Soldaten=eer. 53e Jaargang. No. 4495. Zaterdag I Mei 1999. TWEEDE BLÏDT" Gemengd Nieuws. FEUILLETON. Üverreden door den trein. RECLAMES. Sci* Cnn't. sterk geheugen. Verleden week, zoowat half April, deed in de cou rante" (h'et veelmal de rondte van 'n jongen die bo vendien nog zwakhoofdig was, dat hij zoon bizon- der sterk geheugen had. Hij kende den heelen ka lender van t jaar 1000 tot 2000 uit zijn hoofd, wist precies dat de 3e October van 'I jaar 1907 was ge vallen op 'n Donderdag, de 14 Juni van ,08 op 'n Dinsdag, dat Paschen in 1929 zou vallen op 31 Maart, enz. Hij was 'n verpleegde uit de inrichting voor zwak hoofdige kinderen te Biederniannsdorf. De dokters staan er paf van en kunnen 't geval niet verklaren, wat meer bij dokters voorkomt, al zijn ze niet altijd eerlijk ge noeg om dit te bekennen. Men noemt dit verschijnsel een specialiteit voor katenderbijzonderheden". liet kind lueeft dus 'n naam. Hoe 't ook zij, zoo'n specialiteit is iets bijzonders. De meeste (menschen, vooral als ze 'n dagje ouder worden, lijden aan geheugen-zwakte, kunnen niet lang onthouden, vooral wanneer ze hun woord gegeven heb ben tot 't doen van dit of dat, of 't brengen van 'n offer. Of hier opzettelijke neglectie bijkomt, weet ik niet, zou ik niet durven beweren, omdat schrijver de zer regelen 'n tamelijk goed geheugen heeft en dus over toevallige of opzettelijke zwakhoofdigheid niet oordcelen kan, Mei heeft hij opgemerkt, dat ze vaak voorkomt bij egoïsten, vooral als ze nog jong zijn, en dat zulk soort van zwakhoofdigheid later dan ont aardt in gauwdieverij en allerhande gemeene streken, waar menschen met normale hersenen niet op ver dacht zijn. 't Vergeten te betalen aan 'n kellner b.v., voor welke betaling dan 'n vriend opdraait, is daar 'n staaltje van. Ik kan zulke stumpers naar den geest meedeelen, dat iedere kracht ons door de natuur gegeven, door 'n verstandig en nict-overmatig gebruik, aan sterkte wint. Waar 'n mensch op stiefmoederlijke wijze dooi de natuur met geheugen of hersenen bedeeld is, daar kan door oefening nog heel wat verkregen worden. Maar van de vroegste lijden af zijn er* menschen geweest, die zulk een oefening niet noodig hadden; omdat hun 'n sterk geheugen als 't ware was aange boren Wij willen hier enkele voorbeelden laten vol- gen. Themistoeles bezat zulk een sterk geheugen, dat hij menigmaal wenschle de kunst van vergeten te be zitten. Mithridates, koning van Pontus, kende al zijn soldaten ongeveer 80.000 bij name. Van „der alte Fritz" wordt hetzelfde verteld. Jullus Caesar dicteerde zeven brieven tegelijk. Seneca noemde 2000 woorden in dezelfde orde, waar in ze hem waren voorgezegd en meer dan 200 ver zen in omgekeerde richting. De beroemde Justus Lipsius ging 'n weddenschap aan om den geheelen Taeitus woord voor woord op te zeggen; zelfs mocht iemand met 'n dolk naast hem staan, om hem bij 'n enkele vergissing te doorboren. Hugo de Groot, dezelfde die in 'n boekenkist uit Loevestein ontsnapte, onthield na het bijwonen eener inspectie, van 'n regiment, de voorgelezen namen dei- soldaten. Lord Carlerel, een bekend Iersch staatsman, kon het heele Nieuwe Testament, van het eerste woord van Mattheus tot het laatste der Openbaring, opzeg gen op 'n wijze, alsof hij het uit 'n boek voorlas. Er gaat 'n vertelling van den onlangs overleden Dr. 16. „Och vader, waarom hebt u mij niet gewekt?" riep Marie verwijtend uit. „Waartoe, lieve kind, ik zou toch niet hebben ge slapen, en het was voldoende dat ik alleen waakte, want de arme jongen heeft zich zelfs niet verroerd." „Vader is er gevaar bij, met Bruno?" vroeg Marie met angst. De corrector talmde met het antwoord, een zucht ontsnapte er aan zijn lippen. „Ik hoop, dat hij genezen zal; wel zal het langen tijd duren. Heeft hij je niet verteld hoe het is ge komen?" Marie schudde met het hoofd. „Ik durfde er hem niet naar vragen," antwoordde zij, „hij kon, niet spreken." Soltau vroeg niet verder. Hij ging op een stoel zit ten en staarde strak voor zich uit. Zou de dienst hem te zwaar zijn gevallen. Maar hij had er toch nooit over geklaagd, Toen schreef hij eenige regelen aan zijn patroon Dr. Albrecht Kalsbach, wien hij het ongeluk van zijn zoon meedeelde en tegelijk kennis gaf, dat hij dien dag niet kon komen om de correcties te lezen. HOOFDSTUK X. Terwijl Soltau en Marie nog niet vermoedden hoe Bruno mishandeld was, werd reeds dienzelfden avond in de stad verteld, op welk een onmenschelijke wijze een soldaat door den luitenant Schoenrock en een on derofficier behandeld was geworden. Er was verteld, dat de luitenant den uitgeputten militair twee en vijf tig maal dezelfde oefening had laten maken, tot hij bewusteloos was ineengezonken. Dr. Kalsbach had dit reeds dien avond in de socië teit gehoord en was door bekenden ultgenoodigd het geval in de courant te bespreken. Hij had dit afgewe zen, maar beloofde een zeer nauwkeurig onderzoek te zullen instellen. Uit veeljarige ervaring wist hij hoe gemakkelijk zulke mededeelingen door het verder ver tellen ontstaan en hoe dikwijls zelfs ooggetuigen over drijven om zichzelf daardoor maar gewichtig voor te doen. Het vertelde hield evenwel toch steeds zijn gedach ten bezig en op den terugweg naar huis overlegde hij bij zichzelf wat hij den volgenden morgen terstond zou doen. Toen hij dien morgen reeds vroeg op het redactiebureau kwam, vond hij daar den brief van zijn ouden corrector. Toen hij dien had gelezen, twijfelde hij er geen oogenblik meer aan, of de zoon van zijn corrector was de ongelukkige, die zoo schandelijk mis handeld was geworden. Deze diende als eenjarige, Schoenrock was zijn luitenant hij kon er niet meer aan twijfelen. Hij was er zeer door ontsteld, want hij achtte Soltau zeer hoog. Deze had hem jaren eerlijk «edlend en ook Bruno was een jongeman dien hij '•eer prees. Zonder aarzelen ging hij naar het huis van den ouden Soltau. t)eze sprong verbaasd op, toen hij zijn chef de atner zag binnentreden. „Soltau wat is er gebeurd?" vroeg Kalsbach. Ue bekommerde vader deelde mede wat hij wist, he angst die uit zijn trekken sprak, verried duidelijk hoe ernstig hij den toestand van zijn zoon inzag. „Heeft Bruno je niet kunnen meedeelen hoe die 0 apuwtng lg gokken?» vroeg Kalsbach. hem v i~~ maS niet spreken teder woord schijnt 001 pijn te veroorzaken." E. Laurillard. dat hij dit den heelen Bijbel kon. Lr zijn nog heel wat vertellingen van 'n sterk ue- lieugcn in omloop, b.v. van den lloilandschen dien- ncler N«-'uw,and, van Dr. A. lvuyper en ande ren ten slotte vinde hier ii anekdote 'n plaats die haai oorsprong vindt in n sterk geheugen. 1 \v cc candiduten in de theologie dongen naar 'n vacante plaats ten plallelande. /e zouden beiden op éénen Zondag hun proefpreek houden, en wel de een des morgens en de ander des middags. De beide candidaten waren in het eenige logement van hel dorp ingekwartierd in twee, door n dun schot van elkaar geseheiden kamers. Hij, die s morgens zijn preek zou houden, was be- zig nog eens angstig zijn geestesproduct te bestudeeren, toen luj in de Kamer daarnaast den ander zijn preek hardop hoorde opzeggen. Hij luisterde, vond de preek van zijn buurman oneindig veel beter dan zijn eigene, en geholpen door 'n stera en goed geheugen, beging hij den gemeenen streek, om de preek van zijn buur man s morgens met n onbeschaamd gezicht aan de gemeente voor te dragen. Men kan zich den onbeschrijfelijken angst voorstel len van nummer twee, toen hij dit hoorde. De tijd was te kort om nog 'n nieuwe preek saam te stellen. Snel besloten betrad hij 's middags den kan sel en sprak: „Mijne toehoorders- Gij hebt heden morgen zulk 'n voortreffelijke preek gehoord, dat ik niet in staat zou zijn iets beters te leveren, ik wil u dus de preek van mijn collega nog eenmaal herhalten." De boeren stonden verstomd over dit schijnbaar zoo sterk geheugen en zeiden„Dien moeten we heb ben!" Ze kozen hem ook werkelijk en hebben het zich later nooit beklaagd. een kijkje op het platteland van china. Trompetgeschal i Een zonderlinge stoet trekt door de straten van hel provincie-stadje naar den stadstem- pel. Voorop schrijdt een stoere kerel, die in de uitge strekte rechterhand een groot slagzwaard voor zich uit houdt, donkerrood van het geronnen bloed, dat er aan kleeft. Daarop volgt een troep soldaten, dan de prefekt en de magistraat, in 'draagstoelen gezeten, terwijl een aantal ruiters den stoet besluiten. De prefekt en de magistraat zoowel als ©enigen der ruiters, zijn in bloecLroode kleederen gestoken. Al deze menschen komen rechtstreeks van de straf plaats, waar eenige doodvonnissen werden voltrokken. Zij gaan nu naar den stadstempel, om zich van de bloedschuld te zuiveren. Allen knielen voor den hoofd god en raken driemaal den grond met het voorhoofd aan; den beul worden drie slagen op liet zitvlak toege diend; zijn zwaard wordt in den tempel van bloéd gezuiverd; de roodc kleederen worden afgelegd en al len zijn nu weer van de bloedschuld gezuiverd. Zon der trompetgeschal stelt de stoet zich dan weer in beweging voor den terugtocht huiswaarts. Toen de sombere stoel voor het eerst, na Lange, lange jaren zich door de straten van het stadje Be woog, sloeg den bewoners de schrik om 't hart, maar toen nagenoeg dagelijks doodvonnissen werden voltrok ken. raakten de bewoners langzamerhand er aan ge wend. Kinderen, die zich in het eerst, zoodra het trompetgeschal Weerklonk, schielijk verborgen, spron gen ten slotte, op dit geluid, van vreugde op en slo ten zich joelend aan bij den stoet. Hel provincie-stadje, waar zich deze tooneeltjes af speelden, ligt in het zuiden der provincie Kiangsi, waar het bestuur al het mogelijke in hel werk stelt om de Trias, die zich daar geweldig roeren, ten on der te brengen. Allen, die tot dezen geheimen bond in betrekking slaan, en zelfs zij, die nog slechts daarvan worden verdacht, zijn door het bestuur ten doode opgeschre ven. Laatstelijk stond een jonge man, die door de Trias gedwongen was hen te volgen, terecht. Pijnigingen kon den hein niet tot bekentenis bewegen, dat Hij zich uit eigen beweging bij de Trias had aangesloten. Maar toen de pijn hem te machtig werd, bood hij den rech „Je weet dus van niets?" Soltau schudde liet hoofd. „Ik vrees dat de oefeningen hem te zwaar zijn geweest, inaar ik weet het niet. Ik werd hier geroe pen maar toen ik kwam, was de jongen reeds be wusteloos." Kalsbach aarzelde nog den vader mee te doelen wat hij had gehoord. De mogelijkheid dat Bruno niet de mishandelde was, bestond immers. Het kon toch ook een ander zijn geweest. Marie vertelde, dat haar broer later dan gewoonlijk was teruggekeerd. Toen hij de kamer binnentrad was •zij zeer geschrikt zoo ellendig had hij er uitgezien.- Zij had evenwel niet den tijd gehad hem een vraag te doen, want er was direct een bloedspuwing gevolgd. Kalsbach vroeg welken dokter men had laten roe pen. Dit was een zeer bekwaam arts, de hofarts Broe- kers. Terwijl Kalsbach den ouden Soltau wat trachtte op te beuren trad er eensklaps een jong militair-dokter de kamer binnen. Het was de assistent-arts Holbach. Op tamelijk luidruchtige en overmoedige wijze deel de hij mede, dat luitenant Schoenrock hem had ver zocht, eens een onderzoek in te stellen naar den toe stand van den soldaat Soltau, die den vorigen dag bij het exerceeren een flauwte had gekregen. Kalsbach kende Holbach en wist, dat het een van de vrienden van Schoenrock was, die zich de champag ne die. deze steeds vijkelijk schonk, uitstekend liet smaken. Soltau antwoordde dat het zijn zoon zeer slecht ging. „Die flauwte heeft dan toch zeer nadeelige gevolgen gehad," zeide Kalsbach. „De jonge man heeft nu al reeds twee bloedspuwingen gehad." „Dat heb ik gehoord en daarom kom ik ook om hem te onderzoeken," ging Holbach voort. „Waar is de zieke? Ik vermoed dat gij u ongeruster maakt, dan strikt noodzakelijk is. Zijn borst was evenwel niet heel sterk, dat moet ik toegeven." „Des te eerder had men hem moeten ontzien en te zware inspanning niet van hem mogen eisehen," zei Kalsbach. ,Wie zegt u, dat dit niet is geschied?" vroeg de militaire dokter overmoedig en uit de hoogte. „Wilt u dat misschien beweren?" Er lag iets uitdagends in zijn toon. „Ja, dat beweer ik en het onderzoek zal uitmaken, dat ik gelijk heb ook," antwoordde Kalsbach met groo- ten ernst. ,Welk onderzoek?" vroeg Holbach. De beslist uitge sproken woorden schenen toch den noodigen Indruk op hem te maken. Zijn zelfvertrouwen werd er niet grooter op. „Ik zal terstond den zieke onderzoeken." „Hij slaapt nu," zeide Soltau. „Breng mij bij hem," beval Holbach luid en barsch. Soltau gehoorzaamde en geleidde hem naar het ver trek waar de zieke lag. Deze sloeg de oogen op. Op het gelaat van den dokter was nu een trek van groote bezorgdheid. Hij vond blijkbaar Bruno niet zoo goed als hij wel had gehoopt. Hij deed hem eenige vragen, die de zieke zacht en nauwelijks hoorbaar beantwoordde. Daarna onderzocht hij diens borst. „De toestand is voorloopig niet bedenkelijk," zeide hij toen. „Ik zal eenige hospitaalbedienden met een ziekenmand zenden, om hem naar het hospitaal te laten overbrengen." „Moet hij van hier?" riep de oude Soltau ver schrikt uit. „Zeker. Hij heeft in het hospitaal de beste ver pleging, en daar kan ik hem opmerkzaam gadeslaan." ,Maar ik laat hem niet gaan ik laat mijn jongen niét gaan," riep Soltau uit. Hij is soldaat," merkte Holbach koel op. "Hij zal hier zeer zorgvuldig verpleegd worden," ter tweehonderd dollars aan, opdat deze daaraan een einde zou maken. „Heb je geld/' vroeg dc rechter. „Ja, heel veel", antwoordde de jonge man, niet we tende, ,dat hij daarmee juist zijn doodvonnis bezegel de. „De rijken loopen vrij,'en de armen worden ont hoofd.", fluisterde men elkander reeds in het stadje toe en de rechter, anders niet wars van kleine ge schenken, achtte het nu eens noodig een voorbeeld te stellen. Typisch kenmerkend voor de toestanden in China is de wijze, waarop deze jonge man in handen der overheid viel. Zijn vader, een rijk man, werd door de overheid met confiscatie zijner goederen bedreigd, indien tiij zijn zoon niet wist uil, te leveren. En de vader, die zijn vermogen liever had dan zijn kind, leverde den zoon aan de overheid uit. vervoer van scholieren. in betrekking tot het vervoer van jongelieden, die onderwijs ontvangen buiten hun woonplaats, is door het hoofdbestuur van „Volksonderwijs" het navolgen de adres aan den Minister van Waterstaat gezonden: „dat zeer vele kinderen tiet onderwijs of het voort gezet speciaal onderwijs, dat zij behoeven, niet kun nen ontvangen op de plaats hunner inwoning, dat de ouders dier kinderen daardoor gedwongen zijn hen het onderwijs te doen volgen op onderwijs inrichtingen in nabijgelegen gemeenten, dat voor het vervoer naar deze gemeente in vele gevallen gebruik zal moeten worden gemaakt van de vervoermiddelen, waarover de Ilollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij, de Maatschappij tot Exploita tie van Staatsspoorwegen en de NederLandsche Ccnlraal- spoorweg-Maatschappij: beschikken,. dat die maatschappijen voor het vervoer van boven bedoelde schoolkinderen en jongelieden wel is waar speciale abonnementstarieven hebben ingevoerd (zie de tarieven voor abonnementskaarten, goedgekeurd bij be schikking van Z. Exc. den Minister Van Waterstaat van 21 Mei 1907, Lr. F (en G) afdeeling Spoorwegen), maar dat die tarieven zeer hoog zijn, dat immers door de Hollandsche IJzeren Spoorweg maatschappij om deze als voorbeeld te nemen trajeetkaarten voor jongelieden beneden den leeftijd van 19 jaren worden verkrijgbaar gesteld tegen een abon nementsprijs van drie vierden van dien van het ge wone abonnement, waarbij nog moeten worden ver meld, dat zij niet geldig zijn voor vervoer op Zon en erkende Christelijke feestdagen en dat reductie op den prijs wordt verleend voor kaarten voor meerdere kinderen uit éénzelfde gezin, ,dat deze en dergelijke regelingen voor vele ouders financieel uiteraard nog te bezwarend zijn, zoodat zij moeten afzien van hun voornemen om hun kinderen, voortgezet speciaal onderwijs te laten genieten, dat dus door de hooge tarieven geschaad wordt een waar volksbelang, dat, zooals door de pers (o. a. „Nieuwe Rotterd. Courant" van 3 April j .1.) is vermeld, het voornemen schijnt te bestaan om de bovenvermelde tarieven te herzien en opnieuw vast te stellen,. dat. voor zoover uit die mededeelingen valt af te leiden, de kosten der speciale tarieven voor abonne mentskaarten voor jongelieden beneden den leeftijd van 19 jaren niet noemenswaard zullen worden verlaagd,- misschien zelfs zullen worden verhoogd, dat daardoor het moge hier worden herhaald een waar volksbelang zou worden geschaad, omdat om financieele redenen dan voor vele kinderen zal moeten worden afgezien van het onderwijs, dat zij be hoeven. Redenen, waarom adressant zich met den meesten nadruk tot Uwe Excellentie wendt met het eerbiedig verzoek, om bij de vaststelling van de nieuwe tarie ven voor abonnementskaarten de ttarieven voor traject- kaarten voor jongelieden beneden den leeftijd van 19 jaren vast ie stellen op een aanzienlijk lager bedrag dan onder de tegenwoordige regeling het geval is. 'n chineesche dokteres in berlijn. In de straten van Berlijn valt thans een curiosum van den allereersten rang te bewonderen: een waar achtige, waschechte, Chlneesche dokteres. Zij is zelfs, naar Chlneesche begrippen, op zonder- zeide Kalsbach. „Hij is te zwak om de vermoeienissen van een transport te kunnen weerstaan." „Daarover heb Ik alleen te beslissen," luidde het trotsche antwoord. „Er is voor hem niet het minste gevaar aan, verbonden." Op dat oogenblik trad dokter Broekers binnen. Ma rie snelde hem weenend tegemoet en vertelde hem, dat haar broer naar het hospitaal zou worden gebracht. „Wie zal hem daarheen laten brengen?" vroeg Broe kers, terwijl bij binnentrad. „Ik!" antwoordde Holbach. „Heeft u den zieke onderzocht?" vroeg de andere medicus op strengen toon. „Zeker. Zoo even." „En u beweert, dat het transport niet nadeelig voor hem zou zijn?" „Dat is mijn overtuiging," „Dan kunt u den zieke niet zorgvuldig genoeg onder zocht hebben. De zieke blijft hier." ,Ik verlang alleen dat datgene zal gebeuren, wat mijn plicht mij gebiedt." „Dat doe ik ook," riep Broekers toornig uit. „Ik zal niet langer den naam van dokter dragen, als ik toestond, dat deze zieke aan zulk een levensgevaar werd blootgesteld. Wilt u misschien de verantwoording op u nemen? Want dat verlang ik dan uitdrukkelijk van u!" De jonge dokter haalde de schouders op. „Wanneer de zieke hier blijft, schuif ik alle verantwoordelijkheid van mij af," merkte hij op. „Dat zal in dit geval -niemand u euvel duiden," gaf Broekers ten antwoord. „Ik hen het eerst bij den zieke geroepen en ik neem de verantwoording ook geheel op mij." „Ik zal er aangifte van doen, dat u zich verzet tegen het transport van een jongen man naar het hos pitaal, die notabene tot den militairen stand behoort," zeide Holbach. „Doe dat, dokter," riep Broekers uit. „En ik zal een aantal ervaren doktoren bijeenroepen om door hen te laten bevestigen dat de overbrenging van den zieke een onverantwoordelijke lichtzinnigheid genoemd mag worden," Holbach wierp het hoofd in den nek. „Mijnheer uw woorden zijn beleedigend." „Zij zijn waar, dus zal ik ze gestand doen. Ook blijf ik hij mijn verlangen dat de zieke hier en on gestoord onder mijne behandeling blijft." De jonge arts verliet, zonder een groet of woord het vertrek. Kalsbach greep Broekers' -hand. „Ik dank je ik dank je," zeide hij diep bewogen. „Doe alles wat de kunst hier vermag en tracht dien jongen man te redden ik ben uw schuldenaar." „Wees kalm," zeide Broekers tot Soltau, die van deze scene geheel ontdaan was. „Uw zoon blijft hier, aan verpleging zal het hem niet ontbreken en wat in mijn macht staat, dat zal ik voor hem doen. Nu zal ik nog eens naar den patiënt gaan zien," Hij zette zich naast het bed neer en greep Bruno's hand vast. Een lange, stomme, dankbare blik van den zieke trof hem. „Dit onaangename voorval heeft u opgewonden ge maakt," zeide hij op deel nemen den toon. „Ik kon u dat niet besparen, doch stel u nu maar gerust. Wan neer gij stipt mijne bevelen opvolgt, u kalm houdt, niet spreekt en vooral niet opwindt, dan sta ik u borg, dat gij genezen zult. Al wat achter u ligt, moet ge nu maar vergeten, want dat heeft den tijd wel, tot ge beter zijt. Niemand mag u met vragen lastig zjjn. Ik zal u nu wat druppels voorschrijven, die u de pijn wel wat zullen verlichten, dan zult ge wel wat gaan slapen slaap ls voor u het beste geneesmid del. Uw ademhaling ls reeds Iets beter en geregelder." linge wljza gekleed, namelijk ln een wijde heeren-panta- lon en ee<n jak uit blauwe zijde, dat haar tot bijna -op de enkels reikt, en versierd meit stiksels in gele en rose nuances. Draken van buitengewone grootte worden omfladderd door vlinders in prachtige kleuren. Als hoofdbedekking bedient deze wonderlijke versehij- ining zich van een ronde muts, prijkend met dezelfde emblemen. Maar het vreemdste van alles is een dubbel meta len schild, waarin de dokteres geklemd zit als wijlen San,cho Paincho tusschen zijn borst- en rugschildem, toer hij zou optrekken tegen den, vijand. Op die schilden staat in de Duitsche en de Chlnee sche taal te lezen: „Ik ben een Chlneesche dokteres, genees oogen, neuzen, ooren en haal de wurmpjes uit de tanden." Iets als een spreekkamer en een spreek uur houdt de academische burgeres uit het Rijk van het Midden -er niet op na. Zij holt de hulzen binnen, vraagt, of er Chlneesche families wonen, of er dan soms zieken zijn, en of men haar hulp verlangt. Maar ook op Europeanen wil zij gaarne haar kunst beproeven. Zoo heeft ze al hiel en daar aangebeld en gevraagd, of er geen kinderen waren, wier tanden in de termen vielen, van „wurmen" te worden gehuiverd. De Chineesche dokteres spreekt slechts een mondje vol een scheef mondje vol Duitsch, ten heeft op Iden Kurfurstendamm in huizen, die dicht bij de Chi neesche ambassade liggen, reeds menig dienstmeisje •een doodschrik op 't lijf gejaagd. —o Heeiiterbeeu «fgezel, linkerbeen behouden, «lonk zjj den hLOOüTDHB ikSKM. O— De Heer G. Roeles te Noordsleen, wiens vrouw door den Kloosterbalsem was genezen van eene verlamming, verklaaixie ons, dat zijn broeder. Gerril Roeles te Bottrop, Westfalen, het ongeluk had onder een goederen [rein te geraken, waardoor hij zijn beide beenen bink. „Hei rechterbeen moest afgezet woi-den. het linkerbeen was geheel gebroken en gekneusd eii de teenen waren geheel krom. Het been was geheel stijf gebleven, zoodat mijn broer dacht, dat hij ook id,it heen niet meer zou kunnen gebruiken. Op mijn aanraden ging hij tot het gebruik van den Kloosterbalsem over en na 10 dagen dit middel te hebben aangewend was het been weer even lenig als vroeger. De gevolgen van het afzetten van het rechterbeen deden hem twee jaar lang on duldbaar lijden, omdat er een wond was overgeble ven. Niets was hem te kostbaar om van de pijnen verlost te worden, alles probeerde hij' doch geen en kel geneesmiddel bracht verzachting. Ik kan bezweren, dal door het gebruik van een potje Kloosterbal sem de wond genas en hij de pijn kwijt was. Al len slaan verbaasd, dat mijn broer zoo gauw was op geknapt." Een ieder, die Kloosterbalsem, Klooster Sancta Pau- lo, gebruikt, zal moeten erkennen dat er niet te veel gezegd wordt van dit middel bij uitnemendheid -tegen Rheumatiek, Rheumatische aandoeningen, wonden van allerlei aard, en alle huidziekten. Kloosterbalsem mag dan ook in geen enkel huis ontbreken, teneinde elk oogenblik, bij ziekte of ongeluk, bij de hand te zijn. Prijs per pot van 20 gram 35 ct., van 50 gram 75 ct., van 100 gram f 1.20 en van 250 gram f 2.50. Hoe grooter pot, hoe voordeeliger dusi Let op: Alleen de echte Kloosterbalsem ge neest, deze is kenbaar aan een rooden band om den pot waarop de handteekening L. I. Akker, Rotterdaip voorkomt, alle andere is namaak. De namaak geneest nooil Verkrijgbaar bij Drogisten, Apothekers en de be kende Depothouders. De heer Broekers streek den zieke met de rechter hand zacht over het gelaat en stond op. Hij ging nu naar de beide andere heeren in de huiskamer. „Wat moet ik nu doen, als zij mijn zoon toch naar het hospitaal willen brengen?" vroeg Soltau met een angstig gelaat. „Wacht even," zeide Dr. Broekers. Hij ging aan tafel zitten, scheurde een bladzijde uit zijn receptenboek en schreef daarop: „Ik verbied ten strengste dat wie ook, zich met mijn patiënt bemoeit, of het hem op welke wijze ook wordt lastig gemaakt. Een overbrenging van den zieke naar het hospitaal mag in geen geval geschieden. Hofarts Broekers." Hij gaf dit briefje aan den bezorgden vader. „Zal de militaire overheid uw bevel eerbiedigen?" vroeg Kalsbach. „Ja beslist. Men zal niet zulk een groote verant woordelijkheid op zich durven nemen," zeide Broe kers. „Maar wat ik u raden wilde, wend- u tot uw broer den overste, diens rechtvaardigheidszin zal elk verder onrecht verhoeden." Over Kalsbae-hs gelaat gleed een smartelijk lachje. „Ik vraag mijn broeder -niet gaarne iets," merkte hij op. „Dus is het waar, dat u een vijand van hem is?" vroeg de dokter. „Neen, zijn vijand ben ik niet, maar onze gevoelens en inzichten loopen zoo ver uiteen, dat dit en ook onze maatschappelijke positie, -ons geheel van elkaar heb ben vervreemd. Ik geloof dat het mijn broeder zeer onaangenaam -zou zijn, wanneer ik hem in dit geval eenig verzoek deed. En dat zou ik hem heel gaarne willen besparen." „Dan zal ik het doen," zeide de hofarts. „Het is misschien ook beter dat ik de verantwoordelijkheid op mij neem." „Weet u ook, -hoe die bloedspuwing is ontstaan?" vroeg Kalsbach. „Neen, ik heb den zieke nog niet daarnaar durven vragen, want het is thans hoofdzaak, hem zooveel mo gelijk te ontzien." „Ik zal u dan vertellen, wat ik reeds gisteravond heb gehoord," ging Kalsbach voort en deelde nu uit voerig mee, wat men hem over Schoenrock had ver teld. „Ontzettend," riep -de dokter uit, „dat zal uw broe der geducht -hinderen. Hij is onverbiddelijk streng in de discipline, maar een beslist tegenstander van alle -mishandelingen. Weet u soms waarom de luitenant den zieke zoo onmensc-helijk heeft gepijnigd?" „Neen. Misschien uit overmoed. U zult zeker wel hebben gehoord, dat hij eenigen tijd geleden zijn paard heeft -doodgeschoten, zulk een mensch heeft met een soldaat ook niet het iminste medelijden." „Ik kan u de reden van dit alles noemen," riep Marie uit. Zij had ln een hoekje van de kamer geze ten en sprong nu met roode oogen te voorschijn. Haar oogeu fonkelden, haar lippen trilden zenuwachtig. „Vertel op," zoo maande haar de dokter aan. Marie vertelde, hoe de luitenant haar herhaaldelijk had gevolgd, hoe hij haar zelfs tot in deze kamer was nagesneld en hoe Bruno haar toen van hem had bevrijd. „Marie is dat waar?" vroeg Kalsbach. Het meisje bevestigde haar woorden. „Dat is ommenschelijk!" riep de dokter uit. „Dat is een lage streek en ik ben, blij dat ik alles weet. Ik zal alles aan den overste meedeelen, daar kunt u -zich van verzekerd houden. Mijnheer Kalsbach gaat u inee?" Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 5