lironeu n Land- 011 Tm».
Soldaten=eer.
53e Jaargang. No. 4487.
Zaterdag 17 April 1909.
T WEEDÊ~BLAD.~
FEUILLETON.
B c Ft c in tl in si k i n t} s n
Gemeente SCHAGEN.
o—
Openbare vergadering van den Raad der gemeente
SCIIAGëN, op Dinsdag, den 20 April 1909. des voor
middag ten 10 ure.
Punten van behandeling:
1. Ingekomen stukken.
2. Voorstel tot het verleenen van een crediet voor
onthaal der schoolkinderen ter gelegenheid van de
geboorte van een' Koninklijken Prins oi Prinses.
3. Vaststelling suppletoirs begroetingen, dienst 1908
en 1909.
4. Voorstel tol wijziging der verordening op de
samenstelling en inrichting der Plaatselijke Commis
sie van Toezicht op het Lager Onderwijs.
5. Benoeming leden Gas commissie.
6. Benoeming leden Stembureaus.
7. Vaststelling Kohier Hondenbelasting:, dienst 1909.
8. Vaststelling kohier Hoofd-elijken Omslag, dienst
1909. en hetgeen verder zal worden voorgedragen.
Schagen, 14 April 1909.
De Burgemeester,
H. J. POT.
:,j' o—
Veemarkten.
Burgemeester en Wethouders der Gemeente SCHA
GEN brengen ter algemeene kennis, dat de keuringen
Tan het ter markt aangevoerd wordende vee bij gelegen
teid der groote voorjaarskoemarkten, te beginnen op
15 April a.s. niet zullen aanvangen voor des morgens
te zes uur.
Schagen, den 13 April 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
H. J. POT.
De Secretaris,
rogggëveën.
0
Nationale Militie.
Oproeping van verlofgangers onder de wapenen.
De Burgemeester van Schagen maakt bekend, dat
de in het verlofgangersregister dezer Gemeente inge
schreven verlofgangers, wier namen hieronder zijn ver
meld. bij deze worden opgeroepen om in 1909 .ieder
voor het achter zijnen naam aangegeven tijdvak, krach-
lens art. 111 der Militiewet 1901. onder de wapenen
te komen.
Adrianus Johan van Leeuwen, lichting 1900; Arie
Struijf. lichting 1902; Adrianus Tesselaar. lichting 1902;
Johannes Wilhelmus Bernardus Garstenveld, lichting
1902, allen 4e Reg. Vest. Artillerie, garnizoen Den
Helder, van 26 April tot 7 Mei.
De opgeroepen verlofgangers zullen zorg dragen, dat
zij zich, ieder op den voor hem aangegeven dag. in
uniform gekleed, en voorzien van hun verlofpas (zak
boekje). alsmede van al do bij hun vertrek met groot
verlof medegegeven voorwerpen van kleeding en uit
rusting. hij hun korps aanmelden en wel:
lo. zij, die woonachtig zijn in de plaats van op
komst. uiterlijk te 8 uur voormiddag;
2o. zij. die woonachtig zijn binnen 20 kilometer
van fl!e plaats van opkomst, uiterlijk te 10 uur voor
middag
3o. de overige verlofgangers, voor zoover rij bin
nen het Rijk gevestigd zijn, op zoodanig tijdstip, dat
zij zich op den dag, voor de opkomst bepaald, met
het eerstvertrekkend openbaar middel van versneld
vervoer van hunne woonplaats of naaste station naar
4o plaats van opkomst moeten begeven, en. voor zoo
veel rij ibuiten het Rijk gevestigd rijn. vóór 4 uur
namiddag.
De verlofgangers, die alleen per spoor- of tramweg
moeten reizen en in wier zakboekje aanwezig is een
•p wit papier gedrukt en met rooden inkt ingevuld ver-
voerbcwijs. behoeven zich niet ter Gemeentesecretarie
aan te melden doch begeven zich rechtstreeks naar
het station van vertrek en stellen aldaar hun zak
boekje ter hand aan den stationsbeambte, met de uit
gifte van plaatsbewijzen belast. De verlofgangers he
li oo ren er op indachtig te rijn. dat hun zakboekje
wordt teruggegeven, alsmede de strook van het ver-
voerbewijs. aangezien deze strook hun gedurende de
reis moet dienen als plaatsbewijs.
Verlofgangers, die. hoewel hun reis aanvangende per
12.
Eindelijk eindelijk had zij haar huis bereikt. Zij
vloog de poort door, de donkere plaats over, in het
achtergebouw sloot zij met bevende hand de deur open.
Maar in haar angst vergat zij die deur weer te slui
ten. Zij ging de huiskamer binnen, stak vlug het gas
op en viel uitgeput op een stoel neder.
Maar daar stond eensklaps de lange gestalte van
haar vervolger voor haar.
Verschrikt sprong het meisje weer op.
„Wat wilt u hier? hoe komt u hier?" „riep zij
met bevende stem.
„Lieve juffer ik heb u zoo innig lief mijn geheele
leven behoort u, verstoot mij niet," riep de luitenant
met pathos.
„Ga heen, mijnheer direct," riep Marie en wees
gebiedend naar de deur.
„Neen kindje, ik ga niet," riep Schoenrock, die
zichzelf niet meer meester was. „Het is een dwaas die
het geluk dat hem tegenlacht, niet aangrijpt."
Hij greep haar vast.
„Terug ellendeling, terug1" schreeuwde het meisje
van angst.
„Nooit, nu heb ik je eindelijk gevonden!" riep de
luitenant eai wilde het weerlooze meisje naar zich toe
trekken.
Maar dn hetzelfde oogenblik greep een sterke vuist
hem in den nek en trok hem heftig achteruit.
Schoenrock kromp ineen, hij keerde zich om, ten-
einde zijn, aanvaller van zich af te slaan, maar als
verlamd bleef hij staan. Voor hem stond een soldaat.
Hij kende dien jongen, maar hij was te veel van
itreek om eenigen samenhang te vinden tusschen hem
en het meisje. De soldaat die voor hem stond scheen
niet minder ontsteld dan hij.
„Kerel wat wil je?" riep de luitenant uit, zich in
zijn volle lengte oprichtend.
„Mijn zuster beschermen," was het antwoord.
„Tegen, tegenriep de luitenant stamelend. Hij
had zijn bedaardheid geheel verloren en het woord lui
tenant was hij niet in staat uit te brengen.
„Tegen lederen eerlooze, die het waagt haar eer te
helagen," antwoordde de soldaat ernstig en onverschrok
ken.
..Knaap," schreeuwde de luitenant, en zichzelf verge
tend hief ihij de hand tegen den soldaat op, maar de
kalme, onverschrokken houding van den ander, bracht
ham nog ter juister tijd tot bezinning. Hij droeg im
kers geen uniform, was dus niet de meerdere van den
J°D«em man. „Ha, ha! een mooie zuster!" smaalde
hij.
spoor- of tramweg, een gedeelte van liet traject moe
ten afleggen per stoomboot, of die niet in het bezit
zijn van een vervoerbcwijs, ingericht om daarop van
liet station van vertrek naar de plaats van opKomsl
te kunnen reizen, dan wel op hunne reis van één of
moer veren moeten gebruik maken, moeten zich op
den laatsten werkdag vóór hun vertrek naar het korps
des voormiddags tusschen 10 en 12 uur ter Gemeen
tesecretarie aanmelden ten einde aldaar in het be
zit te worden gesteld van de vereischte vervoerbcwij
zen.
Het is noodig, zich ten minste een half uur vóór
het vertrek van den trein of de tram aan het slation
te bevinden.
Behalve vrij vervoer, voor zoover de reis geschiedt
binnen liet Rijk, heeft de verlofganger, die niet woont
in de plaats van opkomst, voor den dag van opkomst
recht op een daggeld van f0.25. Het is niet noodig
dit daggeld ter Gemeentesecretarie te vragen; aan hein.
die het in zijn woonplaats niet heeft ontvangen, wordt
het na aankomst hij, het korps uitbetaald.
Ingeval ziekte of gebreken de opkomst van een ver
lofganger mochten verhinderen, moet hiervan zoodra
doenlijk ter Gemeentesecretarie worden overgelegd eené
gelegaliseerde geneeskundige verklaring, welke op on-
gczegeld papier kan worden gesteld. Na zijn herstel
vervoegt hij zich onverwijld bij zijn korps.
Hij, die zonder geldige reden niet voldoet aan de
ze oproeping, wordt, na daartoe verstrekten last van
den minister van Oorlog, als deserteur afgevoerd.
Ilij, die zonder geldige reden zich te laat bij het
korps aanmeldt maakt zich strafschuldig.
Het niet-ontvangen van een afzonderlijken oproe
pingsbrief ontheft een verlofganger, zoo deze althans
binnen hel Rijk verblijf houdt, geenszins van zijne
verplichting lot opkomst in werkelijken dienst, daar
dc openbare kennisgeving eenig en alleen als b e-
w iji s geldt, dat hij behoorlijk is opgeroepen.
Den verlofgangers, die op grond van kostwinnerschap,
vermeenen in de termen te verkeeren tot het erlangen
van ontheffing van bovenbedoelden werkelijken dienst
of van eene geldelijke vergoeding, wordt aangeraden
hun verzoek daartoe bijl voorkeur ongeveer zes we
ken vóór hunne opkomst aan de Koningin te doen.
Dat verzoek kan op ongezegeld papier worden geschre
ven en moet rechtstreeks aan H. Majesteit worden ge
zonden. Frankeering is niet noodig. Wenscht men al
leen voor eene geldelijke vergoeding in aanmerking
te komen, dan kan deze hij ongezegeld en ongefran-
keerd verzoekschrift aan den Minister van Oorlog wor
den gevraagd. Overigens wordt ten deze verwezen naai
de afzonderlijke publicatie betrekkelijk „Kostwinners",
en kunnen zoo noodig nadere inlichtingen mondeling
worden gevraagd ter Gemeentesecretarie, eiken werk
dag tusschen 10 en 12 uur voormiddags.
Schagen, den 10 April 1909.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
i o
Drankwet.
Burgemeester en Wethouders der Gemeente SCHA
GEN brengen ter openbare kennis, dat op 15 April
1909 bij hen is ingekomen een verzoekschrift van
CORNELIS BAKKER, van, beroep timmerman, wo
nende te Wieringerwaard, om verlof voor den verkoop
van alcoholhoudenden drank, anderen dan sterken drank
in de navolgende localiteit: „de winkel" van het per
ceel, kadastraal hekend Gemeente Schagen, Sectie A,
No. 273, plaatselijk gemerkt wijk A no. 70, en gelegen
aan het Noord aldaar.
Binnen twee weken na de dagteekening dezer be
kendmaking kan een ieder tegen het verleenen van
dit verlof schriftelijk bezwaren bij Burgemeester en
Wethouders inbrengen.
Schagen, den 16 April 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
H. J. POT.
De Secretaris,
ROGGEVEEN.
o
Verzoekschriften
ter bekoming van Jacht- en Vischakten.
Burgemeester en Wethouders der Gemeente Scha
gen maken bekend, dat ter Gemeentesecretaris koste
loos verkrijgbaar rijn blanco-verzoekschriften ter be
koming van jacht -en vischakten en van kostelooze
vergunningen tot uitoefening der visscherij met één
vischtuig. voor het nieuwe seizoen, aanvangende lJuli
aanstaande en eindigende 30 Juni van het volgende
jaar. en noodigen belanghebbenden uit hunne aanvra
gen ter bekoming dier akten en vergunningen, zooveel
mogelijk, vóór den 8sten Mei e.k. ter Secretarie in
te dienen.
De bepaling, dat hij, die de visscherij met meer
dan één vischluig wil uitoefenen van eene grootere
vischakte moet zijn voorzien, is ingetrokken, zo'odat
voortaan aan een en denzelfden persoon meerdere
kleine vischakten kunnen worden verstrekt.
Schagen, den 14 April 1909.
Burgemeester en Wethoudera voornoemd.
De Burgemeester
H. J. POT.
Dc Secretaris
ROGGEVEEN.
„Scheer je weg!" riep de jonge man en. greep naar
zijn sabel, maar de lange luitenant had reeds het
hazenpad gekozen.
„Bruno Bruno!" riep het ontstelde meisje ein wierp
zich aam de borst van den jongeling.
De redder van Marie Soltau, haar broeder Bruno,
droeg de uniform van den eenjarige. Het was een slan
ke, flinke jongeman. Hij had een fijn besneden gelaat.
Door de emotie was alle bloed daaruit geweken, hij
was doodsbleek en hij scheen, naar adem te snakken.
„Marie, hoe komt hoe komt die man hier?" vroeg
hij op strengen toon.
„Ik weet het niet hij was mij gevolgd ik
had niet gehoord, dat hij onze woning was binnenge
treden," gaf Marie ten antwoord.
„Is hij je reeds meerdere malen gevolgd?"
„Ja, sedert ©enige dagen, wanneer ik van mevrouw
Kalsbach kwam."
„Heb je hem dan niet teruggewezen?"
„Ja ik weet het niet ik geloof niet eens, dat
ik hem antwoord heb durven geven. Ik heb er alleen
maar over gedacht om te vluchten."
„Waar heb je dien man leeren kennen?" vroeg Bru
no verder.
„Eenige dagen geleden sprak hij mij op straat aan
wat hij mij heeft gezegd, ik weet het niet, want
ik was te veel ontsteld."
„Weet gij, wie hij is?"
„Neen."
„Hij is luitenant Schoenrock."
„Jouw superieur?"
„Ja, helaas wel," gaf Bruno bedrukt ten antwoord.
„Je hebt hem beleedigd," ging het meisje bezorgd
voort.
„Beleedigd, wanneer ik jouw bescherm?" herhaalde
Bruno. „Ik zou hetzelfde gedaan hebben, al was het
ook de overste geweest. Ik betreur geen enkel woord
Idat ik tot hem heb gezegd, alleen spijt het mij ge
ducht, dat ik hem niet de kamer heb uitgegooid."
Marie staarde eenige oogenblikken zwijgend voor
zich uit.
,Ik ben niet bang voor hem. Wat kan hij mij doen,
wanneer ik mijn plicht getrouw vervul? Hij kan, nog
meer dan hij het tot dusverre deed, met beleedigende
woord-en mij overladen, maar mij werkelijk te belee-
digen, daartoe is hij niet in staat, want ik stel mij
zelf zedelijk hooger dan hem."
Hij beleedigt je dus?" riep Marie verschrikt uit.
*Mij niet alleen, de grootste helft der vrijwilligers
doet hij dat. Wij zijn er allen van overtuigd, dat hij
ons tot een ondoordachte daad wil dwingen, opdat ons
een zware straf treffe, maar wij hebben elkaar be
loofd daarop niet meer acht te slaan, dan wanneer
een straatjongen ons een schimpwoord naroept.
En jo hebt daarover met ons met geen enkel woord
gesproken," riep het meisje uit, terwijl zu de hand
van haar broeder vastgreep en hem teeder aankeek. ,,Je
weet toch hoezeer ik deelneem in alles, wat jou be-
LXIV. De tegenwoordige toestand van den Land
bouw in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika.
Toen in 1907, kort nadat de oogst binnengehaald
was, in de Vereenigde Staten v-an Noord-Amerika de
groote financieele crisis uitbrak, bleek spoedig daarna
welk een reuzen-macht de landbouw thans voor de
Unie is.
Aan het ontzaglijke kapitaal der gezamenlijke land
bouwers was het te danken, dat geen algemeene el
lende daar bleef heerschen. Sinds een vijf-tiental jaren
hadden de „farmers" gelukkig gehoerd en niet alleen
hunne schulden betaald en de hypotheken afgelost,
m-aar ook belangrijke sommen bij de banken gedepo
neerd. Zoo viel deze crisis in handel en nijverheid
gelukkig samen met een sterken bloei van den land
bouw en het geld der f-armersbanken uit de Westelijke
Staten kon de Industrie van het Oosten redden.
De minister Wilson heeft op de groote macht van
den landbouw gewezen -met de volgende woorden, „Het
volk kan slechts matig door -deze crisis ge-troffen
worden, omdat de landbouw in de Vereenigde Staten
zoo sterk is en zulke groote opbrengsten geeft, dat
de Industrie niet in staat is den volksrijkdom te ver
nietigen."
lntussch-en was de crisis toch een ramp voor velen
en duizenden arbeiders waren maandenlang werkeloos.
Gelukkig konden velen hunner werk vinden bij den
landbouw, die er zeer door vooruit gegaan is. Dui
zenden gezinnen verhuisden uit de stad naar he-t land.
Velen, die eenige duizenden dollars bezaten, kochten
eene boerderij in Texas, A-alabaina, Arkansas, Idaho enz
De meening is indertijd uitgesproken, dat de Unie
binnen enkele jaren geen tarwe meer zal kunnen uit
voeren, omdat zijne eigen, snel aanwassende bevol
king het graan voor zichzelf noodig zou hebben.
Deze meening heeft geen deugdelijken grondslag,
want men begint in Amerika op de bestaande farms
beter te boeren en er liggen nog millioenen bunders
land op bearbeiding -te wachten. Sinds men zijne aan
dacht schonk aan afwatering of bevloeiing van den
grond naar gelang de omstandigheden zulks eischen;
aan verbetering van zaalzaad, aan bestrijding van plan
tenziekten en meer andere zaken, waarop de talrijke
Amerikaansche landbouwproefstations de aandacht der
landbouwers vestigden, stijgen de oogsten belangrijk.
De Vereenigde Staten van Noord-Amerika, zonder
Alaska, tellen bijna drie millioen vierkante mijlen
land, waarvan -een vierde deel bouwland,een vierde
bosch; èn het grootste deel van de rest grasland is.
Er is nog 150 millioen H.A. staatsgrond, waarvan
in 1907 ruim 1 procent in particuliere handen kwam.
In de westelijke Staten liggen meer dan 100 millioen
H.A. staatsweilanden, waarop 50 millioen runderen en
40 millioen schapen gehouden worden. Bij goede uit
oefening der veehouderij moet deze veestapel verdub
beld kunnen worden.
De geheele opbrengst der landbouwproducten in de
Vereenigde Staten bedroeg in 1908 bijna 20.000 millioen
gulden1 Alleen de graanopbrengst was in 1908 grooter
dan 1500 millioen H.L. en vertegenwoordigde eene waar
de van ongeveer 7 milliard gulden.
De totale waarde van alle veldvruchten was
5.000.000.000 dollars, waarvan de mais alleen een der
de opbracht.
Melk en melkproducten brachten voor de boeren 800
millioen dollars op bij een prijs van 50 centen voor
1 pond boter en 7% -tot 10 cents voor een Liter melk.
In -den handel zijn deze prijzen beduidend hooger.
De opbrengst van geslachte varkens, schapen en vee
bedroeg 3.000.000.000 dollars; die van eieren en sl-acht-
-gevogelte 600.000.000 dollars.
Twintig milliard gulden is de enorme opbrengst van
den landbouw in de Uniestaten in een enkel jaar! En.
daarbij heeft men nog het verblijdend verschijnsel, dat
in de laatste vijf jaar de geldopbrengs-t gemiddeld 32
procent is gestegen. Inderdaad ligt de kracht van dit
reuzenrijk in zijn landbouw veelmeer dan in zijn in
dustrie.
Eenige hoofdcultures verdienen eene nadere beschou
wing.
De Mais werd in 1908 veroouwd op 101.788.000 Acres
of 40 millioen H.A. en gaf een opbrengst van in totaal
2.668.651.000 bushel, d. i. ongeveer 1000 millioen H.A.
De vooruitzichten op een goeden maisoogst waren in
het voorjaar van 1908 niet gunstig door te groote nat
heid van den grond, doch daar de nachtvorsten veel
later invielen dan in andere jaren, viel de oogst in
het algemeen zeer mee.
Vooral de Staten Iowa, Illinois, Nebraska, Kansas,
Missouri, Indiana en Ohio leveren, mais.
De kwaliteit der mais van den laatsten oogst is
beduidend beter dan in vorige jaren. De prijs der mais
is thans zeer hoog nl. 61,6 dollarcents per bushel of
f 4.25 per H.L.; slechts in 1881 en 1891 toen er een
misgewas voorkwam, waren de prijzen ongeveer dezelf
de. De industrie gebruikt dagelijks 125 duizend bushels
mais voor de fabricatie van zetmeel en glucose. Het
glutenmeel is een afvalproduct van de fabrieken, waar
de mais op deze producten wordt verwerkt.
Wintertarwe werd in 1908 verbouwd op 30.349.000
Acres (1 Acre is 0,4 HA.). De opbrengst was
437.908.000 bushel (1 Bushel is 0,36 H.L.) ter waarde
van 410.330.000 dollars (1 dollar is f 2.50).
Zomcrlarwe besloeg een© oppervlakte van 17.208.000
Acres en gaf eene opbrengst van 226.691.000 bushel
ter waar-de van 206.496.000 dollars. Deze geldopbreng-
sten zijn de zoogenaamde farm-waarden en niet de
handelsprijzen. Deze zijn hieronder ook telkens ge
nomen.
De waarde tier tarwe, lezamen 620 millioen dol
lar, was nog nimmer zoo hoog en kunstmatig wordt
deze nog in de hoogte geschroefd. Voor eigen ge
bruik blijft in de Uniestaten 470 millioen bushels tar
we. Sinds 1 Juli 1908 tot 1 Januari 1909 werden 80
millioen bushels tarwe uitgevoerd. Voor zaaizaad moet
72 millioen bushels gereserveerd blijven en de ver
moedelijke reserve op 1 Juli 1909 is' 70 millioen bus
hels tegenover 80 millioen op 1 Juli 1908. Voor ver
der transport is er nog 42 millioen bushels over.
Haver werd in 1908 geloeid op 32.344.000 Acres
en gaf een opbrengst van 807.156.000 bushels ter
farm-waarde van 381.171.000 dollars. De handelsprijs
der haver is thans 55—60 dollarcenten per bushel.
Men „rekent in Amerika een gemiddelden haveroogst
oj) 32 bushels per Acre.
Gerst werd in 1908 geloeid op 0.646.000 Acre-s en
gaf een opbrengst van 166.756.000 bushels ter farm-
waarde van 92.442.000 dollars. De gerstbouw gaat in
Amerika gestatig vooruit, vooral in de streken waai'
veel zomertarwe geteeld wordt; vroeger was deze cul
tuur tot Californiü beperkt.
Rogge werd in 1908 geteeld op 1.918.000 Acres
en gaf een opbrengst van 31.851.000 bushels ter farm-
waarde van 23.455.000 dollars. De roggeteelt wordt
1 voornamelijk uitgeoefend in de Staten: Miehigan, Penn-
sylvanië, Wisconsin en New-York. Deze vier produ-
ceeren ruim de helft van den ganschen rogge-oogst
in de Uniestaten.
Vlas werd in 1908 geteeld op 2.679.000 Acres en
gaf een oogst van 25.805.000 bushels ter farm-waarde
van 30.577.000 dollars. Men teelt het vlas uitsluitend
om het zaad. Noord-Dakota is het centrum dezer cul
tuur; deze staat levert alleen 60 p.Ct. der totale vlas
opbrengst van de Vereenigde Staten.
Aardappelen werden in 1908 verbouwd op- 3.267.000
Acres met e-en opbrengst van 278.985.000 bushels ter
farm-waande van 197.039.000 dollars. De aardappelen
hebben -e-en slechte opbrengst gegeven, terwijl de kwa
liteit zeer veel te wenschen overlaat. Toch zijn de
prijzen hoog.
Tabak werd in 1908 verbouwd op 875.425 Acres,
met een opbrengst van 718.061.380 pond,, ter farm-
waarde van 74.130.185 dollars.
Zeer gewichtige gewassen voor den landbouw inde
Vereenigde Staten zijn katoen en rijst, die beide sterk
vooruitgaan.
Katoen besloeg in 1908 ongeveer 32 millioen Acres.
De waarde wordt geschat op 650 millioen dollars, niet
tegenstaande de prijs van het artikel buitengewoon
1 laag is en vermoedelijk wel zal rijzen. In de heete, droge
- gewesten slaagt de teelt van het nieuw ingevoerde
Egyptische katoen uitstekend. Door kunstmatige be-
1 vloeiing breidt de teelt zich in Nieuw Mexico en
Texas sterk uit.
Rijst s-tond er in 1908 te velde op 655.000 Acres,
waarvan de opbrengst bedroeg 21.889.000 bushels ter
waarde van 17.171.281 dollars. Groote oppervlakten zijn
ér nog voor de zich snel ontwikkelende rijstcultuur
j beschikbaar.
I Een belangrijk -handelsartikel vormen verder nog de
j appels. In 190.8 bedroeg de oogst 23 millioen vaten
elk van 2 a 2% dollar. Op 1 December 1908 lagen er
nog ruim 2 millioen vaten in de Coldstorages of koel-
pakbuizen opgeslagen. In December was de prijs der
appelen te New-York 4 dollars per vat. In die maand
werden 6000 vaten naar Duitschland verscheept.
Het bovenstaande werpt een duidelijk licht op de
ontzaglijke beteekenis van de Amerikaansche land-
bouwprodukten voor den wereldhandel.
Helder komt er in uit, dat de achterlijke uitoefe
ning van het bedrijf aldaar met reuzenschreden vooruit
gaat. Dit is trouwens niet alleen in de Uniestaten het
geval, ook in Canada, in Argentinië en in Brazilië
tracht men het landbouwbedrijf door krachtigen steun
vooruit te brengen.
Ook in andere werelddeelen wordt de landbouw van
regeeringswege meer of minder krachtig geholpen.
Dit is een verblijdend verschijnsel, want een ver
hoogde productie van landbouwartikelen moet de wel
vaart der gansche menschheid verhoogen.
D. F.. LANDMAN.
treft."
,.Ja lieve kind, dat weet ik wel, maar wat kan jij
nu aan dat alles veranderen? Ik zou maar nutteloos
je hart bezwaard hebben en ik wilde ook vader ver
driet besparen- Maar het moeilijkste is nu voorbij,
.want ik -heb mij gewend aan menig ruw woord en
heb geleerd mij te bedwingen. In den beginne viel
mij dat heel erg zwaar en ik heb dikwijls gemeend,
dat ik het onmogelijk zou kunnen dragen."
„Heeft de luitenant je gesard?"
„Dat doet hij niet alleen, maar vooral de onderoffi
cier Bauer. Hij is een ruw en dom mensc-h, die er
behagen in schept, juist ons vrijwilligers t-e pijnigen
1 en vooral diegenen die studeeren. Onverholen voegt
hij ons toe, dat hij ons eens duidelijk wil maken,
dat een student een nul is. Alles wat in onze boeken
staat, heeft voor hem nog minder waarde dan een
oud stuk beschimmeld kommiesbrood."
„Durft -die man je dat zeggen?" vroeg Marie ver
schrikt.
„Schoenrock staat er -dan -bij en lacht er hartelijk
om," ging Bruno voort. „Ook wij zouden er om lachen,
als het daarbij maar bleef. Hij mag niet slaan en ook
niet -mishandelen, maar de kerel peinst met duivelach
tige boosh-eid op middelen om ons te pijnigen. Hij do-et
ons bijv. voor hoe het geweer geschouderd moet wor
den -en slaat daarmee dan zoo hevig tegen onze schou
ders, dat je het van pijn wel zoudt willen uitschreeu
wen. Hij gaat voor ons staan, om ons te richten, al
staan we ook nog zoo onberispelijk en dat doet hij
alleen, om zijn zwaren voet op onze teenen te kunnen
zetten en dan laat hij ons voor straf, omdat onze
laarzen dan vuil zijn, na-exerceeren."
„Bruno, en laat je dat alles maar begaan?"
„Wat moet ik er aan doen?"
„Kan je dan geen bezwaren inbrengen? Wend je
tot den overste."
„Ja, er is maar een weg om onze bezwaren in te
1 dienen, maar niet een onzer zal het wagen dat te
doen. Bij denzelfden onderofficier die ons pijnigt en
i plaagt moe-ten wij onze bezwaren indienen. Kwam er
imaar iets van dit alles ter oore van den overste, Ik
weet, dat hij een zeer streng onderzoek zou instellen.
1 Want die is bij al zijn strengheid een -drechtvaard-ig
man, en hij wil beslist niet, dat ons eenig onrecht
zal geschieden. De onderofficier zou alles ontkennen
of als een toeval verklaren en al werd hij dan ook
misschien gestraft, later zou zijn wraak ons dubbel
en tienvoudig pijnigen."
I „Bruno is er dan geen middel om je te bevrijden
van dien levenden duivel?"
1 „Het beste is alles geduldig te verdragen. Het jaar
zal wel om komen. Maar iets is er, wat ik betreur.
Je weet hoe gaarne ik soldaat werd, ik was er blij
om, dat men mij niet afkeurde om mijn zwakke -horst.
Ik wilde tegenover den staat mijn plicht vervullen,
zooals honderd duizenden dat doen en nu
Bruno voleindigde den volzin niet.
„En nu?" herhaalde Marie.
„Nu haat ik den militairen stand, en er zijn mis
schien vele jaren noodig, om dat, wat ik moest dul
den in mij uit te wisschen."
„Bruno, je moet vader eens alles meedeelen."
„Neen." antwoordde de jonge man beslist. „Hij zou
er maar veel verdriet van hebben, en hij kan het
toch niet verhelpen. Jij moogt hem ook niet vertellen,
wat er met dien luitenant is voorgevallen."
„Zal ik het aan mevrouw Kalsbach vertellen, opdat
deze het zoodoende aan haar zoon den overste kan
meedeelen?" vroeg Marie.
„Neen, Marie, het is veel beter dat niemand het
verneemt. De overste zou alles gestreng onderzoeken,
je zoudt als getuige moe-ten optreden, anderen zouden
het vernemen, jouw naam zou daaronder kunnen lijden
en die, je weet het kind, is mij meer waard dan alles
ter wereld."
„Ik ben er bang voor Bruno, dat de luitenant zijn
pogingen niet zal opgeven."
„Ik zal je voortaan eiken avond aan het huis van
mevrouw Kalsbach opwachten en jou naar ons huis
brengen. Wees ervan verzekerd dat de luitenant mij
wel zal ontwijken."
Marie stelde zich gerust, zij za-g in, dat haar broe
der gelijk -had.
Terwijl Marie het avondeten opzette en bedrijvig in
het vertrek heen en weer liep, opdat haar vader alles
bij -zijn terugkeer van de drukkerij in orde zou vin
den, vertelde zij haar broer van de vriendelijkheid en
mildheid van mevrouw Kalsbach.
,Ik heb haar lief, als ware het mijn eigen moeder,"
riep het meisje in verrukking uit. „Zij is sedert jaren
volslagen blind, maar nooit murmureert zij over baal
lot, nooit is zij ongeduldig. Wanneer zij meent., d-at het
voorlezen mij vermoeit, dan moet ik naast haar gaan
zitten en met -haar praten en zij vraagt naar alles en
stelt in -alles belang."
Bruno was op een stoel gaan zitten, in de nabijheid
van het venster en luisterde zwijgend naar het ge
babbel van zijn zuster. De ontmoeting met zijn luitenant
speelde hein maar steeds door het hoofd. Wat ge
beurd was, maakte hem zeer bezorgd, -maar dat mocht
hij beslist niet l-ate-n blijken.
„Binnen weinige dagen ontvang ik mijn eerste
maandgeld," vertelde Marie verder, „ik zal het op va
ders bord neerleggen, om hem er mee te verrassen.
Ik verheug er mij in, dat ik nu ook iets verdien,
want ik geloof dat het vader toch moeilijk valt, zoo
veel voor ons te doen, als hij doet."
Bruno stond op.
„Wanneer dit ongelukkige jaar voorbij Is dan zal
ik mijn examen doen en hoop dan voor mijzelf te
kunnen zorgen," zeide hij. „Mijn studie heeft hem
veel gekost, m-aar het was zijn verlangen, dat Ik stu
deerde."
„Was het dan niet je wensch?" vroeg Marie.
„Zeker en toch is het reeds meer dan eenmaal in