Van dit en van dat
Bitmeülaodsch Nieuws.
I>n men vond dit: hoofden van gezinnen of daarmee
I relijkgestelden. De antircvolutionnairc aïheidersvereem-
,ging Patrimonium, die een tegenstander is van alge-
'meen kiesrecht, wil een huismanskiesrecht, plus zooveel
gelijkgeslelden, dat alle arbeiders en iedereen kiezea-
land naar onze meening de overwinning worden bevoch
ten, tot zegen voor ons Vaderland. (Daverend applaus.)
Na een kwartier pauze trad als oerste debater op do
heor Dykstra van Winkel, die als antirevolutionnair
zich tegen algemeen kiesrecht on Staatspensionnooring
verklaarde. Spr. wilde alles wat de bijbel leerde, aan
vaarden, dat boek niet verlagen tot knipperboek. In
don schoolstrijd noemde spr. de antirevolutionnairen door
de vrijzinnigon lange jaren onderdrukt. Huismanskies
recht bepleitte hu ook volgens de hoiligeschrift. Staats- c,M.riiv»n
i r> ij i 1 de aevancenis niet aan kranten sciin ven.
pensionnoering als de heer Borgesius wilde, leek hem -J
onbereikbaar, dwangverzekering achtte hij boter. Invoer-
maatschappelijke deugden loeren' Moet hij lieschaau
worden met stom te zijn als een wsch en eenzaai*
als een verdwaalde boekanier? Ik vrees dal de, injSs
«chien slechts half bewuste, bedoeling is, ui hein
innerlijke kracht te breken, die de bron is zooWe]
van de deugd als van do misdaad.
Dit artikel, hier verkort weergegeven, heeft
B. i. H„ de als Windel! bekend geworden schrijf
gelezen, terwijl! hij „alleen in de cel zat. I.n
greep naar de pen en schreef er over aan de I);1j|y
News. Die brief wend hem afgenomen, llij mocht uj|
l>ek!;iaB)
Hij
Wat daar nu voor verschil tusschen is, spr. snapt
het niet. Maar dit wil hy wel zeggen, dat als men dat
kiesrecht kiijgt van huismanskiosrecht, net zoowel ge-
lijkgestelden dat alle arbeiders en vrouwen klozer zyn, hy
dat prachtig noemt. Aan den naam zal hy dan mot
vasthouden, de hoeren van Patrimonium graag de eer pensionnoering ais ae neer Borgesius wnae, leek nem ---- -~;j ^..gVioiBtniidii" m.-
gunnen, als het algemeen kiesrecht er maar komt. onbereikbaar, dwangverzekering achtte hy beter. Invoer-j Z1C !\NCI i,.,,'\loile is' hii
Wy zyn nu nog ongeveer 14 dagen van de stembus rechten zouden meer welvaart brengen. De antithese va0 ',„,1, Vonden v'nl- de redactie v?
af en do antirevolutionnairen en katholieken zullen moet scheip gehandhaafd blyven, anders kroeg men een Joch in geslaagd, zji 't v \-nkle liet oio"
samen optrekken. Voor hen zyn alle hervormingen aamenvloeiing met do vryzinnigen. 'iiW noamHolud
byzaak, zy stemmen alleen aaneen, omdatzy de waroge- Daarna volgde de heor Ds. Zuitboff van Aartswoud, schrijui huil zj det
loovigen zyn, zu zullen strydeu om de antithese. dj0 jn O0n Z0er welsprekend en vloeiend betoog de bo- r,
Alle vrijzinnigen moeten daartegen protesteeron met j^ondo beginselen der Sociaal-Democraten ontvouwde, c zo? °ngeveer schrijft ij on8
.alle macht, die in ons is. Wy weten dat men mot oen nadat hy eQrst in den breede was opgekomen tegen arllkdJ.n d.e «f. f*»»- ,k l'fr,
dergelijke leuze veel nadeel doet aan het land. Ik wil bet opblazen tot een staatkundige gebeurtenis van de ze88eni dat ik volmaakt met hem eens Wat
m zeggen dat my uit het antirevolutionnalrö kamp is geb00rt,o van prinses Juliana. Ten opzichte van alge- vo,or 8öetls kan. ,lct gevangene doen vier, zet
toegevoegd geworden, dat ook wy liberalen die antithese meon kiesrecht deed hy den spr. de vraag, hoe ver hy c<;n..:}aal' n zitten, ben man niet
willen. Hoe kunt ge ons zoo zeide d:o persoon, die jn m0t zyn uitsluitingen. Mot botrekking tot Staats- C€n .onafhankelijk brein moge den druk verdragen e»
antithese zoo kwalyk nemen; het is m liet liberale Insionneering eischto hy een categorisch antwoord op fK1met ff1 door achteruitgaan, maar de moesten
kamp evenzoo, ook gy hebt een antithese, ook gy stemt §0 vrag0n: zuit u altyd stommen tegen de gedwongen hebben dat niet, de meesten moeien om menschelijk
nooit een der onzen, evenmin als wy het een der uwen oul3erdomsverzekering, en op welken leeftyd wilt u te nworden mfandere. )ni«ischeno.nff:uin.
doen- j j v.1 ai 1- Staatspensioen? Bedoelt ge 65 of 70-jarigen leeftijd meont„ dat dc celstiaf bedacht is om te \oorko-
Maar daartusscheri is een groot verschil. Als er by bereld zyn een amendement van Socialistische mcih dat gevangenen samenrotten en een aanslag
my, als voorzitter der Liberale Unie, oen antirevoluti- yde da°rvoor ingediend, te steunen? Een verhoogde op hun bewakers plegen Maar dat had roden m ecg
onnair komt en zegt: mynheer Borgesius ik heb uw jeyneverbelasting wilde spr. nooit. Hy eindigde met by "jd, dat de meeste misdadigers woestehngen waren,
program gezien, ik ben ook voor algemeen kiesrecht en J t stemming den heer Van Kuykhof aan te bevelen. maar dlt 13 met meer zo°- l et ^jn tegetnwoordj8|
staatspensionneering, ik wtl worden opgenomen als Nu volgde do^oer j. Breebaart van Winkel, die even- ^nvoud^ jannen en vrouwen, die op oen of and^,i
lid der Liberale Unie, Maar wil er u dit nog byzeggen; aana ,.Mn6 Qnciaat npmocritiRcliH povoHlnns ontvouwde manier s lands wetten hebben overlieden. Laat mei
ik denk niet zoo over het geloof als gy, is dat geen Sdzakelf^^ de llberllen woestelingen nog maar wat in eenzaamheid opstuiten,
bezwaar voor mijn toetreding? Dan antwoord ik: wel voor da arbujders hadden gedaan, meonendo dat door ™'!en .zij het gezelschap van hun medeïhenschen
neen, man, dat is geen bezwaar, denk over geloofszaken aFschXrvan hot ïïilfïïriBmi nX te^nT
zoo als ge wilt, als ge het over de Staatshervormingen e]d genoeg was te vinden voor een flink Staatspensioen. vuVhk1 «ces(elijk met elkaar om te. ga.niM.iarojn
maar met my eens zyt. Maar als een liberaal zegt tot De do0r Borgesius beantwoordde zeer uitvoerig da zo,udcu ook lnet samcn spelen (b v. voetbal of
de antirevolutionnairen: uw program staat my aan, ik ver3Chillendo debaters en blijkens hot applaus zeer ten schaken). of onderwezen worden in staathuishoudkunde
gö, kan ik evengóed lid van uw vereeniging worden? |X d°aPtin de T^ede Kamer een voorsterkwam ver weg van het stadsleven dat hen verdierf?
Dan wordt hy de deur uitgegooid en krjjgt misschien j verplichte verzekering en er geen kans bestond op ,Zo"als 1 vgaat' \vo.rdt ',emaad tenWworP€u ia
nog een trap op den koop toe. Ziet, dat is het verschil. I Sspensioreering, hy den nood dor ouden van dagen kctzelfdc soort leverl< d;d zlJn.onrhlk was voor
Rii ons. in ouzo tyaledersn is elk rreloof hetzelfde, wii Proot achtte dat hii daar vóór zou stemmen gedwongen eenzaamheid dei cel zijn weerslands-
alle kSht die in m Iszeide sórTal ik strii- vermogen verslapte. En lyaarloo dient het? Als stnif
den voo staatsuensioon maar komt er iets anders al is het- lK;halve in gevallen van geweldpleging, buiig
den vooi staatspensioen, maar komt er iets anders, al wreed en buiten verhouding tot de misdaadT En ver
is het dan veel minder goed, ik zal er vóór stommen.
Ik zou hier om stemmen te winnen gemakkelijk het i>etercn dc^t het niel Xer l'escherming van de maat-
tegendeel kunnen zeggen, maar dat wil ik niet Wat ^1,*^ de_ffvaó1^,ls
verzekering zal kosten, moet toch ook worden be
taald, het geld moet er zijn. En zal dat nu minder
kosten? wel neen, dat kost meer, dal kost 20 millioen.
En idat kan Nederland wel betalen, die kosten wil
men voor een groot deel laten betalen door hen, die
het minst hebben, maar de Staat, neen, roept men,
die kan het niet betalen. Welnu naar mijn idéé kan
de Staat het het best betalen, dat betalen wij allen het
gezamenlijk.
Hoe zal men dan het best aan dat geld komen.
Naar mijn gedachte door de belastingen volgens draag
kracht te verhoogen. In een brochure door de Li-
lx:rale Unie uitgegeven wordt becijferd, hoe door suc
cessierechten uit de zijlijn, van neefjes en nichtjes,
reeds een groot bedrag is te vinden. Ook kan do be
lasting op de vermogens hoven de 50 i\ 60 duizend
gulden worden verzwaard. De Moester en Patijn heb
ben becijferd, dat daaruit 9 5 10 millioen is te ha
len, en we hebben maar 12 13 millioen noodig. En
bij dwangverzekering zullen de werklieden zooals ge
zegd. premie moeien betalen wal 8 9 millioen zal
bcloopen ook de werkgevers zullen moeten betalen.
En stel eens dat de Staat voor het pensioen een
paar millioen te kort kwam, zou de arbeider het dan
zoo verschrikkelijk vinden dat de accijns op den je
never nog wal werd verhoogd; zou voor dit goede
doel de borrel niet met genoegen wat duurder kun
nen worden betaald. Het geld kan on moet er komen
voor oen zaak die een groot Staatsbelang genoemd
kan worden, zooals Staatspensioen voor ouden van
dagen. rr
Het is een Staatsbelang, ja zeker. Want hoeveel ar
beidskracht gaat er niet verloren door het gemis aan
een pensioen. Er zijn fabrieksreglcmenten waarbij al
leen vaste arbeiders worden aangenomen beneden 25
jaar. De fabrikanten moeten wel, anders moeten zij
hun arbeiders te spoedig penisonneeren. Mannen van
40 jaar hebben met alle best gepoogd een betrekking
te vinden, maar het heeft hen niet gebaat. Spr. noemt
een voorbeeld uit Den Haag, waarbij 400 arbeiders voracmuoiiuu uoua™» ou uhaouh u™ «hjhiu» «»i dprópliiVc? Wanrom hun dhui Imdtmnw T
ontslag kregen. De jongeren waren spoedig geplaatst, voel daar allea voor, maar ziet u, ik kan met meegaan I onoegon van de groot0 meerderheid der aanwezigen. zi vtü «flateri zbï. af hot Dndknnn£
voor Se ouderen bleek liet voor velen een onmoge- met uw antithese, ik ben niet^oo streng geloovig als i rpQn opzjChte der vragen van den heer Zuitboff zeide z°Ma. Jj:,.. T M,. v.es!l'
lijkheid. Dat zal anders worden als er Staatspensioen
is ,veel arbeid zal de gemeenschap nog ten goede ko
men dat is een groot Staatsbelang.
Maar als er nu straks, na de verkiezingen, een reeht-
sche meerderheid in de Kamer komt, wat dan? Zal
er dan komen een dwangverzekering met premiebeta
ling? Mijn geloof aan het welslagen daarvan is niet
heel groot. Reeds 12 jaar lang is men aan een der
gelijke wet bezig en nooit is er iets van terecht geko
men. Minister Lely had een ontwerp, hij is afgetreden.
Dr. Kuyper heeft dat ontwerp ingetrokken en eerst
in het laatste jaar zijner regeering een nieuw ont
werp ingediend.
Het is niet meer behandeld. Het ministerie-De Mees
ter is gekomen, een nieuw ontwerp is omdat liet oude
was ingetrokken, ingediend. Maar helaas dit ministerie
is omgekegeld. Tatma kwam, trok het ontwerp weer
in diende dat van Dr. Kuyper ook niet meer in, maar
heeft gezegd, dat hij bezig is een nieuw ontwerp te
bestudeeren. Zoo ziet men, niets is tot stand gekomen.
En nog een groot nadeel is van dwangverzekering,
dat alleen de arbeiders zullen profiteeren. Kleine baas
jes, venters en al dergelijke menschen zullen worden
uitgesloten. Bij een Staatspensioen zullen allen genie
ten en alleen gevraagd wordenhoe oud ben je en
hoeveel inkomen hebt ge?
En wat beloven de antirevolutionnairen nog meer?
Invoerrechten, verhooging daarvan, tot bevordering van
de nationale industrie. Als men daarmee begint,be
treedt men een gevaarlijken weg. Met een zeer juisten
naam heeft de heer Hubrecht het dezer dagen te Am
sterdam genoemd: morphine. Een ieder begrijpt wat
hij daarmee bedoeld. Hééft men er eenmaal een dosis
van ingenomen, men wil steeds grootere dosis heb
ben en tenslotte helpt het niet meer. Eerst beginnen
met het eene artikel, weldra volgt het andere en ten
slotte roept alles om protectie. En wie wordt er de
dupe vanwel, de kleine man, Maar niet alleen de
kleine man, geheel ons volk zal, er schade door lijden.
De kleine man moet vooral niet vergeten, dat hij
de persoon zal zijn, die de invoerrechten moet beta
len. Men wil er sociale wetten ten zijnen gunste mee
betalen, maar als hij dan de invoerrechten moet beta
len. betaalt hij tenslotte toch alles. Wat men hem
met de eene hand geeft, wordt hem met de andere
ontnomen.
En er moet toch naar worden gestreefd het lot dei-
kleinen in de eerste plaats te verbeteren. Zelfs een
man als Bismarck, dien men toch geen Sociaal-De
mocraat zal noemen, die eerder ja een groot Staats
man, maar een autocraat was, heeft een gezegd, ,,dat
alle politiek ten doel moest hebben de verbetering van
het lot van de groote massa". In de maatschappij moet
niet alleen behartigd worden de klasse van deze of
gene, maar zoowel de grootcn als de kleinen in de
maatschappij moeten vooruit, de gansche organisatie
en hare samenhangende gedeelten.
Ook in het stemrecht villen de antirevolutionnairen
iets doen. zij1 willen'ons het huismans-kiesrecht geven.
Kiezers zijn dus alle hoofden van gezinnen. Als men
dit consequent zou doorvoeren, zouden velen van hen.
die nu kiezer zijn, ontkiezerd worden. Daar moest
dus iets op worden gevonden, want dat kon toch niet
wen, terwijl ik die eer niet waardig ben."
„Wat drommel, je hebt alweer gelijk," riep Schoen-
rock.
„Verwondert je dat zoozeer?" vroeg de schilder,
„Daar ik veel kalmer ben dan jij, is dat ook heel
natuurlijk. Ik ken de menschen misschien ook wat
beter."
Schoenrock was gaan zitten en draaide zijn snor
ren. Twijfelend haalde hij zijn schouders op.
„De kleine hebt ge toch niet goed gekend," merk
te hij op.
„Integendeel! Heb ik u niet gezegd, dat bet u
moeilijk zou vallen haar te winnen?"
„Ik heb tegenover het meisje alles verloren en
toch kan ik haar maar niet vergeten. Dagelijks zie ik
haar beeltenis. Het is al te dol."
„Het arrest vriendlief, heeft je liefdevuur nog niet
vérkoeld."
„Integendeel. Ik heb mij in die dagen ontzettend
\erveeld en altijd aan de kleine gedacht."
„Niet aan de barones?" vroeg de schilder, terwijl
hij den ex-luitenant onderzoekend aankeek.
„Somtijds ook aan haar, want de kleine kon ik
immers toch nimmer huwen," antwoordde Schoen-
rock openhartig
„Ach, je denkt er dus ook al aan om je vrijheid
prijs te geven?"
„Voorloopig nog niet, maar eens zal het er wel
toe komen. Het is dan eens een afwisseling en bij
de barones bestaan er niet de minste hinderpalen.
Zij "is van ouden adel, heeft een groot vermogen, is
schoon, en al is zij voor mij wel wat te oud dat
schaadt toch niet. Waarachtig een zeer jong meisje
zou ik niet willen huwen, die zou te veel eischen
stellen, die zou verlangen, dat ik haar naar de bals
bracht en mij alleen met haar bezig hield. Dat past
mij niet meer."
„En denkt ge dan, dat de barones u deze eischen
niet zou stellen?"
„Neen, zij heeft mij laatst zelf nog gezegd, dat
zij zich nu reeds oud gevoelt."
Kalinka lachte hardop.
„En dat gelooft ge?" riep hij uit.
„Waarom niet?"
„Ik zie hierin weer opnieuw, hoe weinig menschen-
kennis gij bezit. Ik zou het niet gelooven, al was
de dame die het mij zeide ook over de vijftig. In
tegendeel vriend, zij gevoelt zich nog een tiental
irónwt SS6r jdaj zij is en wanneer zij niet her
leven te kunnen ge^n
-Ten SS!
„Morgen vroeg."
„Op pistolen?"
By ons, in onze gelederen is elk geloof hetzelfde, wy
willen elks vryheid eerbiedigen, wy willen niet dat het
geloof in ons staatkundig leven op den voorgrond
treedt. Wy willen geen tweedracht zaaien tusschen
hetzelfde volk op grond van het geloof, Wy vryzinnigen
hebben ten dezen opzichte, dat wij vryheid van gods
dienst willen voor allen, een verleden waarop wy kun
nen wyzen. In 1853 moest Thorbocke aftreden omdat
hy de kathoieken wilde geven het recht om hun kerken
in te richten. De antirevolutionnairen wilden dat niet
gedoogen
Als de liberalen aan het hoofd van den Staat komen,
heet de godsdienst en het geloof in gevaar. De feiten
zyn er, om het tegendeel'te bewijzen Vier jaar ben ik,
zegt spr. minister geweest en toen heeft Kuyper openlijk
verklaard, dat de eerlijkheid gebood te zeggen, dat deze
minister en de meerderheid der Kamer den godsdienst
op elk gebied had geëerbiedigd. En daar ben ik trotsch
op, dat is een bewijs van de ware vrijzinnigheid.
In 1905 toen heette het moest Kuyper bly ven, anders
kwam hot geloof in gevaar. Minister De Meester is
opgetreden, hij heeft 2 jaar geregeerd en heeft hiy ooit
het christendom benadeeld Heeft hy iets gedaan wat
was is stry'd met de beginselen der vryzinnigen, met
de vryheid van geloof.
Maar toch moet de antithese in ons politiek leven
worden gedreven. In de Kamer evenwel merkt men
er niet veel van, en het eigenaardige is, dat by onder
werpen, waarbij men zich op de Schrift beroept, de
antirevolutionnairen en katholieken juist verschillend
denken. Daar is de doodstr f In de Kamer werd ge
vraagd, hoe denkt het tegenwoordig ministerie over de
doodstraf? Net als het ministerie Kuyper, werd geant
woord Maar hoe dacht dat er over? Dr. Kuyper was
voor de doodstraf, minister Loeff echter er tegen, het
ministerie had dus geen meening. Dus heeft het tegen
woordig ministerie daarover ook geen meening. Entcch
zyn dit de bondgenooten die knielen voor éénzelfden
God. Ook op het gebied van het onderwijs zyn de
heeren het evenmin eens. Steeds meer verdeeldheid.
Maar de heer Lohman weet dat te verklaren. Die
zegthob hooger de beginselen, hoe meer verdeeldheid.
Spr. wil evenwel voor het maken van wetten den bijbel
niet als richtsnoer. Het gaat toch immers niet aan, om
de Genesis eens na te slaan, wat die zegt over de doQd-
straf en dat nog van toepassing te verklaren op den
tegenwoordigen toestand in onzen Noderlandschen staat.
In een beschaafden staat als de onze is toch voor de
doodstraf geen plaats meer. Men houde den bybnl uit
ons staatsbestuur. Geon antithese, die brengt verdeeld
heid onder de zonen van één land, onder de menschen
die in de wy'ze van eeren van hun God verschillen.
Met alle kracht die in ons is moeten wy opkomen
voor ons gevoelen van vrijheid van denken, krachtig
moeten wy ons standpunt verdedigen.
Alle vrijzinnige medestrijders moeten heftig «tryden
en pal staan, voor de beginselen die in het program der
Liberale Unie zyn neergelegd. Fier de tegenstanders
in het gezicht gekeken, ook nu zich vast aaneen geslo.
ten en dan kan in Enkhuizen zoowel als in ons vader
de leeftyd betreft waarop pensioen zal worden gegeven,
kan ik zeggen, dat de bewering dat op 70 jarigen leeftyd
er zoo weinigen van genieten, een praatje is. Het kost
13 millioon, waren het dus zoo weinigen, het zou onmo
gelijk zooveel kunnen kosten. Precies zeggen: aan dien
leeftyd zal ik vasthouden, kan ik niet, zoo dicht mogelijk
echter by de 65 jaar. En verder zegt spr. moet ge my
vertrouwen. Ik heb een verleden achter my, dat van
dien aard is, dat ik er op mag wijzen en mag zeggen,
dat ik heb geploeterd en gewerkt, dag en nacht, om
wat voor het Nederlandscbe volk to doen. (Daverend
applaus).
Vervolgens werd met eon kort woord van dank aan
spreker en debaters, de vergadering door den Voorzitter
te on ge voer half twaalf gesloten.
TWEE OORDEELVELLINGEN OVER DE DOOD
STRAF.
G. K. Chcsterton, een bekend Engelseh schrijver,
had 't verleden week in de Daily News over de cel
straf. Hij kon zich die in den ouden tijd goed be
grijpen, maar niet in den onzen. Zoo'n feodale dwin
geland had b.v. een vijand, die maar steeds zijn hoe
ven afliep, of, erger nog, steeds kwaad van hem sprak.
Als hij hem dan te pakken had en hij had eenig be
zwaar, hem dadelijk om hals te brengen, dan stopte
hij hem ergens in de kelders van het kasteel in den
kerker. En dan dronk de kasteelheer zich dronken
en vergat den stumper daar beneden in zijn hol. De
bedienden (brachten den gevangene dan voedsel cn
drank; soms had hij 't met eten en drinken niet kwaad.
Hij kon met muizen omgaan of spinnen temmen. Met
dat al verkwijnde hij in eenzaamheid, en de schande
van het geval was, een mensch alleen te laten.
Met dat al, die oude baron op zijn kasteel sloot
zijnviiand op. enkel om van hem af te wezen, maar
tegenwoordig is de celstraf er om de celstraf. Men
maakt de eenzaamheid zoo groot mogelijk; voor mui
zen en spinnen is 't in zoo'n moderne gevangenis
veel te netjes. Wij' leggen met voordacht den gevan
gene de eenzaamheid op als een zielemarteling en wc
beweren dat het tot zijn verbetering strekt. Wij be
weren dat wij werkelijk bezorgd zijn om de ziel, die
wij daar ,in de hel brengen. Nu kan ik, zegt Chester-
ton, desnoods wel lieden zetten die een misdadiger een
voudig onschadelijk willen maken, al maken zij hem
tevens gek. Maar de maag van een christenmensch
niet verbeterd, vervalt de misdadiger als vrij man iu
hetzelfde kwaad of erger.
Ten slolte: Misdadiger zijn. vind ik, nog altijd
iihenschelijk, soms misschien bijna evenzoo als zij die
prat gaan op hun gerechtigheid. God dagelijks dan
ken dat zij niet zijn als die anderen. Dat mensche-
lijke in hen moet beschermd en aangekweekt worden
niet gesmoord.
Barsïngerhor».
Voor de tweede maal binnen den tijd van eene week,
was de kolfbaan van den heer De Jong, concertzaal,
toen Woensdagavond een talrijk publiek was komen
hooren op de uitvoering van de Kinderzangschool van
den heer De Groot.
Behalve een paar driestemmige liedjes werd door
de kinderen gezongen de Kinder-cantale „Vacantie" van
J. Worp, die, lief voorgedragen, de aandacht boeide
in niet mindere mate dan de daarop door „Caecila"
nog eens voorgedragen „Repetitie-avond" van Schuil.
Aan Mej. Mars ook nu weder een woord van dank
voor hare hulp in de vervulling der pianopartij.
BOTERHANDEL MET BELGIE.
Onze boterhandcl met Belgie neemt nog elke maand
in belangrijkheid toe. In België, zelf staat men ver
wonderd over de aanhoudende en aanzienlijke vermeer
dering van den invoer van Nederlandsche boter. Jaren
lang zijn èn door de Belgische regeering èn door de
groote landbouwverecnigingen schatten uitgegeven om
de zuivelbereiding in eigen land te bevorderen en
(och neemt de invoer van Nederlandsche boter iedere
maand in belangrijkheid toe, terwijl de uitvoer niet
noemenswaard vermeeMert.
Enkele bladen spreken er reeds van om een on
derzoek in te stellen naar de oorzaken dezer groote
vermeerdering, andere komen er rond voor uit, dat
de goede regeling der Nederlandsche bolercontröle daar
van de eenige oorzaak is.
In de vorige maand bedroeg de invoer 614,072 kilo
gram tegen 460,162 kilogr. in April 1908. 567,250 ki-
logr. in 1907 en 436,289 in 1906. Steeds mag men re
kenen, dat 85 90 percent der ingevoerde boter uit
ons land afkomstig is. In de vorige maand bedroeg
onze invoer 594,291 kilogr., die van Frankrijk 14,10/
kilogr., die van Engeland 4622 kilogr. en van Oosten-
rijk-Hongarije 614.
ALKMAAR.
Het aantal kiezers, volgens de kiezerslijst 1909'10.
draait om, als hij hii hoort zeggen, dat zij den mis
dadiger aldus gek willen maken om hem zedelijk te bedraagt voor het kiesdistrict Alkmaar voot de ver-
verbeteren. Maar wat verwacht men voor een schurk kiezing van leden van de Tweede Kamer dor Staten
of een anarchist van die eenzaamheid? Moet zij hem Generaal 10270.
„Natuurlijk!"
„Met welke voorwaarden?"
„Het wisselen van kogels tot dat èen van ons bei
den buiten gevecht is gesteld."
Een lichte trilling bewoog het gelaat van den schil
der.
„Ik zou u wel die scherpe bepaling willen ont
raden en toch mag ik dat niet, want Kalsbaeh heeft
u inderdaad diep gekrenkt; de gedachte dat gij een
voortreffelijk schutter zijt, stelt mij gerust. Wat zijt
ge van plan te gaan doen?"
„Voorloopig niets."
„Laat ons dan tezamen een flesch wijn gaan drin
ken kom mee. Ik ben den geheelen dag niet erg
opgeruimd geweest, ik wil alle zorgen door wijn
wegspoelen."
Schoenrock was het er volkomen mee eens. rT f*
Samen verlieten zij het huis, om een café op te
zoeken.
HOOFDSTUK XVI.
Hermann verwonderde er zich volstrekt niet over
toen den volgenden morgen de luitenant von Bülow
tot hem kwam, om hem Schoenrock's uitdaging over
to brengen. Dat had hij vooruit gezien, hij had daar
over reeds met zijn vader geraadpleegd.
„Wat ik omtrent den luitenant Schoenrock gezegd
heb, heb ik gezegd in mijn hoedanigheid van ver
dediger en ik geloof niet in het minste te ver te zijn
gegaan," zeide hij. „Ik heb elk woord nauwkeurig
overwogen en sta voor de waarheid ervan in."
Bülow haalde langzaam de schouders op.
„Daarover heb ik niet te oordeelen," antwoordde
liij kalm. „Mijnheer Schoenroek gevoelt zich belee-
digd en verlangt voldoening."
„Het staat hem vrij, mij aan te klagen en het
gerecht uitspraak te laten doen."
„Aanklagen!" riep Bülow uit en er vertoonde zich
een spotachtig lachje om zijn mond. „Mijnheer Schoen
rock heeft den eenigen juisten weg, om zich vol
doening te verschaifen, gekozen: de beslissing door
de wapens."
„Ik betreur het, hem op dezen weg niet te kun
nen volgen," gaf Hermann bedaard ten antwoord. I
„Mijnheer Kalsbaeh, gij weigert, hem voldoening te
geven?" riep de officier verbaasd uit.
„Een voldoening door de wapens, ja'"
„Gij zijt officier!"
„Zeker. En als zoodanig geloof ik beveiligd te zijn
tegen de verdenking, dat het mij aan moed ontbreekt.
Als officier en jurist houd ik mij dubbel verplicht,
de wetten-niet opzettelijk te schenden. Ik mag toch
d^strafwet'op hetle," de van
vaüAminachtInege8t 8trat" Hep BÜloW 0p een tooa
„Neen, mijnheer von Bülow, ik vrees de straf
geenszins," antwoordde Hermann. „Ik geloof, dat er
meer moed toe behoort, een idee openlijk te bestrij
den, dan eenige maanden vestingstraf te ondergaan.
Gij geeft aan mijne weigering eene verkeerde uitleg
ging. Ik kan het niet met mijn rechtsgevoel en dus
ook niet met mijn eer vereenigen, duidelijke bepalin
gen van de wet opzettelijk te overtreden en te
schenden."
„Mijnheer Kalsbaeh, is deze zienswijze vereenigbaar
met uw eer als officier?" vroeg Bülow.
„Ik geloof van volkomen. Het zou al een zeer
zonderlinge tegenspraak zijn, wanneer de door den
koning bekrachtigde rijkswetten niet vereenigbaar
waren met de eer van den officier."
vDat zijn particuliere beschouwingen," antwoordde
de luitenant kortaf.
„Zeker! Ik zal daarom mijn meening gestand doen,
zeide Hermann.
De luitenant boog zwijgend en verliet het vertrek.
Hij bevond zich in den meest pijnlijken toestand,
want deze afloop had hij niet durven verwachten.
Hij wist nauwelijks wat hij doen moest. Hij moest
dubbel voorzichtig zijn, daar Hermann de neef was
van den overste.
Schoenrock wachtte op hem, dus liep hij het eerst
naar dezen en deelde hem zoo bedaard mogelijk den
uitslag mede.
De ex-luitenant sprong snel van zijn zitplaats op.
„Hij is een lafaard! Hij is bang om voor den mond
van mijn pistool te treden!" riep hij uit. „Hij bezit
den moed niet, om mij voldoening te geven, maar
ik zal mij die met mijn rijzweep verschaffen, openlijk
op straat waar ik hem ook maar aantref."
Bülow had deze uitbarsting van toorn voorzien.
„Schoenrock, je beoordeelt hem glad verkeerd," zei
hij. „Gebrek aan moed is niet de reden van zijn wei
gering." Hij deelde toen vervolgens Hermann's inzich
ten mede.
„Hoe dom, wat gaat de wet hem aan!" riep
Schoenrock uit, die maar niet kon begrijpen, dat
iemand uit eerbied voor de wet zoo iets kon doen.
„Hij Is bang voor de straf. Hij schijnt er evenwel
niet aan te denken, dat mijn straf voor hem nog veel
gevoeliger zal zijn ik zal hem tuchtigen."
„Bega geen onbezonnenheid," vermaande Bülow.
„Vergeet niét dat Kalsbaeh officier is."
„Hij heeft niet als zoodanig gehandeld."
„Het oordeel over zijne weigering der voldoening
komt aan den raad van eer toe; ik zal de weigering
aan den overste melden."
„Wel ja, dat zal geven, die referendaris is zijn
neef," riep de ex-luitenant spottend.
„De overste zal hem daarom beslist «liet in be
scherming nemen, wanneer hij naar zijn overtuiging
de eer van een officier niet scherp genoeg in het
oog heeft gehouden. Gij kent in dat opzicht zijn ge-
strengheid."
j „De inzichten van den overste raken mij nog min
der. ik handel alleen .naar mijn eigen overtuiging,"
riep Schoenrock. uit.
„Ge zult u dan evenwel bij uw vroegere kamera
den volkomen onmogelijk maken en zij zullen niet
j langer met u kunnen omgaan."
j De ex-luitenant haalde de schouders op; doch deze
laatste woorden schenen toch eenigen indruk op hem
te hebben gemaakt.
„Ik zal er eens over nadenken," zeide hij.
„Kom ik van mijn voornemen terug, dan dee ik
dat alleen om uwentwille. Dat kunt gij den oude
zeggen en er ook bijvoegen, dat ik nooit zal verge
ten, dat hij mij heeft genoodzaakt mijn ontslag te
nemen. Hij alleen draagt er de schuld van, dat die
j vent die referendaris mij openlijk heeft belee-
digd. Ik zal hem dat terugbetalen, daarop kunt gij
staat maken."
De luitenant antwoordde niet, want de bedreiging
tegenover zijn overste deed hem pijnlijk aan.
Hij begaf zich naar zijn overste en deelde hem
alles mee, wat er gebeurd was.
Zwijgend hoorde Feodoor von Kalsbaeh hem aan.
Geen spier van zijn gelaat bewoog en toch scheen
er in zijn oogen een uitdrukking van droefenis te
liggen. Door geen enkel woord verried hij zijn ge
voelen.
„Heeft u beproefd om een vreedzame oplossing
te vinden?" vroeg hij.
„Ja," antwoordde Bülow. „Ik heb alles aangewend
om Schoenrock over te halen zijn uitdaging in te
trekken. Mijn pogingen zijn evenwel afgestuit op zün
groote verbittering."
„Hebt ge Hermann Kalsbaeh er niet opmerkzaam
op gemaakt, dat hij de beslissing aan een raad van
eer moest overlaten?" vroeg de overste.
„Neen, dat heb ik niet. Ik meende daartoe niet
het recht te hebben, daar hij dadelijk verklaarde,
dat hij de uitdaging afwees, omdat het duel in-
druischte tegen de wet en hij opzettelijk nooit een
handeling zou verrichten die in strijd was met de
wet."
De overste zweeg een oogenblik.
„Hoe is uw meening over dit geval?" vroeg hij toen.
Bulow talmde met het antwoord.
„Spreek vrij uit. Ik wensch niet, dat de bloedver
wantschap tusschen Hermann Kalsbaeh en mij, eeni-
gen invloed uitoefent op uwe meening. Voor den
soldaat is er voor zijn denken en doen slechts éen
richtsnoer, dat is de eer en het aanzien van den
stand, waartoe hij behoort."
Wordt vervolgd.