Adreas Hofer,
Soldaten»eer.
53e Jaargang. No. 4510.
Zaterdag 29 Mei 1909.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
te Winkel.
De held van Tirol.
O
Aan eene correspondenlie van de N. Holt. Courant
ontleenen wij onderstaande belangwekkende bizonder-
heden over den opstand van Tirol, thans juist een,
eeuw geleden, Napoleon Bonaparte, de groote Keizer
der Eranschen, was Tirol, dat bij liet Oostenrijksche
Rijk behoorde, binnengetrokken en had deze landstreek
overwonnen. Onder leiding van Andreas Ilofer begon
nen de dappere Tirolers den opstand en hun geliefd
Tirol werd werkelijk van de Fransehen bevrijd, zij
liet dan ook maar voor een korten tijd.
De geschiedenis van deze roemruchte dagen en
van de groote rol, die Andreas ilofer hierin heeft
gespeeld, vinden in onderstaande eene plaats.
In Februari 1809 waren in Weenen alle afspraken
voor den opstand gemaakt en reisden de Tiroler aan
voerders, onder wie Andreas Hofer, weer naar hun
land terug om het noodige voor te bereiden, In een
schuilhut van het Gemsgebergte kwamen de leiders
bijeen: Hofer, de waard Speckbacher, de beroemde
Kapucijner pater Haspinger en anderen. Einde Maart
brak de oorlog tusschen keizer Frans en Napoleon op
nieuw uit, en nog voordat de Oostenrijksche gene
raal Chasteler in Tirol kwam, had Andreas Hofer
al de vijandelijkheden begonnen, toen de Beieren bij
proclamatie iedereen dreigden te fusileeren bij wien
een geweer gevonden werd. Dit bevel, in plaats van
af te schrikken, bracht de gemoederen uog meer in
beweging en verhaastte de uitbarsting. Door allerlei
van te voren afgesproken seinen, waaronder roode
vlaggetjes die de rivier afdreven en vuren op de
bergtoppen, werd afgekondigd dat het uur tot han
delen gekomen was. En zoo goed was alles georga
niseerd dat het Beiersche en 't Fransche leger reeds
een paar dagen later tot capitulatie gedwongen wer
den, nadat de waard Straub ze bij Hall verslagen
had. Dit gebeurde op den 13den April, 5 dagen na
het uitbarsten van den opstand. Heel Noord-Tirol en
de hoofdstad werden van den vijand bevrijd en onder
eindeloos gejubel werd twee dagen later Innsbruck
door de Oostenrijksche geregelde troepen bezet. In-
tusschen had Andreas Hofer, die ten Zuiden van
den Brenner het bevel voerde, evenmin stil gezeten.
Op den llden April had hij een sterke afdeeling in
de buurt van Sterzing vernietigd, waarbij hij een
handig gebruik gemaakt had van hoog beladen hooi
wagens, waarachter zijn manschappen zich hadden
kunnen dekken. Daarna zuiverde hij de aangrenzen
de dalen van allerlei kleine vijandelijke afdeelingen,
rukte op den 13den April Bozen binnen, veroverde
de stad Trente, zoodat einde April geen vijand meer
in Tirol was.
Intusscben werden de voordeelen in Tirol vrijwel
vernietigd door de nederlaag van het Oostenrijksche
leger in Beieren en door de verovering van Weenen
door Napoleon. De krijgskunst van aartshertog Ka-
rel bleek onmachtig te zijn tegen Napoleon's genie,
terwijl het Oostenrijksche leger, hoe goed van wil
ook, veel te langzaam manoeuvreerde en nog te
weinig geoefend was in de nieuwe Fransche oor-
logstaktiek.
In die tusschenbedrijven was maarschalk Lefebre
met 3 Beiersche divisies Tirol weer binnen gerukt
en bezette hij Innsbruck op den 19den Mei.
Had de Fransche generaal gedacht het land daar
door weer veroverd te hebben, dan bleek gauw dat
hij zich deerlijk vergist had en niet met Andreas
Hofer rekening had gehouden.
Want nauw had deze vernomen wat gebeurd was,
of hij vaardigde in Trente (welke stad hij bezet
hield, om te verhinderen dat een Italiaansch leger
de Franschen te hulp kwam) een manifest uit, waar
in hij de hoofden van zijn commando verzocht met
al hunne manschappen naar Sterzing te komen en
zich daar met hem te vereenigen. En nadat dit ge
daan was, marcheerde hij met zijn boeren over den
Brenner naar Innsbruck om die stad te heroveren.
De eerste poging daartoe mislukte, Maar toen hij den
tweeden dag nog wat versterking had gekregen,
versloeg hij op den 29sten Mei de Beieren bij den
berg Isel (een berg even buiten Innsbruck) en trok
c i n volgenden dag zegevierend de hoofdstad binnen.
Dit tweede gevecht was gewonnen door den ontem-
baren strijdlust van Speckbacher en de energie van
pater Haspinger, die met het kruis in de hand zich
aan het hoofd der strijders gesteld had.
De vreugde over de nieuwe zegepraal was echter
van korten duur. Andreas Hofer was reeds lang weer
naar zijn dal teruggekeerd, toen midden Juli bekend
werd dat keizer Frans na de nederlaag bij Wagram
vrede had moeten sluiten en Tirol weer aan Beieren
had moeten teruggeven.
De eenvoudige Tiroolsche boeren begrepen daar
n'.ets van, want zij hadden vast vertrouwd op de be
lette, dat de Keizer geen vrede zou sluiten zonder
nat hun land bij Oostenrijk bleef. Eu daar zij in
hun eenvoud dachten dat deze het slachtoffer ge
worden was van allerlei diplomatiek gekonkel en
niet vrij in zijne handelingen was, verklaarden zij
z:ch niet aan die bepaling te onderwerpen en den
oorlog, op eigen vuist voort te zetten. Met de leuze,
nat ditmaal niet alleen het vaderland, maar ook de
godsdienst bedreigd was, waagden de dappere Tirolers
met den moed der vertwijfeling iets onmogelijks.
Ten derden male werd op den 13den Augustus op
den berg Isel gevochten, waarbij Adreas Hofer, of
schoon hij geen geschut bezat, door het voortreffe
lijke schieten zijner Tirolers (waardige voorgangers
van de Boeren in Zuid-Afrika) met 13.000 man de
overwinning behaalde op Lefebvre, die over 20.000
soldaten en 40 kanonnen beschikte. Maar helaas,
evenals na Magersfontein en Colenso, kon de boven
genoemde overwinning den loop der zaken toch niet
keereu.
De vurigste patriot moest welhaast inzien, dat zon
der hulp van Weenen de vrijheid niet te redden was,
al regeerde Hofer ook in 's Keizers naam nog een
tijd lang in Innsbruck. Met een gouden ketting en
dito medaille beloond, bestuurde hij met den titel
van oppercommandant Tirol zoo goed en kwaad als
het ging.
Op den 1-lden Oetobcr werd de vrede tusschen Oos
tenrijk en Frankrijk gesloten en daarmede Tirol voor
goed prijs gegeven. Andreas Ilofer, begrijpende dat
nu alles uit was vermaande bij een manifest van
den 7den November do zijnen tol onderwerping.
En daarmee begint de tragische wending van zijn
lot. Want opgehitst door ijveraars, zooalis Haspinger,
en misleid door val'sche .berichten, riep hij1 5 dagen
later het volk opnieuw te wapen. Daardoor maakte
hij zich tot een muiter en hoe treurig zijn einde
ook geweest zij, hij was niet zonder schuld. Hét eene
dal na het andere werd door een leger van 50,000
man veroverd, maar niet zonder dat door Peter der
Masswirt vlak vóór het noodlottige einde 1500 Fran
schen, die door een nauw dal van den Eisack mar
cheerden, door het naar beneden werpen van rots
blokken gedood werden, waarvoor die moedige man
J in Bozen op het schavot kwam. En onwillekeurig
denk ik daarbij aan de Ia Rey, die ook kort vóór
den Vrede van Vereeniging een Engelsche afdeeling
verpletterde en Methuen gevangen nam.
Andreas Hofer was met vrouw en kind naar een
bijkans ontoegankelijke schuilhut op de Earllcisalpe
gevlucht. Hier hield hij zioh verborgen, totdat een
„Judas", met hame Staffier, verleid door den prijs
die op Ilofer's hoofd gesteld was, hem verried.
Op den 27sten Januari 1810 werd de hut van alle
kanten door soldalen omringd. .Staffier had ze ei'
heen gebracht. Kalm en gelhten trad Hofer naar
buiten, slechts voor zijn vrouw en kind om genade
j verzoekende. Hij werd eerst naar Bozen gebracht en
j later naar Mantua, waar hij door den krijgsraad als
rebel ter dood werd veroordeeld. Op den 20sten Ee-
bruari, 's morgens om 11 uur, werd hij gefusileerd.
i Men wilde hem een doek voor de oogen binden, maar
Hofer weigerde. Fier riep hij nog op het laatst
1 „leve Keizer Frans", waarop het eerste salvo op
hem gelost werd. Het executie-peleton schoot slecht;
ook bij het tweede salvo was hij nog niet dood.
Eerst het derde, maakte een eind aan zijn leven.
Zijn lichaam, dat eerst in een kuil werd geworpen,
werd later opgegraven en in 1823 in de hofkerk van
Innsbruck bijgezet.
In Duitsc'hland en ook elders ging een kreet van
verontwaardiging op over de laffe en onnoodige
wraakneming van Napoleon op een tegenstander, die
moreel veel hoogcr stond. Maar de rol van Keizer
Frans is tegenover Andreas Hofer, die met zijn naam
op de lippen stierf, ook niet mooi geweest. Hij liet
hem kalm in den steek en offerde hem om dynastieke
redenen koelbloedig op aan de wraak van Napoleon.
Vervolg van Donderdag.
De beer Goeman Borgesius vervolgt na de pauze
zijn rede met te behandelen liet programma der Libe
rale Unie.
De Liberale Unie heeft maar een kort programma.
De Liberale Unie tracht met handhaving van de be
ginselen van 1905, grondwetsherziening ta krijgen,
om zoodoende te komen tot algemeen stemrecht,
daarnevens een sociale hervorming die beoogt de
zorg voor de ouden van dagen, bij voorkeur in de
richting van een staatspensioen, om diegenen te
steunen, die oud -geworden zijnde, niet meer in
hun levensonderhoud en dat van hun gezin kunnen
voorzien.
Het eerste punt is grondwetsherziening, om zoo
doende te krijgen algemeen stemrecht. Of het district
Enkhuizen zich voor dit punt wel zoo heel warm zal
maken, betwijfel ik zeer. Vooral omdat dit district
ten opzichte van het stemmen in een zeer gunstige
conditie verkeert. In het district Enkhuizen stemt
73 procent van de 25-jarige burgers. Dat is nog
geen 100 procent, maar zelfs bij liet meest mogelijk
uitgebreide kiesrecht zal nooit 100 procent worden
bereikt, en zullen altijd.uitgestotenen zijn als krank
zinnigen, gevangenen enz. Maar het is niet overal zoo
gunstig met het percentage kiezers, bijv. in de groote
steden Amsterdam en Rotterdam bedraagt dat niet
meer dan 40 tot 50 procent. Niemand is eigenlijk
over de bestaande kieswet tevreden dan misschien
de maker zelf, die haar eenmaal mensclielijk volmaak
heeft genoemd. Wanneer er een nieuwe kieswet zal
worden gemaakt zal niemand er aan denken ze weer
zoo te maken. De belastingkiezer wordt zonder om
slag door de autoriteiten zelf op de lijst gebracht,
maar er zijn ook nog loon- en examenkiezers, zij
die een huls bewonen van een zekere huurwaarde.
Deze allen moeten met den hoed in de hand naar
het stadhuis, om te vragen of zij op de lijst wor
den geplaatst. Dat is dubbel onaangenaam èn voor
die kiezers èn voor het bestuur der kiesvereeniging.
Deze toch moet tweemaal strijd voeren, eerst met
de kiezersteelt, later met de stemming.
Waarom ben ik zoo warm voor algemeen kiesrecht?
In de eerste plaats omdat ik het vind een eisch van
recht en billijkheid. Honderdduizenden onmondigen
loopen nu nog in ons land rond. En is ons volk dan
minderwaardiger dan in andere landen, bijv. in Fran
krijk en Dultschland, waar algemeen kiesrecht reeds
lang is?
Waarom ik voor algemeen kiesrecht ben? Omdat
ik vertrouwen stel in ons volk in al zijn '-.tanden
en geledingen. Ons volk is vrijheidlievend, ons volk
is een ordelievend volk. Dat ons volk liet algemeen
kiesrecht niet zal kunnen gebruiken, is een droom
beeld. Mochten partijschappen het al eens verdeelen,
bij slot van rekening zal de goede gedachte blijven
I zegevieren, het gezond verstand zal boven komen.
I Ik ben voor algemeen kiesrecht, ook al vreest men
een versterking van zijn politieke tegenstanders. Al
zegt men, dat zij er mee zullen vooruitgaan en ik
achteruit. Maar al gaan de Soc.-Dem. en Clericalen
er mede vooruit, dan is dat niet anders, het is een
eisch van recht en billijkheid voor het heele volk.
Ongerust maak ik mij daarover evenwel niet. Wel is
de politieke onverschilligheid onder de vrijzinnigen
soms ergerlijk, maar een krachtige propaganda die
j onder hen gevoerd moet worden, zal hen wel op
wekken. En bovendien, overal waar algemeen stem-
1 recht is hebben de Soc.-Dem. de meerderheid niet,
nergens vindt ge een meerderheid voor de Clericalen.'
Misschien alleen in België, maar daar is het algemeen
stemrecht verkapt, daar heeft een groote 2 stemmen,
de kleine 1 stem. Ik wil bovendien algemeen stem
recht, omdat het zoo opvoedend werkt, het schept
verantwoordelijkheidsgevoel
Denkt ge dat ik geloof, dat als straks een 300000
kiezers er zullen bijkomen, dat zij allen direct zulk
een goed gebruik zullen maken van hun stemrecht,
evenmin als alle tegenwoordige kiezers dat doen? Zij
zullen het moeten leeren. Maar die mensehen moeten
worden mondig verklaard, zij moeten ln het gebruik
gesteld worden van hun rechten, dat zal opvoedend
werken, dat zal geven een gevoel van verantwoorde
lijkheid. Anderzijds zal het als gevolg hebben, dat nu
allen meewerken wetten te maken, dat het dwaalbe
grip de wereld uit kome, dat een volk gelukkig te
maken is, alleen door wetten, dat alleen wetten ge
luk en welvaart brengen.
Goede sociale wetten kunnen een hulpmiddel daar
toe zijn, maar alleen wetten kunnen een volk niet
gelukkig maken. Het is alweer mijn vriend Modder
man die zeide: onder slechte wetten kan een volk
toch zeer gelukkig zijn; maar goede wetten kunnen
welvaart en ontwikkeling in hooge mate bevorderen.
Zeker de kern, het volk zelf moet goed zijn, ener
gie, particulier initiatief moet een volk vooruit brengen
dat alles moet met goede wetten samengaan, dan
kan er veel goeds tot stand worden gebracht. Het
heele volk moet optrekken om gewenschte wetten
te helpen tot stand brengen. Algemeen stemrecht
is voor onzen staat een kwestie van zelfbehoud. Het
is een juist woord, dat gezegd is, dat een staatsman
de bakens moet weten te verzetten, als bet getij
verloopt. De stroom in ons volk openbaart zich, dat
men meer zeggingschap wenscht.in bet staatsbestuur.
Als men dien tegenhoudt, zal die stroom gaan in ver
keerde richting. Dat is niet de schuld van de leiders,
of van het volk zelf, maar alleen van die staatslie
den, die de bakens niet hebben'verzet.
In de tweede plaats Staatspensionneering. Niet
staatspensionneering voor allen, niet zooals de bond
dat wil, niet voor de rijken, alleen voor de armen.
Om het den eersten te geven, daarvoor is geen en-
j kele reden. Behoeftigen echter kunnen zich op hun
ouden dag niet redden, de onvermogenden, de armen
hebben staatshulp noodig.
In Andijk trad er een Katholiek arbeider met mij
in debat die een Staatspensioen als ik zooeven aangaf
een bestelen van de schatkist noemde; hij protesteer
de er tegen om aan alle arbeiders pensioen te geven-
Er zijn toch onder de arbeiders menschen die flink
hebben gewerkt, die veel hebben verdiend, ook on-
der de landelijke bevolking, die goed voor vrouw en
j kind hebben gezorgd, dat die een pensioen kregen,
dat ging nog. Maar dronkaards, luiaards, enz., enz..
23.
Eger was woedend. Jij bent in de beoordeeling
van luitenant Schoenrock veel te ver gegaan," zeide
hij afkeurend. „Wie geeft u het recht zijn verleden
zoo op te halen en den man zoo te kijk te stellen?"
„Ik heb alleen gebruik gemaakt van het recht
van den verdediger," antwoordde Hermann.
„Dan moet dat recht noodzakelijk besnoeid wor
den," ging Eger voort. „Ik zou u bepaald aankla
gen."
„Schoenrock heeft dat recht; maar ik geloof met,
dat hij daar gebruik van zal maken, omdat hij weet,
dat ik volkomen de waarheid heb gesproken, en ik
in staat ben dat ook te bewijzen."
De handelsraad haalde de schouders op.
„Ik heb de woorden van den rechter van instruc
tie" met zeer veel belangstelling gelezen," zeide hij.
Het scheen Eger's plan te zijn Hermann te ergeren en
to beleedigen. „Ik ben het in alle opzichten met hem
eens. Wie geeft toch aan die couranten het recht,
zich op te werpen tot wachters der openbare zeden
en handelingen? Wat geeft u de bevoegdheid, zaken,
waarmede gij volmaakt niets hebt te maken, in het
openbaar te bespreken en af te keuren?"
„Wat in het openbaar Is geschied, daarover kan
osn leder in het openbaar spreken," antwoordde Iler-
riann hierop.
„En waarom doen de couranten dat? Om daaruit
munt te slaan. Elk publiek schandaal gebruiken zij
om daaruit een goudmijn te maken n atuurlijk vooi
zichzelf. Het raakt, hen niet of zij daarmee iemand
te kijk stellen en schade berokkenen en het publiek
is altijd dwaas genoeg, dit niet te begrijpen.
Hermann zweeg, doch Eger ging voort met de groot
"te minachting te spreken over de couranten, om
zoodoende zijn wrok tegen H'ermann's vader te kun-
,hen lucht geven.
„De couranten, die alleen maar speculeeren op
de babbelzucht van het publiek, die geen schandaal
laten voorbij gaan, hebben de meeste abonné's en
vérdienen het meest!" eindigde Eger. „Zij stellen
lederen armen duivel, die Iets op zijn geweten heeft,
te kijk -daar leven zij van. Ik gun hun die winst,
maar zij moeten niet den schijn aannemen alsof zij
dat alleen doen ter wille van de waarheid en het
recht."
Met een hoonend gelach, verliet hij de kamer.
Hermann voelde zich diep beleedigd.
„Uw vader wil mij krenken," zeide hij tot zijn
verloofde, met wie hij toen alleen bleef.
„Neen neen," antwoordde Toni, die hem zoo
veel mogelijk geruststelde. „Hij zal alleen maar on
aangename zaken hebben gehad en daarom zeer ont
stemd zijn."
„Al zijn woorden waren tegen mijn vader gericht,"
antwoordde Hermann. „Zij beleedigen mij dus des te
dieper, want ik heb niet alleen mijn vader lief, maar
ik acht hem hoog, zooals ik geen anderen man ter
wereld hoogacht. Uw vader verraadt zijn ergernis
over de vrijspraak te duidelijk en toch heeft mijn
vader den uwe nooit eenig leed gedaan."
Toni stelde alles in het werk om dit gesprek af
te breken en het gelukte haar inderdaad voor eenigen
tijd Hermann gerust te stellen. Maar de klove die
er tusschen haar vader en haar verloofde was ont
staan werd niet weggenomen.
HOOFDSTUK XVI.
Kalinka had niet een enkele maal de barones meer
alleen aangetroffen. Hij was derhalve zijn vurig ver
langd doel geen schrede nader gekomen, ja, hij scheen
er zelfs verder van af te zijn geraakt, want Schoen-
rock's arrest was intusschen ten einde en deze was
toen door de barones allervriendelijkst ontvangen.
Charlotte von Ortho scheen hem nu nog een groo-
ter raadsel. Kalinka kon onmogelijk gelooven, dat zij
eenige neiging voor den ex-luitenant had opgevat,
daar deze er in zijn burgerpakje alles behalve flink
en nobel uitzag. Hij wist bovendien dat zij zich door
hem beleedigd gevoelde, omdat hij een ander schoo-
ner en bekoorlijker had gevonden dan haar en
waarom liet zij er hem dan ook niets van blijken?
Wel wist Kalinka, dat het de barones een genoe
gen was met mannen te spelen, zij was coquet
maar dat alles zou hij haar gaarne hebben vergeven,
wanneer hij niet gevreesd had, dat zij slechts
met hem speelde. Deze gedachte verbitterde hem.
Kalinka zat in een niet allerbeste stemming op
zijn kamer, toen Schoenrock bij hem binnentrad. Hij
1 moest zichzelf geweld aandoen om zijn tegenzin in
dit bezoek niet te laten blijken.
„Kalinka, heb jij dat lange artikel gelezen?" vroeg
de gewezen luitenant, terwijl hij zich in een luien
stoel liet zakken en de beenen behaaglijk uitstak.
„Welk?" vroeg de schilder, ofschoon hij zeer goed
j wist waarop de ander doelde.
Wel over de terechtzitting van gisteren."
^Zeker, ik denk niet, dat er veel menschen in de
i stad zijn,' die het niet hebben gelezen."
„Wat zeg je ervan?"
Een spottend lachje speelde er nu om de lippen
van den schilder.
„De verloofde van mejuffrouw Eger heeft zich nog
al druk met u beziggehouden. Zijn teekening is wat
plat en hij had ze wel wat kunnen opsmukken,
maar
„Voor den duivel. Hij heeft mij gemeen uitgeschil
derd," viel Schoenrock hem in de rede. „Ik zal dat
maar zoo kalm niet aanzien."
„Klaag hem aan, wanneer gij bewijzen kunt, dat
hij gelogen heeft."
„Dwaas. Ik wil met het gerecht geen drommel te
maken hebben. Ik zal hem uitdagen, dat staat vast.
Ik wil voldoening hebben bloedige voldoening."
„Dat verwachtte ik wel van u, maar dat raad ik
bepaald af."
„Waarom niet?"
„Bij elk duel speelt het geluk een groote rol, het
kan in je nadeel uitloopen, dan zou ik mij daar slechts
een verwijt van maken."
„Dat had ik bepaald niet achter je gezocht," zeide
de ander lachend. „Maar maak je niet ongerust, ik
schiet den ander dood, of zal hem tenminste zoo tee
kenen, dat hij het niet meer zal wagen mij te belee
digen."
i „Heb je dan geen medelijden met zijn verloofde?"
vroeg Kalinka.
„Zet nu alle scherts eens terzijde de dochter
van den bankier is mij gladweg onverschillig," riep
Schoenrock uit. „Zij is in mijn oogen bovendien zeer
gedaald omdat zij zich verloofd heeft met een refe
rendaris. Wat dwaas."
„Bedenk je nu niet eens even, dat de tegenpartij
ook alle kans heeft om jou dood te schieten?"
„Kan een referendaris dan ook schieten?"
I „Waarom niet. Hermann Kalsbach is bovendien nog
officier."
„Nu ja, reserve," zeide de ex-luitenant en haalde
de schouders op. „Kalinka wil je mij een dienst be-
1 wijzen en mijn uitdaging aan dien mijnheer over
brengen?"
De schilder huiverde. Dat had hij niet verwacht
het paste hem heelemaal niet, elk aanrakinag
met het gerecht wilde hij voorkomen .Als hij de uit-
daging overbracht, liep hij alle gevaar om ter verant
woording geroepen te worden dan zou hij het ge-
1 recht bovendien nog eenige verklaringen moeten ge-
j ven omtrent zijn verleden dat wilde en dat moest
l hij vermijden. En nu had hij er zichzelf leelijk inge
werkt.
welk een recht konden die doen gelden op het Staats
pensioen, zoo vroeg hij. Do man had volkomen ge
lijk, want ik had vergeten te zeggen, dal er uitzon
deringen moesten zijn. Bij het Engelsche stelsel krijgt
ieder die minder dan f 300 eigen inkomen heeft een
pensioen, uilgesloten tuchthuisboeven, dronkaards en
dergelijken, ook zij die heel hun leven veel geld heb
ben verdiend, al dat geld hebben verkwist en vrouw
en kind gebrek hebben Laten lijden. Terecht moet
dergelijken het Staatspensioen worden geweigerd. Staats
pensioen moet zijn een erkenning van dien arbeider
en zijne verdiensten als mensch in de maatschappij. Do
arbeid op liet platteland mag niet zoo geestdoodend
en zwaar zijn, maar als men- 40jaar: van 10 tot 12 uur
per dag heeft gewerkt, dat de leden stram zijn, mag
er wel een tijd komen dat men zonder armoede lo
lijden niet behoeft te werken. Èn die menschen heb
ben niet genoog kunnen sparen, zij hebben alles noo
dig gehad en nu op hun levensavond de hand voor
een aalmoes tc moeten uitsteken, tc moeten aanklop
pen hij hun kinderen die het zelf niet kunnen mis
sen, dat is een schande voor onze samenleving. Zoo
gezegd, die menschen mogen geen gebrek lijden.
En dat een dergelijk beginsel van Christelijke zijde
zou worden gesteund, zoudt ge denken. Maar dat is
helaas niet zoo. Eenstemmig; is men aan do rechter
zijde legen Staatspensioen, men noemt het een ramp
voor het land; als diegenen die oud en arm zijn ge
worden een pensioentje ontvangen.
De anlirevolutionnairen noemen zulk een pensioen
onchristelijk. Men zou zoo zeggen dat het juist was
volgens de Christelijke beginselenMaar men kan daar
zoo van hebben tweeërlei opvatting. De eerste is die
van alge me ene naastenliefde, dia van helpen en steu
nen van alles wat dien sleun noodig heeft. Deze Chris
telijke deugd die ook op onze openb. scholen moet
worden geleerd, wat indertijd een Israëliet deed .zeg-
gen: schrijf dat in onze schoolwet, het onderwijzen
yan Christelijke deugden, die van naastenliefde mogen
ook onze kinderen wel leeren.
In de tweede plaats heeft nieif Christelijke beginse
len volgens de ordonnantiën Gods, volgens de letteren
van de Heilige schrift; daarin vindt men teksten
zegt men die voor Nederland het Staaispensioen af
keuren. Maar op mijne vraag waar men die kan vin
den, heb ik nooit nog antwoord kunnen ontvangen. Ik
dacht juist dat volgens de Schrift Staatspensioen was
te verdedigen, omdat daarin wordt geleerd eerbied voor
den grijsaard en die dan ook over te brengen in de
maatschappij.
Maar er is nog1 meer. "Staatspensionneering is demo-
raliseerend zegt men. Waarom? Ik dacht juist dat
het tegendeel waar was. Ik dacht dat het zedelijk peil
van ons volk verhoogde, als het niet naar de armbe
sturen behoefde te gaan op hun ouden dag. Voor ziek
te. werkloosheid en verschillende andere dingen moet
de arbeider reeds zelf zorgen, moeilijk zal hem het
dan nog vallen ook zelf mee te betalen aan zijn pen
sioen. En zal hij 't dan onteerend vinden dat hij na
35 tot 40 jaren werken, op 65 k 70-jarigen leeftijd
enkele guldens pensioen zal ontvangen, voor werk waar
van hij in de maatschappij is vergrijsd. Dat werkt
niet demoraliseerend, dat werkt juist andersom. Als
een arbeider weet, dat hem na 30 40 jaar flink
arbeiden, een pensioentje wacht, dat hem kan helpen
op zijn ouden dag1, dat zal zijn energie stalen, hem
den strijd om het bestaan met minder zorg, maar met
meer opgewektheid doen strijden.
Ja roept men, hij zal zich schamen als hij naar het
postkantoor moet om f 3 per week te halen. Neen,
het zal hem niet vernederen, hij zal er trotsch op zijn.
hij zal er in zien, en dat moet het zijn, een erken
ning zijner verdiensten, voor zijn arbeid' aan de maat
schappij geleverd. Dat verschijnsel doet zich eveneens
voor m Engeland, Canada en Denemarken. En zou
dat nu hier anders zijn?
De Engelsche minister heeft het nog dezer dagen
gezegd, ik heb het nooit geweten welk een zegen dit
pensioen was. Want niet minder dan 500.000 stille
armen zijn geholpen geworden, van wie men geen
idéé had dat zij1 arm waren. Blij en met een vroolijk
gezicht zijn zij hun pensioentje 'komen halen. Zij wa
ren trotsch op hun pensioen.
Ja, ja, wordt er gezegd, dat klinkt nu allemaal
heel mooi, maar het geld, waar moet dat worden weg
gehaald. Het geld is niet te krijgen. Als men dat
zoo hoort, dienen die menschen toch eerst wei zich
af te vragen: maar hoeveel kost het? De bestrijders
zeggen dat kost 25 millioen. Hoe hooger het bedrag
wordt genoemd, hoe meer het afschrikt. Ze roepen
zelfs 40 a 50 millioen. Maar dat is een sprookje,,
daarvan is niets waar.
De oud-minister De Meester heeft becijferd, dat het
12 misschien 13 millioen zal kosten in een jaar. Ze
ker, dat is geen kleinigheid. Maar als mannen als De
Meester en Patijn zeggen, dat ons land dat bedrag
kan betalen, dan hebben wij niet het recht te. zeggen:
de Nederlandsche Staat kan het niet betalen. Wij
Nederlanders zijn niet arm, ons volk is betrekkelijk
rijk, ons nationaal vermogen bedroeg volgens de laat
ste opgaven 9000 mihoen gulden. En zou nu niet
met eenigen goeden wil, waar het geluk van zooveel
duizenden er mee gemoeid is, geen 13 millioen kun
nen worden betaald?
Maar zij die roepen, dat hei niet kan. die roepen
om een dwangverzekering met verplichte premie-beta
ling. Daaraan zullen alle arbeiders moeten meebetalen,
ook allé kleine baasjes, want het geld dat ook deze
j „Je zwijgt?" vroeg de ander verbaasd.
„Ja, omdat het mij leed doet, het je te zeggen,
wat ik zeggen moet. Ik zou mij er over verheugen,
als ik je een dienst bewijzen kon, maar ik moet
je verzoeken mij niet als secondant aan te wijzen."
„Wat! Ben je bang voor de verantwoordelijkheid?"
voegde Schoenrock hem toe.
„Schoenrock, heb ik ooit aanleiding gegeven tot
zulk een gedachte?" riep de schilder op verwijten
den toon. „Ik heb menige zwakheid, maar vrees be
hoort daaronder niet. Ik heb er zelfs niet aan gedacht
dat ik als secondant strafschuldig zou kunnen zijn.
Ik wil je openhartig zeggen, waarom ik je vraag
mij niet te kiezen. Ik heb in deze zaken volstrekt
geen ervaring, ik zou vreezen mij aan een of ander
vergrijp tegen de gebruiken schuldig te inaken en
ik mag mij niet blootstellen aan den spot van uw
tegenpartij. Of gelooft ge dat hij dit niet aan ande-
ïen zou vertellen? Het zou hem misschien een blijde
genoegdoening geven, wanneer de luitenant Schoen
rock hem een secondant zond, die met de formali
teiten niet vertrouwd was."
„Je hebt gelijk kerel, dat kan niet." riep Schoen
rock uit.
„Laat mij nu eerst eens uitspreken, beste vriend,"
ging Kalinka voort. „Het zal u misschien vreemd
voorkomen, dat ik met dergelijke zaken zoo weinig
op de hoogte ben. Doch wat bekommert een kunste
naar zich om dergelijke dingen. Ik ben ieder oogen-
blik bereid voor mijn eer mijn leven op te offeren,
maar op de vormen heb ik nooit veel acht geslagen.
Bij u is dat anders. Wanneer gij een kameraad,
al was het dan ook maar een reserve-luitenant tot
secondant neemt, dan kan Hermann Kalsbach ver
wachten dat hij met alle formaliteiten op de hoogte
is. Gij moogt bovendien uw tegenpartij niet het min
ste voordeel geven."
„Je hebt gelijk" herhaalde de ex-luitenant. „Het
zou mij in hooge mate ergeren, als die referendaris
aanmerkingen maakte over de handelingen van mijn
secondant. Ik zou hem dan tot een tweede duel uit
dagen."
„Dat zoudt ge misschien niet eens kunnen, wanneer
ge hem tenmhiste al eenmaal hadt doodgeschoten,"
riep de schilder lachend uit.
Ook de ander lachte.
„Ik zal een mijner kameraden vragen," riep hij,
„zij zullen het allen gaarne doen, want de referen
daris heeft den geheelen militairen stand aangeval
len, hij heeft hen allen beleedigd."
„Zeker," bevestigde de schilder. „Derhalve zal elk
hunner het als een zaak van eer voor zich beschou-
I