Bericht
Soldaten=eer.
Woensdag 19 Mei 1909.
53ste Jaargang No. 4505.
Uitgevers s TRAPSMIJtll Co,
EERSTE BLAD!
Op HEMELVAARTSDAG zal
geen nummer van dit blad
verschijnen.
De Uitgevers.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
FEUILLETON.
Binnenlandscb Nieuws.
Dit blad verschijnt viermaal per weekDinsdag-, Woensdag-,
Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9
ure. worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
SCHACsEWI, Laan O 4,
Int ere. Telephoon No. 20.
Pry's per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
iiiiuiwiiMwiiiiiinii ummiymmmn i w
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
Zitting van Dinsdag 18 Mei.
EEN BERUCHT VOLKJE.
Het was een zeldzaam stelletje op de kast, de
twee eerste beklaagden. Jammer alleen, dat de hee-
ren, die gezamenlijk voor hunne heldendaden moes
ten optreden, niet present waren. Beiden behooren
tot de over 't algemeen nogal gevreesde woonwagen
bevolking.
De een heet Martinus Antonius Jansen, is 28 jaar
en te Utrecht geboren, de ander is Jacobus Christi-
aan Raar genaamd en is een 39-jarige Rotterdammer.
Met hun woonwagen vertoefden ze dit voorjaar
nabij Den Helder. Daar ze niet erg royaal in hun
paardenvoer zaten, waren de niet ver van hunne
woonwagens staande hooiklampen een welkome buit.
't Was echter nu juist niet naar den zin van
de respectieve eigenaars Klaas Blom en Klaas Len-
gers, dat de beide zwervelingen zich aan hun hooi
vergrepen en elk een hoeveelheid meekaapten, die
later onder ieders woonwagen werd teruggevonden.
Daar Klaas Blom hen met buit beladen had zien
tippelen en evenals Lengers spoedig vrij wat hooi
miste, werd niet verzuimd, aangifte van een en ander
te doen.
Nu kwam het er voor de leden van het roofzuch
tige nomadenvolkje maar op aan, redzaam te zijn.
Dat ze met de waarheid best een accoordje durf
den te maken, bleek al spoedig.
Jansen had de brutaliteit om zich aan de politie
bij verhoor voor te doen onder den naam van Joh.
v. d. Slum, terwijl zijn maat ook een valschen naam
opgaf en H. J. v. d. Berg wou heeten. Wat 't
hooi, dat onder hunne respectieve woonwagens was
aangetroffen, aangaat, dat hadden ze, zooals ze ver
klaarden, aan de hooiperserij te Alkmaar gekocht.
De valschheid der opgegeven namen kwam echter
aan 't licht; ook kreeg men voldoende bewijsgronden
voor den hooidiefstal om de zaak naar de openbare
terechtzitting te verwijzen.
Nadat de getuigenreeks had afgedaan, kwam de
heer Officier aan 't woord om eens te zeggen wat
hij er van dacht.
Ten opzichte van den diefstal ten nadeele van
K. Blom achtte Z.E.G. niet voldoende bewijs gele
verd. Doch wel ten opzichte van dien, waarbij Klaas
Lengers werd benadeeld.
De eisch, wegens den door twee personen in ver-
eeniging gepleegden diefstal ingesteld, was tegen elk
hunner éen maand gevangenisstraf.
AL ZEER ONDANKBAAR.
No. 2: Joh. Theodorus Dekker, een 25-jarige Am-
sterdamsche sigarenmaker, een zwerveling eigenlijk,
die nog te Amsterdam woonachtig heet te zijn en
sinds eenigen tijd gedetineerd is in het Huis van
Bewaring te Alkmaar. En dat wegens diefstal... 't
liefst nog wel bij zijn grootmoeder gepleegd.
Den 22 April jl. naar Enkhuizen op weg zijnde,
was hij al moede toen hij te Bovenkarspel kwam.
Daar stak hij ereis op bij zijn grootmoeder, mej.
de weduwe Pieter Groot, bij wie hij zelfs nachtver
blijf genoot.
üp 't bedbordjo stond naast zeker fabrikaat van
Regout uit Maastricht, ook een paar llinke nieuwe
knoopschoenen. Die wekten in hooge mate do be-
geerigheid van den gesjochten jongen op, want zijn
schoeisel was in 'n hoogst treurigen staat. Hij liep
er meer dóór, dan er in.
En onze sigaren-producent stapte in 't stevige schoei
sel, waarvoor inplaats hij zijn eigen ellendig tweetal
vodden op 't bedplankje deponeerde.
Nadat hij heengegaan was, kwam natuurlijk uit, dat
hij aan 't gappen was geweest, en Jan Broer, deEnk-
huizcr rijksveldwachter werd met de heele geschiede
nis in kennis gesteld en wist den dief at gauw op
te sporen.
De O. v. J. achtte het een absoluut verkeerd feit
en vond liet bewijs geleverd.
En al schrijft beklaagde nu nóg zulke roerende brie
ven aan zijne familie en al heeft hij, na onlangs pas
uit de gevangenis te zijn ontslagen, wonder mooie be
loften gedaan om beter op te zullen passen, toch
geeft lnj nu al weer sprekende bewijzen dat hij zijn
verder leven met roof wenseht door te brengen. De
eisch luidt: 6 weken gevangenisstraf.
Mr. de Lange, die als verdediger optrad, wees op
beklaagde's zwak gestel, naar lichaam en geest, on
danks den bloeitijd zijns levens. Tot diepe droefheid
kan beklaagde's verhaal omtrent zijne levenservaringen
stemmen.
Ook heeft de arme een slecht gezicht.
Herhaaldelijk is hij dan ook afgekeurd voor 's lands
dienst, 't Sigarenmakcn kan hij slechts ten deele.
Gaarne zou pleiter hem onder keur en 'doelmatige
voeding zien gesteld en de straf zoo kort mogelijk
bepaald zien, opdat beklaagde nog aan 't werk zal
kunnen komen.
TWEE DRONKEN BROERS.
Beklaagde No. 3 is Willem Dekker, een 28-jarig
arbeider, geboren en wonende te Broek op Langen-
dijk, die t den 17den April j.1. niet goed vond, dat
de politiemannen Fijen en Tin te Alkmaar zijn broe
der Piet, in zijn schabberlakken namen en een handje
wilden helpen om te komen waar zij hem hebben wil
den.
Piet was dronken en de historie meldt, dat ook
Willem wat had gebruikt dat bij hem eenigszins den
afkeer van de rechte lijn in de hand werkte bij 't
gaan.
Maar zijn optreden als vurig redder vair zijn broer
deed hem een verbaaltje wegens wedersparinigheid op
kropen en dat de O. v. J. met 't voorgevallene nu
juist niet wensehte te schertsen, bewees wel den eisch
tot f 20 boete, subsidiair 10 dagen hechtenis.
EEN TWEEDE 1'ORTIE.
No. 4 van de abonnements-voorstelling was weer
onze zelfde Jacobus Christiaan Raar, dien we al in
't eerste zaakje hebben aangetroffen.
Nog altijd was hij afwezig.
Den 7den April was hij in zoo'n allerprettigste stem
ming, dat hij zijn hart in 't lied lucht begon te ge
ven, krachtige tenor als hij is.
De rijke voorraad hooi, bij Lengers en Blom op
gedaan, bracht zeker tot die jubelende stemming niet
weinig bij en ookhij speerde centen, want na
den zang werd aan „rente-ophalen" terdege gedacht.
Maar de Heldersche desbetreffende gemeentelijke po-
20.
HOOFDSTUK XIV.
De handelsraad Eger bereidde een groote finan-
cieele onderneming voor. Er was sprake van de op
richting eener naamlooze vennootschap, die zich ten
doel stelde om steenkolen uit te graven in een
streek, die tot dusverre nog niet geëxploiteerd was.
Eger had van een grondeigenaar een groot stuk
land gekocht, dat zeer weinig geschikt was voor den
landbouw, maar dat steenkool heette te bevatten.
Voorzichtigheidshalve had hij den koop afgesloten op
een anderen naam en onder dien valschen naam had
hij dan ook boringen laten doen.
Op buitengewoon geraffineerde manier had hij, en
hij was daarbij geholpen door den vorigen eigenaar,
de gunstigste berichten in omloop gebracht over de
resultaten van die boring. Volgens die geruchten be
vatte de grond een onuitputtelijke massa steenkool,
In verschillende couranten kwamen artikels voor,
waarin er op gewezen werd dat deze ontdekking
voor de tamelijk armoedige streek een goudmijn kon
worden. Duizenden zouden daaruit kunnen putten en
tot rijkdom komen. Vooral wees men op de gunstige
ligging van de steenkolenlagen, en de nabijheid van
oen spoor en van een door groote schepen bevaarbare
rivier. Men vergat vooral niet om mee te.deelen, hoe
arme grondbezitters op wier gronden steenkolen wa
len ontdekt geworden, spoedig rijke menschen gewor
den waren. Er werden zelfs namen genoemd van
betrouwbare mannen, die deze beweringen konden
bevestigen.
Door deze goed voorbereide voorstellingen was be
reikt, wat Eger gewenscht had. Duizenden spraken
van de nieuw ontdekte schatten.
Reeds waren er velen die verlangden op deze ge
makkelijke manier spoedig rijk te worden. Die men
sehen waren als door een koorts aangetast. Hun hoop
en verwachting vermeerderden bij den dag. De men
schen twijfelden niet het minst aan de waarheid
dezer berichten. Het was immers waar, dat de streek
uiterst gunstig gelegen was; die nabijheid van spoor
en groot vaarwater was volkomen in orde en het was
ook waar, dat grondbezitters op wier gronden steen
kolenmijnen waren ontdekt, binnen korten tijd rijk
Waren geworden. Er werden eenige namen genoemd
van millionnairs die hun vermogen op deze wijze
hadden verdiend.
Eger was in een Zondagsch humeur, want de stem
ming die er onder het publiek voor zijne onderne
ming heerschte, was veel gunstiger dan hij ooit had
durven verwachten. Zijn plan om het land met veel
winst aan de op te richten maatschappij te verkoopen
kon onmogelijk meer mislukken. De oprichting dier
maatschappij bevorderde hij dus met zeer grooten
ijver.
Nog was zijn naam bij de bespreking dezer onder
neming niet openlijk genoemd, maar in ingewijde krin
gen was het geen geheim meer, dat hij aan het
hoofd stond.
Maar daar verscheen in de courant van Kalsbach
een zeer kalm gesteld en kort artikel, dat de gun
stige ligging der streek en het aanwezig zijn van
steenkool toegaf, maar met nadruk betoogde, dat
de kolenlaag uit de genomen proeven was bewezen
zeer dun te zijn. Bovendien lag deze laag zeer diep,
was dus voor de ontginning zeer moeilijk en kost
baar. De baten zouden dus nooit de onkosten kun
nen dekken.
Dr. Kalsbach waarschuwde al zijn lezers toch vooral
in deze onderneming geen geld te steken.
Toen Eger dit artikel las, was hij gewoonweg ra
zend. Dol van drift verscheurd hij de courant. Maar
spoedig herstelde hij zich weer. Hij kende de gun
stige strooming van het publiek voor zijne onderne
ming. Hij wist dat duizenden van rijkdom droomden
en alleen maar stonden te wachten om de acten te
teekenen. Hij lachte om het artikel, omdat hij er
zeker van was, dat het hem ditmaal al zeer weinig
zou kunnen schaden.
Maar zijn haat tegen Kalsbach werd er niet min
der op. Deze trad hem dus opnieuw in den weg,
ofschoon zijn dochter toch met diens zoon verloofd
was. Hij was er heilig van overtuigd dat het arti
kel door Kalsbach zelf was geschreven. In zijn ver
bittering schreef hij een zeer heftig antwoord, na
tuurlijk zonder zijn naam eronder en liet dat in
een hem bevriend blad plaatsen. In de vaste overtui
ging dat Kalsbach niets van zijn onderneming wist,
daar hij anders nog wel meer zou hebben gezegd,
beschuldigde hij hem botweg van laster. Eger schreef
dat Kalsbach de grootste onwaarheid had uitge
kraamd. Hij schreef, dat de twijfel aan het rente-
gevend vermogen van de onderneming het zekerste
bewijs was, dat de schrijver van het artikel zich
niet het minste had bekommerd om bewezen daadza
ken. Deze beweerde dat de kolenlagen dun waren,
terwijl de boringen juist het tegendeel hadden bewe
zen en bovendien nog hadden aangetoond hoe voor
treffelijk de kool was. Het artikel was een meester
stuk van lichtzinnige beweringen en afschuwelijke
onwaarheden; het was weer een dier couranten-ma
noeuvres, wier doel niet moeilijk viel te raden, want
ilicverordening laaf zulk zingen zonder toestemming
niet toe. -
En die had Raar niet.
De politieagent Jan Noot, dio den zanger aantrof
met vrouw en drie kinderen, verklaarde hemi dat hij
zijn uirrestant was, maar toen raakte Raar direct in
volle actie en hevig verzet.
Een aanlal in woonwagens onderdak vindende „schoo
nen" kwamen met echt vrouwelijke hartelijkheid den
in 't nauw gedreven zanger helpen en wist 't zoo han
dig aan te leggen, dat Noot zijn arrestant kwijt raakte,
die later - met meerdere politiehulp zijn lot toch
niet ontging.
De eisch tegen Raar was 6 weken gevangenisstraf.
OM EEN KLEINIGHEID.
De volgende beklaagde, Gerlof v. d. Hulst 'uit Span
broek, was ook absent.
Hij kreeg op Zondag 4 April j.1. in de herberg
„De Hervatting" van den heer Edel te Wpgnum ru
zie met Jan Slot, een arbeider uit Berkhout. Eenige
andere menschen, de Opmeerder visscher Willem Blan
ken, de Hoogkarspelder landbouwer Klaas van Veen,
benevens K. Appel en een zekere Loos, waren in hei
café aanwezig.
De aanleiding tot den twist zocht heelemaal geen
diepen grond, maar eene aanmerking door Slot ge
uit, had ten gevolge dat Van der Hulst hem een
fikschen klap in 't gelaat gaf. Daarvan werd aan
gifte gedaan.
Slot sloeg niet terug.
De eisch, tegen den dader ingesteld, luidde f 20
boete of 20 dagen hechtenis.
DIEFSTAL.
De volgende beklaagde was een zekere J. C. de
Groot, een arbeider uit Winkel, die aldaar dit voor
jaar een mestvork wegnam toebehoorende aan mej. dt
wed. W. Honigh, aldaar en welk stuk gereedschap
hij aan den te Winkel woonachtigen veehouder A.
Knecht verkocht voor 75 eents.
Nadat de getuigen A. Knecht en mej. de wed.
Honigh, benevens een boerenknecht P. Hartman ge
naamd, waren gehoord, kwam de O. v. J. aan het
woord, die, het bewijs geleverd achtende, 2 weken
gevangenisstraf tegen beklaagde eischte.
KOOPMAN-VAN-ALLES.
Nu krjjgen we feitelijk den hoofdschotel van deze
zitting althans de zaak die den meesten tijd in
beslag nam, hoewel het eene zaak is, die we al
eens in de courant hebben beschreven in deze ru
briek.
't Is namelijk niet meer of minder dan een verzet-
zaak. Barend Velleman, de 19-jarige Alkmaarsche
opkooper van al wat maar op te koopen valt, was
in verzet gekomen tegen zijn op 20 April door de
rechtbank bij verstek gewezen vonnis tot eventjes
6 maanden gevangenisstraf wegens heling. De uit
voering van dat vonnis was nog niet aangevangen,
toen Barend den 12den Mei jl. in verzet kwam. Dien
overeenkomstig moest hij nu andermaal terechtstaan.
En dat wel, zooals we weten, ter zake van het
feit, dat hij den 27sten November jl. te Alkmaar,
optredende als chef in de zaak van Roosje Meiboom
(opkoopster wonende aan 't Groot Nieuwland) voor
f 13 oud koper, door diefstal verkregen, kocht.
Daar 't koopje 4 zware koperen glannen te
zamen ruim 80 K.G. woog en dus voor omstreeks
15 cent per K.G. was gekocht en voor 58 cent
per K.G. werd van de hand gedaan, mocht 't een
aardig zaakje heeten, het in de handen wrijven wel
waard.
Maar leélijker werd 't, toen de politie er zich in
ging mengen.
Nu staat de zaak van Roosje juist niet zoo heel
goed aangeschreven bij de politie.
het stempel van den schrijver droeg het maar al te
duidelijk.
Eger wreef zich vergenoegd de handen, toen hij
zijn artikel gedrukt las. Geen woord ervan vond hij
te hard. Ja het speet hem nog niet scherper uit
drukkingen te hebben gebezigd. Zijn bestrijder was
volgens zijn meening geheel en al verslagen, want
openlijk had hij hem als leugenaar gebrandmerkt.
Hij had een groot aantal exemplaren van de cou
rant waarin zijn artikel geplaatst was, besteld en in
de stad laten verspreiden. Volgens zijn overtuiging
moest daardoor het vertrouwen in de onderneming
nog zijn vergroot.
Toch nam hij den volgenden morgen niet zonder
een gevoel van onrust de courant van Kalsbach ter
hand. Hij verwachtte wel een antwoord, een verweer
tegen zijn bewering, dat Kalsbach gelasterd had.
Zijn oog doorvloog de courant, maar nergens kon
hij een woord van verontschuldiging of verweer vin
den.
Een zegevierend lachje speelde er om de lippen
van Eger.
„Hij is bang voor me!" riep hij uit. „Hij voelt
zich tegen mij niet opgewassen en zwijgt dus liever
geheel, dan té moeten erkennen zijn grooten mond
te hebben voorbij gepraat."
Maar Eger had te vroeg gejuicht. Den volgenden
dag verscheen in het blad van Kalsbach een door
hem onderteekend artikel. Op zeer kalme wijze schreef
Kalsbach, dat, daar men zijn blad verweten had
lichtzinnige beweringen en afschuwelijke onwaarhe
den te hebben verkondigd, hij het voor zijn plicht
hield den waren stand van zaken uiteen te zetten
en het dan aan het oordeel der lezers over te laten
wie er in deze zaak de waarheid had gediend. Hij
gat nu een nauwkeuriger verslag van alle tot dus
verre gedane boringen, gaf in juiste cijfers de dikte
van de kolenlhag, en bewees naar het oordeel van
vakmannen, dat de exploitatie der kool, die boven
dien nog was van een inferieure kwaliteit, in geen
geval de groote onkosten kon dekken. Tenslotte ver
klaarde hij, desgevorderd het bewijs van elk feit
nog nader te zullen leveren.
Den handelsraad ontzonk het blad aan de hand;
het duizelde hem; hij wilde met geweld uit zijn
stoel opspringen, maar als onder centenaarsgewicht
gebukt, viel hij weer in zijn stoel terug.
Hij was te slim, om niet dadelijk te begrijpen,
dat dit artikel juist door zijn kalmte en beslistheid,
door de nauwkeurige opgaven der uitkomsten van
de boringen, de door hem op touw gezette onderne
ming volkomen onmogelijk maakten.
Hij had Kalsbach wel kunnen vermoorden. Kals
bach verzette zich tegen al zijn ondernemingen en
nu zou hij aan den zoon van dien man, die hem
Op dien Novemberdag kwamen Arie Lover en Kees
Elswijk (beiden gedetineerd) met 't bedoelde ge
stolen koper bij Dekker, een opkooper aan de overzij,
die ze echter naar Roosje Meiboom verwees, waar
ze door Barend Junior werden geholpen. Eerst ont
vingen de twee dieven f 10, later kwam daar nog
90 cents (Barend zegt van f 2.90) bij, zoodat vol
gens de eene lezing zij f 10.90, volgens de andere
f 12.90 ontvingen.
In elk geval vér beneden de waarde, da's buiten
kijf.
We zeiden dan ook al, dat de jonge Velleman
terechtgestaan heeft en veroordeeld is.
Belangstellend vroeg Mr. Quintus, bijzittend rech
ter, of beklaagde uit Schagen kwam en of zijn vader
failliet was? Neen, Barend was wel in Schagen ge
boren, maar dat failliet was van zijn vaders broer.
Beklaagde beweerde dat hij niet wist dat 't koper
gestolen was, maar dat verweer ging niet best op.
Getuige Dekker, de buurman-opkooper, had menig
benauwd oogenblikje als getuige, want de E.A. hee-
ren hadden van zijn geloofwaardigheid geen hoog
denkbeeld.
Toen eindelijk alle getuigen a charge en a déchar
ge, gehoord waren, kreeg de heer Officier 't woord.
De O. v. J. betoogde in een kranig requisitoir dat
de straf bij vonnis van 20 April j.11. opgelegd, in alle
opzichten kon worden gehandhaafd.
Met nadruk wees Z.E.G. er op, dat 't eigenlijk een
groote knoeiboel was, die opkooperszaak van Roosje
Meiboom, waar de oude Velleman, diens kleinzoon
(debeklaagde) en verder ook nog Dekker, de buur
man, een rol in speelden.
De O. v. J. eindigde zijne rede, door te eischen dat
de straf van 6 maanden gevangenisstraf ongewijzigd
wordt gelaten.
Mr. Prins, de verdediger, had ook zijn woordje
klaar en vergastte ons op een lijvig pleidooi.
Beklaagde is kostwinner voor zijn grootvader en
grootmoeder, die beiden de 70 jaren al gepasseerd zijn.
Met den jongen Barend staat en valt de zaak.
Het wettig bewijs niet geleverd achtende, verzoekt
pleiter vrijspraak voor beklaagde en vernietiging van
het vonnis.
A.s. Dinsdag uitspraken.
GEMEENTERAAD WINKEL.
Raadsvergadering op 18 Mei 1909, nam 4 uur.
Alle leden zijn tegenwoordig.
De Voorzitter opent de vergadering en heet de le
den welkom, waarna de notulen der vorige vergade
ring worden gelezen en onveranderd goedgekeurd, met
dankzegging aan den Secretaris.
Ingekomen stukken.
De Voorzitter brengt in herinnering de gebeurtenis
allen reeds bekend, n.l. de geboorte onzer prinses,
en leest het daarvan ontvangen telegram voor, bene
vens de dankbetuigingen die zijn ingekomen van H. M.
de Koningin en II. M. de Kóningin-Moeder in antwoord
op dezerzijds gezonden gelukwenschen.
Een proces-verbaal van kasopneming van 29 Maart
j.1., waaruit blijkt, dat tot op dien dag was ontvan
gen f 27699.10 en uitgegeven f 27225,12. zoodat in kas
moest zijn en was f 473,98. boeken en bescheiden waren
eveneens in orde bevonden.
Een mededeeling van den heer P. Strijker, dat hij
zijne benoeming tot Armvoogd aanneemt.
Een bericht Van Ged. Staten dat het kohier Hoof-
delijken Omslag en Hondenbelasting, beiden dienst 1909.
zijn goedgekeurd.
dien bericht van Ged. Staten, dat de jaarwedde van
den Secretaris opnieuw is vastgesteld en goedgekeurd.
het halve leven had verbitterd, zijn dochter, zijn
eenig kind tot vrouw geven?
In zijn eerste woede besloot Eger de verloving da
delijk af te breken. Maar welke redenen moest hij
daarvoor opgeven? Nog was zijn naam bij de op
touw gezette steenkolenonderneming niet genoemd,
hij verkeerde nog maar steeds in de meening dat
die bij het publiek nog een geheim was. En zou hij
dan nu zelf bekend maken, dat hij degeen was, die
getracht had duizenden te bedriegen?
Hij sloot zich in zijn kamer op, om eens onge
stoord te kunnen nadenken. Maar de vraag die zich
steeds aan hem opdrong: waarom zou Kalsbach toch
dit alles weten? belette hem aan iets anders te den
ken. Kon hij het wagen Kalsbach openlijk uit te
schelden voor leugenaar, terwijl deze zich bereid had
verklaard alles wat hij had geschreven te bewijzen?
Moest hij niet vreezen dat Kalsbach nog meer in
gewijd was en zijn geheele plan haarfijn aan het
publiek zou uitleggen?
Aan de oprichting eener aandeelenmaatschappij viel
voorloopig niet te denken en zoodoende ontging
hem een groote winst, waarop hij volgens eigen over
tuiging het volste recht had. Dat was evenwel niet
het eenige wat hem zorgen baarde. Hij had de boer
derijen van den eigenaar gekocht en voor dat bedrag-
wissels in omloop gebracht. Hij moest die wissels
nu betalen, zonder voorloopig eenig uitzicht te heb
ben het land weer te kunnen verkoopen. De borin
gen hadden veel geld gekost, en hij had al reeds
overlegd, hoe hoog hij deze kosten de nieuwe maat
schappij in rekening zou brengen. En nu moest hij
cok dit verlies geheel alleen dragen.
Hiertegen verzette hij zich met alle macht. Maar
tevergeefs peinsde hij op een middel om een uitweg
te vinden. Wilde hij zijn goeden naam niet benadee-
len ,dan bleef hem niets anders over, dan zich den
schijn te geven, dat dit alles hem niets aanging.
Met een zeer zwaar hart besloot hij daartoe. Hij
beproefde den onverschillige te spelen, terwijl het in
zijn binnenste kookte en ziedde.
Het moeilijkst viel het hem zich tegenover Her-
mann te beheerschen. Hij poogde aan zijn toorn een
weinig lucht te geven, door elke gelegenheid aan
te vatten, om met onverholen genoegdoening te pra
ten over de tegenover Hermann's vader ingebrachte
aanklacht. Hij zeide rondweg, dat hij het volkomen
met den overste eens was en dat het noodig tijd
werd dat die verregaande brutaliteiten der couranten-*
uitgevers gestraft werden.
Wordt vervolgd.