I' Grenen mt Land- ei Tuinbouw. Soldaten=eer. 53e Jaargang. No. 4483. Zaterdag 10 April 1909. TWEEDE BLAD. F EjU IL L E T O N. Vernisje...... 't Mes op de keel. Mevrouw zat te poetsen, te poetsen, dat haar hand er pijn van deed. Er was, op het doodoude hek- potje haast geen glans meer te krijgen. „Zoo'n afzetterij; toch!" zei ze tegen Lize, die, voor haar stukje-kant zat te naaien op de japon, die morgenavond dienen inoest bijl de groole visite, en mevrouw doopte liet doekje nog eens in 't witte poeder, waarvan de winkelier verzekerd had, fel als mevrouw dit wondergocdje gebruikte, haar alver" zou blinken alsof 't gloed- en fonkelnieuw las. ihj had 't natuurlijk direct in de galen, hoe 'l er inet mevrouws kas hij-stond.... Éventjes vijf-en-tachtig cents kostte dat poedertje. En mevrouw zag toch al vuurrood, dien middag', van vat ze daar-straks 'had moeten verduren. Bij: Reu vers. den banketbakker. Terwijl ze aan de winkeljuffrouw opgaf wat ze al- K,o noodig had.... En den volgenden dag, beslist vóór vieren, bezorgd moest zijnDeed liet juffie heel ge woon. zooals altijd. Noteerde bestelling, telkens met j beleefd-dankbaar „asjeblieft mevrouw"' er-tusschcn ...Zoodat de andere al dacht: Dat valt meeWant met bezwaard hart was ze naar Reuvers gegaan. Lize had ervoor bedankt, en aan Marie had Ma 'l niet eens durven vragenVoor Marie d'r snibbigheid was ze altijd hang geweest. En nu moest ze haar te-goed vriend houden; Als... dis... dat engagement met Gijs Wittert eens doorgingAis dat groote ge- juk-Ma durfde er niet eens aan denken eigenlijk; zóó prachtig, zóó verrukkelijk leek 'tDan zou alles afhangen van Marie d'r scheutigheid. -om' wat zon te brengen in hun misère.... Gijs was oen .lob- hes van een jongen. Die zon stellig alles goed vinden wat Marie wouEn die oude mevrouw Wittert zou ze wel op een afstand houden, waren Gijs en Marie eenmaal goed-en-wel' getrouwd..... Zich aldus verkwikkend met zoete toekomst-droomen was mevrouw den winkel van Reuvers binnengestapt. Hoé ze 't durf de. Wist ze zelve eigenlijk niet. Want het laatste briefje van der banketbakker was al heel heslist van toon. Als nu de juffrouw-zélf er maar niet was. En 't ge luk diende haar;Er was een nieuw meisje inden winkel. Wist heelemaai niet van wat die deftige, sta- lig-doende dame nog aan patroon te betalen had.... Was de hoffelijkheid zelve't Zaakje liep prach tig Toen. opeens, werd mevrouw Verduin doodsbleek. De juffrouw-zélf kwam den winket ingroette me vrouw met ijskoud hoofdknikje haai' van 't hoofd lot de voeten opnemend met die spottende, nijdig- stekerige oogjen.... Zag, dat juffie een heele lijst van bestelling opschreefGing naar mevrouw toe en vroeg haar „een oogenblikje te mogen spreken. In het „salonnetje", achter den winkel, waar ge lukkig. op dat moment, niemand andei's was. ston den ze tegenover elkaar. Mevrouw bevend over 't heele lichaam.... Zóó ontdaan, dat zij zich aan een vin de keurige, vergulde stoeltje" moest vasthouden.... Stamelde ze iets van: heusch. binnen een paar we kenAlthéns de oude schuld.... Die acht-en-dertig gulden veertig, at twee jaar „staande" „O neen!" zei de juffrouw-zélf. en ze inspecteerde elk draadje van mevrouw d'r toilet. Loerde naar een gaatje in een van de handschoenen; keek minachtend naar de verlepte keelbanden van d'r hoed; bespiedde afgetakelde rand van oude gitten aan d'r mantel Zoodat mevrouw wonder van zelfbedwang moest ver- toonen om niet uit te barstenmaar de juffrouw- zélf wist wel. dat ze toch niet durfde, de „kale me- éam. die nog zoo'n „air" wou aannemen neen-'" zei ze. .„dank u wel. Eerst betalen, wat u al honderdmaal beloöfd hebt.... Van de eene maand op de andereWe kennen dat;Als u maar weet. dat m'n man nu uit een ander vaatje gaat tappen. Dat zult u eerstdaags wel merken. Zulke klanten kunnen, voor mijn part, m'n deur voorbijgaan...'" De juffrouw werd grof, want ze besefte, dat d'r acht-en-dertig gulden veertig naar de maan waren...... Maar ze zou 't dat volk toch 's eventjes en lekkertjes duidelijk maken... Mevrouw zag dat 't onherroepelijk vas. Schreed Maar de deurMoest verdureh, nog, dat het nieuwe juffie haar hiinachlend-verhiYasd, zon der te groeten, nakeek.,.. En terwijl ie de deur open de. hoorde mevrouw de twee praten.,.,.. Iets vanjles- schenhekkers' bereikte haar ooi\„.. In die gemoedsstemming had ze het doosje poets poeder gekocht. Haar laatsten gulden moeten wisselen.. Zonder dat er. voor de visite van morgen-avond, nog één enkel taartje in het vooruitzicht was... In die stemming had ze 't alleruiterste beproefd, 't Moest nu erop of eronder.... Allés hing er van af.... Was ze naar d'r zuster gegaan om te trachten iets los te krijgen. Maar Jans. met wie ze jaren-lang ge brouilleerd was geweest. Die geen gelegenheid liel voorbijgaan om haar de les te lezen; krenkende, pij nigende, vernederende venijn te zeggen.... Die nu al over de vijftig gulden van d'r kreeg. Die, op grond van deze vordering, elk strookje aan een van de japonnen met verontwaardiging begluurde. Die. als ze bij d'r thee kwam drinken, voor een be schuitje ol' een koekje bedankte met een „Weineen. dat 's maar zonde. Er is zoovéél noodig hè'?.... En dan zoetjes-aan op d'r vijftig gulden „neerkwam Wanneer ze nu eens. eindelijk, iets kreeg'?...,. Bij Jans had Ma zitten smeeken. zitten schreien. Verteld van .dat vooruitzicht met Gijs en Marie.,.. Waarop de andere smalend en luidkeels had gelachen..... „Ja. die mensehen zullen van jouw Marie gediend zijné Mensch. 'k geloof waarachtig, dat L je....' En zus ter werd opnieuw door onweerstaanbare joligheid over rompeld.... Alles had mevrouw verduurd, verbeten, verdragen. En 't eind was dan toch geweest, dat Jans de vijf gulden leendeNa, zwart op wit. schuldbekentenis van het totaal-bedrag Ie hebben gekregen. En de an dere duidelijk te hebben gemaakt, wat er gebéuren zou. als ze nu niet.... Te beginnen met den len van de volgende maand.... Lize had geschreid toen Ma 't vertelde. En Marie was bleek van woede geworden. Nu hadden ze iets te verwachten, als tantetje weer kwam.... En Ma lag. doodmoe van den verschrikkelijken dag, op de canapé. Was te uitgeput, te ellendig om nog verder te piekeren over de vraag, waar ze nu toch die taartjes vandaan zouden halen.... Het poctsgoed van vijf-en-tachtig cents deugde niet. liet trekpotje was en bleef smoezelig, zonder kleur of glans. Wat zou mevrouw Wittert zeggen, als ze dat ding van-nabij te zien kreeg?.... En ze dacht aande sierlijke. vveelderigMeftige theetafel bij do Wittert's... „Zoo'n afzetterij;!" zei ze tegen Lize En nóg had ze de woorden niet van d'r lippen, of daar werd een deur opengerukt... Marie stond in de kamer. W7it als .een doek. Met fonkelende oogen Gebalde vuistenLoshangend haar. Een blouse los om 't lijf hangend, half dichtgehaakt... En achter haar pan kwam eene vrouw met vuur- roode wangen, - pose vanJa, al maak-je nóg zoo'n drukteVan mij; kom-je zóó niet af; „Eerst m'n oenten!" schreeuwde de vrouw, „endan ku.n-je de jurk krijgen. Me verschotten laten doen. me laten ploeteren, en dan mooi-weer spelen van mijn duitenNeen. dametje, jou heb ik in dc gaten. Hier in dc buurt weten ze allemaal wat voor volk jelui bentl.,. Maar as-je denkt, mij" te kunnen ver neuriën. dan lieb-ie toen de verkeerde voor „O God. ma. dat is verschrikkelijkzei Marie en zo drukte 'haar geztehl tegen moeders schouder. „Zóó- iets.... Zulke taalt..." „Maar juffrouw De Stérke"' zei ma. die door kalm te 'redding poogde te brengen, nog.,.. Die voelde, hoe alles afhing van wat er binnen vier-en-twintig uurzoh gebeuren..... „Maar juffrouw De Sterke. wat is dót nu toch!'?.... Hebt u ons niet altijd..." „M'n centen!" schreeuwde de naaister, en ze bons de met haar knokels op de tafel, „m'n centen; En an ders...." Ze vloog naar Marie. en maakte eene beweging om haar de nieuwe, zooeven-gepaste blouse van 't lijf te rukkenWas. dien ochtend, opgestookt door een kennis uit de buurt, die at twintigmaal om een gul den-dertig had gestuurd.... Die haar 't een en ander verteld had.... Ze most maar „astrant" zijn. Dat was 't eenige middel. Tien-tegen-een. dat de Yerduin's toch binnen een week of wat over-den-kop waren.... „fff. naar .den bliksem!" had de kennis gezegd, knippend met duim en wijsvinger.... „Ik mijn een- dertig, en jij je veertig guldentjes kwijt Geen cent om te halen, mensch!' „Dót zullen we 's kijken had juffrouw De Ster ke gezegd, in wie de woede en onrust begonnen te koken. „Dót zullén we 's kijken!" En in die stemming was ze naar de Verduin's ge gaan Had zich nog ingehouden. Gedacht: Och-wat, de menschen overdrijven altijd. Laat 'k nu verstan dig zijn.... Ze had al iets gehoord van dat zaakje met de Witter's... De dagmeid van de Verduin's had 't haar verteld.... In kleuren en geuren. Wat ze luis ter-vinkje spetend, met liet oor tegen sleutelgat ge- gehoord had, toen mevrouw en juffrouw rover hadden... En dal de familie Wittert drukt. Marie 't er nu op de thee kwam... En dal de jonge meneer zoo dol was op juffrouw Marie.... Dat 'I tóch nog kon wezen.., De kennis van <te een-dertig had haar ver trouwen weer gesehokl. Haai' gevraagd, wijzend op d'r voorhoofd, of Mie de Sterke nu waarachtig kindsch werd..,. Ja. de Wittert's.... fijne mensehen; soliede, keurig-nell" lui; om je petje voor af Ie nemen Ja. de Wittert's zouën met dal bedelvolk, dut scho- nirti. die flesschentrekkeis, die fladdermadams, .iets te maken willen hebben ,.'n Nieuwe truc om dc lui zand in de oogen Ie strooien'" had de kennis gezegd, „om nog een beetje te kunnen poffen: Snóp-je dat nou niet?" Juffrouw De Sterke wankelde, weifelde. Beheersch- te zich tóchJe kunt niet weten;.... Wordt dan weer giftig bij: dc gedachte: alles Larie. Een strop voor me. anders niet;.... Zou zich tóch. misschien nog hebben ingehouden, als juffrouw Marie niet zoo trotsch. zoo koud-hoog- harlig had gedaan. Niet, - terwijl juffrouw De Ster ke. met spelden tusschen de tanden. .Lag neergehurkt om te passen. -- met zoo'n koel-minachtend airtje iets had gezégd over de oude vordering..., van veer tig gulden.. Plotseling werd 'I juffrouw De Sterke te kras. Kreeg zij het gevoel: Ze zetten je af; ze laten je daar neer knielen en sappelen.... BclecÜigen je nog op den koop toe.... Had ze de spelden op den grond gesmeten. Flapte ze er uit de hoonende, dreigend© woorden... Dc nieuwe blouse haar van 't lijf rukken deed ze niet, M;uu( zij kwam vlak. vlak vóór mevrouw Verduin staan; Zoodat haar warme, hijgende adem tegen het gelaat der' andere blies... En ze zag haar aan met de vurige, woedende, drei gende oogen. Zij onderstreepte elk woord dat ze zei mét een beweging Van haar wijsvinger, die mevrouw bijna raakte.... „Wéét-je wat k doen zal; als ik morgen den dag m'n centen niet heb?..,. Weet-je wat 'k dan doen, zal. fijne madam?...." Ze wachtte even. genietend van haar vernederen. Van den angst, den schrik, dien ze op mevrouw d'r i gezicht las. Vervolgde toen, zachter sprekend, met op- j eengeklemdc tanden. beeld van vreugde, van ge- nol over wat ze nu kon doenDan zal ik naar dit- familie Wittert gaan, en ze vertellen, wat lui jul lie zijn. Hóórfijn, 't naadje uit de kous;.... Begrijp-je dal?.... Ik heb de heele lijst van je beertjes; Juffrouw De Sterke klapte in de handen^ alsof ze daar de noodlottige lijst al „vóór zich had.... „Van Koeteman, den broodbakker af, tot Gerrit sen hier in de straat, „van een gulden-dertig toe... En die mooie historie van de gehuurde meubeltjes- Uil de „Toko"... Ja, kijk maar kwansuis niet zoo ver wonderd..." Ze zag het wel, hoe mevrouw ontzette, dat ze ook dit wist.... Waar de Verduin's 't vorige jaar. indoods- angst over gezeten hadden... ..Dat je eigenlijk allang in 't bajes had motte zit ten!" ging juffrouw De Sterke voort, wel wetend dal ze haar loch-niks konden, durfden „maken", al beleedigdc ze nóg zoo hard „dat je toen zoo in de piepzak hebt gezeten... Bij: elk belletje, dat over ging, dacht: „Daar zal je 'm hebben, van de politie;..." Detik-je bijgeval dat 'k 't niet weet?.... Alles, alles ga ik mevrouw Wittert vertellen. Dan zulten we 's kijken, of zij haar zaon laat trouwen met zoo'n fijne juffrouw Weer trommelde zij1 met haar knokels op de tafel. ,.De bte'ise kun-je houden!" zei ze, „Voor mijn part. Maar morgen voor den avond m'n centen... M'n veertig gulden. Of"... En met iets breed-thealraals strekte de naaister haar vleezigen arm uit ,.ot' mor gen-avond kom ik ook bij: je op visite... Net-zoo-goed als de Wittert's.... Net-zoo-goedEn zie dan maar oor ast mee Met een bons sloeg zij: de deur achter zicli dicht. Zwijgend, sidderend, luisterden de vrouwen in het ver trek naar d'r loopen in de gang, beneden.... Zij was weg. En in radelooze wanhoop klemde Ma rie zich aan het lichaam van haar moeder vast.... Gerritsen, de man van de een-dertig en juffrouw De Sterke zaten over het gevalletje na te praten. Van dat ze nu voor de tweede maal gesnapt was geworden hij het plegen van diefstal in den grooten, nieuwen bazaar. En dat het O. M. negen maanden tegen haar had geëischt. den ochtend van dien dag. Gerritsen, die een groote liefhebber was van het hijwonen der rechtzittingen, was gaan luisteren. En hij: vertelde nu... genoegelijk uitvoerig genietend van z'n eigen verhaal.... Hoe de officier öroip gewezen had. dat de beklaag de iemand was uit beschaafden kring; die een goede- opvoeding had genoten; van wie hij; 't schande noem de ,dat ze een dievegge was geworden, gevaarlijk voor de publieke veiligheid.... „Zei-ie 't net-zoo?" vroeg juffrouw De Sterke,Tioófd- sehuddend van 't ijselijk-vinden. En terwijl ze aan het glaasje nipte, dat Gerritsen voor d'r had inge schonken.... Kilde juffie effectief... il-je gekloven dal 'k slaat' koud van wordt 'zei ze. „Dat t met die Verduin's zóó zou afloopen Neen.... dót..." En weer rilde juffrouw De Sterke van afgrijzen, deernis, of welke zachte aandoening haar mocht be- hecrsc.henGerritsen nam t zaakje luchtiger op. Keek de andere eens aan met z'n ooiijke spoloogies.. „Nou maar je veertig guldentjes heb-je toch lek kertjes binnen-gekregen. né?" zei hij. en de gedachte dat zijn een-dertig finaal „naar de maan" waren, smaakte hem, héél-eventjes. grimmig jaloers oh. „Heb- je nog aan mij: te danken' ging hij voort. Juffrouw De Sterke knikte met flauw glimlachje. „Daar zal ze wel voor 'l eerst *'oor gegapt heb ben!" voegde hij: ej' nog hij. „omdat je ze toen zoo i 'I vuur aan de schoentjes hebt gelegd. Gal' toch geen zier;Heb ik je ook voorspeld. Die Wittert was niet zoo gek als ze dachten." Juffrouw De Sterke roerde zeer hevig met '1 le peltje in de suiker van haar glaasje-versnapering. „Maar jij hebt 'top je geweten. Mie; Daar gaal niks van-af!" voegde hij: haar toe... En terwijl een boosaardig grijnsje z'n wrok over de verloren een-gul den-dertig weerspiegelde ,zag hij, met inuig-welbehageai van leedvermaak dat trillerige, onrustige roeren van het lepeltje in de suiker.... MAïTRE CORBEAU. v 1 i inv.1 IJ..,, J—111. VI Cl 11 IllClCll dal je er mij uitkrijgt. Daar heb ik een Iolieye voor OW. Al is 't burengerucht. En m'n man komt vast LXIII. DE KOUDBLOED-RASSEN IN ENGELAND. Dieren als het Belgische paard en de Engelsche rassen, waarover we hier een en ander willen mee- deelen, noemt men koudbloed paarden, terwijl Ooster- sche paarden en rassen met Oostersch bloed als warm bloed aangeduid worden. Deze termen zijn uit Duitschland afkomstig en dui den aan. dat de eerste een kalme natuur hebben en de andere vuriger van aard zijn. De warmte van hun bloed staat gelijk. Er is verschil in temperament doch met in temperatuur. Wat ik van do Engelsche werkpaarden hieronder meedeel, is ontleend aan het beroemde werk „Farm live stock of Great Britain". door professor flobert Wallace te Edinburgh. dat in 1907 is herdrukt. Het is de gewoonte in Engeland de werkpaarden tot drie rassen te brengende Shires, do Clydasdates en de Suffolk Punclis. Het Shire-paard is het zwaarste Britsche werkpaard. Vooral in Lincolnshire, Derbysliire en Laucashire fokt men deze dieren zóó buitengewoon zwaar, dat ze te plomp zijn voor Hindbouwwerfr maar bijzonder ge schikt voor het trekken der zware sleepers vrachten. „Dray-horses" noemt men deze kolossussen. Veel dezer dieren hebben witte voeten, wat een na deel is in landen met feilen zonneschijn, zooals de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, waar men thans om deze reden aan Percherons en Belgische paarden de voorkeur geeft boven de Shires. Det ras is één voortzetting van het groote zwarte Engelsche oorlogspaard, dat duizend jaren geleden be roemd was als strijdros der zwaar geharnaste ridders, die met hun wapenrusting dikwijls 400 Engelsche pon den wogen! In de middeleeuwen en vroeger moesten ossen ploe gen en ander landwerk verrichten; zelfs waren er streken, waar de wet het gebruik van paarden voor dit doel verbood; Omstreeks de regeering van Koning Jan (1199— 1216) werden honderd buitengewoon groote hengsten uit Vlaanderen, Holland en het Elbegebied in Engeland ingevoerd om hiermee het inlandsche ras te verbe teren. Ook Eduard de tweede voerde een vijf en twintig tal zware paarden uit het buitenland in. De beroem de fokke'r Bakewell ging zelf naar Holland o-m een aantal zware merries te koopen, die hiji door Engel- sche hengsten liet dekken. „The Shire-Horse Society and Studbook" (de ver eniging voor het Shirt-paard en zijn stamboek), op gericht in 1878. heeft zeer veel gedaan voor de' ver betering van dit ras. Het gevolg is geweest dat Duitsch land. Noord-Amerika en Argentinië' veel Shires koch ten tegen hooge prijzen. „No foot nio horse" (zonder goede hoeven deugt een paard niet) is een eerste regel voor fokkers van trekpaarden. „A good horse cannot be a bad colour, (een goed paard heeft steeds een goede kleur) is ook een ver standige spreuk. De meeste shires zijn zwart of bruin doch ook vossen, gewone schimmels en rood-schimmels vindt men eronder. De buitenlanders haten de witte voeten en geven de voorkeur aan donkere bruinen met zwarte beenen. In Saksen en meer streken van het Duitsche rijk heeft men proeven genomen, of invoering van Stóre- U» 10. Over het gelaat van den overste gleed een bittere trek. .Gij vergeet alleen dit eene, dat ik daarmede niet zou zijn ingenomen," antwoordde hij. „Ik geloof, dat gij toch alleen nog kunt wenschen, dat Egon een rijk meisje huwt." „Zeker wenseh ik dat, Maar moet hij zich om het geld aan een burgerlijke weggooien? Moet hij de doch ter van een. man huwen, dien ik met weerzin in mijn familie zou dulden? Egers naam is niet zuiver, al is hij zeer rijk, niemand houdt hem voor een eerlijk aan." I „Kan iemand hem iets oneerlijks verwijten?" vroeg Elfriede. ,Ik heb zoo velerlei van hem gehoord, dat ik mij nimmer zou laten gezeggen doch dit is niet onze zaak," viel de overste zich zeiven in de rede. „Het verwondert mij wel, dat de zoon van je broer ook geen gebruik maakte van zijn adellijken naam," ging Elfriede voort. „Je hebt hem toch gezegd, dat deze minachting zich slecht vereenigde met zijne betrekking als Reserve-officier!" „Laat dit rusten!" viel de overste met een onwillige beweging der .hand, zijn vrouw in de rede. „Ik heb het recht niet, hem te bevelen zijn adellijken naam aan te nemen. Hij heeft mijn raad niet opgevolgd, daar mede is het voor mij afgedaan! Doch waar is Kurt? Waarom komt hij niet koffiedrinken?" „Kalsbach, je weet, dat hij voor zijn examen werkt «n dus iedere minuut gebruikt tot zijne voorbereiding." Het gelaat van den overste kreeg een nog ernstiger 'Mrukking. ■Hij had dit nu niet te; doen, wanneer hij met meer en ijver gewerkt licidzeide hij. „Wat hij nu n°8 studeert, kan alleen dienen zijn hoofd nog verwar- Her jg maken." "Hij is vlijtig geweest," verzekerde zijn vrouw, terwijl 2'J haar lieveling In bescherming nam. „Is het zijn Schuld, dat het leeren hem zoo moeilijk valt?" „Ja! Alles wat men met tegenzin doet valt iemand Moeilijk. Zijn vlijt was niet de rechte. Hij zit den ge helen dag wel aan zijn werk, maar zonder den ern- %en wil, dat af te maken. Hij heeft er meer bij ge roomd dan gedacht en datdat is zijn gebrek." '„Je moogt gelijk hebben, Feodor; maar misschien »ezat hij de kracht niet, dat te overwinnen," „Lat is een slechte gewoonte en zulk een last is ®°eHijk te overwinnen. Zie, wanneer de recruten inge heid worden, heeft ieder ieder van hen slechte »ewoonten, maar door strenge tucht worden die er uit gedreven; de discipline alleen maakt dat in orde! •Misschien ben ik togen Kurt te toegevend geweest." „Neen, neen!" viel zijn vrouw hem haastig in de rede, want zij was ten volle overtuigd, dat haar man tegen Kurt dikwijls te streng was geweest. „Dat zou hem nog beschroomder en banger gemaakt hebben!" ,Wie zijn plicht doet, behoeft niet bang te, zijn. Ik heb nooit iets van hem verlangd, waartoe hij niet in staat was. Ik zie niet zonder bezorgdheid op de toe komst, want ook het beroep, waaraan hij zich wijden wil, vereischt energie. Nu ik wil hopen dat hij in het examen slaagt, want de schande, wanneer mijn eigen zoon drie jaar zou moeten dienen, zou voor mij te groot zijn." „Hij zal slagen," verzekerde Elfriede. „Hij heeft in den laatsten tijd geregeld tot laat in den nacht ge studeerd." De overste antwoordde niet. Hij doorliep nog eenige malen het vertrek. Daarop ging hij heen, daar de dienst hem riep. Tegen denzelfden tijd zaten twee; jonge menschen in een kleine kamer: het waren Ulrika en Kurt. Beiden geleken bijzonder veel op elkander, te meer daar Kurt in zijn gelaat veel van een meisje had. Hij was een slank jongmensch, in zijne bewegingen lag nog iets hulpbehoevends en links, nxaar zijne trek ken waren zacht en uit zijn blauwe, groote oogeai sprak een kinderlijke uitdrukking. Ulrika hield een boek in de hand en overhoorde hem eenige geschiedkundige getallen en datums. ,Ken jij het nu ook?" vroeg zij ten slotte. „Ja," antwoordde Kurt. „Ik ben er zeker van." Zijn wangen waren hoog gekleurd, op zijn ge,laat stond vreugde en angst te lezen. „Verraad mij nu niet," ging hij voort. „Zie, het treft alles goed, dat mijne ouders heden te, dineeren zijn uitgenoodigdwanneer zij terug komen, Is alles voor bij, en zij hebben niet eens geweten, dat het heden de beslissende en voor mij de moeilijkste dag is ge weest." „Kurt, ik weet niet, of ik er goed aan doe!" bracht Ulrika hiertegen in. „Ja, ja!" verzekerde Kurt. „ik verheug er mij be paald op, vader nu toch eens vreugde te kunnen be reiden. Voor hij terugkeert, leg ik op zijn schrijftafel een papier, waarop ik met groote letters schrijf: „Ik heb het examen goed afgelegd. Kurt." Dat zal hij moeten zien, wanneer hij de kamer binnen komt." „Zia ik heb het reeds geschreven," voegde hij er met een beschroomd lachje bij. Hij haalde nu uit zijn schrijfmap een stuk papier te voorschijn, waarop die woorden met groote letters geschreven stonden. „Ben je zoo zeker van je zaak?" vroeg Ulrika schert send, daar de zekerheid van haar broeder haar gerust- stelde. „Ja. Ik weet wel is waar niet, hoe mijn schriftelijk werk is uitgevallen, maar ik geloof dat het zeer goed is. ik had het mij moeilijker voorgesteld, en ik weet niet dat ik een fout gemaakt heb. Met het mondeling hoop ik heden goed te slagen, want ik heb alles drie-, viermaal gerepeteerd, ik kan het wel opzeggen. „Blijf nu kalm en laat jo geen vrees a»jagen, ver- maande het jonge meisje. „ik ben besloten, kalm te blijven, zelfs wanneer ik een vraag niet weet; er hangt heden immers ,veel van af." „Nu, wanneer het voorbij is, kan je je rust gunnen, want dan heb je vooreerst veel vrijen tijd, dien wij zullen gebruiken, om veel te gaan wandelen. Ik heb ook een geschenk voor je bestemd." „Ik ben rijk genoeg beloond, wanneer eindelijk al die smart en zorgen van, mij zijn genomen," antwoord de Kurt. „Heden avond zal ik mij zoo verheugd te bed leggen, als nog nooit is geschied. Ik heb dikwijls gedroomd, dat ik geëxamineerd werd, en ik wist geen vraag, begreep (niet eens wat er gevraagd werd, dan ontwaakte ik, en het hart sloeg mij zoo snel en gejaagd dat ik dikwijls uren heb gelegen zonder te kunnen sla pen." i „Arme jongen"! z©ide Ulrika en streek hem liefkoo- zend met de hand over de wangen. „ITet is goed, dat j wij meisjes geen examen behoeven te doen." j „Ja, jij hebt het gemakkelijk!" verzekerde Kurt. Hij had dikwijls genoeg gewenscht, een meisje te zijn om van al deze kwellingen verlost te zijn. Hij maakte zich gereed, om naar school te gaan, I waar het examen gehouden werd. Hij wilde zeer kalm zijn, en toch gloeiden zijne wangen van opgewonden- heid, zijne handen beefden, hij nam nu het eene, dan weer het andere boek ter hand, doch legde het tel kens weder neder, zonder zich bewust te zijn, waarom hij het opgenomen had. Nog eens herhaalde zijn zuster hare vermaning kalm en bedaard te blijven. „Ik blijf kalm, bepaald verlaat je daarop," ant woordde Kurt en. toch beefde zijn stem. „Nu, goed geluk dan, Kurt!" riep Ulrika en kuste haar broeder op het voorhoofd. Kurt verliet (het huis. Ulrika deed nu eenige boodschappen in de stad en bezocht eene vriendin om zoo weinig mogelijk haar moeder te ontmoeten. Zij vreesde dat zij door hare on rustigheid zich zou verraden; hare gedachten waren altijd bij Kurt. De overste begaf zich met zijn vrouw naar het diner. Ulrika die intussehen was teruggekeerd, was alleen. Zij wilde niet denken aan de mogelijkheid dat Kurt niet zou slagen, maar stelde zich de vreugde harer ouders voor, wanneer Kurt bij hun terugkeer als gelukig geslaagde hun tegemoet kan treden. Zoo ging de tijd om. Het uur, waarin het examen afgeloopen moest zijn, was verstreken. Kurt kwam niet. Zij keek het venster uit, om hem zoo spoedig mogelijk te kunnen zien. Aan zijn gang, aan zijn gelaat zou zij dadelijk kunnen, zien, welk bericht hij medebracht. Uur op uur verliep. Een gevoel van angst overviel haar. Wajar bleef hij? Zij trachtte zich zeiven gerust te stellen met de gedachte, dat hij misschie» in de vreugde van zijn overwinning, met zijne gelukkige mak kers een restauratie was binnengegaan, om de heuge lijke gebeurtenis te vieren. Zij wilde dit gelooven, en toch schudde zij onwillekeurig haar hoofd, want zij keudu hem te goed, (om niet te weten, dat hij zich naar huis zou spoeden, om haar zijn, geluk mede [te deelen. Eindelijk zag zij hem aan de tegenovergestelde zijde van ,'de straat langzaam aankomen. Hij keek niet op. zijn gestalte scheen gebogen. Ontsteld trad zij van het venster terug en had wel luide willen schreien, wamt zij jwas over den uitslag- niet meer in het onzekere. Doch hare tranen konden zich geen doortocht banen, want zij moest zich beheer- schen, om den ongelukkige niet dadelijk met tranen te ontvangen. Zij ijlde naar de deur, haar broeder te g-emoet. |i Kurt kwam langzaam de trap op, elke'tred scheen hem moeilijk te vallen, zijn gelaat was bl-e-ek. Zij ont ving hem bij de op-en 'deur en trok hem haastig in haar kleine kamer, werktuigelijk volgde hij haar. „Kurt Kurt, wat is er gebeurd?" vroeg zij toen zij de deur achter zich had gesloten. „Ik ben niet geslaagd!" luidde het doffe en oogen- schijnlijk koele antwoord. „Almachtige God!" klonk het van Ulrika's lippen. Zij herstelde zich evenwel. Kurt zonk afgemat op een stoel neder. Zijn armen hingen slap langs het lijf, op zijn sohoon, kinderlijk ge laat lag een uitdrukking van onuitsprekelijke smart en moedeloosheid. „Kurt Kurt, hoe is dat mogelijk?" ging Ulrika voort en moest deze vraag herhalen, da-ar hij haar niet scheen te hooren. Als uit een droom ontwakend sloeg de ongelukkige de oogen even op en streek zich met de hand over het voorhoofd. ,Ik weet niet," gaf hij ten antwoord. „Mijn schrif telijk examen was onvoldoende." „En heden heden?" vroeg Ulrika dringend verder. „ik had mij zoo vast voorgenomen om kalm te blij ven, maar onverwachts werd de eerste vraag tot mij gericht en ik h-ad het antwoord wel geweten, als men mij maar den tijd tot nadenken had gelaten, maar daar ik met mijn antwoord aarzelde weixl een ander de beurt gegeven. Nu schoot het mij in de gedachte, dat dit een slecht voorteeken was, ik dacht aan vader en aan de mogelijkheid dat ik niet door mijn ex-amen zou komen en een onbeschrijfelijke angst overviel mij. Ik was in de war, ik kon mijn hersens niet meer tot denken dwingen en wist op geen enkele vraag meer een antwoord te geven." „Kurt, je hadt je ook bedaard moeten houden," riep zijn zuster uit. „Ik weet niet hoe het gekomen is Ik begrijp het niet. Later heb ik mijzelf die zelfde vragen nog eens voorgelegd en bijna allen had ik kunnen beantwoor den. Maar nu is het te laat!" voegde Kurt er bij, terwijl een diepe zucht aan zijn borst ontsnapte. „En heeft je examen zoo lang geduurd?" vroeg Ul rika. „Welneen het is reeds langer dan een paar uur afgeloopen." „Waar ben je dan al dien tijd geweest?" „Ik durfde niet naar huis terugkoeren ik ben de stad uitgeloopen ik weet zelf niet, hoe ik hier-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 5