanslagbiljet, of een door den Ontvanger gewaarmerkt kosteloos af te geven duplicaat daarvan, een opgaaf van het bedrag van het aandeel in den aanslag en de noodige beschei den ten bewijze van het gemeenschappelijk bezit, wor den na de vaststelling der kiezerslijsten aan belang hebbenden teruggegeven. Tevens worden de mannelijke inwoners dezer Ge meente, die krachtens artikel 1b derzelfde wet aan spraak meenen te kunnen maken om geplaatst te wor den op de kiezerslijst, uitgenoodigd daarvan voor den 15den Februari a.s. aangifte te doen. Wie tot deze aangifte bevoegd zijn, blijkt uit de ar tikelen 1 en 2 der Kieswet, luidende: Artikel 1. De leden van de Tweede Kamer der Staten-Gene- raal worden gekozen door de mannelijke ingezetenen des Rijks, tevens Nederlanders, die den leeftijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt, voor zoover zij over het laatstverloopen dienstjaar in eene of meer der Rijks directe belastingen zijn aangeslagen, het te dier zake verschuldigde voor of op den lsten Maart voldaan hebben, en a. over het laatstverloopen dienstjaar zijn aangesla gen in de grondbelasting voor een bedrag van ten minste een gulden, in de vermogensbelasting, in de be lasting op bedrijfs- en andere inkomsten of naar een of meer der vijf eerste grondslagen van de personeele belasting, zooals die is geregeld bij de Wet van 16 April 1896 (Staatsblad no. 72); of b. indien zij niet overeenkomstig het bepaalde sub a zijn aangeslagen, voldoen aan eene der volgende voorwaarden: Io. dat zij als hoofden van gezinnen of als alleen wonende personen op den 31sten Januari sedert den lsten Augustus van het vorige jaar hebben bewoond, krachtens huur, een huis of een gedeelte van een huis, waarvoor met of zonder bijbehoorenden of in huur gebruikten grond of lokalen en bijgebouwen, niet ter bewoning bestemd, de werkelijke huurprijs, per week berekend, ten minste heeft bedragen de som, voor de gemeente of het gedeelte der gemeente, waar het huis gelegen is, vermeld in de bij de wet gevoegde tabel, of wel achtereenvolgens in dezelfde gemeente twee zoodanige huizen of gedeelten van huizen; of, krachtens eigendom, vruchtgebruik of huur, een zelfde vaartuig van ten minste 24 kubieke Meter in houd of 24000 kilogram laadvermogen; 2o. dat zij op den 31sten Januari sedert den lsten Januari van het laatstverloopen jaar achtereenvolgens bij niet meer dan twee personen, ondernemingen, open bare of bijzondere instellingen in dienstbetrekking of als inwonende zoon in het bedrijf of beroep der ouders werkzaam zijn geweest en als zoodanig over dat jaar een inkomen hebben genoten als voor de gemeente of het gedeelte der gemeente, waar zij wonen, is ver meld in de bij deze wet gevoegde tabel; of dat zij op den lsten Februari in het genot zijn van een door eene onderneming, openbare of bijzon dere instelling verleend pensioen of verleende lijfrente van gelijk bedrag, met dien verstande dat voor hen, die in beide ge vallen verkeeren, zoo noodig, ter bereiking van het vereischte bedrag, het inkomen, het pensioen en de lijfrente worden samengeteld; 3o. dat zij op den lsten Februari sedert een jaar den eigendom met recht van vrije beschikking hebben van ten minste 100 (nominaal), ingeschreven in de Grootboeken der Nationale Schuld of van ten minste 50, ingelegd in de Rijkspostspaarbank, in eene ge meentelijke spaarbank of in eene spaarbank, beheerd door het bestuur van eene rechtspersoonlijkheid be zittende vereeniging, van eene naamlooze vennootschap, van eene coöperatieve vereeniging of van eene stich ting; Onder de bijzondere spaarbanken, bedoeld bij het vorige lid van dit artikel, zijn de banken, opgericht na 1 Mei 1900, alleen begrepen voor zoover en voor zoolang als zij blijkens opgave aan het bestuur der ge meente, waar zij gevestigd zijn, een waarborgfonds van 25.000 bij de Nederlandsche Bank hebben gedepo neerd. 4o. dat zij met goed gevolg hebben afgelegd een examen, ingesteld door of krachtens de wet of aange wezen bij algemeenen maatregel van bestuur en in ver band staande met de benoembaarheid tot eenig ambt, de vervulling van eenige betrekking of de uitoefening van eenig bedrijf of beroep. Artikel 2. Onder hen, die den leeftijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt, verstaat deze wet hen, die dien leef tijd hebben bereikt voor of op den 15den Mei. De aanslag der vrouw in de Rijks directe belastin gen geldt voor haren man; die van minderjarige kin deren wegens goederen, waarvan hun vader het vrucht genot heeft, voor hunnen vader. Aanslagen in de Rijks directe belastingen, waarvoor eersc na 31 December van het laatstverloopen jaar een aanslagbiljet is uitgereikt, blijven voor de toepassing van het bepaalde bij art. 1 buiten aanmerking. Aanslagen in de grondbelasting wegens onroerende goederen eener onverdeelde nalatenschap gelden ook voor den mede-eigenaar, wiens naam niet bij den aan slag in het kohier is vermeld, mits zijn aandeel in dien aanslag ten minste een gulden bedraagt. Door den aanslag in de grondbelasting, in art. 1 vermeld, worden de hoofdsom en de Rijks-opcenten verstaan. Aanslag in de vermogens-, bedrijfs- of personeele be lasting geeft geene aanspraak op kiesrecht, indien hij het gevolg is van eene met de waarheid strijdige aan gifte. Bij de berekening van den werkelijken huurprijs, die ook verschuldigd kan zijn in den vorm van contributie aan eene coöperatieve bouwvereeniging., wordt maand- huur tot weekhuur herleid door deeling met 4, jaar- huur door deeling met 50 en vindt geen aftrek plaats van de som, verschuldigd voor gas- of waterleiding, in geval deze in den huurprijs is begrepen. Bij de berekening van het inkomen, bedoeld in art. lb, 2o., eerste lid, worden vrije woning of inwoning en vrije kost en inwoning gerekend op het bedrag, voor de gemeente of het gedeelte der gemeente, waar zij genoten worden, vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel; enkel vrije kost op het bedrag, vermeld in de laatste kolom, verminderd met dat, vermeld in de voor laatste kolom dier tabel. Overigens komt alleen geld i'i aanmerking. Ten aanzien van vrijen kost wordt geen rekening gehouden met den Zondag of algemeen er kende Christelijke feestdagen, of, voor zooveel Israë lieten betreft, met den Sabbath. Indien de aard der werkzaamheden in een bedrijf medebrengt, dat zij in den regel een gedeelte van het jaar niet worden uitgeoefend, wordt ter berekening van den tijd, gedurende welken iemand volgens het vorig artikel in dienstbetrekking is geweest, de tijd mede- geteld, gedurende Welken de werkzaamheden, waarvoor hij in dienst is, hebben stil gestaan, ook indien gedu rende dien lijd de (dienstbetrekking tijdelijk was op geheven. Indien het Inkomen, bedoeld in art. lb, 2°., als vast week-, veertiendaagsch, maand- of jaarloon is ge noten en dit loon wegens ziekte of verwonding gedu rende ten hoogste twee maanden niet of niet ten volle is ontvangen, wordt het geacht tot het normale be drag te zijn genoten. Indièn in de plaats van het inkomen, bedoeld in art. lb, 2°., een tijdelijke ongevallenrente wordt geno ten, wordt deze, zoolang zij wordt genoten, in rekening gebracht tot een bedrag, gelijk aan het normale loon. Inkomen, pensioen en lijfrente, bedoeld in art. lb, 2°., der wouw geldt voor haren man; dat van de in wonende minderjarige kinderen voor de helft voor hun nen vader. Indien gedeelten eener gemeente in de bijl deze wet gevoegde tabel afzonderlijk worden genoemd, wordt de grens tussohen die gedeelten door Ons, Gedeputeerde Staten gehoord, bepaald en wanneer verandering van omstandigheden daartoe aanleiding geeft, gewijzigd. Van deze hesluiten wordt mededeeling gedaan in de Staatscourant, met bijvoeging van de adviezen van Gedeputeerde Staten, voor zoover bijl de besluiten van die adviezen is afgeweken. Volgens artikel 20 der Wiet is voor hen, die krach tens vroeger gedane aangifte op de loopende kiezers lijst voorkomen, hernieuwde aangifte onnoodig, indien de plaatsing op die lijst berustte op: 1°. bewoning van een huis of gedeelte van een huis of van een vaartuig, mits zij op 31 Januari alsnog het zelfde huis of een gedeelte van hetzelfde huis of het zelfde vaartuig bewonen; 2°. genot van pensioen of lijfrente; 3°. bezit van een inschrijving in de Grootboeken der Nationale Schuld of van een inleg in eene spaar bank; 4°. aflegging van een examen. Daarentegen is hernieuwde aangifte wél noodig voor hen, wier plaatsing op de lijst berustte op: 1°. bewoning van een huis of gedeelte van een huis of van een vaartuig, indien zij; niet meer op 31 Janu ari hetzelfde huis of een gedeelte van hetzelfde huis of hetzelfde vaartuig bewonen; of 2°. genot van inkomen in dienstbetrekking, of als inwonende zoon, in het bedrijf of beroep der ouders werkzaam, hetzij met of zonder genot van pensioen of lijfrente. Aan hen, die verkeeren in het laatste onder No. 2 vermelde geval, wordt door den Burgemeester een aan gifte-biljet ter invulling toegezonden. In de tabel, bedoeld in de artikelen 1 en 2 der Kieswet, is, voor zoover de Gemeente Schagen betreft, het volgende bepaald: Gemeente of deel der Gemeente: Schagen. Huurprijs f 1. Minimum-inkolmen f 300. Vrije woning of inwoning f 37.50. Vrije kost en inwoning f 200. De formulieren tot het doen van aangifte zijn koste loos verkrijgbaar ter Secretarie der Gemeente. De ingevulde formulieren kunnen kosteloos per post aan den Burgemeester worden toegezonden, met inacht neming van het volgende voorschrift dat de omslagen met aangiften en stukken moeten dragen boven aan de voorzijde het opschrift „Vrij van briefport, ingevolge art. 50 der Kieswet" en in den linkerbenedenhoek de vermelding van den naam en de woonplaats van den afzender, gewaarmerkt door zijne handtcekening. Schagen, den 29 Januari 1909. De Burgemeester voornoemd, II. J. POT. o Rijkskeuring Dekhengsten. Burgemeester en Wethouders van SCHAGEN; Brengen ter algemeene kennis: lo. dat de gewone Rijks-voorjaarskeuringen van tot dekking bestemde hengsten in 1909, voor zooveel deze provincie betreft, zullen gehouden worden te Haarlem, op Dinsdag 23 Februari 1909. 2o. dat de eigenaar of houder, die een hengst ter keuring wenscht aan te bieden, verplicht is, daarvan tenminste drie weken voor de keuring vrachtvrij eene schriftelijke en ondertekende aangifte te zenden aan den Secretaris der provinciale regelingscosnmissie, (den Heer W. TEENGS te Alkmaar), met opgave van: a. naam en woonplaats van den eigenaar en houder; b. naam, ouderdom, ras, kleur en bijzondere kentee- kenen van den hengst, benevens, indien deze in een stamboek is ingeschreven, stamboek en stamboeknum mer; c. zoo mogelijk afstamming van den hengst, zoowel van vaders- als moederszijde, en naam en woonplaats van den fokker; 3o. dat een hengst na bovenvermelden termijn aan gegeven, van de keuring is uitgesloten, tenzij de Com missie geen bezwaar tegen toelating heeft en de eige naar of houder voor den dag der keuring eene som van tien gulden bij voornoemden Secretaris stort; 4o. dat inschrijvingsbiljetten voor de keuringen op vrachtvrije, schriftelijke en onderteekende aanvraag van eigenaars of houders van hengsten door den Secretaris der regelingscommissie voornoemd, zullen worden ver strekt. Schagen, den 30 Januari 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester ROGGEVEEN. H. J. POT. o— Alphabetische Lijst van de in deze Gemeente met terwoon gevestigde Eigenaars of Eeheerders van Paar den. Burgemeester en Wethouders der Gemeente SCHA-' GEN brengen ter algemeene kennis, dat de, ingevol ge art. 17 van het Koninklijk besluit van 16 December 1902 (Staatsblad No. 222), opgemaakte alphabetische lijst, bevattende de namen der in deze Gemeente met terwoon gevestigde eigenaars of beheerders van een of meer ter vordering aan te bieden paarden, gedurende de maand Februari, voor een ieder op de Secretarie dezer Gemeente ter inzage is nedergelegd. Schagen, den 1 Februari 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd: De Secretaris, De Burgemeester, ROGGEVEEN. H. J. POT. o Belastbare opbrengst der gebouwde en ongebouwde eigendommen. De Burgemeester der Gemeente SCHAGEN maakt bekend, dat een opgave van de uitkomsten der Meting en Schatting van gebouwde en ongebouwde eigendom men in deze Gemeente gelegen, gedurende dertig da gen van den 2 Februari 1909 tot en met den 4 Maart aanstaande, ter Gemeente-secretarie voor een ieder ter inzage ligt. Schagen, den 2 Februari 3909. De Burgemeester voornoemd, H. J. POT. Door ERNST VON WILDENBRUCH. In den loop van den volgenden morgen zocht de eigenares van het pension haar vriendin op, met wie zij door haar plichten als huisvrouw, die haar geheel hadden in beslag genomen, niet meer had kunnen pra ten. Juffrouw Iduna zag er bleek, nog bleeker dan gewoonlijk uit, het was alsof zij dezen nacht niet goed had geslapen. „Ik kom u nog eens recht hartelijk bedanken," zoo opende de dame des huizes het gesprek, terwijl zij met een zekere plechtigheid tegenover Iduna ging zit ten. Deze keek op. „Waarvoor?" De ander greep gevoelvol haar hand. „Dat gij het zijt geweest, aan wie wij die onvergete lijke uren hebben te danken, dat heb ik u niet te herhalen. Maar voor wat ge gisterenavond hebt gedaan, daarvoor wil ik u danken, danken uit het diepst van mijn ziel." Zij drukte de hand harer vriendin, die zij nog maar steeds niet had losgelaten, met groote har telijkheid. Iduna keek zoo wezenloos voor zich heen, dat men het duidelijk van haar gelaat kon lezen, dat zij de ander in 't geheel niet begreep. „Wat hebt ge mij, en ons allen, maar ook den heer lijken man zelf uit een ontzettende verlegenheid ge red, door dat kussen op zijn stoel te leggen. En hoe hebt ge dat gedaan! met welk een teedere zorg en zoo in 't geheel niet stuitend of hinderlijk. Mij zijn daarbij de tranen in de oogen gekomen." En nu niet met een hand, maar met beide handen hield zij de hand van Iduna vast. „En later, toen wij aan het souper gingen ik moet het tot mijn eigen schande zeggen waart gij het. die alweer aan dat kussen hebt gedacht en hebt het op zijn stoel neergelegd, zonder dat iemand het heeft bemerkt." Zij wilde nog verder gaan met haar lof uit te ba zuinen, maar Iduna onttrok haar hand aan die van haar vriendin en sneed daarmee ook alle verdere bemer kingen af. Zij schikte wat weg van de tafel, waar zij zat; dan keek zij stom, met een uitdrukking van diepen kommer voor zich heen. „Wat moet dat ellendig zijn." zeide zij na eenigen j tijd als in gesprek met zichzelf, en zoo zacht, dat de j andere het nauwelijks verstond. „Zulk een wanverhou ding door het leven te moeten sleepen," zoo ging zij voort, toen zij den vragenden blik harer vriendin zag. „Zulk een heerlijke, prachtvolle geest, en door zijn uiterlijke verschijning ten spot aan alle oppervlak kige wezens. Heeft dat u ook niet nameloos leed ge daan?" De ander wist eerst niet wat zij op die vraag moest antwoorden, zoo verbluft was zij. Niet een oogenblik had zij gister het gevoel gehad, dat de kleine uif.n medelijden verdiende. „Maar bij het avondeten," waagde zij schuchter op te merken, „heb ik toch gemeend, dat hij zich per fect amuseerde en zich niet ongelukkig gevoelde." „Juist toen had ik het diepste medelijden met liem." Iduna riep dit luid, bijna verwijt ld klagend. „Dat moet ge toch bemerkt hebben, dat al zijn vroo- lijkheid niet anders was, dan wat men anders galgen humor noemt. Op dat de menschen geen tijd krijgen om om hem te lachen, werpt hij maar geestigheden en luimige gezegden tusschen hen, waarover zij het kunnen uitproesten. Het is gruwelijk, het is werkelijk verschrikkelijk." Er volgde andermaal een zwijgen, omdat de vrien din weer niet wist wat zij op dit alles moest zeg gen. Zulk een opvatting zij had 't duidelijke gevoel dat deze opvatting obsoluut valsch was, maar toen zij het waarachtig leed en medelijden op het gelaat van het fijngevoelige meisje zag, was zij bescheiden ge noeg, was zij werkelijk eerlijk genoeg om zichzelf te bekennen, dat slechts een werkelijk voorname natuur tot zulk een dwaling zou kunnen komen. „Toen hij u aankeek," zoo liet zij eindelijk zacht- kens zich hooren, „toen werd hij eensklaps zeer ern stig." Iduna boog 'heel even het hoofd. Zij antwoordde geen i enkel woord, maar een gloeiend rood kleurde eensklaps haar wangen. Toen de andere dat zag, werd haar vrouwelijke speur zin weer wakker. Als in een plotselinge ingeving greep zij de hand van Iduna. „Weet ge wat? Opdat den man het leven werkelijk goed zou worden, moest er iemand zijn, die er voor hém zorgt." Zij drukte de lange,, teere vingers, die zij in haar vleezige hand hield, alsof zij wilde vragen: „verstaat ge mij?" Iduna gaf geen teeken. Nu werd de dikke dame van ontroering werkelijk aandoenlijk: „Juffrouw Iduna juffrouw Schneideband haar vingers maalden bijna de gevangen gehouden hand aan poeder „u hebt gister weder getoond hoe ge voor dezen man weet te zorgen. Dat komt ervan, dat gij dezen man verstaat, zooals op de gansche aar de hem niemand verstaat, zoo wondervol, zoo grootsch, zoo verheven. Juffrouw Iduna, u Verder kwam zij niet. Met een krachtigen ruk had Iduna zichzelf bevrijd; dan sprong zij op. Al haar gewone kalmte was verdwenen. Zonder een enkel woord te zeggen, maar diep geroerd en opgewonden, liep zij de kamer op en neer. Het was haar aan te zien, dat er een ware storm in haar bin nenste ontketend was. Met het hoofd schuddend, maakte zij haar vriendin duidelijk, dat zij niets meer wenschte te hooren en dat deze dus niet verder moest gaan. En daar deze voor ditmaal ook niet verder wenschte te gaan, trok zij zich terug. Voor ditmaal want het stond eensklaps voor haar vast, dat wat zij zooeven had gezien, niet het einde, maar .het begin van een roman was geweest, van een gebeurtenis. Een vrouw die bij de halve aanduidingen die zij zich had veroorloofd in zulk een opstand geraakt als Iduna, die stond niet meer op vasten grond en bodem, die lag midden in den woedenden stroom. De speurzin in haar binnenste had haar een juist spoor aangewezen. Nu was zij ook zoo vrij het eenmaal aan gegeven spoor te blijven volgen, opdat haar werk met succes bekroond zou worden. Van zulke gedachten vervuld, ging zij met een zwaar hoofd naar haar kamer, grendelde de deur en begon een zeer geheimzinnige bezigheid. Twee dagen later ontving mijnheer professor Aieh- schnitzer een brief, die uit het pension kwam, evenals de eerste en ook door dezelfde hand was geschreven, tenminste het geleek er veel op, maar deze brief had geen onderteekening. Merkwaardig dat de brief niet onderteekend was. Dat vond Peter eerst, maar nadat hij den brief had gele zen, werd het hem volkomen duidelijk. Dat wat hij ias, was het volgende: „Nog geheel onder den indruk van den t onvergete- lijken avond, ziet het gansche pension met stom-be geesterden dank naar den volgenden, die haar weder om een zoo wonderbaar genot zal bereiden. De ge dachte, dat ons de beroemde man weer zal meedeelen van zijn groote geestesgaven, dat doet onze gemoederen in gespannen verwachting sidderen. „Heerlijke man, wat zijt ge rijk. Wanneer uw oogen die zoo scherp in het verleden weten te kijken, de schoonheden van dien ouden tijd weten te kenschet sen, ook maar zoo scherp waren voor de dingen die rondom u gebeuren! Wanneer gij de menschen die u thans omgeven zoo helder kondet doorzien als die van de vijftiende eeuw, dan zoudt gij ervaren, dat gij nog rijker worden kunt, dan ge nu reeds zijt. „Allen vereeren u, maar onder uwe bewonderaarsters zijn er eenigen, die u nog meer vereeren dan de an deren. Zou een geest als de uwe niet in staat zijn deze eene want in werkelijkheid spreek ik maar van eene uit te vinden! Zou hij niet weten, dat aanbiddende .vereering zich steeds schuchter verbergt? dat de schoonste ziel menigmaal het eenvoudigste ge waad draagt? Zou hij de stomme huldiging niet hebben bemerkt van haar die hem diensten bewees, die men alleen van een dienstmeisje gewend is? En toch is zij geen dienstmaagd, maar iets heel anders. Ik eindig, ik zeg niets meer, omdat het een zoo machtigen geest als de uwe beleedigen zou, wanneer ik nog meer zou zeggen. Ik weet, dat de groote man mij verstaat, wan neer hij mij verstaan wil. En hij zal willen de groote man niet waar?" Toen Peter dezen brief had gelezen, barstte hij in een daverend lachen uit. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 1