I'
Grenen mt Land- ei Tuinbouw.
Soldaten=eer.
53e Jaargang. No. 4483.
Zaterdag 10 April 1909.
TWEEDE BLAD.
F EjU IL L E T O N.
Vernisje......
't Mes op de keel.
Mevrouw zat te poetsen, te poetsen, dat haar hand
er pijn van deed. Er was, op het doodoude hek-
potje haast geen glans meer te krijgen.
„Zoo'n afzetterij; toch!" zei ze tegen Lize, die,
voor haar stukje-kant zat te naaien op de japon,
die morgenavond dienen inoest bijl de groole visite,
en mevrouw doopte liet doekje nog eens in 't
witte poeder, waarvan de winkelier verzekerd had,
fel als mevrouw dit wondergocdje gebruikte, haar
alver" zou blinken alsof 't gloed- en fonkelnieuw
las. ihj had 't natuurlijk direct in de galen, hoe 'l
er inet mevrouws kas hij-stond....
Éventjes vijf-en-tachtig cents kostte dat poedertje. En
mevrouw zag toch al vuurrood, dien middag', van
vat ze daar-straks 'had moeten verduren. Bij: Reu
vers. den banketbakker.
Terwijl ze aan de winkeljuffrouw opgaf wat ze al-
K,o noodig had.... En den volgenden dag, beslist vóór
vieren, bezorgd moest zijnDeed liet juffie heel ge
woon. zooals altijd. Noteerde bestelling, telkens met
j beleefd-dankbaar „asjeblieft mevrouw"' er-tusschcn
...Zoodat de andere al dacht: Dat valt meeWant
met bezwaard hart was ze naar Reuvers gegaan. Lize
had ervoor bedankt, en aan Marie had Ma 'l niet
eens durven vragenVoor Marie d'r snibbigheid
was ze altijd hang geweest. En nu moest ze haar
te-goed vriend houden; Als... dis... dat engagement
met Gijs Wittert eens doorgingAis dat groote ge-
juk-Ma durfde er niet eens aan denken eigenlijk;
zóó prachtig, zóó verrukkelijk leek 'tDan zou
alles afhangen van Marie d'r scheutigheid. -om' wat
zon te brengen in hun misère.... Gijs was oen .lob-
hes van een jongen. Die zon stellig alles goed vinden
wat Marie wouEn die oude mevrouw Wittert
zou ze wel op een afstand houden, waren Gijs en
Marie eenmaal goed-en-wel' getrouwd..... Zich aldus
verkwikkend met zoete toekomst-droomen was mevrouw
den winkel van Reuvers binnengestapt. Hoé ze 't durf
de. Wist ze zelve eigenlijk niet. Want het laatste briefje
van der banketbakker was al heel heslist van toon.
Als nu de juffrouw-zélf er maar niet was. En 't ge
luk diende haar;Er was een nieuw meisje inden
winkel. Wist heelemaai niet van wat die deftige, sta-
lig-doende dame nog aan patroon te betalen had....
Was de hoffelijkheid zelve't Zaakje liep prach
tig
Toen. opeens, werd mevrouw Verduin doodsbleek.
De juffrouw-zélf kwam den winket ingroette me
vrouw met ijskoud hoofdknikje haai' van 't hoofd
lot de voeten opnemend met die spottende, nijdig-
stekerige oogjen.... Zag, dat juffie een heele lijst van
bestelling opschreefGing naar mevrouw toe en
vroeg haar „een oogenblikje te mogen spreken.
In het „salonnetje", achter den winkel, waar ge
lukkig. op dat moment, niemand andei's was. ston
den ze tegenover elkaar. Mevrouw bevend over 't
heele lichaam.... Zóó ontdaan, dat zij zich aan een
vin de keurige, vergulde stoeltje" moest vasthouden....
Stamelde ze iets van: heusch. binnen een paar we
kenAlthéns de oude schuld.... Die acht-en-dertig
gulden veertig, at twee jaar „staande"
„O neen!" zei de juffrouw-zélf. en ze inspecteerde
elk draadje van mevrouw d'r toilet. Loerde naar een
gaatje in een van de handschoenen; keek minachtend
naar de verlepte keelbanden van d'r hoed; bespiedde
afgetakelde rand van oude gitten aan d'r mantel
Zoodat mevrouw wonder van zelfbedwang moest ver-
toonen om niet uit te barstenmaar de juffrouw-
zélf wist wel. dat ze toch niet durfde, de „kale me-
éam. die nog zoo'n „air" wou aannemen
neen-'" zei ze. .„dank u wel. Eerst betalen, wat
u al honderdmaal beloöfd hebt.... Van de eene maand
op de andereWe kennen dat;Als u maar weet.
dat m'n man nu uit een ander vaatje gaat tappen. Dat
zult u eerstdaags wel merken. Zulke klanten kunnen,
voor mijn part, m'n deur voorbijgaan...'"
De juffrouw werd grof, want ze besefte, dat d'r
acht-en-dertig gulden veertig naar de maan waren......
Maar ze zou 't dat volk toch 's eventjes en lekkertjes
duidelijk maken... Mevrouw zag dat 't onherroepelijk
vas. Schreed Maar de deurMoest verdureh, nog,
dat het nieuwe juffie haar hiinachlend-verhiYasd, zon
der te groeten, nakeek.,.. En terwijl ie de deur open
de. hoorde mevrouw de twee praten.,.,.. Iets vanjles-
schenhekkers' bereikte haar ooi\„..
In die gemoedsstemming had ze het doosje poets
poeder gekocht. Haar laatsten gulden moeten wisselen..
Zonder dat er. voor de visite van morgen-avond, nog
één enkel taartje in het vooruitzicht was...
In die stemming had ze 't alleruiterste beproefd,
't Moest nu erop of eronder.... Allés hing er van
af....
Was ze naar d'r zuster gegaan om te trachten iets
los te krijgen. Maar Jans. met wie ze jaren-lang ge
brouilleerd was geweest. Die geen gelegenheid liel
voorbijgaan om haar de les te lezen; krenkende, pij
nigende, vernederende venijn te zeggen....
Die nu al over de vijftig gulden van d'r kreeg.
Die, op grond van deze vordering, elk strookje aan
een van de japonnen met verontwaardiging begluurde.
Die. als ze bij d'r thee kwam drinken, voor een be
schuitje ol' een koekje bedankte met een „Weineen.
dat 's maar zonde. Er is zoovéél noodig hè'?.... En
dan zoetjes-aan op d'r vijftig gulden „neerkwam
Wanneer ze nu eens. eindelijk, iets kreeg'?...,. Bij
Jans had Ma zitten smeeken. zitten schreien. Verteld
van .dat vooruitzicht met Gijs en Marie.,.. Waarop
de andere smalend en luidkeels had gelachen..... „Ja.
die mensehen zullen van jouw Marie gediend zijné
Mensch. 'k geloof waarachtig, dat L je....' En zus
ter werd opnieuw door onweerstaanbare joligheid over
rompeld....
Alles had mevrouw verduurd, verbeten, verdragen.
En 't eind was dan toch geweest, dat Jans de vijf
gulden leendeNa, zwart op wit. schuldbekentenis
van het totaal-bedrag Ie hebben gekregen. En de an
dere duidelijk te hebben gemaakt, wat er gebéuren
zou. als ze nu niet.... Te beginnen met den len van
de volgende maand....
Lize had geschreid toen Ma 't vertelde. En Marie
was bleek van woede geworden. Nu hadden ze iets
te verwachten, als tantetje weer kwam....
En Ma lag. doodmoe van den verschrikkelijken dag,
op de canapé. Was te uitgeput, te ellendig om nog
verder te piekeren over de vraag, waar ze nu toch
die taartjes vandaan zouden halen....
Het poctsgoed van vijf-en-tachtig cents deugde niet.
liet trekpotje was en bleef smoezelig, zonder kleur
of glans. Wat zou mevrouw Wittert zeggen, als ze dat
ding van-nabij te zien kreeg?.... En ze dacht aande
sierlijke. vveelderigMeftige theetafel bij do Wittert's...
„Zoo'n afzetterij;!" zei ze tegen Lize
En nóg had ze de woorden niet van d'r lippen,
of daar werd een deur opengerukt... Marie stond in
de kamer. W7it als .een doek. Met fonkelende oogen
Gebalde vuistenLoshangend haar. Een blouse los
om 't lijf hangend, half dichtgehaakt...
En achter haar pan kwam eene vrouw met vuur-
roode wangen, - pose vanJa, al maak-je nóg zoo'n
drukteVan mij; kom-je zóó niet af;
„Eerst m'n oenten!" schreeuwde de vrouw, „endan
ku.n-je de jurk krijgen. Me verschotten laten doen.
me laten ploeteren, en dan mooi-weer spelen van
mijn duitenNeen. dametje, jou heb ik in dc gaten.
Hier in dc buurt weten ze allemaal wat voor volk
jelui bentl.,. Maar as-je denkt, mij" te kunnen ver
neuriën. dan lieb-ie toen de verkeerde voor
„O God. ma. dat is verschrikkelijkzei Marie en
zo drukte 'haar geztehl tegen moeders schouder. „Zóó-
iets.... Zulke taalt..."
„Maar juffrouw De Stérke"' zei ma. die door kalm
te 'redding poogde te brengen, nog.,.. Die voelde, hoe
alles afhing van wat er binnen vier-en-twintig uurzoh
gebeuren..... „Maar juffrouw De Sterke. wat is dót
nu toch!'?.... Hebt u ons niet altijd..."
„M'n centen!" schreeuwde de naaister, en ze bons
de met haar knokels op de tafel, „m'n centen; En an
ders...."
Ze vloog naar Marie. en maakte eene beweging om
haar de nieuwe, zooeven-gepaste blouse van 't lijf te
rukkenWas. dien ochtend, opgestookt door een
kennis uit de buurt, die at twintigmaal om een gul
den-dertig had gestuurd.... Die haar 't een en ander
verteld had.... Ze most maar „astrant" zijn. Dat was
't eenige middel. Tien-tegen-een. dat de Yerduin's toch
binnen een week of wat over-den-kop waren....
„fff. naar .den bliksem!" had de kennis gezegd,
knippend met duim en wijsvinger.... „Ik mijn een-
dertig, en jij je veertig guldentjes kwijt Geen
cent om te halen, mensch!'
„Dót zullen we 's kijken had juffrouw De Ster
ke gezegd, in wie de woede en onrust begonnen te
koken. „Dót zullén we 's kijken!"
En in die stemming was ze naar de Verduin's ge
gaan Had zich nog ingehouden. Gedacht: Och-wat,
de menschen overdrijven altijd. Laat 'k nu verstan
dig zijn.... Ze had al iets gehoord van dat zaakje met
de Witter's... De dagmeid van de Verduin's had 't
haar verteld.... In kleuren en geuren. Wat ze luis
ter-vinkje spetend, met liet oor tegen sleutelgat ge-
gehoord had, toen mevrouw en juffrouw
rover hadden... En dal de familie Wittert
drukt.
Marie 't er
nu op de thee kwam... En dal de jonge meneer zoo
dol was op juffrouw Marie.... Dat 'I tóch nog kon
wezen.., De kennis van <te een-dertig had haar ver
trouwen weer gesehokl. Haai' gevraagd, wijzend op
d'r voorhoofd, of Mie de Sterke nu waarachtig kindsch
werd..,. Ja. de Wittert's.... fijne mensehen; soliede,
keurig-nell" lui; om je petje voor af Ie nemen
Ja. de Wittert's zouën met dal bedelvolk, dut scho-
nirti. die flesschentrekkeis, die fladdermadams, .iets te
maken willen hebben
,.'n Nieuwe truc om dc lui zand in de oogen Ie
strooien'" had de kennis gezegd, „om nog een beetje
te kunnen poffen: Snóp-je dat nou niet?"
Juffrouw De Sterke wankelde, weifelde. Beheersch-
te zich tóchJe kunt niet weten;.... Wordt dan weer
giftig bij: dc gedachte: alles Larie. Een strop voor me.
anders niet;....
Zou zich tóch. misschien nog hebben ingehouden,
als juffrouw Marie niet zoo trotsch. zoo koud-hoog-
harlig had gedaan. Niet, - terwijl juffrouw De Ster
ke. met spelden tusschen de tanden. .Lag neergehurkt
om te passen. -- met zoo'n koel-minachtend airtje
iets had gezégd over de oude vordering..., van veer
tig gulden..
Plotseling werd 'I juffrouw De Sterke te kras. Kreeg
zij het gevoel: Ze zetten je af; ze laten je daar neer
knielen en sappelen.... BclecÜigen je nog op den koop
toe.... Had ze de spelden op den grond gesmeten.
Flapte ze er uit de hoonende, dreigend© woorden...
Dc nieuwe blouse haar van 't lijf rukken deed ze
niet,
M;uu( zij kwam vlak. vlak vóór mevrouw Verduin
staan; Zoodat haar warme, hijgende adem tegen het
gelaat der' andere blies...
En ze zag haar aan met de vurige, woedende, drei
gende oogen. Zij onderstreepte elk woord dat ze zei
mét een beweging Van haar wijsvinger, die mevrouw
bijna raakte....
„Wéét-je wat k doen zal; als ik morgen den dag
m'n centen niet heb?..,. Weet-je wat 'k dan doen,
zal. fijne madam?...."
Ze wachtte even. genietend van haar vernederen.
Van den angst, den schrik, dien ze op mevrouw d'r
i gezicht las. Vervolgde toen, zachter sprekend, met op-
j eengeklemdc tanden. beeld van vreugde, van ge-
nol over wat ze nu kon doenDan zal ik naar
dit- familie Wittert gaan, en ze vertellen, wat lui jul
lie zijn. Hóórfijn, 't naadje uit de kous;.... Begrijp-je
dal?.... Ik heb de heele lijst van je beertjes;
Juffrouw De Sterke klapte in de handen^ alsof ze
daar de noodlottige lijst al „vóór zich had....
„Van Koeteman, den broodbakker af, tot Gerrit
sen hier in de straat, „van een gulden-dertig toe... En
die mooie historie van de gehuurde meubeltjes-
Uil de „Toko"... Ja, kijk maar kwansuis niet zoo ver
wonderd..."
Ze zag het wel, hoe mevrouw ontzette, dat ze ook
dit wist.... Waar de Verduin's 't vorige jaar. indoods-
angst over gezeten hadden...
..Dat je eigenlijk allang in 't bajes had motte zit
ten!" ging juffrouw De Sterke voort, wel wetend
dal ze haar loch-niks konden, durfden „maken", al
beleedigdc ze nóg zoo hard „dat je toen zoo in
de piepzak hebt gezeten... Bij: elk belletje, dat over
ging, dacht: „Daar zal je 'm hebben, van de politie;..."
Detik-je bijgeval dat 'k 't niet weet?.... Alles, alles
ga ik mevrouw Wittert vertellen. Dan zulten we 's
kijken, of zij haar zaon laat trouwen met zoo'n fijne
juffrouw
Weer trommelde zij1 met haar knokels op de tafel.
,.De bte'ise kun-je houden!" zei ze, „Voor mijn
part. Maar morgen voor den avond m'n centen... M'n
veertig gulden. Of"... En met iets breed-thealraals
strekte de naaister haar vleezigen arm uit ,.ot' mor
gen-avond kom ik ook bij: je op visite... Net-zoo-goed
als de Wittert's.... Net-zoo-goedEn zie dan maar
oor
ast
mee
Met een bons sloeg zij: de deur achter zicli dicht.
Zwijgend, sidderend, luisterden de vrouwen in het ver
trek naar d'r loopen in de gang, beneden....
Zij was weg. En in radelooze wanhoop klemde Ma
rie zich aan het lichaam van haar moeder vast....
Gerritsen, de man van de een-dertig en juffrouw
De Sterke zaten over het gevalletje na te praten. Van
dat ze nu voor de tweede maal gesnapt was geworden
hij het plegen van diefstal in den grooten, nieuwen
bazaar. En dat het O. M. negen maanden tegen haar
had geëischt. den ochtend van dien dag. Gerritsen,
die een groote liefhebber was van het hijwonen der
rechtzittingen, was gaan luisteren. En hij: vertelde nu...
genoegelijk uitvoerig genietend van z'n eigen verhaal....
Hoe de officier öroip gewezen had. dat de beklaag
de iemand was uit beschaafden kring; die een goede-
opvoeding had genoten; van wie hij; 't schande noem
de ,dat ze een dievegge was geworden, gevaarlijk voor
de publieke veiligheid....
„Zei-ie 't net-zoo?" vroeg juffrouw De Sterke,Tioófd-
sehuddend van 't ijselijk-vinden. En terwijl ze aan
het glaasje nipte, dat Gerritsen voor d'r had inge
schonken.... Kilde juffie effectief...
il-je gekloven dal 'k slaat' koud van wordt 'zei
ze. „Dat t met die Verduin's zóó zou afloopen
Neen.... dót..."
En weer rilde juffrouw De Sterke van afgrijzen,
deernis, of welke zachte aandoening haar mocht be-
hecrsc.henGerritsen nam t zaakje luchtiger op.
Keek de andere eens aan met z'n ooiijke spoloogies..
„Nou maar je veertig guldentjes heb-je toch lek
kertjes binnen-gekregen. né?" zei hij. en de gedachte
dat zijn een-dertig finaal „naar de maan" waren,
smaakte hem, héél-eventjes. grimmig jaloers oh. „Heb-
je nog aan mij: te danken' ging hij voort.
Juffrouw De Sterke knikte met flauw glimlachje.
„Daar zal ze wel voor 'l eerst *'oor gegapt heb
ben!" voegde hij: ej' nog hij. „omdat je ze toen zoo
i 'I vuur aan de schoentjes hebt gelegd. Gal' toch geen
zier;Heb ik je ook voorspeld. Die Wittert was
niet zoo gek als ze dachten."
Juffrouw De Sterke roerde zeer hevig met '1 le
peltje in de suiker van haar glaasje-versnapering.
„Maar jij hebt 'top je geweten. Mie; Daar gaal
niks van-af!" voegde hij: haar toe... En terwijl een
boosaardig grijnsje z'n wrok over de verloren een-gul
den-dertig weerspiegelde ,zag hij, met inuig-welbehageai
van leedvermaak dat trillerige, onrustige roeren van
het lepeltje in de suiker....
MAïTRE CORBEAU.
v 1 i inv.1 IJ..,, J—111. VI Cl 11 IllClCll
dal je er mij uitkrijgt. Daar heb ik een Iolieye voor
OW. Al is 't burengerucht. En m'n man komt vast
LXIII. DE KOUDBLOED-RASSEN IN ENGELAND.
Dieren als het Belgische paard en de Engelsche
rassen, waarover we hier een en ander willen mee-
deelen, noemt men koudbloed paarden, terwijl Ooster-
sche paarden en rassen met Oostersch bloed als warm
bloed aangeduid worden.
Deze termen zijn uit Duitschland afkomstig en dui
den aan. dat de eerste een kalme natuur hebben
en de andere vuriger van aard zijn. De warmte van
hun bloed staat gelijk. Er is verschil in temperament
doch met in temperatuur.
Wat ik van do Engelsche werkpaarden hieronder
meedeel, is ontleend aan het beroemde werk „Farm
live stock of Great Britain". door professor flobert
Wallace te Edinburgh. dat in 1907 is herdrukt.
Het is de gewoonte in Engeland de werkpaarden
tot drie rassen te brengende Shires, do Clydasdates
en de Suffolk Punclis.
Het Shire-paard is het zwaarste Britsche werkpaard.
Vooral in Lincolnshire, Derbysliire en Laucashire fokt
men deze dieren zóó buitengewoon zwaar, dat ze te
plomp zijn voor Hindbouwwerfr maar bijzonder ge
schikt voor het trekken der zware sleepers vrachten.
„Dray-horses" noemt men deze kolossussen.
Veel dezer dieren hebben witte voeten, wat een na
deel is in landen met feilen zonneschijn, zooals de
Vereenigde Staten van Noord-Amerika, waar men thans
om deze reden aan Percherons en Belgische paarden de
voorkeur geeft boven de Shires.
Det ras is één voortzetting van het groote zwarte
Engelsche oorlogspaard, dat duizend jaren geleden be
roemd was als strijdros der zwaar geharnaste ridders,
die met hun wapenrusting dikwijls 400 Engelsche pon
den wogen!
In de middeleeuwen en vroeger moesten ossen ploe
gen en ander landwerk verrichten; zelfs waren er
streken, waar de wet het gebruik van paarden voor
dit doel verbood;
Omstreeks de regeering van Koning Jan (1199—
1216) werden honderd buitengewoon groote hengsten
uit Vlaanderen, Holland en het Elbegebied in Engeland
ingevoerd om hiermee het inlandsche ras te verbe
teren.
Ook Eduard de tweede voerde een vijf en twintig
tal zware paarden uit het buitenland in. De beroem
de fokke'r Bakewell ging zelf naar Holland o-m een
aantal zware merries te koopen, die hiji door Engel-
sche hengsten liet dekken.
„The Shire-Horse Society and Studbook" (de ver
eniging voor het Shirt-paard en zijn stamboek), op
gericht in 1878. heeft zeer veel gedaan voor de' ver
betering van dit ras. Het gevolg is geweest dat Duitsch
land. Noord-Amerika en Argentinië' veel Shires koch
ten tegen hooge prijzen.
„No foot nio horse" (zonder goede hoeven deugt
een paard niet) is een eerste regel voor fokkers van
trekpaarden.
„A good horse cannot be a bad colour, (een goed
paard heeft steeds een goede kleur) is ook een ver
standige spreuk. De meeste shires zijn zwart of bruin
doch ook vossen, gewone schimmels en rood-schimmels
vindt men eronder. De buitenlanders haten de witte
voeten en geven de voorkeur aan donkere bruinen
met zwarte beenen.
In Saksen en meer streken van het Duitsche rijk
heeft men proeven genomen, of invoering van Stóre-
U»
10.
Over het gelaat van den overste gleed een bittere
trek.
.Gij vergeet alleen dit eene, dat ik daarmede niet
zou zijn ingenomen," antwoordde hij.
„Ik geloof, dat gij toch alleen nog kunt wenschen,
dat Egon een rijk meisje huwt."
„Zeker wenseh ik dat, Maar moet hij zich om het
geld aan een burgerlijke weggooien? Moet hij de doch
ter van een. man huwen, dien ik met weerzin in mijn
familie zou dulden? Egers naam is niet zuiver, al is
hij zeer rijk, niemand houdt hem voor een eerlijk
aan." I
„Kan iemand hem iets oneerlijks verwijten?" vroeg
Elfriede.
,Ik heb zoo velerlei van hem gehoord, dat ik mij
nimmer zou laten gezeggen doch dit is niet onze
zaak," viel de overste zich zeiven in de rede.
„Het verwondert mij wel, dat de zoon van je broer
ook geen gebruik maakte van zijn adellijken naam,"
ging Elfriede voort. „Je hebt hem toch gezegd, dat deze
minachting zich slecht vereenigde met zijne betrekking
als Reserve-officier!"
„Laat dit rusten!" viel de overste met een onwillige
beweging der .hand, zijn vrouw in de rede. „Ik heb
het recht niet, hem te bevelen zijn adellijken naam
aan te nemen. Hij heeft mijn raad niet opgevolgd, daar
mede is het voor mij afgedaan! Doch waar is Kurt?
Waarom komt hij niet koffiedrinken?"
„Kalsbach, je weet, dat hij voor zijn examen werkt
«n dus iedere minuut gebruikt tot zijne voorbereiding."
Het gelaat van den overste kreeg een nog ernstiger
'Mrukking.
■Hij had dit nu niet te; doen, wanneer hij met meer
en ijver gewerkt licidzeide hij. „Wat hij nu
n°8 studeert, kan alleen dienen zijn hoofd nog verwar-
Her jg maken."
"Hij is vlijtig geweest," verzekerde zijn vrouw, terwijl
2'J haar lieveling In bescherming nam. „Is het zijn
Schuld, dat het leeren hem zoo moeilijk valt?"
„Ja! Alles wat men met tegenzin doet valt iemand
Moeilijk. Zijn vlijt was niet de rechte. Hij zit den ge
helen dag wel aan zijn werk, maar zonder den ern-
%en wil, dat af te maken. Hij heeft er meer bij ge
roomd dan gedacht en datdat is zijn gebrek."
'„Je moogt gelijk hebben, Feodor; maar misschien
»ezat hij de kracht niet, dat te overwinnen,"
„Lat is een slechte gewoonte en zulk een last is
®°eHijk te overwinnen. Zie, wanneer de recruten inge
heid worden, heeft ieder ieder van hen slechte
»ewoonten, maar door strenge tucht worden die er uit
gedreven; de discipline alleen maakt dat in orde!
•Misschien ben ik togen Kurt te toegevend geweest."
„Neen, neen!" viel zijn vrouw hem haastig in de
rede, want zij was ten volle overtuigd, dat haar man
tegen Kurt dikwijls te streng was geweest. „Dat zou
hem nog beschroomder en banger gemaakt hebben!"
,Wie zijn plicht doet, behoeft niet bang te, zijn. Ik
heb nooit iets van hem verlangd, waartoe hij niet in
staat was. Ik zie niet zonder bezorgdheid op de toe
komst, want ook het beroep, waaraan hij zich wijden
wil, vereischt energie. Nu ik wil hopen dat hij in het
examen slaagt, want de schande, wanneer mijn eigen
zoon drie jaar zou moeten dienen, zou voor mij te
groot zijn."
„Hij zal slagen," verzekerde Elfriede. „Hij heeft in
den laatsten tijd geregeld tot laat in den nacht ge
studeerd."
De overste antwoordde niet. Hij doorliep nog eenige
malen het vertrek. Daarop ging hij heen, daar de dienst
hem riep.
Tegen denzelfden tijd zaten twee; jonge menschen
in een kleine kamer: het waren Ulrika en Kurt.
Beiden geleken bijzonder veel op elkander, te meer
daar Kurt in zijn gelaat veel van een meisje had.
Hij was een slank jongmensch, in zijne bewegingen
lag nog iets hulpbehoevends en links, nxaar zijne trek
ken waren zacht en uit zijn blauwe, groote oogeai
sprak een kinderlijke uitdrukking.
Ulrika hield een boek in de hand en overhoorde hem
eenige geschiedkundige getallen en datums.
,Ken jij het nu ook?" vroeg zij ten slotte.
„Ja," antwoordde Kurt. „Ik ben er zeker van."
Zijn wangen waren hoog gekleurd, op zijn ge,laat
stond vreugde en angst te lezen.
„Verraad mij nu niet," ging hij voort. „Zie, het treft
alles goed, dat mijne ouders heden te, dineeren zijn
uitgenoodigdwanneer zij terug komen, Is alles voor
bij, en zij hebben niet eens geweten, dat het heden
de beslissende en voor mij de moeilijkste dag is ge
weest."
„Kurt, ik weet niet, of ik er goed aan doe!" bracht
Ulrika hiertegen in.
„Ja, ja!" verzekerde Kurt. „ik verheug er mij be
paald op, vader nu toch eens vreugde te kunnen be
reiden. Voor hij terugkeert, leg ik op zijn schrijftafel
een papier, waarop ik met groote letters schrijf: „Ik
heb het examen goed afgelegd. Kurt." Dat zal hij
moeten zien, wanneer hij de kamer binnen komt."
„Zia ik heb het reeds geschreven," voegde hij er met
een beschroomd lachje bij.
Hij haalde nu uit zijn schrijfmap een stuk papier
te voorschijn, waarop die woorden met groote letters
geschreven stonden.
„Ben je zoo zeker van je zaak?" vroeg Ulrika schert
send, daar de zekerheid van haar broeder haar gerust-
stelde.
„Ja. Ik weet wel is waar niet, hoe mijn schriftelijk
werk is uitgevallen, maar ik geloof dat het zeer goed
is. ik had het mij moeilijker voorgesteld, en ik weet
niet dat ik een fout gemaakt heb. Met het mondeling
hoop ik heden goed te slagen, want ik heb alles drie-,
viermaal gerepeteerd, ik kan het wel opzeggen.
„Blijf nu kalm en laat jo geen vrees a»jagen, ver-
maande het jonge meisje.
„ik ben besloten, kalm te blijven, zelfs wanneer ik
een vraag niet weet; er hangt heden immers ,veel
van af."
„Nu, wanneer het voorbij is, kan je je rust gunnen,
want dan heb je vooreerst veel vrijen tijd, dien wij
zullen gebruiken, om veel te gaan wandelen. Ik heb
ook een geschenk voor je bestemd."
„Ik ben rijk genoeg beloond, wanneer eindelijk al
die smart en zorgen van, mij zijn genomen," antwoord
de Kurt. „Heden avond zal ik mij zoo verheugd te
bed leggen, als nog nooit is geschied. Ik heb dikwijls
gedroomd, dat ik geëxamineerd werd, en ik wist geen
vraag, begreep (niet eens wat er gevraagd werd, dan
ontwaakte ik, en het hart sloeg mij zoo snel en gejaagd
dat ik dikwijls uren heb gelegen zonder te kunnen sla
pen."
i „Arme jongen"! z©ide Ulrika en streek hem liefkoo-
zend met de hand over de wangen. „ITet is goed, dat
j wij meisjes geen examen behoeven te doen."
j „Ja, jij hebt het gemakkelijk!" verzekerde Kurt.
Hij had dikwijls genoeg gewenscht, een meisje te
zijn om van al deze kwellingen verlost te zijn.
Hij maakte zich gereed, om naar school te gaan,
I waar het examen gehouden werd. Hij wilde zeer kalm
zijn, en toch gloeiden zijne wangen van opgewonden-
heid, zijne handen beefden, hij nam nu het eene, dan
weer het andere boek ter hand, doch legde het tel
kens weder neder, zonder zich bewust te zijn, waarom
hij het opgenomen had. Nog eens herhaalde zijn zuster
hare vermaning kalm en bedaard te blijven.
„Ik blijf kalm, bepaald verlaat je daarop," ant
woordde Kurt en. toch beefde zijn stem.
„Nu, goed geluk dan, Kurt!" riep Ulrika en kuste
haar broeder op het voorhoofd.
Kurt verliet (het huis.
Ulrika deed nu eenige boodschappen in de stad en
bezocht eene vriendin om zoo weinig mogelijk haar
moeder te ontmoeten. Zij vreesde dat zij door hare on
rustigheid zich zou verraden; hare gedachten waren
altijd bij Kurt. De overste begaf zich met zijn vrouw
naar het diner. Ulrika die intussehen was teruggekeerd,
was alleen. Zij wilde niet denken aan de mogelijkheid
dat Kurt niet zou slagen, maar stelde zich de vreugde
harer ouders voor, wanneer Kurt bij hun terugkeer als
gelukig geslaagde hun tegemoet kan treden.
Zoo ging de tijd om. Het uur, waarin het examen
afgeloopen moest zijn, was verstreken. Kurt kwam niet.
Zij keek het venster uit, om hem zoo spoedig mogelijk
te kunnen zien. Aan zijn gang, aan zijn gelaat zou zij
dadelijk kunnen, zien, welk bericht hij medebracht.
Uur op uur verliep. Een gevoel van angst overviel
haar. Wajar bleef hij? Zij trachtte zich zeiven gerust
te stellen met de gedachte, dat hij misschie» in de
vreugde van zijn overwinning, met zijne gelukkige mak
kers een restauratie was binnengegaan, om de heuge
lijke gebeurtenis te vieren. Zij wilde dit gelooven, en
toch schudde zij onwillekeurig haar hoofd, want zij
keudu hem te goed, (om niet te weten, dat hij zich
naar huis zou spoeden, om haar zijn, geluk mede [te
deelen.
Eindelijk zag zij hem aan de tegenovergestelde zijde
van ,'de straat langzaam aankomen. Hij keek niet op.
zijn gestalte scheen gebogen.
Ontsteld trad zij van het venster terug en had wel
luide willen schreien, wamt zij jwas over den uitslag-
niet meer in het onzekere. Doch hare tranen konden
zich geen doortocht banen, want zij moest zich beheer-
schen, om den ongelukkige niet dadelijk met tranen
te ontvangen. Zij ijlde naar de deur, haar broeder te
g-emoet. |i
Kurt kwam langzaam de trap op, elke'tred scheen
hem moeilijk te vallen, zijn gelaat was bl-e-ek. Zij ont
ving hem bij de op-en 'deur en trok hem haastig in
haar kleine kamer, werktuigelijk volgde hij haar.
„Kurt Kurt, wat is er gebeurd?" vroeg zij toen
zij de deur achter zich had gesloten.
„Ik ben niet geslaagd!" luidde het doffe en oogen-
schijnlijk koele antwoord.
„Almachtige God!" klonk het van Ulrika's lippen.
Zij herstelde zich evenwel.
Kurt zonk afgemat op een stoel neder. Zijn armen
hingen slap langs het lijf, op zijn sohoon, kinderlijk ge
laat lag een uitdrukking van onuitsprekelijke smart
en moedeloosheid.
„Kurt Kurt, hoe is dat mogelijk?" ging Ulrika
voort en moest deze vraag herhalen, da-ar hij haar niet
scheen te hooren.
Als uit een droom ontwakend sloeg de ongelukkige
de oogen even op en streek zich met de hand over
het voorhoofd.
,Ik weet niet," gaf hij ten antwoord. „Mijn schrif
telijk examen was onvoldoende."
„En heden heden?" vroeg Ulrika dringend verder.
„ik had mij zoo vast voorgenomen om kalm te blij
ven, maar onverwachts werd de eerste vraag tot mij
gericht en ik h-ad het antwoord wel geweten, als men
mij maar den tijd tot nadenken had gelaten, maar daar
ik met mijn antwoord aarzelde weixl een ander de beurt
gegeven. Nu schoot het mij in de gedachte, dat dit
een slecht voorteeken was, ik dacht aan vader en aan
de mogelijkheid dat ik niet door mijn ex-amen zou
komen en een onbeschrijfelijke angst overviel mij. Ik
was in de war, ik kon mijn hersens niet meer tot
denken dwingen en wist op geen enkele vraag meer
een antwoord te geven."
„Kurt, je hadt je ook bedaard moeten houden," riep
zijn zuster uit.
„Ik weet niet hoe het gekomen is Ik begrijp het
niet. Later heb ik mijzelf die zelfde vragen nog eens
voorgelegd en bijna allen had ik kunnen beantwoor
den. Maar nu is het te laat!" voegde Kurt er bij,
terwijl een diepe zucht aan zijn borst ontsnapte.
„En heeft je examen zoo lang geduurd?" vroeg Ul
rika.
„Welneen het is reeds langer dan een paar uur
afgeloopen."
„Waar ben je dan al dien tijd geweest?"
„Ik durfde niet naar huis terugkoeren ik ben
de stad uitgeloopen ik weet zelf niet, hoe ik hier-