1 i Etl Niiiis- Advenentie- LuüniUiL Grep i Land- en Tuinbouw. Donderdag 4 Februari 1909. 53ste Jaargang. No. 4440 Bureau SCHAGESf, Laan O 4. UitgeversTRAPMAN Co. Bekendmakingen Binnenlandsch Nieuws. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Dit blad verschijnt viermaal per weekDinsdag-, Woensdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Bq inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. latere. Telephoon No. 20. Pry's per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uil één blad. Gemeente SC1IAGEN. o— Belastbare opbrengst der gebouwde en ongebouwde eigendommen. De Burgemeester der Gemeente SCHAGEN maakt bekend, dat een opgave van de uitkomsten der Meting en Schatting van gebouwde en ongebouwde eigendom men in deze Gemeente gelegen, gedurende dertig da gen van den 2 Februari 1909 tot en met den 4 Maart aanstaande, ter Gemeente-secretarie voor een ieder ter inzage ligt. Schagen, den 2 Februari 1909. De Burgemeester voornoemd, H. J. POT. LIV, Klaver- en Graszaad. De zaadhandel is eene zaak van vertrouwen; maar al te vaak helaas, wordt hiervan misbruik gemaakt en blijken de koopers later bedrogen te zijn. Voor heen was dit zoo erg, dat de eerlijke zaadhandel zich, niet staande kon houden, waarom er in verschillende landen proefstations voor zaadcontröle werden inge steld. Nederland bezit zulk eene Rijksinstelling te Wa gen ingen. De solide handelaars, die zich onder Open bare Controle van dit Proefstation hebben gesteld, ge ven aan hunne klanten, die, voor minstens f 10 rood klaverzaad, wit klaverzaad of luoerne, of voor min- I sten f 5 van andere klaver- en graszaden; gekocht heb- ben, het recht monsters van deze zaden aan het Proef station voor Zaadcontröle te Wageningen op te zen- den, waar ze kosteloos worden onderzocht op kiem- kracht, op zuiverheid en afwezigheid van gevaarlijke woekerplanten als warkruid en bremraap. Wie klaver- of graszaad noodig heeft, handelt daar om wijs en .voorzichtig, als hij zulks pileen koopt van handelaars onder Openbare Controle verkoopend. Maar hij moet zich ook de gewoonte eigen maken het gekochte te laten onderzoeken. Bij de levering van het zaad is de handelaar ver plicht een garantiebrief te zenden en op de achter zijde van dit stuk staat alles gedrukt, wat de koo- per bij; de monsterneming dient in acht te nemen. Als het zaad is aangekomen, wacht men op den ga rantiebrief, die binnen 2 m. 24 uur na levering moet afgezonden worden. Men leest de voorwaarden en neemt daarna in tegenwoordigheid van twee onpartijdige ge tuigen, de vereischte drie monsters, die elk door een hunner met zijn lakcachet worden verzegeld, verzendt twee ervan met den garantiebrief als postpakket aan het Proefstation en het derde aan den handelaar. Meerdere onkosten dan het porto der 2 postpak ketten heeft men niet. Blijkt het geleverde niet te vol doen aan de garantie, dan wordt de handelaar ver oordeeld tot korting aan den kooper, of hij is ver plicht het zaad terug te nemen. Waar velen gras- en klaverzaden noodig jiebben, kunnen deze coöperatief worden aangekocht, zooals met lijnkoeken en kunstmeststoffen veelvuldig geschiedt. Het beste rood klaverzaad is het Rozendaalsch, als het moet dienen voor klaver, klaver met raaigras of klaver met lucerne. Verkeert men echter in het geval, dat men een stuk bouwland tot blijvend grasland wil maken, dan is de overblijvende of wilde roode klaver, meestal met den Engelschen naam „Cow'gras" in de prijscouran ten aangeduid, meer aan te bevelen, omdat ziji lan gere jaren stand houdt. Behalve deze klaver gebruikt men voor dit doel wit klaverzaad, Zweedsche bast aardklaverzaad en Hopperups- of Ristklaverzaad. Te vens zaait men eenige der beste grassoorten als En- gelsch raaigras, Veld- en ruwbeemdgras, -kamgras, beemdlangbloem vossestaart en Italiaansch raaigras. Een stuk bouwland, dat men in gras wil leggen, is meestal arm aan mest. Daarom krijgt het hij .den aanleg een flinke bemesting met kunstmest en dit moet men de volgende jaren herhalen om binnen niet te langen tijd een goede weide te krijgen. Het verdient de meeste aanbeveling gras- en kla ver te zaaien onder Ligowo-haver of een andere va riëteit met stevig stroo. Deze zaait men gewoon *?het de machine, doch neemt maar van de gebruike lijke hoeveelheid zaad. Hierna zaait men het klaver zaad en de grofkorrelige grassen, waarna het land licht wordt geëgd; vervolgens zaait men de fijne grasza den en rolt het land ten slotte. De tweede helft van Maart tot begin April is de beste tijd voor deze zaai ing. In plaats van onder haver, kan men ook onder gerst zaaien. Een goed zaadmengsel is, voor 1 II.A. gerekend: 5 K.G. Cowgras, 3 K.G. witte klaver, 2 K.G. baslerd- klaver, 20 K.G. Engelsch raaigras, 5 K.G. ruw- en 5 K.G. veldbeemdgras, 5 K.G. Italiaansch raaigras, 5 K.G. beemdlangbloem en 5 K.G. vossestaart, of in plaats van deze Timotheegras voor lagere gronden. Op zand grond voegt men er nog 21/2 K.G. hopperups hij en 2V2 K.G. Fransch raaigras. De kosten aan klaver- en graszaad heloopen on geveer 40—45 gulden per bunder. Een oogst van 60 mud haver en 3000 K.G. stroo per H.A. is zeer goed mogelijk. Na dezen oogst kan het dikwijls goed zij11 zoo spoedig mogelijk per bunder 100 K.G. chili le strooien om de grassen vooruit te helpen. Dit gewas kan men, mits niet te kort, door lammeren of schapen laten afweiden of voor grocnvoeder afmaaien. Bemes ting met ruigen mest vóór den winter is ter bescher ming van de jonge planten uitstekend eveneens het uitstrooien van aarde. In herfst of voorjaar krijgt het jonge grasland opnieuw een flinke bemesting en wordt nu gehooid. Vroeg maaien is voor het behouden der fijne grassen noodzakelijk. Nog mag geen zwiaar vee op het etgroen geweid worden en men lette er op, dat de zachte bodem niet stuk geirapt wordt biji nat weer. Op kale plek ken brengt men wat aarde, mest en zaad om ze spoe dig begroeid te krijgen. Met een ruime bemesting en eene voorzichtig© beweiding gaat men nog eenige ja ren door om zonder veel suickclen het bouwland tot een waardevol Ie weide te malven. Met kunstmest en goed zaad kan men deze ver andering thans overal met succes uitvoeren. Het lijkt wel gemakkelijk van de zaadhandelaars klaar gemaakte zaadmengsels le koopen, doch liet is toch geheel verkeerd. Zij zijn meestal samengesteld uit minderwaardig zaad, geven een te grof gewas en wor den voor onderzoek door het proefstation geweigerd. Even verkeerd het is kunstmest- en voedermengsels te koopen, even gterk is het koopen van zaadmeng sels al te keuren. Afzonderlijk koopen en zelf mengen, dat is het ware. Grassen, zooals witbol, meelraai of wollig zorg- gras, Fiorin- of wit struisgras, reukgras, schapen- en rood-zwenkgras, hoschheemdgras en dravik hehooren op een goede weide niet thuis en daarom moet men ze in onze streken, nooit aankoopen. In de hooge zandstreken van ons lanid, waar de grasgroei niet zoo gemakkelijk is als in het vlakke, waterrijke Hol land, moet men zich gedeeltelijk met deze minder waardige grassen tevreden stellen, maar hier zaaien we alleen wat goed en best is. „Hooikrok", waarin maar enkele procenten goed gras zaad voorkomen, is voor den aanleg van nieuw gras land ongeschikt. Men sukkelt jaren eer er eèn goe de bodem in het land is, zoodat goedkoop ten slotte toch nog duurkoop is. Misschien zal deze of gene verwonderd staan, als hij ziet, dat het aanbevolen zaadmengsel ook Itali aansch raaigras bevat; maar als meti liedenkt, dat dit voor het eerste en tweede jaar voornamelijk is, wan neer de andere grassen nog niet volkomen ontwik keld zijn, zal men inzien, dat het toch wel op zijn plaats is. Het in Groningen geteelde Westerwoldsch raaigras, dat nog vlugger opschiet dan het Italiaansehe, doch ook korter duurt, is meer geëigend voor klaver met gras om te maaien. Een voldoende zuiverheid en een goede kiemkracht zijn twee belangrijke eigenschappen, niet alleen van gras- en klaverzaad, maar ook van alle andere zoo als haver, vlas, gerst, enz. Menigeen Tieeft ondervonden, hoe de zaaihaver ver ontreinigd kan zijn met krodde b.v. Men legge maar eens eenige handen vol uit op een wit papier om te zien, wat er dikwijls voor onkruidzaden in aanwe zig zijn. Door doelmatig zeven is dit dikwijls te ver wijderen. „Wat één jaar zaait, moeten zeven jaren wieden", zegt een spreekwoord en daarom stelle men aan alle zaaizaad de hoogste eischen van zuiverheid. Het onkruid is de doodvijand van den landbouwer, daarom moet deze er Steeds op uit zijn, dat door zaaizaad of stalmest zijne akkers niet in het .vuil ge raken en daarom mag hiji ook niet dulden, dat het gras Aan de slootkanten hoog opschiet en de kanten vervuilt door het afvallend zaad. Daarom is het „zwart" houden der slootkanten zulk een uitstekend strijdmiddel tegen het onkruid. Waar de grondgesteldheid dit niet goed toelaat, kan men de graskanten geregeld kort houden. Zaaigranen heb ben meestal een zeer hooge kiemkracht, doch in natte jaren, als er veel schot in gekomen is, kan dit be duidend minder zijn. In zulke tijden moet men zelf kiemproeven nemen om te zien, hoeveel men van het zwakkere zaad per bunder meer moet uitzaaien dan gewoonlijk. Het nemen van zulk een kiemproef gaat zeer een voudig en zonder kosten. Veronderstel, dat men de kiemkracht van zaaitarwe wil onderzoeken. Men neemt een gewoon soepbord en legt daarop een in vieren gevouwen lap flanel, die men met water goed nat maakt. Hieop legt men in 10 rijen van 10 korrels 100 zaden uit, die men voor de hand weg uit het monster neemt, bedekt het bord met een glasruit of een vlak bord en zet het op een warm plaatsje neer. Na drie dagen neemt men de ontkiemde korrels weg, even eens na 5, 8 en 10 dagen. De som hiervan geeft de kiemkracht aan. Goede zaaigranen hebben een kiemkracht van 95 tot 100 percent. Vindt men hij onderzoek 80, dan zaait men 20 percent meer uit dan anders, want er zal nog wel een enkele zwakke kiem onder zijn. 's Winters kan men de kiemproeven in den stal of in de woonkamer nemen. Men kan ook een aantal zaden in bakjes met nat zand of grond zaaien en, bedekt tegen uitdrogen, op een warm plaatsje laten ontkiemen. Het meest aan te bevelen Ls dan grond te nemen van het land, waar op men het te onderzoeken zaad wil zaaien. Voor uienzaad is het nemen een er kiemproef al tijd sterk aan te bevelen, eveneens voor bietenzaad, en overjarig koolzaad. Koopt men wikken of lupinen voor groene bemes ting, dan verzuime men vooral niet het zaad aan het Proefstation voor zaadcontröle te doen onderzoeken. Een goed geslaagde groenbemesling is een flinke winst. Mislukking ligt vaak aan droogte na het zaaien, maar ook niet zelden aan slecht zaaizaad. Tegen het eerste valt niets te doen, doch voor het laatste kan het on derzoek op de kiemkracht ons behoeden. Het beste is voor zaaizaad niet genoeg! Daarom schreef ik de laatste opstellen juist in den tijd, dat de aankoop der meeste zaden moet geschieden. Wat go zaait zult ge oogsten! D. E. LANDMAN. Den 18den December j.1. werd hij door den Kan tonrechter veroordeeld tot f 15 boete of 10 dagen zit ten, omdat hi j toen zekeren Zwanink in genoemd per ceel, waarin een café is gevestigd, een borrel heeft ingeschonken en toegediend, waarbij de politie hem betrapte en verbaliseerde. Het café, (volgens beklaag de behoorende aan de wed. G. Slachter, die er vroe ger inwoonde, doch 11a het overlijden van haar man en wegens haren hoogen ouderdom uitstapte en in de lleerensteeg ging wonen (wijk IV) waar zij in 't oude-vrouwenhuis, dat 7 woningen bevat, een onder komen vond), is gevestigd in No. 29, als je Gijs kunt gelooven. Hij zegt, zetkastelein te zijn, maar vond wei nig geloof. Doch hij; gaf 't niet op. Hij had een keurig gestileerde verdedigingsrede (op schrift gesteld) klaar We zeggen niet dat hij die zelf ontworpen heeft en las die met luider stemme voor. Men hoorde hem nu met termen zwaaien, waar je haast van omviel. 't Was maar wet vóór en nó en artikel zooveel en alinea en sub en zooveelste lid en meer van dat moois. En loen het laatste Woord voorgelezen was, ver gastte hij Eet E.A. College met veel waardigheidsver1- toon op de aanhaling van een paar arresten van den Hoogen Raad, voorkomende in weekbladen van Het Recht, waarvan de nummers diep in de duizenden liepen en ten slotte alle goeie dingen komen in drieën! werd nog een gewichtig verdedigingsdocu ment voor den dag gehaald en toen was ie dan uit gewerkt. Beklaagde had uitvluchten bij de vleet, da's een feit. En de heer Officier wees er op, hoe 't hier al pre cies ging als in kanton III te Rotterdam, waar met de regelmatigheid eener klok de beklaagden in zulke gevallen waarvan er daar dagelijks héél werden berecht dezelfde uitvluchten debiteerden. 't Feit achtte Z.E.G. wettig en overtuigend bewe zen hoe beklaagde er ook aan ging knabbelen. Alleen was 't in de dagvaarding zoodanig omschre ven, dat het niet strafbaar kon worden gesteld Z.E.G. vroeg daarom ontsLag van rechtsvervolging. Bruin was lastig. Jan Bruin van Harenkarspel was absent. Ilij1 had den Gden Januari j.1. wat veel sterken drank naar binnen gewerkt en zoodoende was hij; wat lastig ge worden. Toen 's middags om een uur of vier de oude heer Bakker met zijn dochter Trijntje, die getrouwd is met Simon Hoek uit de Slootgaard, per rijtuig het Waar land door ging, hield Jan paard en wagen aan en riep deftig: Ho! Trijntje, bang wordende, riep om hulp en daarop kwam de schipper Dirk Leek toeschieten, een stevige baas, die hen gauw: ontzette. Vervolgens werd Andries Dekker die achter 't rij tuig op de fiets reed, door beklaagde lastig gevallen, doch ook hier trad Leek op tot ontzet. Ten slotte kreeg schipper Leek zelf een klap van Bruin, die zooals te begrijpen is, wegens mishande ling werd aangeklaagd. De O. v. J. eischte f 10 boete of 10 dagen hechtenis tegen hem. Een Andijker burenruzie. Jan Hoek, een 33-jarig arbeider uit het Oosteinde van Andijk, had dein 4 Januari j.1. ruzie met Luit Sterk's dochter, Marijtje, die gehuwd is met Klaas Ma- ret Jan's buurman. j Tusschen de familiën Hoek en Sterk heerschte al sinds eenigen tijd ruzie en Jan was dien dag dood- kalmpjes aan de goot zijner woning op te knappen, toen Marijtje hem dapper voor den gek ging hou den en met steenen wierp. Haar moe kwam bij haar op bezoek en hielp voor den gek houden en een I emmer water, die Jan bij zijn werk bezigde, werd door Marijtje omvergeloopen, tengevolge waarvan ze nat werd. Tot zoover Hoek's lezing. Luit Sterk echter was zoo vrij, er een heel andere meening op na te houden. Jan had eerst slikum water door een luikje in Ma- rijtje's werkplaats gesmeten. Daarna vroeg hij, of hij haar maar eens met een emmer water moest gooien enklets, daar kreeg ze meteen zoo'n koud bad. j Vervolgens beweerde hij dat Jan Marijtje met stee- nen wierp. 1 Luit maakte zich zoo driftig, dat hij er zelf heel I wat last mee kreeg. Trouwens, in den hein (Hoorn- Alkmaar) waarin we hem zeer toevallig vanmorgen ontmoetten in gezelschap van Hoek, merkten we al aan hem, dat hij op de zitting niet veel kalmte aan den dag zou leggen. Doch dat hij 't zoo erg zou ma- i ken, dat de President hem (wat nu geschiedde) her haaldelijk met uit-de-zaal-zetten dreigde, dat hadden we niet gedacht. „Sterk, jij bent niet te remmen, als je je sluizen I eens openzet. Pas op hoor, denk er om, je ziet er weer net uit, of je beginnen wilt!" zoo klonk het meermalen vermanend uit 's Presidenten mond. Daar Marijtje volgens verklaring van den nieuwen Andijker dokter Thesekamp niet kon verschijnen, ver zocht en verkreeg de heer Officier onbepaald uitstel tot verdere behandeling der zaak, om dan, als Marijtje wél kon komen de zaak te hen-at ten. Een Kinderwettenzaakje tot slot. A.s. Dinsdag uitspraken. (VERVOLG.) Tappen zonder vergunning. Een lange, magere man met een baard, veel weel deriger dan zijn heele persoonlijkheid, ging nu op het beschuldigdenbankje zitten. Hij! bleek te Wormer- veer te zijn geboren, te Medemblik op de Kaasmarkt No. 28 (wijk III) te wonen, 41 jaren oud te zijn en Gijsbertus Cornelis Carstens te heeten. Anna Paulowna. Woensdag 3 Februari hield de afdeeling Anna Pau lowna van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw een vergadering in Veerburg, waarin voor haar optrad de heer H. C. Reimers, leeraar van de Landbouwschool te Wageningen. Na een openingswoord van den voorzit ter, den heer J. Waiboer, trad genoemde heer achter den katheder en begon, met mede te deelen, dat zijn onderwerp niet zou zijn het aangekondigde, maar: „Be smettelijke veeziekte". In de eerste plaats lichtte spre ker de vergadering in waarom maatregelen van de regeering noodig waren. Deze bestonden in het afma ken en afzonderen van ziek vee, opdat 't gevaar van besmetting voor aangrenzende veestallen zou worden afgewend. Klachten over deze maatregelen komen alleen voort uit egoisme. Het was toch beter, dat de schade tot enkelen werd bepaald en de regeering daar voor 10-tallen guldens uitgaf, dan dat het algemeen tienduizenden schade leed. Aan particulieren kon het niet worden overgelaten, aangezien hun bekwaamheid, wetenschap, ja ook goeden wil ontbrak. Dat de staat wel moest optreden, werd verduidelijkt door in herinne ring te brengen de longziekte geschiedenis in 1S60 en ook door een voorbeeld aan te halen, speciaal uit het Spoelingsdistrict. Hoe werd een beest ziek? Oorzaken en vatbaarheid waren hiervoor de factoren en bij gebrek aan betere middelen bepaalde de regeering zich tot het verwij deren van de eersten. (Afmaken en afzonderen.) Daar bij moesten de landbouwers helpen, en hun geen „on gepast" medelijden voor de dieren in den weg staan. Zeker, de beesten verdienden eene goede behandeling, maar indien hun bestaan gevaarlijk zou worden voor de menschen, dan zou het een verkeerde dierenbe scherming zijn, hen in leven te laten, en al komen er tranen in de oogen van den eigenaar, die zijn ge- heelen veestapel ten doode ziet opgeschreven, hij drage zijn leed moedig, in de bewustheid, dat opoffe ring noodig is, zal de oorzaak der ziekte worden weg genomen. Spreker wees erop, dat hij mond- en klauw zeer paarden niet worden afgezonderd en dat men ook hij varkensziekten de andere dieren vrij laat rondloo- pen. Waarom? Omdat de smetstof op die dieren toch niet kan worden overgebracht. Ze zijn er niet vat baar voor en nu moet bestrijding der besmettelijke ziekte deze richting nemen, dat men het vee er on vatbaar voor maakt. Waarin zat de aanleg bij vee voor een of andere ziekte? Daarvan was de oorzaak niet te ondervangen. Niemand kon zeggen, waar op zeker oogen- blik mond- en klauwzeer van daan kwamen. Wel is men er van overtuigd, dat eene lang onschadelijke smetstof ineens gevaarlijk kan worden, maar het waar om ervan weet niemand aan te geven. De vatbaarheid voor de ziekte, die moet weg en is men thans reeds van de mogelijkheid, dat dit zal kunnen, overtuigd, de toekomst zal zekerheid geven. Aangezien men nu niet weet, of die vatbaarheid in de jeugd sterker zal zijn dan op lateren leeftijd, zoo moet men hij de geboorte van het vee beginnen, de vatbaarheid te verminderen of geheel weg te maken. De landbouwer kan zelf veel hieraan doen, door nauw toe te zien hij de voeding, door in het algemeen de verpleging te verbeteren. On reine stallen, bedompte lucht, onreine uiers, hooge temperatuur, dat waren zaken, die zeer zeker de vat baarheid bevorderen en al moet het een financieel be drijf blijven, zoodat buitengewone eischen niet gesteld kunnen worden, veel goeds kan zonder kosten tot stand gebracht worden. Niet vatbaar voor besmetting zijn de dieren, die reeds een of meermalen de ziekte gehad hebben, en er bestond te Rotterdam een Rijks- serum-inrichting, waar dieren kunstmatig besmet wer den, zoolang, totdat de smetstof op hen geen invloed meer had. Duidelijk toonde spreker aan, dat het zoo genaamde „systeem van doorzieken" niet toe te passen is. Nu men het wezen der vatbaarheid kent, zal er naar gestreefd worden, die vatbaarheid te doen verdwij nen en heeft men dat bereikt, natuurlijk vervallen dan vanzelf de wettelijke maatregelen, maar tot zoolang hadden zij alle recht van bestaan, waren ze onmisbaar. Na de pauze wees spreker er op, dat voor de ziekte onvatbare dieren in het lichaam en het bloed stoffen hadden die als tegengift werkten op de binnendringen de smetstof en nu was het de taak van de rijks- seruminrichting, die stoffen uit dergelijke dieren te ha len en die over te brengen in andere dieren, opdat dezen daardoor geholpen zouden worden in het ver- krijgen der onvatbaarheid, m. a. w.: opdat in hen een 1 stof zou ontstaan, die doodend zou werken op de smet stof en dus ten gevolge zou hebben, dat zij niet ziek werden. Dat een mensch onvatbaar kan worden voor vergift, bewees spreker door erop te wijzen, hoeveel kwaad de eerste sigaar deed en hoe weinig hinder het latere j sterker rooken teweeg bracht. Zoo ook was het geweest i hij het gebruiken van alcohol. Van den eersten borrel was ieder onwel geweest, maar was toen een glaasje genoeg, om het lichaam van streek te brengen, bij hoevelen bleek later, dat een tienmaal grooter hoe veelheid volstrekt geen uitwerking meer had: het lichaam was voor het gift „onvatbaar" geworden. Zoo kunnen dieren door inspuiting onvatbaar worden voor velerlei ziekten, als voor elk dier ziekten in het lichaam een strijdmiddel aanwezig is, als voor elk dier ziekten het serum gevonden is. Is het strijdmiddel in het lichaam „volkomen", dan is geen ziekte meer mogelijk. Spreker wees op de vaccinatie. Stierven vroeger tientallen aan die ziekte en werden er hon derden voor hun leven door de pokken geschonden, thans vreest men die ziekte niet meer, daar tegen die smetstof door koepokinenting een voldoend strijdmid del in het lichaam aangebracht is. Vergiften konden immers elkander ook vernietigen! Was elk vergift op zichzelf doodelijk, tegen elkander aangewend, deden ze het leven behouden. Met de aanwending van serum bij vlekziekte onder de varkens had men belangrijke resultaten verkregen. Vaak kreeg de enting de schuld, terwijl eigenlijk de schuld was aan de zijde van den eigenaar, die inlichtingen had gegeven bezijden de waarheid. Enting was gevaarlijk voor het dier, dat de ziekte al onder de leden had en als de eigenaar op dit laatste niet eerlijk wees, dan had deze het komende nadeel zichzelven te wijten. Het serum tegen houtvuur was gevonden, dat tegen miltvuur zou zich niet lang laten wachten, terwijl een serum tegen „wrang" (uier- ziekte) in wording was. Deze laatste ziekte kwam veel voor In het oosten van Nederland onder vette koeien en ontstond vooral als na groote hitte regenval plaats had. De beesten kregen dikke uiers, stijve pooten en verloren ontzaglijk veel in gewicht, waardoor groot nadeel werd geleden. Wilde men langs den bovenge- noemden weg slagen, dan moesten de landbouwers zelf helpen. Nederland, dat aan de spits stond van de geheele wereld als veefokkende natie, moet zor gen dat zijn veestapel, waarin ons nationaal vermogen lag, gezond zij, opdat het buitenland, dat gaarne ons

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 1