8e StaatspsioiBBring.
53e Jaargang. No. 4501.
Woensdag 12 Mei 1909.
TWEEDE BLAD.
B e Sc e n li m sa k n g n
INGEZONDEN.
Waar een wïi is, is een weg»
Uit en voor de pers.
Gemengd Nieuws.
Gemeente S('/!IA(iK„\.
LANDBOUW.
De Burgemeester der gemeente Sehagen;
Overwegende, dat zoowel van de zijde van den han
del als van die der landbouwers herhaaldelijk is ge
wezen op de wensehelijkheid, dat, eerder dan tot dus
verre kon geschieden, gegevens worden gepubliceerd
omtrent de verbouwde uitgestrektheid, inzonderheid van
die laindbouwgewassen, welke hoofdzakelijk voor den
vjerkoop worden geteeld en waarvan de hier te lande
verbouwde hoeveelheid belangrijken invloed heeft op
den prijs;
brengt ter kennis van do landbouwende bevolking,
dat bovenbedoelde gegevens reeds gedurende deze maant
langs do huizen zullen worden verzameld en richt tot
allen wien het aangaat, het dringend verzoek, zoo ge
trouw mogelijk de gevraagde opgaven te verstrekken.
Sehagen, den 10 Mei 1909.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
o
BEPLANTINGEN.
De Burgemeester der gemeente Sehagen verzoekt
den ingezetenen te willen medewerken tot bescherming
van, de beplantingen der gemeente.
Sehagen, den 5 Mei 1909.
De Burgemeester.
H. J. POT.
O—
BESCHRIJVING
voor de
BELASTING OP BEDRIJFS- EN ANDERE
INKOMSTEN.
Burgemeester en Wethouders der Gemeente SCHA-
GEN;
Gelet op art. 13, par. 1, eerste zinsnede, en artikel
19, par. 7 der wet van den 2den Oetober 1893 (Staats
blad No. 149);
Brengen hiermede ter algemeene kennis, dat door den
Heer Commissaris der Koningin in deze Provincie is
bepaald, dat met de uitreiking van de besohrijviings-
biljetten voor de belasting op bedrijfs- en andere in
komsten, over het dienstjaar 19091910, een aanvang
zal worden gemaakt op Zaterdag, den len Mei aan
staande, en dat de aanslagsregeling voor dit jaar den
len Oetober 1909 moet zijn ten einde gebracht; terwijl
de regeling van aanslagen, welke niet uit de beschrij
ving voortvloeien, of die om eene andere reden zijn
aangehouden moeten worden, moet zijn afgeloopen bin
nen een maand, nadat de Commissie van Aanslag of het
College van Zetters door den Voorzitter daartoe zal
zijn opgeroepen.
Voorts wordt hierbij de aandacht gevestigd op en
kele der voornaamste verplichtingen, ten opzichte der
heffing van bovenbedoelde belasting, door het publiek
te vervullen;
Art. 15, par. 2.
Ieder die optreedt als bestuurder of beheerend ven
noot van eene hier te lande gevestigde vennootschap,
onderlinge verzekeringmaa/tschappij, coöperatieve ver-
eeDiging, of vaar eene vereeniging of stichting die een
bedrijf of beroep uitoefent, of als boekhouder eener
hier te lande gevestigde reederij, is gehouden daarvan
schriftelijk binnen eene maand kennis te geven bij
het bestuur der gemeente waar hij woont.
Art. 16.
Hier te lande wonende beheerende vennooten van
Nederlandsche vennootschappen en maatschappijen, als
bedoeld in art. 6, par. 2, en van de in art. lb be
doelde 'commanditaire vennootschappen op aandeelen,
bestuurders van hier te lande gevestigde naamlooze
vennootschappen, coöperatieve en andere vereenigingen
en onderlinge verzekeringmaatschappijen, alsook boek
houders van hier te lande gevestigde reederijen mogen
niet tot het doen van uitdeelingen of uitkeeringen,
waarover volgens art. 5, par. 1 en 2 en art. 6, par. 2
belasting verschuldigd is, overgaan, alvorens daarvan
aangifte gedaan en de over vroegere uitdeelingen of
uitkeeringen verschuldigde belasting betaald te hebben.
Bij liquidatie mogen de hier bedoelde uitdeelingen
of uitkeeringen niet geschieden, alvorens de daarover
verschuldigde belasting is voldaan.
Art. 45.
Bestuurders van de bij art. lb en c bedoelde naam
looze vennootschappen, coöperatieve vereenigingen, an
dere vereenigingen en stichtingen, die een bedrijf of
beroep uitoefenen, onderlinge verzekeringmaatschap
pijen en sociëteiten, alsook beheerende vennooten van
hier te lande gevestigde commanditaire vennootschap
pen op aandeelen en boekhouders van hier te lande
gevestigde reederijen, zijn gehouden binnen veertien
dagen na de vaststelling van balans of rekening een
zoodanig uittreksel als noodig is tot toelichting der
winst, uitkeeringen of uitdeelingen te doen toekomen
aan den voorzitter der commissie van aanslag, bedoerd
bij art. 19, par. lb of par. 2, die den aanslag moet
regelen.
Art. 47, par. 5.
Hij, die daartoe gehouden, nalaat de verplichtingen
na te komen, bedoeld bij art. 15, par. 1, eerste lid,
en art. 15, par. 2, eerste lid, wordt gestraft met eene
geldboete van ten hoogste f 25.
Gelijke straf wordt opgelegd in geval van overtreding
van art. 45.
Art. 47, par. 6.
Overtreding van art. 16 wordt gestraft met eene geld
boete van ten hoogste f 400.
Art. 34, le lid.
Handelsreizigers, kramers en alle verdere personen,
die hun bedrijf of beroep rondtrekkende uitoefenen,
voor zoover zij behooren tot dè bedoelden bij art.
la, h en k, zijn gehouden, onverminderd hunne verplich
tingen omschreven bij artt. 12 en 14, zich ter plaatse
binnen het Rijk, waar zij zich na het begin van het
belastingjaar het eerst bevinden, bij het Gemeentebe
stuur schriftelijk aan te melden, met opgaaf van hun
naam, hunne woonplaats en hun bedrijf of beroep. Ten
blijke dat zij hieraan voldaan hebben, ontvangen zij
kosteloos een door of vanwege het hoofd van dat be
stuur onderteekemd Bewijs, dat zij gehouden zijn mede
te onderteekenen en op aanvraag aan ambtenaren dei-
directe belastingen te vertoonen.
Art. 47, par. 7.
Personen, die van een bewijs voorzien moeten zijn,
als bedoeld in art. 34 en die in gebreke blijven dit
bewijs op aanvrage aan bevoegde ambtenaren te ver
toonen, worden gestraft met eene geldboete van ten
hoogste f 25.
Geven zij ter bekoming van dat bewijs aan het be
voegd gezag een valschen naam, woonplaats, bedrijf
of beroep op, of maken zij gebruik van het aan een
ander afgegeven bewijs, dan worden zij gestraft met
eene geldboete van ten hoogste f 150.
Voorts wordt nog bijzonder gewezen op de in art.
12, par. 2, 2e lid, lo. d, aan het ingezetenen, van het
Rijk verleende bevoegdheid, om zich, bij de aanstaan
de beschrijving, de uitreiking van een besohrijvingsbil-
jet B te verzekeren, door voor of op 15 Mei a.s. het
verzoek daartoe schriftelijk te richten tot den Ont
vanger der directe belastingen over hunne woonplaats.
Sehagen, den 7 Mei 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
H. J. POT.
De Secretaris.
ROGGEVEEN.
VOORBEREIDEND MILITAIR ONDERRICHT.
Aanmelding voor den aanstaanden wintercursus.
De Burgemeester van SCHAGEN maakt bekend, dat
voor Jongelieden van 1624-jarigen leeftijd, indien al
thans een voldoend aantal hunner zich aanmeldt, in
den aanstaanden winter een cursus zal worden gehou
den tot het ontvangen van voorbereidend militair on
derricht.
Dit onderricht heeft o. a. ten doel:
lo. aan toekomstige militieplichtigen de gelegenheid
te verschaffen om de geschiktheid te verwerven tot
het voldoen aan de eischen van militaire bekwaam
heid, en zooveel mogelijk ook aan die van lichamelijke
geoefendheid, bedoeld bij art. 104 der Militiewet 1901;
2o. aan jongelieden de geoefendheid te verschaffen
tot het verwerven van het militair getuigschrift, ver-
eischt voor de toelating tot het Reservekader der
Infanterie, der Vesting-Artillerie of der Genie.
Voor de toekomstige militieplichtigen loopt de cur
sus over twee achtereenvolgende wintertijdperken;
voor de adspiranten van het Reservekader over een
wintertijdperk.
Het onderricht heeft plaats ten minste 4 uren per
week; het begint 1 Oetober of zoo spoedig mogelijk
daarna, en duurt tot einde Januari.
De aangifte tot deelneming aan het onderricht moet
geschieden voor 1 Juni eerstkomende ter secretarie
der gemeente op de werkdagen, des voormiddags van
9 tot 12 uur, alwaar verdere inlichtingen kunnen wor
den verkregen en de volledige regeling dezer aange
legenheid dezer aangelegenheid voor belanghebbenden
ligt.
Melden zich meer deelnemers aan, dan met het oog
op de beschikbare localiteit kunnen worden geoefend,
dan worden niet toegelaten de ingeschrevenen voor de
militie, die niet vroeger het onderricht van twee ach
tereenvolgende wintertijdperken of wel van het voor
gaande wintertijdperk hebben gevolgd, en voorts de
jongsten in leeftijd.
Jongelieden, die op 1 Juni e.k. nog niet militie-
plichtig waren, of, wel militieplichfig zijnde, doch zich
ter zake van uitoefening van of opleiding tot land
bouw, handel of nijverheid enz. buitenslands bevinden
en eerst na 1 Juni in Nederland terugkeeren, kunnen
zich ook na genoemden datum, mits voor den aanvang
van het onderricht, tot deelneming aanmelden.
Voor hen geschiedt de aanmelding zoo tijdig mogelijk
rechtstreeks bij den Inspecteur der Infanterie te's-Gra-
venhage, onder opgaaf van het juiste adres van den
belanghebbende en van de Gemeente, waar hij het on
derricht wenscht bij te wonen, en onder overlegging
van de bescheiden, waaruit blijkt, dat hij tot het doen
zijner aangifte voor 1 Juni niet was gehouden.
Jongelieden dezer categorie, die reeds in dit jaar
moeten loten en van wie alzoo te voorzien is, dat
zij wellicht slechts gedurende een wintertijdperk het
onderricht kunnen volgen, zullen, zoo zij in eene gar-
nizoensplaats wonen of zich daartoe naar een, naburige
1 garnizoensplaats willen begeven, in de gelegenheid ge-
I stéld worden in te halen, hetgeen zij door het niet-
bijwonen van het onderricht in het vorig wintertijd
perk hebben verzuimd,
i Latere aanmelding voor het onderricht is ook toege
laten voor lotelingen, die in het vorig jaar reeds hebben
geloot, en in verband met het door hen getrokken num
mer in aanmerking komen eerst dn het aanstaande jaar
bij de militie te worden ingelijfd. Voor deze categorie
van militieplichtigen moet de aanmelding geschieden
bij den Officier, met het onderricht belast, en wel bij
den aanvang van het eerste oefeningsuur in den aan
staanden winter.
In de eerst© helft van Januari a.s. zal ten over
staan van eene Militaire Commissie een onderzoek
plaats hebben, waarbij voor hen, die dn aanmerking ko
men om in het volgend jaar bij de militie te worden
ingelijfd, de gelegenheid zal bestaan tot het verwerven
van een bewijs van voorgeoefendheid.
De bewijzen van voorgeoefendheid zijn drieërlei:
een bewijs van militaire bekwaamheid;
een bewijs van lichamelijke geoefendheid, en,
een bewijs van militaire bekwaamheid en lichame
lijke geoefendheid.
De lotelingen, die een dezer bewijzen verwerven,
worden, op hunne aanvrage, ingelijfd bij het korps en
geplaatst in het garnizoen hunner keuze, voor zoover
zij daartoe geschikt zijn en dit met de belangen van
den dienst is overeen te brengen. Bezitters van het
in de laat3te plaats genoemd bewijs hebben echter in
deze den voorrang boven bezitters van een der beide
eerstgenoemde bewijzen.
De houders van een bewijs van militaire bekwaam
heid en lichamelijke geoefendheid hebben bovendien
aanspraak om voor anderen in aanmerking te komen
tot inlijving voor korte oefening (vier maanden).
Aan het bovenomschreven onderzoek kan ook wor
den deelgenomen door tot korte oefening ingelijfde
lotelingen, in het genot van uitstel van eerste oefe
ning, die hun vroeger verkregen bewijs van militaire
bekwaamheid en lichamelijke geoefendheid wenschen
te vernieuwen, ten einde daardoor aanspraak te ver
krijgen op verlenging van dit uitstel.
Bij het onderzoek wordt ook gevorderd eenige ge
oefendheid in het schieten. Voor jongelieden die in
staat waren zich in of nabij hunne woonplaats in het
schieten te bekwamen, zal tekortkoming in de gestelde
eischen van schietvaardigheid een beletsel zijn om het
bewijs van militaire bekwaamheid te verwerven. Daar
om wordt aangeraden om, zoo daartoe gelegenheid be
sraat, deel te nemen aan de schietoefeningen tot ver
hooging van 's Lands weerkracht, die, bij voldoende
deelneming, zoowel in garnizoens- als in sommige an
dere plaatsen met bruikbare schietbanen telken jare
van 1 Mei1 September worden gehouden.
Sehagen, den 10 Mei 1909.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
(Vervolg.)
Hoe komen wij nu aan de noodige millioenen?
Och, wij vurige voorstanders van het: „Geen mensoh
meer oud en arm," zijn misschien in deze een beetje
te optimistisch, doch wij zijn toch niet bang voor cri-
tiek. Opbouwende critiek is soms noodig om tot een
goed doel te geraken; om de zaak is het ons te doen.
In de eerste plaats wenschen wij eene bijdrage van
gemeente- en armbesturen van pl. m. 6 millioen.
Als men nagaat dat er tegenwoordig in Nederland
voor het armwezen wordt uitgegeven ruim 19 millioen
en dat de helft ongeveer hiervan ten goede komt aan
oude armen dat kan men dunkt mij van die 19 millioen
6 millioen nemen voor Staatspensionneering.
De gemeente-, arm- en diaconiebesturen, waarvan
velen belangrijke bezittingen hebben, kunnen zeer goed
die 6 millioen bijdragen wanjt door de Staatspensionnee
ring geraken zij van een groeten last af en zullen zij I
met zulk eene bijdrage nog geldelijk profiteerem.
In de tweede plaats kan de belasting op de erfenis-
sen (de successiebelasting) worden verhoogd vooral i
in de zijlinie en eenigszins in de rechte lijn. Er wordt I
jaarlijks in ons land door erfenis verkregen pl. m.
300 millioen. Daarvoor heeft men niets gedaan, gezwe
gen nog van het feit dat ze niet altijd weldadig werkt i
en het zou dunkt mij zeer goed kunnen, zonder het j
algemeen belang te benadeelen, dat de staat van die
300 millioen gulden 10 millioen extra afnam voor de
verzorging van ouden van dagen. Ik geloof niet dat zulk
een extrabelasting zou kunnen worden genoemd, het
slachten van de kip die de eieren legt. Want t geld
dat aan de armen werd gegeven, werd ook weer geheel
verteerd en zou de algemeene welvaart ten goede
k0Ik°geloof stellig dat de Staatspensionneering ons
van zooveel vrijwillige bijdragen zou verlossen en dat
er ook door den handel over het algemeen zooveel
meer zou worden verdiend, dat wij veilig de 10 mil
lioen zouden kunnen offeren, zonder dat wij daardoor
over het algemeen zouden verarmen,
In Engeland en Frankrijk is de successiebelasting
vrij wat hooger en meer progressief dan bij ons en
toch gaat Engeland voor het rijkste land door.
Ten derde zou ik voor de Staatspensionneering wil
len invoeren een dragelijke niet progressieve, pensioen
belasting van 12 a 13 millioen gulden. In deze belasting
zouden allen moeten bijdragen, ook zij die een betrek
kelijk gering inkomen hebben. Ik zou, omdat het hier
een belasting geldt ten behoeve vooral voor den werk
man, reeds willen beginnen met hen die een inkomen
hebben van f 8.50 per week op het platte land em, van
f 10 per week in de stad, b.v. f 1 belasting per jaar
en voor elke f 1 inkomen hooger f 1 belasting meer,
tot een zeker maximum. Do ongehuwden zou ik al
willen laten betalen bij een inkomen van f 300 per jaar
en voor elke klasse f 1 hooger.
Indien de zaak zoo geregeld werd zou men niet kun
nen klagen dat de belastingdruk te zwaar zou zijn cn
mij dunkt, er kan niemand zijn die voor zulk een
groote en edele zaak als de pensionneering van oude
armen niet zulk een betrekkelijk geringe opoffering
zich zou willen getroosten.
Natuurlijk wil ik hiermede niet zeggen dat er geen
beter middel kan worden gevonden. Misschien zijn er
anderen en meer bevoegden, die een betere belasting
kunnen noemen. Ik heb alleen maar willen aantoonen:
Waar een wil is, is een weg. Zoo zou ik ook nog
kunnen wijzen op eene belasting van de goederen in
de doode hand. Langzamerhand komen er meer vaste
goederen in handen van Maatschappijen en Instellingen,
waarvoor nooit geen ovèrgangsrechten meer worden
betaald zeer ten nadeel© van den Staat zeer ten
nadeele van anderen die daardoor hunne belastingen
zien verhoogd.
Het is zeker meer dan tijd dat aan die bevoorrechting
een einde kome. Er zijn vele Instellingen en Maatschap
pijen, die met haar geld geen anderen raad weten,
dan maar meer te koopen, waardoor de concurrentie
voor particulieren al zwaarder wordt.
De heer Treub pleit in zijn bezwaarschrift ook voor
invaliditeit, ziekte- en weezenpensioen. Zij die dit alles 1
tegelijk willen, brengen ons in een moeras.
Voer eerst de Staatspensionneering in voor oude
armen en het volk zal daarvoor hoogst dankbaar zijn.
Voor ziekteverzekering wordt reeds op zeer veel plaat
sen op uitnemende wijze gezorgd en tegen de Weeshui
zen bestaat over het algemeen geen bezwaar. In bijna
alle weeshuizen hebben de kinderen' het beter dan zij
't gehad hebben.
De Ongevallenwet voorziet reeds voor een groot deel
in invaliditeit en ook in pensioen voor sommige oude
armen, waarmede rekening kan worden gehouden,
j De zorg voor de overige invaliden kan voorloopig
zeer goed aan de armbesturen worden overgelaten.
Met dit geringe deel van de verzorging moet men toch
j het allergrootste deel: de verzorging van oude armen
niet tegenwerken.
Wat betreft kapitaalsbezit en kapitaalsvernietiging,
zouden wij den heer Treub willen vragen: zouden wij
niet veel beter ons kapitaal kunnen behouden door de 1
armen een onbezorgden ouden dag te verzekeren dan
door te veel geld uit te geven voor oorlog? Indien van
kapitaalsvernietiging sprake kan zijn, dan moet men
zich verweeren bij de behandeling der Begrootingen
die 47 millioen eischen, en niet als er sprake is van
de verzorging van oude armen.
De heer Treub wil ons paaien met voorloopig een
betere armenwet, met geldelijke hulp van den Staat.
Is dat nu vrijzinnig-democratisch?
Och arme ouden, wat komt ge dan met zulk een
partij weer bedrogen uit!
Indien dat vrijzinnig-democratisch is, dan wil ik den
heer Treub wel de verzekering geven, dat het volk
zich van die partij zal afwenden waarschijnlijk nog
niet bij deze verkiezing, omdat de voorbereidende maat
regelen reeds te 'vergevorderd zijn maar dan toch
zeker bij de volgende campagne,
Een pensioen voor oude armen zal meer en meer een
eisch des tijds worden. De finantieele verhoudingen
dringen daartoe. Kan men niet beginnen met 65-jarigen
4an maar met 67- of 70-jarigen en de invaliden boven
05 jaren.
Het volk zal niet meer gelooven dat 'tgeen mogelijk
is in Engeland, Australië en Denemarken, onmogelijk
is in het rijke Nederland.
Zijpe. M. BOSSEN.
EENHEID VAN ACTIE.
In een derde artikel in Het Vaderland zegt mr.
R. J. H. Patijn, dat het zeer te betreuren valt, dat
de beide staatkundige partijen, die te zamen het over
groot© deel der linkerzijde vormen en die overigens
zich omtrent de meeste vragen van aetueele politiek
i gemakkelijk kunnen verstaan, juist ten aanzien van
de voorziening in het lot der ouden van dagen voors-
I hands niet hetzelfde standpunt innemen.
De Liberale Unie heeft in haar verkie?,i ngsprogram
i verklaard te wenschen een sociale hervorming, om te-
gemoet te komen in de nooden van die medeburgers,
wien het niet gelukt is, als zij oudgeworden zijn, te
voorzien in eigen levensonderhoud en dit doel bij voor-
j keur langs den weg van Staatspensionneering te willen
i bereiken. De vrijzinnig-democratische partij sprak zich,
zoo ik mij niet bedrieg, nog niet uitdoch enkele ha-
rer voormannen, met name mr. Treub, bestreed het
denkbeeld der Staatspensionneering zonder premie en
blijft alléén in het verzekeringsstelsel met premiën en
een Staatsbijdrage heil zien. De polemiek naar aan
leiding van dit verschil in meening gevoerd, moge
zakelijk haar zeer nuttige zijde hebben onmiddellijk
voor het begin van den verkiezingsstrijd kan zij toch
niet anders dan verwarring stichten in het linksche
kamp. Het zou dus wel wat waard zijn, indien als
nog beide fractiën het konden eens worden, althans
over den voorshands te volgen weg.
Dit nu schijnt mij inderdaad niet onmogelijk; zelfs
vraag ik mij af, of het verschil van inzicht inderdaad
wel zoo groot is, als men aanvankelijk geneigd zou
zijn te meenen.
Op grond van wat dr. Bos in de Vragen 'des Tijds
heeft geschreven, en mr. Treub in Land 'en Volk,
kan de schrijver niet inzien, dat zij zich tegen hel
verkiezingsprdgram der Liberale Unie behoeven te
keeren. Dit vindt, 'zegt mr. Patijn, veeleer steun bij
hen. Immers ook naar hun meening is onverwijlde
invoering van staatspensionneering voor oude bohocf-
tigen: wenschelijk.
Wel is waar blijft in zooverre verschil in beginsel
bestaan, dat volgens hen dat Staatspensioen later al
lengs zal inkrimpen, aangezien de invaliditeitsrente gaan
deweg deze ondersteuning grootendeets overbodig zal
maken, terwijl in het program der Liberale 'Unie aan
het Staatspensioen een blijvende plaats wordt inge
ruimd; maar deze quaestie valt niet te beslissen bij
do Staatspensionneering, doch bij de invaliditeitsver
zekering. Als deze laatste aan de orde komt maar
ook niet eerder zal men voor de vraag slaan, of
de invaliditeitsrente bij hot 70c jaar zal ophouden om
door het ouderdomspensioen te worden vervangen, dan
wel of het beter is, die rente ook na het 70o jaar
to doen doorloopcn, in welk geval het ouderdomspen
sioen voor den aldus reeds geholpene achterwege kan
blijven. Aanvankelijk gevoel ik uit oen practisch oog1-
punt meer voor het eerste stelsel, waardoor de pre
miën voor dcinvaliditeitsverzekering veel gemakkelij
ker te betalen zullen zijn, doch dit punt kan voors
hands geheel blijven rusten; voor een evcntueele wet
tot toekenning van Staatspensioen aan ouden van da
gen doet het niets hoegenaamd af.
Mocht ©en en ander juist zijn dan schijnt het mij
niet twijfelachtig, dat de eenheid van actie zou kun
nen worden hersteld en dat de Vrijzinnig-Democraten,
met behoud van 'hun standpunt, op dit oogortblik aan
het streven der Liberale Unie om tot Staatspension
neering te komen, steun zouden kunnen verleenen. Ge
zamenlijk zouden beide partijen dan kunnen ijveren
voor een voorziening door middel van pensionneering
in de nooden van den ouden dag, terwijl tot nader
zou verschoven blijven de vraag, of het pensioen op
den duur al of niet door invaliditeitsrente ral zijn te
vervangen.
Wil men tot daden komen dan is deze weg welhaast
de eenig practische mogelijke. Ook dr. Bos'is er van
overtuigd, dat bij afwerking der plannen van de re
geering de oude behoeftigen in het allergunstigste ge-
Val nog (i ;t 7 jaren geduld zullen moeten oefenen,
voordat zij in het genot van eenige rente zullen treden.
En hoeveel kan er gebeuren, waardoor deze termijn
nog zeer aanmerkelijk wordt verlengd? Na de lange
lijdensgeschiedenis, die deze zaak heeft doorloopen kan
daarmede „toch niemand vrede hebben. Niet vlugger
zou het, gaan, indien de regeeringsplannen werden Ier
zijde gesteld en in de piauLs daarvan onverwijld een
ziekteverzekering, gecombineerd met een invaliditeits
verzekering werd ter hand genomen. De ziektewet kan
niet losgemaakt worden van een wijziging der Onge
vallenwet en van een geheel nieuw te ontwerpen ge
decentraliseerde organisatie van het Rijksverzekcrings-
wezen. Reeds om die reden zou deze oplossing veel
voelen in de aard hebben, zelfs al wist men precies
hoe men zich elk dier regelingen voorstelde. Dit is
echter allerminst bet geval. Niet alleen heersehl nog
volstrekt geen communis opinio omtrent de richting,
waarin do wijziging der Ongevallenwet zal moeten ge
schieden, maar men is nog niet zoover, dat een keuzo
tusschen enkele scherp omlijnde denkbeelden kan wor
den gedaan; de ziekteverzekering is oen uilerst lastig
stuk werk, omdat daarbij ral zijn rekening te houden
met het vele, dat op dit gebied door het particulier
initiatief is tot stand gebracht, en om de bovenge
noemde reden vrees ik, dat de invaliditeitsverzekering
een puzzLo is, waai- de wetgever voorshands niet uit
komt.
Daartegenover staat de ouderdomspensionneering als
een uit een oogpunt van wetgevingstechniek en or
ganisatie betrekkelijk veel eenvoudiger materie. Zoo
men dezen maatregel ernstig' wil, kan hij in enkele jaren
worden tot stand gebracht.
Ware het daarom inderdaad niet het beste op dit
oogenblik alle krachten daarop samen te trekken, on-
gepraejudicieerd latend de vraag, of het Staatspensi
oen slechts voor een overgangstijdperk ral dienst doen
dan wel een. blijvend karakter zal dragen?
In, een vierde artikel in Het Vaderland spreekt mr.
R. J. H. Patijn over de kosten der ouderdomszorg.
De omstandigheden, zegt hij, hebben gemaakt, dat
het vraagstuk der Staatspensionneering met eenige
overhaasting aan de orde Is gesteld. Deze overhaasting
ie een bron geweest van veel misverstand. Erkend kan
worden, dat scherper belichting van de geldelijke gevol
gen wenschelijk ware geweest. Mr. Treub's artikelen
hebben de verdienste, daartoe te nopen.
Indien de overschrijding der raming in Engeland in
derdaad zooveel mocht bedragen, als mr. Treub rekent
(50 percent), wat den heer Patijn voorshands nog
niet zeker voorkomt, dan is dit, aldus schrijft hij
verder, ongetwijfeld een tegenslag voor de voorstanders
der staatspensionneering ook in Nederland.
Hun daarvan een verwijt te maken ware echter even
ongerechtvaardigd als het onbillijk zou zijn, den voor
standers van het Duitsche verzekeringsstelsel, waartoe
tot voor kort hier te lande zeer velen behoorden en
mr. Treub nog behoort, de gebreken, die dit stelsel
in de praktijk heeft vertoond, als een grief voor 'de voe
ten te werpen. De officieele Engelsche kostenraming
mocht zonder lichtzinnigheid als uitgangspunt worden
gekozen.
Voorts maakt mr. Patijn deze kantteekening:
Dat indien inderdaad het Engelsche stelsel voor .ons
land 25 millioen gulden zou moeten kosten, welhaast
de eenige conclusie zou wezen, dat wij niet van de
Staatspensionneering alleen, maar eveneens van de
ouderdomsverzekering langs den weg der dwangverze
kering zouden hebben af te zien, en dat den verschil
lenden partijen, zoo rechts als links, eigenlijk niet veel
anders zou overblijven dan te verklaren, dat men zich
vergist heeft. Immers zoo een uitkeering van f 3 per
week aan de behoeftige 70-jarigen een uitgave van
f 25 millioen 's jaars vordert, dan zou een verzekerings
stelsel voor de 65-jarigen, met inbegrip van de vroeger
door invaliditeit getroffenen, wegens premiën en Rijks
bijdrage veel meer dan 't dubbele eischen, gezwegen
nog van de groote administratiekosten, die een derge
lijke regeling zou na zich sleepen. Trouwens mr. Treub
zelf becijfert de kosten van dat stelsel thans op 90
millioen gulden 's jaars. Voor 't leggen van een zoo
zwaren last op de natie zou men, als puntje bij paaltje
kwam, toch terugdeinzen.
Maar is het cijfer van. 25 millioen gulden wel juist?
Het treft al dadelijk, dat mr. Treub bij 't opstellen
zijner berekening aan het Engelsche stelsel een uit
breiding geeft door de bedeelden er in, te betrekken,
die in Engeland geen pensioen genieten. Daar ten on
zent de zorg voor de ouden van dagen een zeer groot
onderdeel der armenzorg uitmaakt, moet men beginnen
met van de 25 millioen gulden een belangrijk cijfer af
te trekken. Hoeveel is niet te zeggen, aangezien
voor zooveel mij bekend nergens is na te gaan,
welk getal 70-jarigen en ouderen in ons land ten
laste van de armenzorg komt. Deze opmerking weegt
te meer, omdat in Engeland, waar het „workhouse" den
hoeksteen van de armenzorg uitmaakt en de „out-door
relief" (bedeeling) een veel kleinere plaats inneemt
dan in ons land, vermoedelijk minder personen wegens
bedeeling in de termen van uitsluiting van het Staats
pensioen vallen dan eventueel bij ons het geval zou
zijn.
Maar ook afgezien hiervan komt het door mr. Treub
gestelde bedrag den schrijver te hoog voor.
De berekening van mr. Treub, zegt hij, steunt op
de a priori onwaarschijnlijk klinkende onderstelling,
dat terwijl het bevolkingscijfer van het Vereenigd
Koninkrijk tot dat van ons land zich verhoudt als
45 millioen tot 6 millioen, dus als 7% 1, die ver
houding voor de 70-jarigen zou zijn als 6 1. Dit is
echter, naar mr. Patijn meent, onjuist.
In de eerste plaats zijn er in Nederland niet 220.000
70-jarigen, zooals de heer Treu'o aanneemt, maar niet
meer, vermoedelijk nog iets minder dan 210.000.
En verder was het door mr. Treub aangenomen En
gelsche cijfer blijkbaar slechts een ramingcijfer.
Het artikel wordt voortgezet.
TURKSCHE MOORDPARTIJEN.
Berichten uit Adana, die gaan tot Mei, schilderen
den toestand ais ongunstig en bevestigen dat zich hier
en daar ook de troepen aan. moord en roof hebben
schuldig gemaakt. Meer dan vijftien duizend Armeniërs,
van wie drie honderd gewond zijn, hebben een toevlucht
gezocht in Duitsche en Grieksolie fabrieken. Er heerseht
gebrek aan voedingsmiddelen, en men vreest voor het
uitbreken van besmettelijke ziekten. Nog altijd wordt
er geplunderd en gemoord. Hoewel hier en daar ook
eigendommen van, Europeanen beschadigd zijn, zijn het
toch over 't geheel de Armeniërs die het ontgelden
moeten. De Europeanen worden ontzien.
Een Fransch zeeofficier, die den toestand ter plaatse
opnam, schrijft daarover aan de Figaro:
In de infirmerie liggen de gewonden. Een oude moe
der wordt er verpleegd, die door sabelhouwen op de
vreeselijksbe wijze was verwond, nadat men haar doch
ter voor haar oogen had gedood, na het meisje eerst
de gruwelijkste mishandelingen te hebben doen on
dergaan.
De oude vrouw wordt juist verbonden. De woeste
lingen hebben haar aan het hoofd gekwetst, een voet
afgehakt en een arm. De stumperd is krankzinnig. Zij
mompelt bijna onverstaanbaar voor zich heen: Onmo
gelijk, onmogelijk!
Zoo gaat dit treurig verhaial voort. Het is ijslijk. Een
gruwelijke bijzonderheid nog: Een drieduizendtal ver
moorden, neergeschoten, werden in de rivier geworpen.
De officier zag ze drijven die lijken, onherkenbaar
verminkt. Een lijkje van een kind van een jaar of
vijf, een man, het lichaam met sabels van de keel
tot aan den buik opengereten, armen en boenen afge
kapt. Beestachtig, en angstwekkend, die grenzenlooze
fanatieke wreedheid.