Soldaten=eer.
53e Jaargang. No. 4495.
Zaterdag I Mei 1999.
TWEEDE BLÏDT"
Gemengd Nieuws.
FEUILLETON.
Üverreden door den trein.
RECLAMES.
Sci* Cnn't.
sterk geheugen.
Verleden week, zoowat half April, deed in de cou
rante" (h'et veelmal de rondte van 'n jongen die bo
vendien nog zwakhoofdig was, dat hij zoon bizon-
der sterk geheugen had. Hij kende den heelen ka
lender van t jaar 1000 tot 2000 uit zijn hoofd, wist
precies dat de 3e October van 'I jaar 1907 was ge
vallen op 'n Donderdag, de 14 Juni van ,08 op 'n
Dinsdag, dat Paschen in 1929 zou vallen op 31 Maart,
enz. Hij was 'n verpleegde uit de inrichting voor zwak
hoofdige kinderen te Biederniannsdorf. De dokters staan
er paf van en kunnen 't geval niet verklaren, wat meer
bij dokters voorkomt, al zijn ze niet altijd eerlijk ge
noeg om dit te bekennen. Men noemt dit verschijnsel
een specialiteit voor katenderbijzonderheden". liet
kind lueeft dus 'n naam.
Hoe 't ook zij, zoo'n specialiteit is iets bijzonders.
De meeste (menschen, vooral als ze 'n dagje ouder
worden, lijden aan geheugen-zwakte, kunnen niet lang
onthouden, vooral wanneer ze hun woord gegeven heb
ben tot 't doen van dit of dat, of 't brengen van 'n
offer. Of hier opzettelijke neglectie bijkomt, weet ik
niet, zou ik niet durven beweren, omdat schrijver de
zer regelen 'n tamelijk goed geheugen heeft en dus
over toevallige of opzettelijke zwakhoofdigheid niet
oordcelen kan, Mei heeft hij opgemerkt, dat ze vaak
voorkomt bij egoïsten, vooral als ze nog jong zijn,
en dat zulk soort van zwakhoofdigheid later dan ont
aardt in gauwdieverij en allerhande gemeene streken,
waar menschen met normale hersenen niet op ver
dacht zijn. 't Vergeten te betalen aan 'n kellner b.v.,
voor welke betaling dan 'n vriend opdraait, is daar
'n staaltje van.
Ik kan zulke stumpers naar den geest meedeelen,
dat iedere kracht ons door de natuur gegeven, door
'n verstandig en nict-overmatig gebruik, aan sterkte
wint. Waar 'n mensch op stiefmoederlijke wijze dooi
de natuur met geheugen of hersenen bedeeld is, daar
kan door oefening nog heel wat verkregen worden.
Maar van de vroegste lijden af zijn er* menschen
geweest, die zulk een oefening niet noodig hadden;
omdat hun 'n sterk geheugen als 't ware was aange
boren Wij willen hier enkele voorbeelden laten vol-
gen.
Themistoeles bezat zulk een sterk geheugen, dat
hij menigmaal wenschle de kunst van vergeten te be
zitten. Mithridates, koning van Pontus, kende al zijn
soldaten ongeveer 80.000 bij name. Van „der
alte Fritz" wordt hetzelfde verteld.
Jullus Caesar dicteerde zeven brieven tegelijk.
Seneca noemde 2000 woorden in dezelfde orde, waar
in ze hem waren voorgezegd en meer dan 200 ver
zen in omgekeerde richting.
De beroemde Justus Lipsius ging 'n weddenschap
aan om den geheelen Taeitus woord voor woord op
te zeggen; zelfs mocht iemand met 'n dolk naast hem
staan, om hem bij 'n enkele vergissing te doorboren.
Hugo de Groot, dezelfde die in 'n boekenkist uit
Loevestein ontsnapte, onthield na het bijwonen eener
inspectie, van 'n regiment, de voorgelezen namen dei-
soldaten.
Lord Carlerel, een bekend Iersch staatsman, kon
het heele Nieuwe Testament, van het eerste woord
van Mattheus tot het laatste der Openbaring, opzeg
gen op 'n wijze, alsof hij het uit 'n boek voorlas.
Er gaat 'n vertelling van den onlangs overleden Dr.
16.
„Och vader, waarom hebt u mij niet gewekt?" riep
Marie verwijtend uit.
„Waartoe, lieve kind, ik zou toch niet hebben ge
slapen, en het was voldoende dat ik alleen waakte,
want de arme jongen heeft zich zelfs niet verroerd."
„Vader is er gevaar bij, met Bruno?" vroeg Marie
met angst.
De corrector talmde met het antwoord, een zucht
ontsnapte er aan zijn lippen.
„Ik hoop, dat hij genezen zal; wel zal het langen
tijd duren. Heeft hij je niet verteld hoe het is ge
komen?"
Marie schudde met het hoofd.
„Ik durfde er hem niet naar vragen," antwoordde
zij, „hij kon, niet spreken."
Soltau vroeg niet verder. Hij ging op een stoel zit
ten en staarde strak voor zich uit.
Zou de dienst hem te zwaar zijn gevallen. Maar hij
had er toch nooit over geklaagd,
Toen schreef hij eenige regelen aan zijn patroon Dr.
Albrecht Kalsbach, wien hij het ongeluk van zijn zoon
meedeelde en tegelijk kennis gaf, dat hij dien dag
niet kon komen om de correcties te lezen.
HOOFDSTUK X.
Terwijl Soltau en Marie nog niet vermoedden hoe
Bruno mishandeld was, werd reeds dienzelfden avond
in de stad verteld, op welk een onmenschelijke wijze
een soldaat door den luitenant Schoenrock en een on
derofficier behandeld was geworden. Er was verteld,
dat de luitenant den uitgeputten militair twee en vijf
tig maal dezelfde oefening had laten maken, tot hij
bewusteloos was ineengezonken.
Dr. Kalsbach had dit reeds dien avond in de socië
teit gehoord en was door bekenden ultgenoodigd het
geval in de courant te bespreken. Hij had dit afgewe
zen, maar beloofde een zeer nauwkeurig onderzoek te
zullen instellen. Uit veeljarige ervaring wist hij hoe
gemakkelijk zulke mededeelingen door het verder ver
tellen ontstaan en hoe dikwijls zelfs ooggetuigen over
drijven om zichzelf daardoor maar gewichtig voor te
doen.
Het vertelde hield evenwel toch steeds zijn gedach
ten bezig en op den terugweg naar huis overlegde hij
bij zichzelf wat hij den volgenden morgen terstond zou
doen.
Toen hij dien morgen reeds vroeg op het
redactiebureau kwam, vond hij daar den brief van zijn
ouden corrector. Toen hij dien had gelezen, twijfelde
hij er geen oogenblik meer aan, of de zoon van zijn
corrector was de ongelukkige, die zoo schandelijk mis
handeld was geworden. Deze diende als eenjarige,
Schoenrock was zijn luitenant hij kon er niet meer
aan twijfelen. Hij was er zeer door ontsteld, want hij
achtte Soltau zeer hoog. Deze had hem jaren eerlijk
«edlend en ook Bruno was een jongeman dien hij
'•eer prees. Zonder aarzelen ging hij naar het huis
van den ouden Soltau.
t)eze sprong verbaasd op, toen hij zijn chef de
atner zag binnentreden.
„Soltau wat is er gebeurd?" vroeg Kalsbach.
Ue bekommerde vader deelde mede wat hij wist,
he angst die uit zijn trekken sprak, verried duidelijk
hoe ernstig hij den toestand van zijn zoon inzag.
„Heeft Bruno je niet kunnen meedeelen hoe die
0 apuwtng lg gokken?» vroeg Kalsbach.
hem v i~~ maS niet spreken teder woord schijnt
001 pijn te veroorzaken."
E. Laurillard. dat hij dit den heelen Bijbel kon.
Lr zijn nog heel wat vertellingen van 'n sterk ue-
lieugcn in omloop, b.v. van den lloilandschen dien-
ncler N«-'uw,and, van Dr. A. lvuyper en ande
ren
ten slotte vinde hier ii anekdote 'n plaats die
haai oorsprong vindt in n sterk geheugen.
1 \v cc candiduten in de theologie dongen naar 'n
vacante plaats ten plallelande.
/e zouden beiden op éénen Zondag hun proefpreek
houden, en wel de een des morgens en de ander des
middags. De beide candidaten waren in het eenige
logement van hel dorp ingekwartierd in twee, door
n dun schot van elkaar geseheiden kamers.
Hij, die s morgens zijn preek zou houden, was be-
zig nog eens angstig zijn geestesproduct te bestudeeren,
toen luj in de Kamer daarnaast den ander zijn preek
hardop hoorde opzeggen. Hij luisterde, vond de preek
van zijn buurman oneindig veel beter dan zijn eigene,
en geholpen door 'n stera en goed geheugen, beging
hij den gemeenen streek, om de preek van zijn buur
man s morgens met n onbeschaamd gezicht aan de
gemeente voor te dragen.
Men kan zich den onbeschrijfelijken angst voorstel
len van nummer twee, toen hij dit hoorde.
De tijd was te kort om nog 'n nieuwe preek saam
te stellen. Snel besloten betrad hij 's middags den kan
sel en sprak:
„Mijne toehoorders- Gij hebt heden morgen zulk
'n voortreffelijke preek gehoord, dat ik niet in staat
zou zijn iets beters te leveren, ik wil u dus de preek
van mijn collega nog eenmaal herhalten."
De boeren stonden verstomd over dit schijnbaar
zoo sterk geheugen en zeiden„Dien moeten we heb
ben!"
Ze kozen hem ook werkelijk en hebben het zich
later nooit beklaagd.
een kijkje op het platteland van china.
Trompetgeschal i Een zonderlinge stoet trekt door de
straten van hel provincie-stadje naar den stadstem-
pel.
Voorop schrijdt een stoere kerel, die in de uitge
strekte rechterhand een groot slagzwaard voor zich uit
houdt, donkerrood van het geronnen bloed, dat er
aan kleeft.
Daarop volgt een troep soldaten, dan de prefekt
en de magistraat, in 'draagstoelen gezeten, terwijl een
aantal ruiters den stoet besluiten.
De prefekt en de magistraat zoowel als ©enigen der
ruiters, zijn in bloecLroode kleederen gestoken.
Al deze menschen komen rechtstreeks van de straf
plaats, waar eenige doodvonnissen werden voltrokken.
Zij gaan nu naar den stadstempel, om zich van de
bloedschuld te zuiveren. Allen knielen voor den hoofd
god en raken driemaal den grond met het voorhoofd
aan; den beul worden drie slagen op liet zitvlak toege
diend; zijn zwaard wordt in den tempel van bloéd
gezuiverd; de roodc kleederen worden afgelegd en al
len zijn nu weer van de bloedschuld gezuiverd. Zon
der trompetgeschal stelt de stoet zich dan weer in
beweging voor den terugtocht huiswaarts.
Toen de sombere stoel voor het eerst, na Lange,
lange jaren zich door de straten van het stadje Be
woog, sloeg den bewoners de schrik om 't hart, maar
toen nagenoeg dagelijks doodvonnissen werden voltrok
ken. raakten de bewoners langzamerhand er aan ge
wend. Kinderen, die zich in het eerst, zoodra het
trompetgeschal Weerklonk, schielijk verborgen, spron
gen ten slotte, op dit geluid, van vreugde op en slo
ten zich joelend aan bij den stoet.
Hel provincie-stadje, waar zich deze tooneeltjes af
speelden, ligt in het zuiden der provincie Kiangsi,
waar het bestuur al het mogelijke in hel werk stelt
om de Trias, die zich daar geweldig roeren, ten on
der te brengen.
Allen, die tot dezen geheimen bond in betrekking
slaan, en zelfs zij, die nog slechts daarvan worden
verdacht, zijn door het bestuur ten doode opgeschre
ven.
Laatstelijk stond een jonge man, die door de Trias
gedwongen was hen te volgen, terecht. Pijnigingen kon
den hein niet tot bekentenis bewegen, dat Hij zich
uit eigen beweging bij de Trias had aangesloten. Maar
toen de pijn hem te machtig werd, bood hij den rech
„Je weet dus van niets?"
Soltau schudde liet hoofd.
„Ik vrees dat de oefeningen hem te zwaar zijn
geweest, inaar ik weet het niet. Ik werd hier geroe
pen maar toen ik kwam, was de jongen reeds be
wusteloos."
Kalsbach aarzelde nog den vader mee te doelen wat
hij had gehoord. De mogelijkheid dat Bruno niet de
mishandelde was, bestond immers. Het kon toch ook
een ander zijn geweest.
Marie vertelde, dat haar broer later dan gewoonlijk
was teruggekeerd. Toen hij de kamer binnentrad was
•zij zeer geschrikt zoo ellendig had hij er uitgezien.-
Zij had evenwel niet den tijd gehad hem een vraag te
doen, want er was direct een bloedspuwing gevolgd.
Kalsbach vroeg welken dokter men had laten roe
pen. Dit was een zeer bekwaam arts, de hofarts Broe-
kers.
Terwijl Kalsbach den ouden Soltau wat trachtte op
te beuren trad er eensklaps een jong militair-dokter
de kamer binnen. Het was de assistent-arts Holbach.
Op tamelijk luidruchtige en overmoedige wijze deel
de hij mede, dat luitenant Schoenrock hem had ver
zocht, eens een onderzoek in te stellen naar den toe
stand van den soldaat Soltau, die den vorigen dag bij
het exerceeren een flauwte had gekregen.
Kalsbach kende Holbach en wist, dat het een van
de vrienden van Schoenrock was, die zich de champag
ne die. deze steeds vijkelijk schonk, uitstekend liet
smaken.
Soltau antwoordde dat het zijn zoon zeer slecht ging.
„Die flauwte heeft dan toch zeer nadeelige gevolgen
gehad," zeide Kalsbach. „De jonge man heeft nu al
reeds twee bloedspuwingen gehad."
„Dat heb ik gehoord en daarom kom ik ook om hem
te onderzoeken," ging Holbach voort. „Waar is de
zieke? Ik vermoed dat gij u ongeruster maakt, dan
strikt noodzakelijk is. Zijn borst was evenwel niet heel
sterk, dat moet ik toegeven."
„Des te eerder had men hem moeten ontzien en
te zware inspanning niet van hem mogen eisehen," zei
Kalsbach.
,Wie zegt u, dat dit niet is geschied?" vroeg de
militaire dokter overmoedig en uit de hoogte. „Wilt u
dat misschien beweren?"
Er lag iets uitdagends in zijn toon.
„Ja, dat beweer ik en het onderzoek zal uitmaken,
dat ik gelijk heb ook," antwoordde Kalsbach met groo-
ten ernst.
,Welk onderzoek?" vroeg Holbach. De beslist uitge
sproken woorden schenen toch den noodigen Indruk
op hem te maken. Zijn zelfvertrouwen werd er niet
grooter op. „Ik zal terstond den zieke onderzoeken."
„Hij slaapt nu," zeide Soltau.
„Breng mij bij hem," beval Holbach luid en barsch.
Soltau gehoorzaamde en geleidde hem naar het ver
trek waar de zieke lag. Deze sloeg de oogen op.
Op het gelaat van den dokter was nu een trek van
groote bezorgdheid. Hij vond blijkbaar Bruno niet
zoo goed als hij wel had gehoopt. Hij deed hem eenige
vragen, die de zieke zacht en nauwelijks hoorbaar
beantwoordde. Daarna onderzocht hij diens borst.
„De toestand is voorloopig niet bedenkelijk," zeide
hij toen. „Ik zal eenige hospitaalbedienden met een
ziekenmand zenden, om hem naar het hospitaal te
laten overbrengen."
„Moet hij van hier?" riep de oude Soltau ver
schrikt uit.
„Zeker. Hij heeft in het hospitaal de beste ver
pleging, en daar kan ik hem opmerkzaam gadeslaan."
,Maar ik laat hem niet gaan ik laat mijn jongen
niét gaan," riep Soltau uit.
Hij is soldaat," merkte Holbach koel op.
"Hij zal hier zeer zorgvuldig verpleegd worden,"
ter tweehonderd dollars aan, opdat deze daaraan een
einde zou maken.
„Heb je geld/' vroeg dc rechter.
„Ja, heel veel", antwoordde de jonge man, niet we
tende, ,dat hij daarmee juist zijn doodvonnis bezegel
de. „De rijken loopen vrij,'en de armen worden ont
hoofd.", fluisterde men elkander reeds in het stadje
toe en de rechter, anders niet wars van kleine ge
schenken, achtte het nu eens noodig een voorbeeld
te stellen.
Typisch kenmerkend voor de toestanden in China
is de wijze, waarop deze jonge man in handen der
overheid viel.
Zijn vader, een rijk man, werd door de overheid
met confiscatie zijner goederen bedreigd, indien tiij
zijn zoon niet wist uil, te leveren. En de vader, die
zijn vermogen liever had dan zijn kind, leverde den
zoon aan de overheid uit.
vervoer van scholieren.
in betrekking tot het vervoer van jongelieden, die
onderwijs ontvangen buiten hun woonplaats, is door
het hoofdbestuur van „Volksonderwijs" het navolgen
de adres aan den Minister van Waterstaat gezonden:
„dat zeer vele kinderen tiet onderwijs of het voort
gezet speciaal onderwijs, dat zij behoeven, niet kun
nen ontvangen op de plaats hunner inwoning,
dat de ouders dier kinderen daardoor gedwongen
zijn hen het onderwijs te doen volgen op onderwijs
inrichtingen in nabijgelegen gemeenten,
dat voor het vervoer naar deze gemeente in vele
gevallen gebruik zal moeten worden gemaakt van de
vervoermiddelen, waarover de Ilollandsche IJzeren
Spoorweg-Maatschappij, de Maatschappij tot Exploita
tie van Staatsspoorwegen en de NederLandsche Ccnlraal-
spoorweg-Maatschappij: beschikken,.
dat die maatschappijen voor het vervoer van boven
bedoelde schoolkinderen en jongelieden wel is waar
speciale abonnementstarieven hebben ingevoerd (zie de
tarieven voor abonnementskaarten, goedgekeurd bij be
schikking van Z. Exc. den Minister Van Waterstaat
van 21 Mei 1907, Lr. F (en G) afdeeling Spoorwegen),
maar dat die tarieven zeer hoog zijn,
dat immers door de Hollandsche IJzeren Spoorweg
maatschappij om deze als voorbeeld te nemen
trajeetkaarten voor jongelieden beneden den leeftijd van
19 jaren worden verkrijgbaar gesteld tegen een abon
nementsprijs van drie vierden van dien van het ge
wone abonnement, waarbij nog moeten worden ver
meld, dat zij niet geldig zijn voor vervoer op Zon
en erkende Christelijke feestdagen en dat reductie op
den prijs wordt verleend voor kaarten voor meerdere
kinderen uit éénzelfde gezin,
,dat deze en dergelijke regelingen voor vele ouders
financieel uiteraard nog te bezwarend zijn, zoodat zij
moeten afzien van hun voornemen om hun kinderen,
voortgezet speciaal onderwijs te laten genieten,
dat dus door de hooge tarieven geschaad wordt een
waar volksbelang,
dat, zooals door de pers (o. a. „Nieuwe Rotterd.
Courant" van 3 April j .1.) is vermeld, het voornemen
schijnt te bestaan om de bovenvermelde tarieven te
herzien en opnieuw vast te stellen,.
dat. voor zoover uit die mededeelingen valt af te
leiden, de kosten der speciale tarieven voor abonne
mentskaarten voor jongelieden beneden den leeftijd van
19 jaren niet noemenswaard zullen worden verlaagd,-
misschien zelfs zullen worden verhoogd,
dat daardoor het moge hier worden herhaald
een waar volksbelang zou worden geschaad, omdat
om financieele redenen dan voor vele kinderen zal
moeten worden afgezien van het onderwijs, dat zij be
hoeven.
Redenen, waarom adressant zich met den meesten
nadruk tot Uwe Excellentie wendt met het eerbiedig
verzoek, om bij de vaststelling van de nieuwe tarie
ven voor abonnementskaarten de ttarieven voor traject-
kaarten voor jongelieden beneden den leeftijd van 19
jaren vast ie stellen op een aanzienlijk lager bedrag
dan onder de tegenwoordige regeling het geval is.
'n chineesche dokteres in berlijn.
In de straten van Berlijn valt thans een curiosum
van den allereersten rang te bewonderen: een waar
achtige, waschechte, Chlneesche dokteres.
Zij is zelfs, naar Chlneesche begrippen, op zonder-
zeide Kalsbach. „Hij is te zwak om de vermoeienissen
van een transport te kunnen weerstaan."
„Daarover heb Ik alleen te beslissen," luidde het
trotsche antwoord. „Er is voor hem niet het minste
gevaar aan, verbonden."
Op dat oogenblik trad dokter Broekers binnen. Ma
rie snelde hem weenend tegemoet en vertelde hem, dat
haar broer naar het hospitaal zou worden gebracht.
„Wie zal hem daarheen laten brengen?" vroeg Broe
kers, terwijl bij binnentrad.
„Ik!" antwoordde Holbach.
„Heeft u den zieke onderzocht?" vroeg de andere
medicus op strengen toon.
„Zeker. Zoo even."
„En u beweert, dat het transport niet nadeelig voor
hem zou zijn?"
„Dat is mijn overtuiging,"
„Dan kunt u den zieke niet zorgvuldig genoeg onder
zocht hebben. De zieke blijft hier."
,Ik verlang alleen dat datgene zal gebeuren, wat
mijn plicht mij gebiedt."
„Dat doe ik ook," riep Broekers toornig uit. „Ik
zal niet langer den naam van dokter dragen, als ik
toestond, dat deze zieke aan zulk een levensgevaar
werd blootgesteld. Wilt u misschien de verantwoording
op u nemen? Want dat verlang ik dan uitdrukkelijk
van u!"
De jonge dokter haalde de schouders op. „Wanneer
de zieke hier blijft, schuif ik alle verantwoordelijkheid
van mij af," merkte hij op.
„Dat zal in dit geval -niemand u euvel duiden,"
gaf Broekers ten antwoord. „Ik hen het eerst bij
den zieke geroepen en ik neem de verantwoording
ook geheel op mij."
„Ik zal er aangifte van doen, dat u zich verzet
tegen het transport van een jongen man naar het hos
pitaal, die notabene tot den militairen stand behoort,"
zeide Holbach.
„Doe dat, dokter," riep Broekers uit. „En ik zal een
aantal ervaren doktoren bijeenroepen om door hen te
laten bevestigen dat de overbrenging van den zieke
een onverantwoordelijke lichtzinnigheid genoemd mag
worden,"
Holbach wierp het hoofd in den nek.
„Mijnheer uw woorden zijn beleedigend."
„Zij zijn waar, dus zal ik ze gestand doen. Ook
blijf ik hij mijn verlangen dat de zieke hier en on
gestoord onder mijne behandeling blijft."
De jonge arts verliet, zonder een groet of woord het
vertrek.
Kalsbach greep Broekers' -hand.
„Ik dank je ik dank je," zeide hij diep bewogen.
„Doe alles wat de kunst hier vermag en tracht dien
jongen man te redden ik ben uw schuldenaar."
„Wees kalm," zeide Broekers tot Soltau, die van
deze scene geheel ontdaan was. „Uw zoon blijft hier,
aan verpleging zal het hem niet ontbreken en wat in
mijn macht staat, dat zal ik voor hem doen. Nu zal
ik nog eens naar den patiënt gaan zien,"
Hij zette zich naast het bed neer en greep Bruno's
hand vast. Een lange, stomme, dankbare blik van den
zieke trof hem.
„Dit onaangename voorval heeft u opgewonden ge
maakt," zeide hij op deel nemen den toon. „Ik kon u
dat niet besparen, doch stel u nu maar gerust. Wan
neer gij stipt mijne bevelen opvolgt, u kalm houdt,
niet spreekt en vooral niet opwindt, dan sta ik u
borg, dat gij genezen zult. Al wat achter u ligt, moet
ge nu maar vergeten, want dat heeft den tijd wel, tot
ge beter zijt. Niemand mag u met vragen lastig zjjn.
Ik zal u nu wat druppels voorschrijven, die u de
pijn wel wat zullen verlichten, dan zult ge wel wat
gaan slapen slaap ls voor u het beste geneesmid
del. Uw ademhaling ls reeds Iets beter en geregelder."
linge wljza gekleed, namelijk ln een wijde heeren-panta-
lon en ee<n jak uit blauwe zijde, dat haar tot bijna
-op de enkels reikt, en versierd meit stiksels in gele
en rose nuances. Draken van buitengewone grootte
worden omfladderd door vlinders in prachtige kleuren.
Als hoofdbedekking bedient deze wonderlijke versehij-
ining zich van een ronde muts, prijkend met dezelfde
emblemen.
Maar het vreemdste van alles is een dubbel meta
len schild, waarin de dokteres geklemd zit als wijlen
San,cho Paincho tusschen zijn borst- en rugschildem, toer
hij zou optrekken tegen den, vijand.
Op die schilden staat in de Duitsche en de Chlnee
sche taal te lezen: „Ik ben een Chlneesche dokteres,
genees oogen, neuzen, ooren en haal de wurmpjes uit
de tanden." Iets als een spreekkamer en een spreek
uur houdt de academische burgeres uit het Rijk van
het Midden -er niet op na.
Zij holt de hulzen binnen, vraagt, of er Chlneesche
families wonen, of er dan soms zieken zijn, en of
men haar hulp verlangt. Maar ook op Europeanen wil
zij gaarne haar kunst beproeven. Zoo heeft ze al hiel
en daar aangebeld en gevraagd, of er geen kinderen
waren, wier tanden in de termen vielen, van „wurmen"
te worden gehuiverd.
De Chineesche dokteres spreekt slechts een mondje
vol een scheef mondje vol Duitsch, ten heeft op
Iden Kurfurstendamm in huizen, die dicht bij de Chi
neesche ambassade liggen, reeds menig dienstmeisje
•een doodschrik op 't lijf gejaagd.
—o
Heeiiterbeeu «fgezel, linkerbeen behouden,
«lonk zjj den
hLOOüTDHB ikSKM.
O—
De Heer G. Roeles te Noordsleen, wiens vrouw
door den Kloosterbalsem was genezen van eene
verlamming, verklaaixie ons, dat zijn broeder. Gerril
Roeles te Bottrop, Westfalen, het ongeluk had onder
een goederen [rein te geraken, waardoor hij zijn beide
beenen bink. „Hei rechterbeen moest afgezet woi-den.
het linkerbeen was geheel gebroken en gekneusd eii
de teenen waren geheel krom.
Het been was geheel stijf gebleven, zoodat mijn broer
dacht, dat hij ook id,it heen niet meer zou kunnen
gebruiken. Op mijn aanraden ging hij tot het gebruik
van den Kloosterbalsem over en na 10 dagen
dit middel te hebben aangewend was het been weer
even lenig als vroeger. De gevolgen van het afzetten
van het rechterbeen deden hem twee jaar lang on
duldbaar lijden, omdat er een wond was overgeble
ven. Niets was hem te kostbaar om van de pijnen
verlost te worden, alles probeerde hij' doch geen en
kel geneesmiddel bracht verzachting. Ik kan bezweren,
dal door het gebruik van een potje Kloosterbal
sem de wond genas en hij de pijn kwijt was. Al
len slaan verbaasd, dat mijn broer zoo gauw was op
geknapt."
Een ieder, die Kloosterbalsem, Klooster Sancta Pau-
lo, gebruikt, zal moeten erkennen dat er niet te veel
gezegd wordt van dit middel bij uitnemendheid -tegen
Rheumatiek, Rheumatische aandoeningen, wonden van
allerlei aard, en alle huidziekten. Kloosterbalsem mag
dan ook in geen enkel huis ontbreken, teneinde elk
oogenblik, bij ziekte of ongeluk, bij de hand te zijn.
Prijs per pot van 20 gram 35 ct., van 50 gram
75 ct., van 100 gram f 1.20 en van 250 gram f 2.50.
Hoe grooter pot, hoe voordeeliger dusi
Let op: Alleen de echte Kloosterbalsem ge
neest, deze is kenbaar aan een rooden band om den
pot waarop de handteekening L. I. Akker, Rotterdaip
voorkomt, alle andere is namaak. De namaak geneest
nooil
Verkrijgbaar bij Drogisten, Apothekers en de be
kende Depothouders.
De heer Broekers streek den zieke met de rechter
hand zacht over het gelaat en stond op. Hij ging nu
naar de beide andere heeren in de huiskamer.
„Wat moet ik nu doen, als zij mijn zoon toch naar
het hospitaal willen brengen?" vroeg Soltau met een
angstig gelaat.
„Wacht even," zeide Dr. Broekers. Hij ging aan tafel
zitten, scheurde een bladzijde uit zijn receptenboek
en schreef daarop:
„Ik verbied ten strengste dat wie ook, zich met mijn
patiënt bemoeit, of het hem op welke wijze ook wordt
lastig gemaakt. Een overbrenging van den zieke naar
het hospitaal mag in geen geval geschieden.
Hofarts Broekers."
Hij gaf dit briefje aan den bezorgden vader.
„Zal de militaire overheid uw bevel eerbiedigen?"
vroeg Kalsbach.
„Ja beslist. Men zal niet zulk een groote verant
woordelijkheid op zich durven nemen," zeide Broe
kers. „Maar wat ik u raden wilde, wend- u tot uw
broer den overste, diens rechtvaardigheidszin zal elk
verder onrecht verhoeden."
Over Kalsbae-hs gelaat gleed een smartelijk lachje.
„Ik vraag mijn broeder -niet gaarne iets," merkte
hij op.
„Dus is het waar, dat u een vijand van hem is?"
vroeg de dokter.
„Neen, zijn vijand ben ik niet, maar onze gevoelens
en inzichten loopen zoo ver uiteen, dat dit en ook onze
maatschappelijke positie, -ons geheel van elkaar heb
ben vervreemd. Ik geloof dat het mijn broeder zeer
onaangenaam -zou zijn, wanneer ik hem in dit geval
eenig verzoek deed. En dat zou ik hem heel gaarne
willen besparen."
„Dan zal ik het doen," zeide de hofarts. „Het is
misschien ook beter dat ik de verantwoordelijkheid
op mij neem."
„Weet u ook, -hoe die bloedspuwing is ontstaan?"
vroeg Kalsbach.
„Neen, ik heb den zieke nog niet daarnaar durven
vragen, want het is thans hoofdzaak, hem zooveel mo
gelijk te ontzien."
„Ik zal u dan vertellen, wat ik reeds gisteravond
heb gehoord," ging Kalsbach voort en deelde nu uit
voerig mee, wat men hem over Schoenrock had ver
teld.
„Ontzettend," riep -de dokter uit, „dat zal uw broe
der geducht -hinderen. Hij is onverbiddelijk streng
in de discipline, maar een beslist tegenstander van
alle -mishandelingen. Weet u soms waarom de luitenant
den zieke zoo onmensc-helijk heeft gepijnigd?"
„Neen. Misschien uit overmoed. U zult zeker wel
hebben gehoord, dat hij eenigen tijd geleden zijn
paard heeft -doodgeschoten, zulk een mensch heeft met
een soldaat ook niet het iminste medelijden."
„Ik kan u de reden van dit alles noemen," riep
Marie uit. Zij had ln een hoekje van de kamer geze
ten en sprong nu met roode oogen te voorschijn. Haar
oogeu fonkelden, haar lippen trilden zenuwachtig.
„Vertel op," zoo maande haar de dokter aan.
Marie vertelde, hoe de luitenant haar herhaaldelijk
had gevolgd, hoe hij haar zelfs tot in deze kamer was
nagesneld en hoe Bruno haar toen van hem had
bevrijd.
„Marie is dat waar?" vroeg Kalsbach.
Het meisje bevestigde haar woorden.
„Dat is ommenschelijk!" riep de dokter uit. „Dat is
een lage streek en ik ben, blij dat ik alles weet. Ik
zal alles aan den overste meedeelen, daar kunt u
-zich van verzekerd houden. Mijnheer Kalsbach gaat u
inee?"
Wordt vervolgd.