8e StaatspsioiBBring. 53e Jaargang. No. 4501. Woensdag 12 Mei 1909. TWEEDE BLAD. B e Sc e n li m sa k n g n INGEZONDEN. Waar een wïi is, is een weg» Uit en voor de pers. Gemengd Nieuws. Gemeente S('/!IA(iK„\. LANDBOUW. De Burgemeester der gemeente Sehagen; Overwegende, dat zoowel van de zijde van den han del als van die der landbouwers herhaaldelijk is ge wezen op de wensehelijkheid, dat, eerder dan tot dus verre kon geschieden, gegevens worden gepubliceerd omtrent de verbouwde uitgestrektheid, inzonderheid van die laindbouwgewassen, welke hoofdzakelijk voor den vjerkoop worden geteeld en waarvan de hier te lande verbouwde hoeveelheid belangrijken invloed heeft op den prijs; brengt ter kennis van do landbouwende bevolking, dat bovenbedoelde gegevens reeds gedurende deze maant langs do huizen zullen worden verzameld en richt tot allen wien het aangaat, het dringend verzoek, zoo ge trouw mogelijk de gevraagde opgaven te verstrekken. Sehagen, den 10 Mei 1909. De Burgemeester voornoemd, H. J. POT. o BEPLANTINGEN. De Burgemeester der gemeente Sehagen verzoekt den ingezetenen te willen medewerken tot bescherming van, de beplantingen der gemeente. Sehagen, den 5 Mei 1909. De Burgemeester. H. J. POT. O— BESCHRIJVING voor de BELASTING OP BEDRIJFS- EN ANDERE INKOMSTEN. Burgemeester en Wethouders der Gemeente SCHA- GEN; Gelet op art. 13, par. 1, eerste zinsnede, en artikel 19, par. 7 der wet van den 2den Oetober 1893 (Staats blad No. 149); Brengen hiermede ter algemeene kennis, dat door den Heer Commissaris der Koningin in deze Provincie is bepaald, dat met de uitreiking van de besohrijviings- biljetten voor de belasting op bedrijfs- en andere in komsten, over het dienstjaar 19091910, een aanvang zal worden gemaakt op Zaterdag, den len Mei aan staande, en dat de aanslagsregeling voor dit jaar den len Oetober 1909 moet zijn ten einde gebracht; terwijl de regeling van aanslagen, welke niet uit de beschrij ving voortvloeien, of die om eene andere reden zijn aangehouden moeten worden, moet zijn afgeloopen bin nen een maand, nadat de Commissie van Aanslag of het College van Zetters door den Voorzitter daartoe zal zijn opgeroepen. Voorts wordt hierbij de aandacht gevestigd op en kele der voornaamste verplichtingen, ten opzichte der heffing van bovenbedoelde belasting, door het publiek te vervullen; Art. 15, par. 2. Ieder die optreedt als bestuurder of beheerend ven noot van eene hier te lande gevestigde vennootschap, onderlinge verzekeringmaa/tschappij, coöperatieve ver- eeDiging, of vaar eene vereeniging of stichting die een bedrijf of beroep uitoefent, of als boekhouder eener hier te lande gevestigde reederij, is gehouden daarvan schriftelijk binnen eene maand kennis te geven bij het bestuur der gemeente waar hij woont. Art. 16. Hier te lande wonende beheerende vennooten van Nederlandsche vennootschappen en maatschappijen, als bedoeld in art. 6, par. 2, en van de in art. lb be doelde 'commanditaire vennootschappen op aandeelen, bestuurders van hier te lande gevestigde naamlooze vennootschappen, coöperatieve en andere vereenigingen en onderlinge verzekeringmaatschappijen, alsook boek houders van hier te lande gevestigde reederijen mogen niet tot het doen van uitdeelingen of uitkeeringen, waarover volgens art. 5, par. 1 en 2 en art. 6, par. 2 belasting verschuldigd is, overgaan, alvorens daarvan aangifte gedaan en de over vroegere uitdeelingen of uitkeeringen verschuldigde belasting betaald te hebben. Bij liquidatie mogen de hier bedoelde uitdeelingen of uitkeeringen niet geschieden, alvorens de daarover verschuldigde belasting is voldaan. Art. 45. Bestuurders van de bij art. lb en c bedoelde naam looze vennootschappen, coöperatieve vereenigingen, an dere vereenigingen en stichtingen, die een bedrijf of beroep uitoefenen, onderlinge verzekeringmaatschap pijen en sociëteiten, alsook beheerende vennooten van hier te lande gevestigde commanditaire vennootschap pen op aandeelen en boekhouders van hier te lande gevestigde reederijen, zijn gehouden binnen veertien dagen na de vaststelling van balans of rekening een zoodanig uittreksel als noodig is tot toelichting der winst, uitkeeringen of uitdeelingen te doen toekomen aan den voorzitter der commissie van aanslag, bedoerd bij art. 19, par. lb of par. 2, die den aanslag moet regelen. Art. 47, par. 5. Hij, die daartoe gehouden, nalaat de verplichtingen na te komen, bedoeld bij art. 15, par. 1, eerste lid, en art. 15, par. 2, eerste lid, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste f 25. Gelijke straf wordt opgelegd in geval van overtreding van art. 45. Art. 47, par. 6. Overtreding van art. 16 wordt gestraft met eene geld boete van ten hoogste f 400. Art. 34, le lid. Handelsreizigers, kramers en alle verdere personen, die hun bedrijf of beroep rondtrekkende uitoefenen, voor zoover zij behooren tot dè bedoelden bij art. la, h en k, zijn gehouden, onverminderd hunne verplich tingen omschreven bij artt. 12 en 14, zich ter plaatse binnen het Rijk, waar zij zich na het begin van het belastingjaar het eerst bevinden, bij het Gemeentebe stuur schriftelijk aan te melden, met opgaaf van hun naam, hunne woonplaats en hun bedrijf of beroep. Ten blijke dat zij hieraan voldaan hebben, ontvangen zij kosteloos een door of vanwege het hoofd van dat be stuur onderteekemd Bewijs, dat zij gehouden zijn mede te onderteekenen en op aanvraag aan ambtenaren dei- directe belastingen te vertoonen. Art. 47, par. 7. Personen, die van een bewijs voorzien moeten zijn, als bedoeld in art. 34 en die in gebreke blijven dit bewijs op aanvrage aan bevoegde ambtenaren te ver toonen, worden gestraft met eene geldboete van ten hoogste f 25. Geven zij ter bekoming van dat bewijs aan het be voegd gezag een valschen naam, woonplaats, bedrijf of beroep op, of maken zij gebruik van het aan een ander afgegeven bewijs, dan worden zij gestraft met eene geldboete van ten hoogste f 150. Voorts wordt nog bijzonder gewezen op de in art. 12, par. 2, 2e lid, lo. d, aan het ingezetenen, van het Rijk verleende bevoegdheid, om zich, bij de aanstaan de beschrijving, de uitreiking van een besohrijvingsbil- jet B te verzekeren, door voor of op 15 Mei a.s. het verzoek daartoe schriftelijk te richten tot den Ont vanger der directe belastingen over hunne woonplaats. Sehagen, den 7 Mei 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, H. J. POT. De Secretaris. ROGGEVEEN. VOORBEREIDEND MILITAIR ONDERRICHT. Aanmelding voor den aanstaanden wintercursus. De Burgemeester van SCHAGEN maakt bekend, dat voor Jongelieden van 1624-jarigen leeftijd, indien al thans een voldoend aantal hunner zich aanmeldt, in den aanstaanden winter een cursus zal worden gehou den tot het ontvangen van voorbereidend militair on derricht. Dit onderricht heeft o. a. ten doel: lo. aan toekomstige militieplichtigen de gelegenheid te verschaffen om de geschiktheid te verwerven tot het voldoen aan de eischen van militaire bekwaam heid, en zooveel mogelijk ook aan die van lichamelijke geoefendheid, bedoeld bij art. 104 der Militiewet 1901; 2o. aan jongelieden de geoefendheid te verschaffen tot het verwerven van het militair getuigschrift, ver- eischt voor de toelating tot het Reservekader der Infanterie, der Vesting-Artillerie of der Genie. Voor de toekomstige militieplichtigen loopt de cur sus over twee achtereenvolgende wintertijdperken; voor de adspiranten van het Reservekader over een wintertijdperk. Het onderricht heeft plaats ten minste 4 uren per week; het begint 1 Oetober of zoo spoedig mogelijk daarna, en duurt tot einde Januari. De aangifte tot deelneming aan het onderricht moet geschieden voor 1 Juni eerstkomende ter secretarie der gemeente op de werkdagen, des voormiddags van 9 tot 12 uur, alwaar verdere inlichtingen kunnen wor den verkregen en de volledige regeling dezer aange legenheid dezer aangelegenheid voor belanghebbenden ligt. Melden zich meer deelnemers aan, dan met het oog op de beschikbare localiteit kunnen worden geoefend, dan worden niet toegelaten de ingeschrevenen voor de militie, die niet vroeger het onderricht van twee ach tereenvolgende wintertijdperken of wel van het voor gaande wintertijdperk hebben gevolgd, en voorts de jongsten in leeftijd. Jongelieden, die op 1 Juni e.k. nog niet militie- plichtig waren, of, wel militieplichfig zijnde, doch zich ter zake van uitoefening van of opleiding tot land bouw, handel of nijverheid enz. buitenslands bevinden en eerst na 1 Juni in Nederland terugkeeren, kunnen zich ook na genoemden datum, mits voor den aanvang van het onderricht, tot deelneming aanmelden. Voor hen geschiedt de aanmelding zoo tijdig mogelijk rechtstreeks bij den Inspecteur der Infanterie te's-Gra- venhage, onder opgaaf van het juiste adres van den belanghebbende en van de Gemeente, waar hij het on derricht wenscht bij te wonen, en onder overlegging van de bescheiden, waaruit blijkt, dat hij tot het doen zijner aangifte voor 1 Juni niet was gehouden. Jongelieden dezer categorie, die reeds in dit jaar moeten loten en van wie alzoo te voorzien is, dat zij wellicht slechts gedurende een wintertijdperk het onderricht kunnen volgen, zullen, zoo zij in eene gar- nizoensplaats wonen of zich daartoe naar een, naburige 1 garnizoensplaats willen begeven, in de gelegenheid ge- I stéld worden in te halen, hetgeen zij door het niet- bijwonen van het onderricht in het vorig wintertijd perk hebben verzuimd, i Latere aanmelding voor het onderricht is ook toege laten voor lotelingen, die in het vorig jaar reeds hebben geloot, en in verband met het door hen getrokken num mer in aanmerking komen eerst dn het aanstaande jaar bij de militie te worden ingelijfd. Voor deze categorie van militieplichtigen moet de aanmelding geschieden bij den Officier, met het onderricht belast, en wel bij den aanvang van het eerste oefeningsuur in den aan staanden winter. In de eerst© helft van Januari a.s. zal ten over staan van eene Militaire Commissie een onderzoek plaats hebben, waarbij voor hen, die dn aanmerking ko men om in het volgend jaar bij de militie te worden ingelijfd, de gelegenheid zal bestaan tot het verwerven van een bewijs van voorgeoefendheid. De bewijzen van voorgeoefendheid zijn drieërlei: een bewijs van militaire bekwaamheid; een bewijs van lichamelijke geoefendheid, en, een bewijs van militaire bekwaamheid en lichame lijke geoefendheid. De lotelingen, die een dezer bewijzen verwerven, worden, op hunne aanvrage, ingelijfd bij het korps en geplaatst in het garnizoen hunner keuze, voor zoover zij daartoe geschikt zijn en dit met de belangen van den dienst is overeen te brengen. Bezitters van het in de laat3te plaats genoemd bewijs hebben echter in deze den voorrang boven bezitters van een der beide eerstgenoemde bewijzen. De houders van een bewijs van militaire bekwaam heid en lichamelijke geoefendheid hebben bovendien aanspraak om voor anderen in aanmerking te komen tot inlijving voor korte oefening (vier maanden). Aan het bovenomschreven onderzoek kan ook wor den deelgenomen door tot korte oefening ingelijfde lotelingen, in het genot van uitstel van eerste oefe ning, die hun vroeger verkregen bewijs van militaire bekwaamheid en lichamelijke geoefendheid wenschen te vernieuwen, ten einde daardoor aanspraak te ver krijgen op verlenging van dit uitstel. Bij het onderzoek wordt ook gevorderd eenige ge oefendheid in het schieten. Voor jongelieden die in staat waren zich in of nabij hunne woonplaats in het schieten te bekwamen, zal tekortkoming in de gestelde eischen van schietvaardigheid een beletsel zijn om het bewijs van militaire bekwaamheid te verwerven. Daar om wordt aangeraden om, zoo daartoe gelegenheid be sraat, deel te nemen aan de schietoefeningen tot ver hooging van 's Lands weerkracht, die, bij voldoende deelneming, zoowel in garnizoens- als in sommige an dere plaatsen met bruikbare schietbanen telken jare van 1 Mei1 September worden gehouden. Sehagen, den 10 Mei 1909. De Burgemeester voornoemd, H. J. POT. (Vervolg.) Hoe komen wij nu aan de noodige millioenen? Och, wij vurige voorstanders van het: „Geen mensoh meer oud en arm," zijn misschien in deze een beetje te optimistisch, doch wij zijn toch niet bang voor cri- tiek. Opbouwende critiek is soms noodig om tot een goed doel te geraken; om de zaak is het ons te doen. In de eerste plaats wenschen wij eene bijdrage van gemeente- en armbesturen van pl. m. 6 millioen. Als men nagaat dat er tegenwoordig in Nederland voor het armwezen wordt uitgegeven ruim 19 millioen en dat de helft ongeveer hiervan ten goede komt aan oude armen dat kan men dunkt mij van die 19 millioen 6 millioen nemen voor Staatspensionneering. De gemeente-, arm- en diaconiebesturen, waarvan velen belangrijke bezittingen hebben, kunnen zeer goed die 6 millioen bijdragen wanjt door de Staatspensionnee ring geraken zij van een groeten last af en zullen zij I met zulk eene bijdrage nog geldelijk profiteerem. In de tweede plaats kan de belasting op de erfenis- sen (de successiebelasting) worden verhoogd vooral i in de zijlinie en eenigszins in de rechte lijn. Er wordt I jaarlijks in ons land door erfenis verkregen pl. m. 300 millioen. Daarvoor heeft men niets gedaan, gezwe gen nog van het feit dat ze niet altijd weldadig werkt i en het zou dunkt mij zeer goed kunnen, zonder het j algemeen belang te benadeelen, dat de staat van die 300 millioen gulden 10 millioen extra afnam voor de verzorging van ouden van dagen. Ik geloof niet dat zulk een extrabelasting zou kunnen worden genoemd, het slachten van de kip die de eieren legt. Want t geld dat aan de armen werd gegeven, werd ook weer geheel verteerd en zou de algemeene welvaart ten goede k0Ik°geloof stellig dat de Staatspensionneering ons van zooveel vrijwillige bijdragen zou verlossen en dat er ook door den handel over het algemeen zooveel meer zou worden verdiend, dat wij veilig de 10 mil lioen zouden kunnen offeren, zonder dat wij daardoor over het algemeen zouden verarmen, In Engeland en Frankrijk is de successiebelasting vrij wat hooger en meer progressief dan bij ons en toch gaat Engeland voor het rijkste land door. Ten derde zou ik voor de Staatspensionneering wil len invoeren een dragelijke niet progressieve, pensioen belasting van 12 a 13 millioen gulden. In deze belasting zouden allen moeten bijdragen, ook zij die een betrek kelijk gering inkomen hebben. Ik zou, omdat het hier een belasting geldt ten behoeve vooral voor den werk man, reeds willen beginnen met hen die een inkomen hebben van f 8.50 per week op het platte land em, van f 10 per week in de stad, b.v. f 1 belasting per jaar en voor elke f 1 inkomen hooger f 1 belasting meer, tot een zeker maximum. Do ongehuwden zou ik al willen laten betalen bij een inkomen van f 300 per jaar en voor elke klasse f 1 hooger. Indien de zaak zoo geregeld werd zou men niet kun nen klagen dat de belastingdruk te zwaar zou zijn cn mij dunkt, er kan niemand zijn die voor zulk een groote en edele zaak als de pensionneering van oude armen niet zulk een betrekkelijk geringe opoffering zich zou willen getroosten. Natuurlijk wil ik hiermede niet zeggen dat er geen beter middel kan worden gevonden. Misschien zijn er anderen en meer bevoegden, die een betere belasting kunnen noemen. Ik heb alleen maar willen aantoonen: Waar een wil is, is een weg. Zoo zou ik ook nog kunnen wijzen op eene belasting van de goederen in de doode hand. Langzamerhand komen er meer vaste goederen in handen van Maatschappijen en Instellingen, waarvoor nooit geen ovèrgangsrechten meer worden betaald zeer ten nadeel© van den Staat zeer ten nadeele van anderen die daardoor hunne belastingen zien verhoogd. Het is zeker meer dan tijd dat aan die bevoorrechting een einde kome. Er zijn vele Instellingen en Maatschap pijen, die met haar geld geen anderen raad weten, dan maar meer te koopen, waardoor de concurrentie voor particulieren al zwaarder wordt. De heer Treub pleit in zijn bezwaarschrift ook voor invaliditeit, ziekte- en weezenpensioen. Zij die dit alles 1 tegelijk willen, brengen ons in een moeras. Voer eerst de Staatspensionneering in voor oude armen en het volk zal daarvoor hoogst dankbaar zijn. Voor ziekteverzekering wordt reeds op zeer veel plaat sen op uitnemende wijze gezorgd en tegen de Weeshui zen bestaat over het algemeen geen bezwaar. In bijna alle weeshuizen hebben de kinderen' het beter dan zij 't gehad hebben. De Ongevallenwet voorziet reeds voor een groot deel in invaliditeit en ook in pensioen voor sommige oude armen, waarmede rekening kan worden gehouden, j De zorg voor de overige invaliden kan voorloopig zeer goed aan de armbesturen worden overgelaten. Met dit geringe deel van de verzorging moet men toch j het allergrootste deel: de verzorging van oude armen niet tegenwerken. Wat betreft kapitaalsbezit en kapitaalsvernietiging, zouden wij den heer Treub willen vragen: zouden wij niet veel beter ons kapitaal kunnen behouden door de 1 armen een onbezorgden ouden dag te verzekeren dan door te veel geld uit te geven voor oorlog? Indien van kapitaalsvernietiging sprake kan zijn, dan moet men zich verweeren bij de behandeling der Begrootingen die 47 millioen eischen, en niet als er sprake is van de verzorging van oude armen. De heer Treub wil ons paaien met voorloopig een betere armenwet, met geldelijke hulp van den Staat. Is dat nu vrijzinnig-democratisch? Och arme ouden, wat komt ge dan met zulk een partij weer bedrogen uit! Indien dat vrijzinnig-democratisch is, dan wil ik den heer Treub wel de verzekering geven, dat het volk zich van die partij zal afwenden waarschijnlijk nog niet bij deze verkiezing, omdat de voorbereidende maat regelen reeds te 'vergevorderd zijn maar dan toch zeker bij de volgende campagne, Een pensioen voor oude armen zal meer en meer een eisch des tijds worden. De finantieele verhoudingen dringen daartoe. Kan men niet beginnen met 65-jarigen 4an maar met 67- of 70-jarigen en de invaliden boven 05 jaren. Het volk zal niet meer gelooven dat 'tgeen mogelijk is in Engeland, Australië en Denemarken, onmogelijk is in het rijke Nederland. Zijpe. M. BOSSEN. EENHEID VAN ACTIE. In een derde artikel in Het Vaderland zegt mr. R. J. H. Patijn, dat het zeer te betreuren valt, dat de beide staatkundige partijen, die te zamen het over groot© deel der linkerzijde vormen en die overigens zich omtrent de meeste vragen van aetueele politiek i gemakkelijk kunnen verstaan, juist ten aanzien van de voorziening in het lot der ouden van dagen voors- I hands niet hetzelfde standpunt innemen. De Liberale Unie heeft in haar verkie?,i ngsprogram i verklaard te wenschen een sociale hervorming, om te- gemoet te komen in de nooden van die medeburgers, wien het niet gelukt is, als zij oudgeworden zijn, te voorzien in eigen levensonderhoud en dit doel bij voor- j keur langs den weg van Staatspensionneering te willen i bereiken. De vrijzinnig-democratische partij sprak zich, zoo ik mij niet bedrieg, nog niet uitdoch enkele ha- rer voormannen, met name mr. Treub, bestreed het denkbeeld der Staatspensionneering zonder premie en blijft alléén in het verzekeringsstelsel met premiën en een Staatsbijdrage heil zien. De polemiek naar aan leiding van dit verschil in meening gevoerd, moge zakelijk haar zeer nuttige zijde hebben onmiddellijk voor het begin van den verkiezingsstrijd kan zij toch niet anders dan verwarring stichten in het linksche kamp. Het zou dus wel wat waard zijn, indien als nog beide fractiën het konden eens worden, althans over den voorshands te volgen weg. Dit nu schijnt mij inderdaad niet onmogelijk; zelfs vraag ik mij af, of het verschil van inzicht inderdaad wel zoo groot is, als men aanvankelijk geneigd zou zijn te meenen. Op grond van wat dr. Bos in de Vragen 'des Tijds heeft geschreven, en mr. Treub in Land 'en Volk, kan de schrijver niet inzien, dat zij zich tegen hel verkiezingsprdgram der Liberale Unie behoeven te keeren. Dit vindt, 'zegt mr. Patijn, veeleer steun bij hen. Immers ook naar hun meening is onverwijlde invoering van staatspensionneering voor oude bohocf- tigen: wenschelijk. Wel is waar blijft in zooverre verschil in beginsel bestaan, dat volgens hen dat Staatspensioen later al lengs zal inkrimpen, aangezien de invaliditeitsrente gaan deweg deze ondersteuning grootendeets overbodig zal maken, terwijl in het program der Liberale 'Unie aan het Staatspensioen een blijvende plaats wordt inge ruimd; maar deze quaestie valt niet te beslissen bij do Staatspensionneering, doch bij de invaliditeitsver zekering. Als deze laatste aan de orde komt maar ook niet eerder zal men voor de vraag slaan, of de invaliditeitsrente bij hot 70c jaar zal ophouden om door het ouderdomspensioen te worden vervangen, dan wel of het beter is, die rente ook na het 70o jaar to doen doorloopcn, in welk geval het ouderdomspen sioen voor den aldus reeds geholpene achterwege kan blijven. Aanvankelijk gevoel ik uit oen practisch oog1- punt meer voor het eerste stelsel, waardoor de pre miën voor dcinvaliditeitsverzekering veel gemakkelij ker te betalen zullen zijn, doch dit punt kan voors hands geheel blijven rusten; voor een evcntueele wet tot toekenning van Staatspensioen aan ouden van da gen doet het niets hoegenaamd af. Mocht ©en en ander juist zijn dan schijnt het mij niet twijfelachtig, dat de eenheid van actie zou kun nen worden hersteld en dat de Vrijzinnig-Democraten, met behoud van 'hun standpunt, op dit oogortblik aan het streven der Liberale Unie om tot Staatspension neering te komen, steun zouden kunnen verleenen. Ge zamenlijk zouden beide partijen dan kunnen ijveren voor een voorziening door middel van pensionneering in de nooden van den ouden dag, terwijl tot nader zou verschoven blijven de vraag, of het pensioen op den duur al of niet door invaliditeitsrente ral zijn te vervangen. Wil men tot daden komen dan is deze weg welhaast de eenig practische mogelijke. Ook dr. Bos'is er van overtuigd, dat bij afwerking der plannen van de re geering de oude behoeftigen in het allergunstigste ge- Val nog (i ;t 7 jaren geduld zullen moeten oefenen, voordat zij in het genot van eenige rente zullen treden. En hoeveel kan er gebeuren, waardoor deze termijn nog zeer aanmerkelijk wordt verlengd? Na de lange lijdensgeschiedenis, die deze zaak heeft doorloopen kan daarmede „toch niemand vrede hebben. Niet vlugger zou het, gaan, indien de regeeringsplannen werden Ier zijde gesteld en in de piauLs daarvan onverwijld een ziekteverzekering, gecombineerd met een invaliditeits verzekering werd ter hand genomen. De ziektewet kan niet losgemaakt worden van een wijziging der Onge vallenwet en van een geheel nieuw te ontwerpen ge decentraliseerde organisatie van het Rijksverzekcrings- wezen. Reeds om die reden zou deze oplossing veel voelen in de aard hebben, zelfs al wist men precies hoe men zich elk dier regelingen voorstelde. Dit is echter allerminst bet geval. Niet alleen heersehl nog volstrekt geen communis opinio omtrent de richting, waarin do wijziging der Ongevallenwet zal moeten ge schieden, maar men is nog niet zoover, dat een keuzo tusschen enkele scherp omlijnde denkbeelden kan wor den gedaan; de ziekteverzekering is oen uilerst lastig stuk werk, omdat daarbij ral zijn rekening te houden met het vele, dat op dit gebied door het particulier initiatief is tot stand gebracht, en om de bovenge noemde reden vrees ik, dat de invaliditeitsverzekering een puzzLo is, waai- de wetgever voorshands niet uit komt. Daartegenover staat de ouderdomspensionneering als een uit een oogpunt van wetgevingstechniek en or ganisatie betrekkelijk veel eenvoudiger materie. Zoo men dezen maatregel ernstig' wil, kan hij in enkele jaren worden tot stand gebracht. Ware het daarom inderdaad niet het beste op dit oogenblik alle krachten daarop samen te trekken, on- gepraejudicieerd latend de vraag, of het Staatspensi oen slechts voor een overgangstijdperk ral dienst doen dan wel een. blijvend karakter zal dragen? In, een vierde artikel in Het Vaderland spreekt mr. R. J. H. Patijn over de kosten der ouderdomszorg. De omstandigheden, zegt hij, hebben gemaakt, dat het vraagstuk der Staatspensionneering met eenige overhaasting aan de orde Is gesteld. Deze overhaasting ie een bron geweest van veel misverstand. Erkend kan worden, dat scherper belichting van de geldelijke gevol gen wenschelijk ware geweest. Mr. Treub's artikelen hebben de verdienste, daartoe te nopen. Indien de overschrijding der raming in Engeland in derdaad zooveel mocht bedragen, als mr. Treub rekent (50 percent), wat den heer Patijn voorshands nog niet zeker voorkomt, dan is dit, aldus schrijft hij verder, ongetwijfeld een tegenslag voor de voorstanders der staatspensionneering ook in Nederland. Hun daarvan een verwijt te maken ware echter even ongerechtvaardigd als het onbillijk zou zijn, den voor standers van het Duitsche verzekeringsstelsel, waartoe tot voor kort hier te lande zeer velen behoorden en mr. Treub nog behoort, de gebreken, die dit stelsel in de praktijk heeft vertoond, als een grief voor 'de voe ten te werpen. De officieele Engelsche kostenraming mocht zonder lichtzinnigheid als uitgangspunt worden gekozen. Voorts maakt mr. Patijn deze kantteekening: Dat indien inderdaad het Engelsche stelsel voor .ons land 25 millioen gulden zou moeten kosten, welhaast de eenige conclusie zou wezen, dat wij niet van de Staatspensionneering alleen, maar eveneens van de ouderdomsverzekering langs den weg der dwangverze kering zouden hebben af te zien, en dat den verschil lenden partijen, zoo rechts als links, eigenlijk niet veel anders zou overblijven dan te verklaren, dat men zich vergist heeft. Immers zoo een uitkeering van f 3 per week aan de behoeftige 70-jarigen een uitgave van f 25 millioen 's jaars vordert, dan zou een verzekerings stelsel voor de 65-jarigen, met inbegrip van de vroeger door invaliditeit getroffenen, wegens premiën en Rijks bijdrage veel meer dan 't dubbele eischen, gezwegen nog van de groote administratiekosten, die een derge lijke regeling zou na zich sleepen. Trouwens mr. Treub zelf becijfert de kosten van dat stelsel thans op 90 millioen gulden 's jaars. Voor 't leggen van een zoo zwaren last op de natie zou men, als puntje bij paaltje kwam, toch terugdeinzen. Maar is het cijfer van. 25 millioen gulden wel juist? Het treft al dadelijk, dat mr. Treub bij 't opstellen zijner berekening aan het Engelsche stelsel een uit breiding geeft door de bedeelden er in, te betrekken, die in Engeland geen pensioen genieten. Daar ten on zent de zorg voor de ouden van dagen een zeer groot onderdeel der armenzorg uitmaakt, moet men beginnen met van de 25 millioen gulden een belangrijk cijfer af te trekken. Hoeveel is niet te zeggen, aangezien voor zooveel mij bekend nergens is na te gaan, welk getal 70-jarigen en ouderen in ons land ten laste van de armenzorg komt. Deze opmerking weegt te meer, omdat in Engeland, waar het „workhouse" den hoeksteen van de armenzorg uitmaakt en de „out-door relief" (bedeeling) een veel kleinere plaats inneemt dan in ons land, vermoedelijk minder personen wegens bedeeling in de termen van uitsluiting van het Staats pensioen vallen dan eventueel bij ons het geval zou zijn. Maar ook afgezien hiervan komt het door mr. Treub gestelde bedrag den schrijver te hoog voor. De berekening van mr. Treub, zegt hij, steunt op de a priori onwaarschijnlijk klinkende onderstelling, dat terwijl het bevolkingscijfer van het Vereenigd Koninkrijk tot dat van ons land zich verhoudt als 45 millioen tot 6 millioen, dus als 7% 1, die ver houding voor de 70-jarigen zou zijn als 6 1. Dit is echter, naar mr. Patijn meent, onjuist. In de eerste plaats zijn er in Nederland niet 220.000 70-jarigen, zooals de heer Treu'o aanneemt, maar niet meer, vermoedelijk nog iets minder dan 210.000. En verder was het door mr. Treub aangenomen En gelsche cijfer blijkbaar slechts een ramingcijfer. Het artikel wordt voortgezet. TURKSCHE MOORDPARTIJEN. Berichten uit Adana, die gaan tot Mei, schilderen den toestand ais ongunstig en bevestigen dat zich hier en daar ook de troepen aan. moord en roof hebben schuldig gemaakt. Meer dan vijftien duizend Armeniërs, van wie drie honderd gewond zijn, hebben een toevlucht gezocht in Duitsche en Grieksolie fabrieken. Er heerseht gebrek aan voedingsmiddelen, en men vreest voor het uitbreken van besmettelijke ziekten. Nog altijd wordt er geplunderd en gemoord. Hoewel hier en daar ook eigendommen van, Europeanen beschadigd zijn, zijn het toch over 't geheel de Armeniërs die het ontgelden moeten. De Europeanen worden ontzien. Een Fransch zeeofficier, die den toestand ter plaatse opnam, schrijft daarover aan de Figaro: In de infirmerie liggen de gewonden. Een oude moe der wordt er verpleegd, die door sabelhouwen op de vreeselijksbe wijze was verwond, nadat men haar doch ter voor haar oogen had gedood, na het meisje eerst de gruwelijkste mishandelingen te hebben doen on dergaan. De oude vrouw wordt juist verbonden. De woeste lingen hebben haar aan het hoofd gekwetst, een voet afgehakt en een arm. De stumperd is krankzinnig. Zij mompelt bijna onverstaanbaar voor zich heen: Onmo gelijk, onmogelijk! Zoo gaat dit treurig verhaial voort. Het is ijslijk. Een gruwelijke bijzonderheid nog: Een drieduizendtal ver moorden, neergeschoten, werden in de rivier geworpen. De officier zag ze drijven die lijken, onherkenbaar verminkt. Een lijkje van een kind van een jaar of vijf, een man, het lichaam met sabels van de keel tot aan den buik opengereten, armen en boenen afge kapt. Beestachtig, en angstwekkend, die grenzenlooze fanatieke wreedheid.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 5