tot 1 April a.s.
53ste Jaargang. No. 4405
EERSTE BLAD.
FEUILLETON.
Woensdag 10 Maart J909.
Ki
ïi
WW
1 jï
l| n'
ff
1 I
Bureau;: SCHAGEÜR, Laan 0 4.
Wie zich thans als aboiiné
opgeeft van dit blad, ontvangt
het gratis tot I April a.s.
Binnenlandse!) Nieuws.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Soldaten«eer.
ilftnuti
m
Advencntie-
Dit blad verschijnt viermaal per weekDinsdag-, Woensdag-,
Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9
ure, worden ADVERTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Interc. Telephoon No. 29.
yïtgewers s TÉAPIUftM êt Co,
Pry's per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
GRATIS
De moderne „Diogenes" of de voerman in het vat.
Het gebeurde te Winschoten, Vrijdag jl., bij de
Boschlaan, ter hoogte van de Pottebakkerij.
Een metselaar ziet paard en wagen naderen, zonder
voerman. Hij legt zijn gereedschap neer, om het paard
vast te grijpen.
„Wat mot je?" klinkt hem uit het vat tegen. Gelach
van anderen in de nabijheid. Metselaar af met een:
„Loop naar den... Aap!"
Een eind verder: „Jansen, Jansen, gauw, gauw! Hol
't peerd vast. Der is bepoald 'n ongeluk gebeurd." Jan
sen wil 't paard grijpen, maar uit het vat klinkt nu:
„Wat most doe?"
„Beroerde vent, zitst doe in 't vat?" En 't antwoord
luidt: „Ik zit hier goed."
Weer verder gaat de tocht en een heer ziet in de
verte het voertuig. „Als dat maar goed gaat." denkt
hij en stelt zich op, om het paard beet te nemen.
Maar daar steekt een hoofd uit het vat en roept
vriendelijk: „Dag, meneer!"
De mijnheer antwoordt: „Jij oolijkerd, maar je hebt
gelijk: beter in dan op het vajt."
De wagen komt bij huis en een der kinderen roept:
„Moeke, moeke, daor komt ons waogen aan, maor
der is gain aine bie."
Moeke schrikt, komt vlug aangeloopen, wil 't paard
grijpen, maar uit het vat klinkt het: „Wat wil je toch,
mensch?"
„He, vent, wat hest mie daor schrikken laoten."
Moeke af '<t tooneel is uit.
Van een dominee, een bovenmeester en een bakker.
Op een klein dorpje daar ergens aan de Vecht
konden de dominéé en het hoofd der christelijke
school het niet langer samen vinden, 't Liep zelfs zoo
ver, dat het hoofd der school door het bestuur, met
den dominéé als voorzitter, ontslagen werd. Hierdoor
kwamen er vele warme hoofden en koude harten in
het dorpje en dominéé ging eenige weken naar fa
milie. Iloogcre machten beslisten evenwel, dat de
meester gehandhaafd moest worden. Spoedig na het
vallen van dit besluit komt ook de dominéé terug
om zijn herderlijk werk weer te beginnen. Echter,
er werd gefluisterd, dat die eerste Zondagmorgen wel
eens belangrijk kon worden: gesloten kerkdeur, niet
afgeven van den kerksleutel, enz., welk gefluister de
nieuwsgierigheid o. m. ook had gewekt van een bak
ker uit een [naburig dorp, die op ,,'t dorpje" nogal
eenige klanten had. Hij op den bewusten Zondagmor
gen er naar toe gewandeld, kwansuis een bezoek bren
gende aan familie, doch tegen kerktijd tempehvaarts
gaande, waar boven verwachting alles goed ging en
hij1 zonder stoornis de preek volgde.
Maar en nu komt het daar bezoekt hij de
volgende week zijn klanten en bij een der eersten is
het: „Niet noodig, ga jij maar naar de kerk". Zijp
verontschuldiging baat niet en nog hij een zevental
vaste klanten wordt hij] met zijn waren naar de kerk
of den dominéé gestuurd. l)e man is alles behalve
welgestemd als hij in huis komt en verwijt zich de
eerstvolgende dagen zijn eigen nieuwsgierigheid, die
hem eenige goede klanten heeft doen verliezen. Ein
delijk besluit hij den gegeven raad, wel niet zoo be
doeld, op te volgen en hij gaat naai' den dominéé.
Deze begrijpt 's mans klacht, wordt zijn klant en be
zorgt hem eenige afnemers, zoodat ten slotte toch nog
die Zondagmorgen-kerkgang in zijn voordeel uitvalt.
Chr. historischen en, anti-revolutionnairen.
Naar wordt medegedeeld, zijp de christelijk-hislo-
rische en anti-revolutionnaire fractiën lot overeenstcm-
-ming gekomen ten opzichte van het wederzijdsch stel
len van candidaten voor de Tweede Kamer in ver
schillende kiesdistricten, met uitzondering evenwel van
de groote steden.
Boeren als politie.
De „heeren" Westhof, Brink, Schreur en Kuik uit
Enschedé logen Zondagmiddag den boer op om het
dezen lastig te maken; hun brutaliteit ging zoo ver»
dat ze hier en daar ruiten insloegen. Ze rekenden
echter buiten de boeren in Broekhcurne, gemeente Lon-
neker. Dezen vereenigden zich en gingen de lui ach
terna. Ze namen de eerste twee gevangen, terwijl de
anderen ontsnapten. Geen andere bewaarplaats ter hun
ner beschikking hebbende, werd met goedvinden van
den stationschef te Broekheurne een goederenwaggon
als arrestantenlokaal ingericht en goed gesloten. De
chef telephoneerde marechaussee en politie. Kort daar-
op verscheen dezen om het tweetal naar Enschedé
1 over te brengen. Hun bebloede hoofden bewezen dat
de boeren hen niet zacht hadden behandeld.
Gasontploffing.
I In een woning, gelegen achter een tapperij, in de
1 Ververstraat te 's-Gravenhage, had een gasontploffing
plaats, tengevolge waarvan een 15-jarig dienstmeisje ern-
i stige brandwonden aan hoofd en handen kreeg.
Het meisje had gemeend gaslucht te ruiken bij
j het privaat, waar een kleine gasarm is aangebracht.
I Zij wilde de kraan, die zij dacht dat open stond,
'sluiten; zij draaide echter juist het gaskraantje open.
I zoodat, toen zij eenige oogenblikken later terugkwam
er werkelijk een hevige gaslucht hing. Meencnde dat
j er een lek was, had zij de onvoorzichtigheid een lu-
i citer aan te steken, waarop een geweldige slag volg
de. In het huis ontstond geen brand, maar bijna geen
enkele ruit in de geheele woning bleef heel.
Het verwonde meisje werd in een drogistwinkel in
de buurt binnengebracht en daarna per automobiel
j naar het ziekenhuis gebracht.
Schagerbrug.
Den 4den April geeft Euphonia van Schagerbrug al-
daar een concert onder leiding van den heer Dar-
I tillact van Tright. [Het is der vereeniging gelukt dat
mej. Truus Urlus, die met zooveel succes onlangs te
i Schagen optrad, als soliste hare medewerking zal ver-
leenen.
Nieuwe Niedorp.
Eenige leden van het Ziekenfonds „Onderlinge Hulp
j hij Ziekte", gehoord verschillende bestuursleden en le
den over de genomen besluiten op 1 Februari 1909,
I waaruit blijkt dat daaromtrent geen eenheid bestaat,
en de wijjzigingen hoe dan ook, niet in het belang zijn
van de leden en het fonds, verzoeken hierbij gebruik
makende van art. 8 der statuten, aan het bestuur om
een algemeene ledenvergadering uit te schrijvenGaarne
zagen zij] dan op de convocatie geplaatst het voorstel
om het reglement te laten bestaan zooals het hij op
richting is vastgesteld.
Wieringen.
Door B. en ,W|. werd aanbesteed het maken en
leveren van èen stuk ijzeren hek bij 't schoolplein en
't bestraten van het schoolplein te llippolytushoef. In
gekomen waren 5 biljetten, van de volgende heeren
C. Kroon voor f 419; D. Lont Jz. voor f 105; N.
J. Poel voor f 397; C. Metselaar voor f 348; C. P.
Bakker voor f 305, allen alhier. Gegund aan den
laagsten inschrijver, den heer Bakker.
Heerhugowaard.
Bij de 9 dezer gehouden verkiezing van 3 Hoofdinge
landen van den polder zijn de periodiek aftredende
heeren J. Nieuwland en J. van den Oord herkozen.
En voor de vacature-P. van Langen de heer D. Schil
der met 168 stemmen; de heer K. Molenaar hekwam
li 2' stemmen.
Hoogwoud.
Uitslag herstemming voor een Hoofdingeland der
Banne Hoog- en Aartswoud.
Aan de herstemming namen 29 personen deel, uit
brengende 76 stemmen.
De heer D. van Diepen Jnz. 52 en de heer C.
Klaver Wz. 24 stemmen, zoodat eerstgenoemde is ge
kozen.
Barsingerhorn.
Voor lid van den Gemeenteraad van Barsingerhorn
(vacature-de Zeeuw) zijn candidaat gesteld:
de heeren J. Dikstaal, A. J. T. Geertsema, Jb. Kiste-
maker Jz. en P. Kistemaker.
Wieringen.
Naar men ons mededeelt is door de heeren A.
Peereboom, A. Duijnker, C„ Duijnker en C. Hassel-
man het initiatief genomen om een lijkkoets aan ie
schaffen.
Deze koels zal betrokken worden van den heer
Asjes te Alkmaar, voor de som van i 550.
Mocht gedurende de eerste twee jaren blijken, dat
do zaak geen levensvatbaarheid heeft, dan zal de wa
gen door den heer Asjes worden teruggenomen.
Wijl gelooven wel da t de aanschaffing' van een lijk
wagen in een lang gevpelde behoefte zal voorzien.
Wieringen.
J.l. Maandagavond werden dooi' twee schoender-
aken, welke nabij] Den Oever in het ijs geraakt wa
ren, noodseinen geheschen, welke dooi' in de nabij
heid zijnde visschers werden opgemerkt, die dadelijk
hulp verleenden. Ook de sleepboot, waardoor de aken
getrokken werden, was defect geraakt, zoodat alledrie
hulpbehoevende schepen door negen visschersscihiuiten
van hier op sleeptouw zijn genomen en behouden in
de haven te Haukes zijn aangebracht.
Een en ander behoorde aan den Veendammer Beurt
eed' sleepdienst, kaptein Aakuvel te Groningen. Er is
naar Groningen om een andere sleepboot geseind.
Wieringen.
Dqpr TI. M. de Koningin is aan het Comité het
welk gelden voor de wed. D. Takes inzamelt een gift
van f 50 geschonken.
Zitting van Dinsdag 9 Maart 1909.
Wat in een goed vat zit, verzuurt niet.
't Eerste gevalletje, dat we heden hoorden uitpluizen,
was al 'n ouwe geschiedenis van 20 September des
vcrigen jaars notabene!
Maar 't was alweer: wat in een goed vat is, verzuurt
niet gauw'
De schuldigen in dit strafzaakje, heel goede- beken
den der justitie, moesten nu toch nog ter elfder ure
terechtstaan. Zij waren er vandaag wel niet, maar dat
baat hen niemendal, de zaak ging evengoed netjes
door.
't Was op Zaterdag 20 September Yenhuizener ker
mis en de jongelui waren 's avonds vroolijk en liepen
zoo af en toe 'n straatje om.
Ook Klaas Doeders en zijn meisje. Deze 22-jarige
timmermansknecht werd gevolgd door eenige kermis-
vierders, blijkbaar met niet al te goede bedoelingen.
Achter een grlnthok ging Klaas met zijn meisje af
wachten de dingen die komen zouden. Van de eene zijdt
kwamen dan ook een drietal lieden, behoorende tot
HOOFDSTUK I.
Op het terrein van de renbaan even buiten de stad
gelegen heerschte een levendige drukte. De banken
van de tribunes waren voor het meerendeel door dames
in elegante zomertoiletjes bezet. Tegen de barrières ston
den duizenden en duizenden menschen, en daarachter
honderden rijtuigen waarop weer een menschenmassa
plaats had gevonden.
Vlak hij de tribune was de plaats waar de deelne
mende paarden gezadeld en getuigd werden en het was
alleen het elegantste publiek dat daar toegang had.
Hier heerschte een nog zenuwachtiger drukte, alles
was in de weer om zich op den eersten course voor
te bereiden.
In een aparte tent waren de noodige ververschingen
te verkrijgen en dat er reeds liefhebbers voor waren
bewezen wel de knallende kurken der champagnefles-
scheu.
Twee nummers van het programma waren reeds af
gewerkt. Het waren maar ondergeschikte rennen ge
weest. Maar aanstonds zou de hoofdren plaats hebben.
De paarden die daaraan zouden deelnemen waren door
een kring mannen omringd, die critische opmerkingen
maakten. De dolste opmerkingen over fokkerij en paar
den werden er gemaakt. Van paarden heeft immers
een elk verstand.
Voor den hoofdren waren vijf paarden ingeschreven.
Waren de meeningen wie van de voorgaande rennen
de winner zou zijn, zeer verdeeld geweest, nu was men
het over den uitslag vrijwel eens. De vos-merrie Sabine
van luitenant Wilhelm von Schoenrock zou bepaald wel
met den prijs gaan strijken. Het paard had reeds bij
verschillende rennen den eersten prijs gewonnen en
zoodoende waren er op dit dier zeer hooge wedden
schappen afgesloten.
Deze vos was een mooi slank dier, met een langen
dunnen hals, een Engelsche volbloed. Het dier had een
dun rijdek op voor de lastige vliegen en het werd
door den rijknecht heen en weer geleid.
De eigenaar van het paard zat in de tent en hij was
het die lustig de champagne-kurken deed knallen. IIiJ
vss een lange, dorre luitenant, met juist niet innemen-
gelaatstrekken. Men kon het dezen man aanzien,
^at hij te sterk had geleefd, hij had van alles volop
8ehoten en. het leven bood hem nu maar weinig op
rekking en genoegen meer. Zijn gelaat had iets beve
lends en uitdagend brutaals.
„Schoenrock, hoe hoog heb jij op Sabine gewed?"
vroeg een kameraad van hem, luitenant von Bulow.
„Dat weet ik niet precies," luidde het pedante ant
woord en achteloos werd de rest van een sigaar weg
geworpen.
„Men vertelde mij daareven, dat zij boven de vijf
duizend Mark koopen."
„Wel mogelijk. Ik heb de goede gewoonte om eerst
na afloop mijn winst te tellen."
„Ben jij dan zoo beslist zeker van de overwinning?"
„Natuurlijk," antwoordde de ander met de grootst
mogelijke onverschilligheid. „Ik zou tenminste niet
weten wie het van Sabine zou kunnen winnen."
„Ik geloof, amice, dat je wat al te bout spreekt,"
antwoordde von Bulow. „Het paard van den landeige
naar Schmidt is ook een prachtig dier. Sector wordt
door iedereen bewonderd. Onze overste heeft het dier
zooeven bekeken en er zich zeer goedkeurend over
uitgelaten, hij beweert dat het dier heslist een uitste
kende renner moet zijn. Het paard heeft spieren van
staal, oordeelde hij."
„Neen maar, die is goed! Wat verstand heeft onze
ouwe nu van paarden?" riep Schoenrock luid en spot
tend uit. „Ilc geloof bepaald dat de paardenkennis van
den ouwe even stram is als de oude hengst, die mijn
paard de overwinning zou moeten betwisten. Ik zou
er wel op durven wedden, dat de mijne wel meters
voorblijft. Alloh, vraag het den ouwe eens, of hij
deze weddenschap aanneemt."
„Stil, Wilhelm. Je haalt je met je ondoordachte
praat nog de grootste onaangenaamheden op den hals,"
vermaande Bulow fluisterend, want overste von Kals-
bach, wlen deze woorden golden, passeerde juist lang
zaam de tent.
„Kameraad, wees maar niet hang hoor je. De ouwe
durft mij toch niet aan. Maar ik wed dat die knol,
even oud is als jij. Maar kom mee, we zullen het
wonderdier eens gaan zien, dat Sabine dan de over
winning moet afsnoepen."
Hij stond op en verliet met sleependen tred de
tent en ging met zijn kameraad naar het paard van den
landeigenaar, dat nog steeds door verscheidene nieuws
gierigen omringd was.
Hector was een mooi, vurig dier, ongeveer drie jaar
oud, dat met alle moeite door den rijknecht in toom
werd gehouden.
Wilhelm von Schoenrock bekeek het dier met alle
oplettendheid en een minachtende trek speelde daarbij
om zijn lippen.
„Heeft dat dier wel reeds eens aan een ren deel
genomen?"
„Neen," antwoordde de rijknecht.
„Wie zal het rijden?" vroeg de luitenant verder.
„Ikzelf," klonk het antwoord uit den mond van een
eenvoudigen twintigjarigen jongeman. „Mijn naam is
Schmidt," voegde hij er verduidelijkend aan toe.
Het was een flinke jonge man, blozend en kernge
zond.
Luitenant Schoenrock hoog even, niet te diep, want
het was blijkbaar maar een burgerman, die zich daar
aan hem voorstelde.
„Wilhelm von Schoenrock," antwoordde hij nauwe
lijks verstaanbaar en voegde er aan toe, nadat hij
het paard nogmaals had bekeken: „geen Engelsche vol
bloed?"
„Van Arabische afkomst," was het antwoord.
Wilhelm haalde de schouders op.
„Bulow, wed eens vijfhonderd Mark op dat beest,"
zoo wendde hij zich tot zijn makker.
„Dank je, ik wed niet."
„Ik neem de weddenschap aan," riep de eigenaar
van het paard.
Schoenrock wierp hem een trotschen blik toe; hij
scheen te aarzelen, of hij hem den rug zou toekeeren,
of de weddenschap zou aannemen. Hij haalde een no
titieboekje uit zijn zak en noteerde de weddenschap.
„Landeigenaar von Schmidt?" vroeg hij, alsof hij
den naam niet had verstaan.
„Karl Schmidt, niets meer," antwoordde de jonge
man lachend.
De luitenant schreef den naam op, draaide den
ander den rug toe en ging met Bulow naar de tent
terug.
„Ken jij dat jonge mensch ik meen dat burger
ventje?" vroeg hij zijn metgezel.
„Niet persoonlijk. Ik weet dat zijn vader een groot
landgoed bezit en zeer rijk moet zijn."
„Wellicht een vroegere fabrikant of lakenwever, die
een" paar honderd duizend mark heeft bijeengeschraapt
en nu mijnheer den landeigenaar uithangt?" zeide de
luitenant.
„Ik kan je onmogelijk nadere inlichtingen geven,"
antwoordde Bulow. „Ik weet alleen, dat hij een groot
liefhebber van paarden is en een uitstekend kenner
bovendien."
„Men moest dergelijk soort menschen wier afkomst
men niet kent, beslist van de wedrennen uitsluiten.
Zij beschouwen dit toch alleen maar als een zaak
om geld te verdienen, tenminste wanneer het geluk
hun gunstig is."
„Niet het geluk, maar de vier heenen van hunne
paarden," riep lachend een, heldere stem.
Schoenrock keerde zich knorrig om. maar er gleed
een vriendelijke trek over zijn gelaat toen hij bemerkte
wie deze woorden had uitgesproken.
de luidruchtigste kermisvierders. Het waren Gert Deen,
Jaap Meilink en Kees Snel. Van den anderen kant
kwam Zeger Jaring aan met z'n fiets.
Hij is 'n 20-jarige boerenjongen uit Venhuizen en
werd door Meilink aangegrepen, terwijl Deen zijn
fietsachterband stuksneed en Kees Snel niets anders
kop worden ten laste gelegd, dan dat hij getuige van
een en ander was geweest. Toen 't bont genoeg gemaakt
was, trok het fraaie kermishoudende trio weer verder
en kon Jaring met totaal luchtloozen band in gezelschap
van zijn karretje zijn onderbroken tocht voortzetten.
En Klaas Doeders kon met zijn meisje van achter
het grinthok verdwijnen en ongedeerd opstappen en
vandaag nog lekker wat getuigengeld toevangen. Maar
Jaring was niet tevreden met den loop lder dingen en
de O. v. J. vond heden, dat 't geval waarachtig wel
met 'n vrijheidsstraf van beklaagden mocht worden
beëindigd. Weliswaar heeft Gerrit Deen nog maar een
vonnis gehad maar Jaap Meilink heeft er al twaalf
en 't gepleegde feit is van ergerlijken aard.
De twee heeren moesten maar eens te weten komen,
dat ze anderer vrijheid op den openbaren weg hebben
te eerbiedigen en tegen Deen zoowel als tegen Meliink
werd 3 weken gevangenisstraf geëisclit.
Die lastige vergunningen!
Een jachtwetovertreding, afgespeeld te Egmoni was
nu aan de beurt.
Een rijke boer uit Egmond-Binnen, A.drianus Petrus
Falkering genaamd, was ten opzichte van de jacht wet
telijke bepalingen „stout" geweest en was vanmorgen
dan ook aan komen trammen om zich te verantwoor
den,.
Ten laste gelegd was aan Falkering dat hij op 27
November jl. te Egmond was gezien buiten openbare
wegen en voetpaden (zonder vergunning) in jagende
houding met geladen geweer en onder die omstandig
heden een fazant geschoten had, die door zijn jacht
hond vervolgens is gegrepen en naderhand aan deien
is ontnomen door een zijner beide medejagende werk
lieden, Meindert Beentjes. Deze buit werd echter in
beslag genomen door de rijksveldwachters Strooker
en Van den Berg, die van de jachtpartij den reuk
hadden gekregen en zich verdekt hadden opgesteld
achter de duinen, om op 't rechte oogenblik te voor
schijn te komen en den jager te snappen.
Jaehitac.te heeft hij wel, maar hier was dat niet vol
doende. De noodige vergunning ontbrak hem. Proces
verbaal werd opgemaakt en vonnis van den Kanton
rechter volgde. Dit was dan ook een appél-zaak.
Beklaagde verklaarde, dat hij niet op anderer, maar
op eigen grond den vogel had geschoten.
Een lang getuigenverhoor volgde nu.
:t Duurde lang eer men met dit vijftal getuigen klaar
was op de heer Officier van Justitie er eens van mocht
zeggen, wat hij] wou. Toen eindelijk dat oogen
blik döi'u' was, bleek het al spoedig dat Mr. Hanegraaff
de verklaringen van de getuigen 5 décharge niet be-
betrouw'baar achtte. Z.E.G. sprak n.1. het vermoeden
uit, dat beklaagdes knechts getuigden juist zoodanig
als Falkering dat wenschte.
Spreker hechtte wel waarde aan de verklaringen
der beide weisdienaren Strook er en Bergsma en ein
digde met bekrachtiging van 's heeren Kantonrechters
vonnis te vragen.
Het was tijdens het getuigenverhoor al zeer goed
te bemerken, dat Mr. Dorbeck, de verdediger, lang
niet zoetjes van wal zou steken. En zijn pleidooi was
dan ook vurig genoeg. Hij had er lang geen vrede
mee, dat de hoer Officier deze fatsoenlijke Egmonder
lieden als getuigen a décharge wantrouwde. Deze men
schen, van Tt.-Katholieken godsdienst, zouden met mein
eed een zeer groot© zonde doen.
Mr. Dorbeck eindigde met vrijspraak voor zijn cliënt
te vragen.
Diefstal van kool.
Jaap Groot uit de' Heerhugowaard is een klein dik
ventje, dat beschuldigd wordt eenige kooien van den
heer P. Verburg te hebben weggenomen. Het feil is
aan beklaagde ten laste gelegd geworden in den vorm
van strooperij;. De Alkmaarsche Kantonrechter, bij
„Zoo, Kalinka, ben jij het? Waar kom je vandaan?"
„Rechtstreeks van de tribune."
„Natuurlijk bij de barones vandaan? Je hebt haar
onophoudelijk het hof gemaakt en nu ben je dorstig
geworden en de champagne lokt je."
„Je hebt niet geheel ongelijk," was het lachende
antwoord.
Hij was de schilder Kasimir Kalinka, een lange
en slanke man, met een interessanten kop.
Hij was ongeveer dertig jaar oud. In zijn groote,
zwarte oogen lag een smeulende gloed, en zijn zacht
gebogen neus en de scherpe trekken om zijn lippen
verrieden een beslist karakter, dat bepaald ook niet
vrij was van koele berekening en nuchter overleg.
Zijn bewegingen en persoon hadden iets voornaams.
De groote zwarte hoed, dien hij diep in de oogen
had en de fluweelen buis verrieden den kunstenaar.
Alles aan zijn toilet verried een groote zorgvuldigheid
en netheid.
„Ga mee naar de tent, ik dacht wel, dat je zoudt
komen en daarom heb ik de noodige flesschen, cham
pagne in het ijs laten leggen."
„Van al mijn hekenden heb jij toch de meest prac-
tische levensopvatting," lachte de schilder en volgde
den luitenant.
„Kalinka, -je zoinlt Sabine, mijn paard wel eens kun-
j nen uitschilderen,^iiep de luitenant, terwijl hij een
glas schuimenden champagne omhoog hield.
„Je bedoelt het lieve dier haar kop," was het leuke
antwoord. „Want je weet ik ben portretschilder."
„Prachtig. We zullen de schilderij tentoonstellen,"
riep de luitenant vroolijk. „Er zijn een massa menschen
hoofden die lang zoo belangwekkend niet zijn. Ik zal
dan eigenhandig onder de Schilderij schrijven: Sabina
de overwinnares!"
„Weet je dan beslist dat je paard het vandaag zal
winnen?" vroeg Kalinka.
„Wedden om duizend mark?"
„Dank je feestelijk, ik heb geen verstand van paar-
den, en bovendien de lieve dieren boezemen mij al
heel weinig belang in."
„Dat is een gebrek in je opvoeding, vriendje. Eerst
komen de meisjes, ik bedoel natuurlijk de mooie, en
dan direct daarachter de paarden. Apropos, als ik de
barones ontmoet, zal Ik haar zeggen, dat jij geen ver-
stand van paarden hebt, dat zal zij je nimmer verge-
ven."
De schilder haalde de schouders op. „Doe dat ge
rust, dan zal zij alleen uit jouw mond hooren herhalen,
wat lk haarzelf reeds heb gezegd."
J Het sein dat de ren zoo aanstonds zou beginnen
werd gegeven. Wordt vervolgd.