lironeu n Land- 011 Tm». Soldaten=eer. 53e Jaargang. No. 4487. Zaterdag 17 April 1909. T WEEDÊ~BLAD.~ FEUILLETON. B c Ft c in tl in si k i n t} s n Gemeente SCHAGEN. o— Openbare vergadering van den Raad der gemeente SCIIAGëN, op Dinsdag, den 20 April 1909. des voor middag ten 10 ure. Punten van behandeling: 1. Ingekomen stukken. 2. Voorstel tot het verleenen van een crediet voor onthaal der schoolkinderen ter gelegenheid van de geboorte van een' Koninklijken Prins oi Prinses. 3. Vaststelling suppletoirs begroetingen, dienst 1908 en 1909. 4. Voorstel tol wijziging der verordening op de samenstelling en inrichting der Plaatselijke Commis sie van Toezicht op het Lager Onderwijs. 5. Benoeming leden Gas commissie. 6. Benoeming leden Stembureaus. 7. Vaststelling Kohier Hondenbelasting:, dienst 1909. 8. Vaststelling kohier Hoofd-elijken Omslag, dienst 1909. en hetgeen verder zal worden voorgedragen. Schagen, 14 April 1909. De Burgemeester, H. J. POT. :,j' o— Veemarkten. Burgemeester en Wethouders der Gemeente SCHA GEN brengen ter algemeene kennis, dat de keuringen Tan het ter markt aangevoerd wordende vee bij gelegen teid der groote voorjaarskoemarkten, te beginnen op 15 April a.s. niet zullen aanvangen voor des morgens te zes uur. Schagen, den 13 April 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, H. J. POT. De Secretaris, rogggëveën. 0 Nationale Militie. Oproeping van verlofgangers onder de wapenen. De Burgemeester van Schagen maakt bekend, dat de in het verlofgangersregister dezer Gemeente inge schreven verlofgangers, wier namen hieronder zijn ver meld. bij deze worden opgeroepen om in 1909 .ieder voor het achter zijnen naam aangegeven tijdvak, krach- lens art. 111 der Militiewet 1901. onder de wapenen te komen. Adrianus Johan van Leeuwen, lichting 1900; Arie Struijf. lichting 1902; Adrianus Tesselaar. lichting 1902; Johannes Wilhelmus Bernardus Garstenveld, lichting 1902, allen 4e Reg. Vest. Artillerie, garnizoen Den Helder, van 26 April tot 7 Mei. De opgeroepen verlofgangers zullen zorg dragen, dat zij zich, ieder op den voor hem aangegeven dag. in uniform gekleed, en voorzien van hun verlofpas (zak boekje). alsmede van al do bij hun vertrek met groot verlof medegegeven voorwerpen van kleeding en uit rusting. hij hun korps aanmelden en wel: lo. zij, die woonachtig zijn in de plaats van op komst. uiterlijk te 8 uur voormiddag; 2o. zij. die woonachtig zijn binnen 20 kilometer van fl!e plaats van opkomst, uiterlijk te 10 uur voor middag 3o. de overige verlofgangers, voor zoover rij bin nen het Rijk gevestigd zijn, op zoodanig tijdstip, dat zij zich op den dag, voor de opkomst bepaald, met het eerstvertrekkend openbaar middel van versneld vervoer van hunne woonplaats of naaste station naar 4o plaats van opkomst moeten begeven, en. voor zoo veel rij ibuiten het Rijk gevestigd rijn. vóór 4 uur namiddag. De verlofgangers, die alleen per spoor- of tramweg moeten reizen en in wier zakboekje aanwezig is een •p wit papier gedrukt en met rooden inkt ingevuld ver- voerbcwijs. behoeven zich niet ter Gemeentesecretarie aan te melden doch begeven zich rechtstreeks naar het station van vertrek en stellen aldaar hun zak boekje ter hand aan den stationsbeambte, met de uit gifte van plaatsbewijzen belast. De verlofgangers he li oo ren er op indachtig te rijn. dat hun zakboekje wordt teruggegeven, alsmede de strook van het ver- voerbewijs. aangezien deze strook hun gedurende de reis moet dienen als plaatsbewijs. Verlofgangers, die. hoewel hun reis aanvangende per 12. Eindelijk eindelijk had zij haar huis bereikt. Zij vloog de poort door, de donkere plaats over, in het achtergebouw sloot zij met bevende hand de deur open. Maar in haar angst vergat zij die deur weer te slui ten. Zij ging de huiskamer binnen, stak vlug het gas op en viel uitgeput op een stoel neder. Maar daar stond eensklaps de lange gestalte van haar vervolger voor haar. Verschrikt sprong het meisje weer op. „Wat wilt u hier? hoe komt u hier?" „riep zij met bevende stem. „Lieve juffer ik heb u zoo innig lief mijn geheele leven behoort u, verstoot mij niet," riep de luitenant met pathos. „Ga heen, mijnheer direct," riep Marie en wees gebiedend naar de deur. „Neen kindje, ik ga niet," riep Schoenrock, die zichzelf niet meer meester was. „Het is een dwaas die het geluk dat hem tegenlacht, niet aangrijpt." Hij greep haar vast. „Terug ellendeling, terug1" schreeuwde het meisje van angst. „Nooit, nu heb ik je eindelijk gevonden!" riep de luitenant eai wilde het weerlooze meisje naar zich toe trekken. Maar dn hetzelfde oogenblik greep een sterke vuist hem in den nek en trok hem heftig achteruit. Schoenrock kromp ineen, hij keerde zich om, ten- einde zijn, aanvaller van zich af te slaan, maar als verlamd bleef hij staan. Voor hem stond een soldaat. Hij kende dien jongen, maar hij was te veel van itreek om eenigen samenhang te vinden tusschen hem en het meisje. De soldaat die voor hem stond scheen niet minder ontsteld dan hij. „Kerel wat wil je?" riep de luitenant uit, zich in zijn volle lengte oprichtend. „Mijn zuster beschermen," was het antwoord. „Tegen, tegenriep de luitenant stamelend. Hij had zijn bedaardheid geheel verloren en het woord lui tenant was hij niet in staat uit te brengen. „Tegen lederen eerlooze, die het waagt haar eer te helagen," antwoordde de soldaat ernstig en onverschrok ken. ..Knaap," schreeuwde de luitenant, en zichzelf verge tend hief ihij de hand tegen den soldaat op, maar de kalme, onverschrokken houding van den ander, bracht ham nog ter juister tijd tot bezinning. Hij droeg im kers geen uniform, was dus niet de meerdere van den J°D«em man. „Ha, ha! een mooie zuster!" smaalde hij. spoor- of tramweg, een gedeelte van liet traject moe ten afleggen per stoomboot, of die niet in het bezit zijn van een vervoerbcwijs, ingericht om daarop van liet station van vertrek naar de plaats van opKomsl te kunnen reizen, dan wel op hunne reis van één of moer veren moeten gebruik maken, moeten zich op den laatsten werkdag vóór hun vertrek naar het korps des voormiddags tusschen 10 en 12 uur ter Gemeen tesecretarie aanmelden ten einde aldaar in het be zit te worden gesteld van de vereischte vervoerbcwij zen. Het is noodig, zich ten minste een half uur vóór het vertrek van den trein of de tram aan het slation te bevinden. Behalve vrij vervoer, voor zoover de reis geschiedt binnen liet Rijk, heeft de verlofganger, die niet woont in de plaats van opkomst, voor den dag van opkomst recht op een daggeld van f0.25. Het is niet noodig dit daggeld ter Gemeentesecretarie te vragen; aan hein. die het in zijn woonplaats niet heeft ontvangen, wordt het na aankomst hij, het korps uitbetaald. Ingeval ziekte of gebreken de opkomst van een ver lofganger mochten verhinderen, moet hiervan zoodra doenlijk ter Gemeentesecretarie worden overgelegd eené gelegaliseerde geneeskundige verklaring, welke op on- gczegeld papier kan worden gesteld. Na zijn herstel vervoegt hij zich onverwijld bij zijn korps. Hij, die zonder geldige reden niet voldoet aan de ze oproeping, wordt, na daartoe verstrekten last van den minister van Oorlog, als deserteur afgevoerd. Ilij, die zonder geldige reden zich te laat bij het korps aanmeldt maakt zich strafschuldig. Het niet-ontvangen van een afzonderlijken oproe pingsbrief ontheft een verlofganger, zoo deze althans binnen hel Rijk verblijf houdt, geenszins van zijne verplichting lot opkomst in werkelijken dienst, daar dc openbare kennisgeving eenig en alleen als b e- w iji s geldt, dat hij behoorlijk is opgeroepen. Den verlofgangers, die op grond van kostwinnerschap, vermeenen in de termen te verkeeren tot het erlangen van ontheffing van bovenbedoelden werkelijken dienst of van eene geldelijke vergoeding, wordt aangeraden hun verzoek daartoe bijl voorkeur ongeveer zes we ken vóór hunne opkomst aan de Koningin te doen. Dat verzoek kan op ongezegeld papier worden geschre ven en moet rechtstreeks aan H. Majesteit worden ge zonden. Frankeering is niet noodig. Wenscht men al leen voor eene geldelijke vergoeding in aanmerking te komen, dan kan deze hij ongezegeld en ongefran- keerd verzoekschrift aan den Minister van Oorlog wor den gevraagd. Overigens wordt ten deze verwezen naai de afzonderlijke publicatie betrekkelijk „Kostwinners", en kunnen zoo noodig nadere inlichtingen mondeling worden gevraagd ter Gemeentesecretarie, eiken werk dag tusschen 10 en 12 uur voormiddags. Schagen, den 10 April 1909. De Burgemeester voornoemd, H. J. POT. i o Drankwet. Burgemeester en Wethouders der Gemeente SCHA GEN brengen ter openbare kennis, dat op 15 April 1909 bij hen is ingekomen een verzoekschrift van CORNELIS BAKKER, van, beroep timmerman, wo nende te Wieringerwaard, om verlof voor den verkoop van alcoholhoudenden drank, anderen dan sterken drank in de navolgende localiteit: „de winkel" van het per ceel, kadastraal hekend Gemeente Schagen, Sectie A, No. 273, plaatselijk gemerkt wijk A no. 70, en gelegen aan het Noord aldaar. Binnen twee weken na de dagteekening dezer be kendmaking kan een ieder tegen het verleenen van dit verlof schriftelijk bezwaren bij Burgemeester en Wethouders inbrengen. Schagen, den 16 April 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, H. J. POT. De Secretaris, ROGGEVEEN. o Verzoekschriften ter bekoming van Jacht- en Vischakten. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Scha gen maken bekend, dat ter Gemeentesecretaris koste loos verkrijgbaar rijn blanco-verzoekschriften ter be koming van jacht -en vischakten en van kostelooze vergunningen tot uitoefening der visscherij met één vischtuig. voor het nieuwe seizoen, aanvangende lJuli aanstaande en eindigende 30 Juni van het volgende jaar. en noodigen belanghebbenden uit hunne aanvra gen ter bekoming dier akten en vergunningen, zooveel mogelijk, vóór den 8sten Mei e.k. ter Secretarie in te dienen. De bepaling, dat hij, die de visscherij met meer dan één vischluig wil uitoefenen van eene grootere vischakte moet zijn voorzien, is ingetrokken, zo'odat voortaan aan een en denzelfden persoon meerdere kleine vischakten kunnen worden verstrekt. Schagen, den 14 April 1909. Burgemeester en Wethoudera voornoemd. De Burgemeester H. J. POT. Dc Secretaris ROGGEVEEN. „Scheer je weg!" riep de jonge man en. greep naar zijn sabel, maar de lange luitenant had reeds het hazenpad gekozen. „Bruno Bruno!" riep het ontstelde meisje ein wierp zich aam de borst van den jongeling. De redder van Marie Soltau, haar broeder Bruno, droeg de uniform van den eenjarige. Het was een slan ke, flinke jongeman. Hij had een fijn besneden gelaat. Door de emotie was alle bloed daaruit geweken, hij was doodsbleek en hij scheen, naar adem te snakken. „Marie, hoe komt hoe komt die man hier?" vroeg hij op strengen toon. „Ik weet het niet hij was mij gevolgd ik had niet gehoord, dat hij onze woning was binnenge treden," gaf Marie ten antwoord. „Is hij je reeds meerdere malen gevolgd?" „Ja, sedert ©enige dagen, wanneer ik van mevrouw Kalsbach kwam." „Heb je hem dan niet teruggewezen?" „Ja ik weet het niet ik geloof niet eens, dat ik hem antwoord heb durven geven. Ik heb er alleen maar over gedacht om te vluchten." „Waar heb je dien man leeren kennen?" vroeg Bru no verder. „Eenige dagen geleden sprak hij mij op straat aan wat hij mij heeft gezegd, ik weet het niet, want ik was te veel ontsteld." „Weet gij, wie hij is?" „Neen." „Hij is luitenant Schoenrock." „Jouw superieur?" „Ja, helaas wel," gaf Bruno bedrukt ten antwoord. „Je hebt hem beleedigd," ging het meisje bezorgd voort. „Beleedigd, wanneer ik jouw bescherm?" herhaalde Bruno. „Ik zou hetzelfde gedaan hebben, al was het ook de overste geweest. Ik betreur geen enkel woord Idat ik tot hem heb gezegd, alleen spijt het mij ge ducht, dat ik hem niet de kamer heb uitgegooid." Marie staarde eenige oogenblikken zwijgend voor zich uit. ,Ik ben niet bang voor hem. Wat kan hij mij doen, wanneer ik mijn plicht getrouw vervul? Hij kan, nog meer dan hij het tot dusverre deed, met beleedigende woord-en mij overladen, maar mij werkelijk te belee- digen, daartoe is hij niet in staat, want ik stel mij zelf zedelijk hooger dan hem." Hij beleedigt je dus?" riep Marie verschrikt uit. *Mij niet alleen, de grootste helft der vrijwilligers doet hij dat. Wij zijn er allen van overtuigd, dat hij ons tot een ondoordachte daad wil dwingen, opdat ons een zware straf treffe, maar wij hebben elkaar be loofd daarop niet meer acht te slaan, dan wanneer een straatjongen ons een schimpwoord naroept. En jo hebt daarover met ons met geen enkel woord gesproken," riep het meisje uit, terwijl zu de hand van haar broeder vastgreep en hem teeder aankeek. ,,Je weet toch hoezeer ik deelneem in alles, wat jou be- LXIV. De tegenwoordige toestand van den Land bouw in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Toen in 1907, kort nadat de oogst binnengehaald was, in de Vereenigde Staten v-an Noord-Amerika de groote financieele crisis uitbrak, bleek spoedig daarna welk een reuzen-macht de landbouw thans voor de Unie is. Aan het ontzaglijke kapitaal der gezamenlijke land bouwers was het te danken, dat geen algemeene el lende daar bleef heerschen. Sinds een vijf-tiental jaren hadden de „farmers" gelukkig gehoerd en niet alleen hunne schulden betaald en de hypotheken afgelost, m-aar ook belangrijke sommen bij de banken gedepo neerd. Zoo viel deze crisis in handel en nijverheid gelukkig samen met een sterken bloei van den land bouw en het geld der f-armersbanken uit de Westelijke Staten kon de Industrie van het Oosten redden. De minister Wilson heeft op de groote macht van den landbouw gewezen -met de volgende woorden, „Het volk kan slechts matig door -deze crisis ge-troffen worden, omdat de landbouw in de Vereenigde Staten zoo sterk is en zulke groote opbrengsten geeft, dat de Industrie niet in staat is den volksrijkdom te ver nietigen." lntussch-en was de crisis toch een ramp voor velen en duizenden arbeiders waren maandenlang werkeloos. Gelukkig konden velen hunner werk vinden bij den landbouw, die er zeer door vooruit gegaan is. Dui zenden gezinnen verhuisden uit de stad naar he-t land. Velen, die eenige duizenden dollars bezaten, kochten eene boerderij in Texas, A-alabaina, Arkansas, Idaho enz De meening is indertijd uitgesproken, dat de Unie binnen enkele jaren geen tarwe meer zal kunnen uit voeren, omdat zijne eigen, snel aanwassende bevol king het graan voor zichzelf noodig zou hebben. Deze meening heeft geen deugdelijken grondslag, want men begint in Amerika op de bestaande farms beter te boeren en er liggen nog millioenen bunders land op bearbeiding -te wachten. Sinds men zijne aan dacht schonk aan afwatering of bevloeiing van den grond naar gelang de omstandigheden zulks eischen; aan verbetering van zaalzaad, aan bestrijding van plan tenziekten en meer andere zaken, waarop de talrijke Amerikaansche landbouwproefstations de aandacht der landbouwers vestigden, stijgen de oogsten belangrijk. De Vereenigde Staten van Noord-Amerika, zonder Alaska, tellen bijna drie millioen vierkante mijlen land, waarvan -een vierde deel bouwland,een vierde bosch; èn het grootste deel van de rest grasland is. Er is nog 150 millioen H.A. staatsgrond, waarvan in 1907 ruim 1 procent in particuliere handen kwam. In de westelijke Staten liggen meer dan 100 millioen H.A. staatsweilanden, waarop 50 millioen runderen en 40 millioen schapen gehouden worden. Bij goede uit oefening der veehouderij moet deze veestapel verdub beld kunnen worden. De geheele opbrengst der landbouwproducten in de Vereenigde Staten bedroeg in 1908 bijna 20.000 millioen gulden1 Alleen de graanopbrengst was in 1908 grooter dan 1500 millioen H.L. en vertegenwoordigde eene waar de van ongeveer 7 milliard gulden. De totale waarde van alle veldvruchten was 5.000.000.000 dollars, waarvan de mais alleen een der de opbracht. Melk en melkproducten brachten voor de boeren 800 millioen dollars op bij een prijs van 50 centen voor 1 pond boter en 7% -tot 10 cents voor een Liter melk. In -den handel zijn deze prijzen beduidend hooger. De opbrengst van geslachte varkens, schapen en vee bedroeg 3.000.000.000 dollars; die van eieren en sl-acht- -gevogelte 600.000.000 dollars. Twintig milliard gulden is de enorme opbrengst van den landbouw in de Uniestaten in een enkel jaar! En. daarbij heeft men nog het verblijdend verschijnsel, dat in de laatste vijf jaar de geldopbrengs-t gemiddeld 32 procent is gestegen. Inderdaad ligt de kracht van dit reuzenrijk in zijn landbouw veelmeer dan in zijn in dustrie. Eenige hoofdcultures verdienen eene nadere beschou wing. De Mais werd in 1908 veroouwd op 101.788.000 Acres of 40 millioen H.A. en gaf een opbrengst van in totaal 2.668.651.000 bushel, d. i. ongeveer 1000 millioen H.A. De vooruitzichten op een goeden maisoogst waren in het voorjaar van 1908 niet gunstig door te groote nat heid van den grond, doch daar de nachtvorsten veel later invielen dan in andere jaren, viel de oogst in het algemeen zeer mee. Vooral de Staten Iowa, Illinois, Nebraska, Kansas, Missouri, Indiana en Ohio leveren, mais. De kwaliteit der mais van den laatsten oogst is beduidend beter dan in vorige jaren. De prijs der mais is thans zeer hoog nl. 61,6 dollarcents per bushel of f 4.25 per H.L.; slechts in 1881 en 1891 toen er een misgewas voorkwam, waren de prijzen ongeveer dezelf de. De industrie gebruikt dagelijks 125 duizend bushels mais voor de fabricatie van zetmeel en glucose. Het glutenmeel is een afvalproduct van de fabrieken, waar de mais op deze producten wordt verwerkt. Wintertarwe werd in 1908 verbouwd op 30.349.000 Acres (1 Acre is 0,4 HA.). De opbrengst was 437.908.000 bushel (1 Bushel is 0,36 H.L.) ter waarde van 410.330.000 dollars (1 dollar is f 2.50). Zomcrlarwe besloeg een© oppervlakte van 17.208.000 Acres en gaf eene opbrengst van 226.691.000 bushel ter waar-de van 206.496.000 dollars. Deze geldopbreng- sten zijn de zoogenaamde farm-waarden en niet de handelsprijzen. Deze zijn hieronder ook telkens ge nomen. De waarde tier tarwe, lezamen 620 millioen dol lar, was nog nimmer zoo hoog en kunstmatig wordt deze nog in de hoogte geschroefd. Voor eigen ge bruik blijft in de Uniestaten 470 millioen bushels tar we. Sinds 1 Juli 1908 tot 1 Januari 1909 werden 80 millioen bushels tarwe uitgevoerd. Voor zaaizaad moet 72 millioen bushels gereserveerd blijven en de ver moedelijke reserve op 1 Juli 1909 is' 70 millioen bus hels tegenover 80 millioen op 1 Juli 1908. Voor ver der transport is er nog 42 millioen bushels over. Haver werd in 1908 geloeid op 32.344.000 Acres en gaf een opbrengst van 807.156.000 bushels ter farm-waarde van 381.171.000 dollars. De handelsprijs der haver is thans 55—60 dollarcenten per bushel. Men „rekent in Amerika een gemiddelden haveroogst oj) 32 bushels per Acre. Gerst werd in 1908 geloeid op 0.646.000 Acre-s en gaf een opbrengst van 166.756.000 bushels ter farm- waarde van 92.442.000 dollars. De gerstbouw gaat in Amerika gestatig vooruit, vooral in de streken waai' veel zomertarwe geteeld wordt; vroeger was deze cul tuur tot Californiü beperkt. Rogge werd in 1908 geteeld op 1.918.000 Acres en gaf een opbrengst van 31.851.000 bushels ter farm- waarde van 23.455.000 dollars. De roggeteelt wordt 1 voornamelijk uitgeoefend in de Staten: Miehigan, Penn- sylvanië, Wisconsin en New-York. Deze vier produ- ceeren ruim de helft van den ganschen rogge-oogst in de Uniestaten. Vlas werd in 1908 geteeld op 2.679.000 Acres en gaf een oogst van 25.805.000 bushels ter farm-waarde van 30.577.000 dollars. Men teelt het vlas uitsluitend om het zaad. Noord-Dakota is het centrum dezer cul tuur; deze staat levert alleen 60 p.Ct. der totale vlas opbrengst van de Vereenigde Staten. Aardappelen werden in 1908 verbouwd op- 3.267.000 Acres met e-en opbrengst van 278.985.000 bushels ter farm-waande van 197.039.000 dollars. De aardappelen hebben -e-en slechte opbrengst gegeven, terwijl de kwa liteit zeer veel te wenschen overlaat. Toch zijn de prijzen hoog. Tabak werd in 1908 verbouwd op 875.425 Acres, met een opbrengst van 718.061.380 pond,, ter farm- waarde van 74.130.185 dollars. Zeer gewichtige gewassen voor den landbouw inde Vereenigde Staten zijn katoen en rijst, die beide sterk vooruitgaan. Katoen besloeg in 1908 ongeveer 32 millioen Acres. De waarde wordt geschat op 650 millioen dollars, niet tegenstaande de prijs van het artikel buitengewoon 1 laag is en vermoedelijk wel zal rijzen. In de heete, droge - gewesten slaagt de teelt van het nieuw ingevoerde Egyptische katoen uitstekend. Door kunstmatige be- 1 vloeiing breidt de teelt zich in Nieuw Mexico en Texas sterk uit. Rijst s-tond er in 1908 te velde op 655.000 Acres, waarvan de opbrengst bedroeg 21.889.000 bushels ter waarde van 17.171.281 dollars. Groote oppervlakten zijn ér nog voor de zich snel ontwikkelende rijstcultuur j beschikbaar. I Een belangrijk -handelsartikel vormen verder nog de j appels. In 190.8 bedroeg de oogst 23 millioen vaten elk van 2 a 2% dollar. Op 1 December 1908 lagen er nog ruim 2 millioen vaten in de Coldstorages of koel- pakbuizen opgeslagen. In December was de prijs der appelen te New-York 4 dollars per vat. In die maand werden 6000 vaten naar Duitschland verscheept. Het bovenstaande werpt een duidelijk licht op de ontzaglijke beteekenis van de Amerikaansche land- bouwprodukten voor den wereldhandel. Helder komt er in uit, dat de achterlijke uitoefe ning van het bedrijf aldaar met reuzenschreden vooruit gaat. Dit is trouwens niet alleen in de Uniestaten het geval, ook in Canada, in Argentinië en in Brazilië tracht men het landbouwbedrijf door krachtigen steun vooruit te brengen. Ook in andere werelddeelen wordt de landbouw van regeeringswege meer of minder krachtig geholpen. Dit is een verblijdend verschijnsel, want een ver hoogde productie van landbouwartikelen moet de wel vaart der gansche menschheid verhoogen. D. F.. LANDMAN. treft." ,.Ja lieve kind, dat weet ik wel, maar wat kan jij nu aan dat alles veranderen? Ik zou maar nutteloos je hart bezwaard hebben en ik wilde ook vader ver driet besparen- Maar het moeilijkste is nu voorbij, .want ik -heb mij gewend aan menig ruw woord en heb geleerd mij te bedwingen. In den beginne viel mij dat heel erg zwaar en ik heb dikwijls gemeend, dat ik het onmogelijk zou kunnen dragen." „Heeft de luitenant je gesard?" „Dat doet hij niet alleen, maar vooral de onderoffi cier Bauer. Hij is een ruw en dom mensc-h, die er behagen in schept, juist ons vrijwilligers t-e pijnigen 1 en vooral diegenen die studeeren. Onverholen voegt hij ons toe, dat hij ons eens duidelijk wil maken, dat een student een nul is. Alles wat in onze boeken staat, heeft voor hem nog minder waarde dan een oud stuk beschimmeld kommiesbrood." „Durft -die man je dat zeggen?" vroeg Marie ver schrikt. „Schoenrock staat er -dan -bij en lacht er hartelijk om," ging Bruno voort. „Ook wij zouden er om lachen, als het daarbij maar bleef. Hij mag niet slaan en ook niet -mishandelen, maar de kerel peinst met duivelach tige boosh-eid op middelen om ons te pijnigen. Hij do-et ons bijv. voor hoe het geweer geschouderd moet wor den -en slaat daarmee dan zoo hevig tegen onze schou ders, dat je het van pijn wel zoudt willen uitschreeu wen. Hij gaat voor ons staan, om ons te richten, al staan we ook nog zoo onberispelijk en dat doet hij alleen, om zijn zwaren voet op onze teenen te kunnen zetten en dan laat hij ons voor straf, omdat onze laarzen dan vuil zijn, na-exerceeren." „Bruno, en laat je dat alles maar begaan?" „Wat moet ik er aan doen?" „Kan je dan geen bezwaren inbrengen? Wend je tot den overste." „Ja, er is maar een weg om onze bezwaren in te 1 dienen, maar niet een onzer zal het wagen dat te doen. Bij denzelfden onderofficier die ons pijnigt en i plaagt moe-ten wij onze bezwaren indienen. Kwam er imaar iets van dit alles ter oore van den overste, Ik weet, dat hij een zeer streng onderzoek zou instellen. 1 Want die is bij al zijn strengheid een -drechtvaard-ig man, en hij wil beslist niet, dat ons eenig onrecht zal geschieden. De onderofficier zou alles ontkennen of als een toeval verklaren en al werd hij dan ook misschien gestraft, later zou zijn wraak ons dubbel en tienvoudig pijnigen." I „Bruno is er dan geen middel om je te bevrijden van dien levenden duivel?" 1 „Het beste is alles geduldig te verdragen. Het jaar zal wel om komen. Maar iets is er, wat ik betreur. Je weet hoe gaarne ik soldaat werd, ik was er blij om, dat men mij niet afkeurde om mijn zwakke -horst. Ik wilde tegenover den staat mijn plicht vervullen, zooals honderd duizenden dat doen en nu Bruno voleindigde den volzin niet. „En nu?" herhaalde Marie. „Nu haat ik den militairen stand, en er zijn mis schien vele jaren noodig, om dat, wat ik moest dul den in mij uit te wisschen." „Bruno, je moet vader eens alles meedeelen." „Neen." antwoordde de jonge man beslist. „Hij zou er maar veel verdriet van hebben, en hij kan het toch niet verhelpen. Jij moogt hem ook niet vertellen, wat er met dien luitenant is voorgevallen." „Zal ik het aan mevrouw Kalsbach vertellen, opdat deze het zoodoende aan haar zoon den overste kan meedeelen?" vroeg Marie. „Neen, Marie, het is veel beter dat niemand het verneemt. De overste zou alles gestreng onderzoeken, je zoudt als getuige moe-ten optreden, anderen zouden het vernemen, jouw naam zou daaronder kunnen lijden en die, je weet het kind, is mij meer waard dan alles ter wereld." „Ik ben er bang voor Bruno, dat de luitenant zijn pogingen niet zal opgeven." „Ik zal je voortaan eiken avond aan het huis van mevrouw Kalsbach opwachten en jou naar ons huis brengen. Wees ervan verzekerd dat de luitenant mij wel zal ontwijken." Marie stelde zich gerust, zij za-g in, dat haar broe der gelijk -had. Terwijl Marie het avondeten opzette en bedrijvig in het vertrek heen en weer liep, opdat haar vader alles bij -zijn terugkeer van de drukkerij in orde zou vin den, vertelde zij haar broer van de vriendelijkheid en mildheid van mevrouw Kalsbach. ,Ik heb haar lief, als ware het mijn eigen moeder," riep het meisje in verrukking uit. „Zij is sedert jaren volslagen blind, maar nooit murmureert zij over baal lot, nooit is zij ongeduldig. Wanneer zij meent., d-at het voorlezen mij vermoeit, dan moet ik naast haar gaan zitten en met -haar praten en zij vraagt naar alles en stelt in -alles belang." Bruno was op een stoel gaan zitten, in de nabijheid van het venster en luisterde zwijgend naar het ge babbel van zijn zuster. De ontmoeting met zijn luitenant speelde hein maar steeds door het hoofd. Wat ge beurd was, maakte hem zeer bezorgd, -maar dat mocht hij beslist niet l-ate-n blijken. „Binnen weinige dagen ontvang ik mijn eerste maandgeld," vertelde Marie verder, „ik zal het op va ders bord neerleggen, om hem er mee te verrassen. Ik verheug er mij in, dat ik nu ook iets verdien, want ik geloof dat het vader toch moeilijk valt, zoo veel voor ons te doen, als hij doet." Bruno stond op. „Wanneer dit ongelukkige jaar voorbij Is dan zal ik mijn examen doen en hoop dan voor mijzelf te kunnen zorgen," zeide hij. „Mijn studie heeft hem veel gekost, m-aar het was zijn verlangen, dat Ik stu deerde." „Was het dan niet je wensch?" vroeg Marie. „Zeker en toch is het reeds meer dan eenmaal in

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 5