Soldaten=eer.
Woensdag 7 Juli 1909.
53ste .Jaargang. No. 4531.
Bureau SCHACEW, La.»
UitgeversTRAPMAN Co,
EERSTE BLAD.
INGEZONDEN.
FEUILLETON.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
AIiebcëi Nieuws
MftfMtit Lttitinliu
Dit blad verschijnt viermaal per weekDinsdag-, Woensdag-,
Donderdag- en Zaterdagavond. Bjj inzending tot 's morgens 9
ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN óén dag vroeger.
l"<erc. Telcphoon 20
BMiaGiatMMIKJAfNbttW
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVER1ENTIEN van l tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
Mijnheer de Redacteur,
In het nummer van Zaterdagavond vraagt een in
zender eenige nadere inlichtingen omtrent de voor
den Gemeenteraad te Winkel gestelde candidaten. Ten
eerste: wat zij kunnen of willen doen, om het alge
meen belang te dienen; ten tweede, waar zij bewezen
hebben, hun standpunt te kunnen verdedigen tegen
over andersdenkenden.
Door de afdeeling Winkel der S. D .A. P. is haar
voorzitter de heer J. BREEBAART Jnz., candidaat
gesteld, die als Administrateur der Coöperatie heeft
bewezen en nog bewijst, het algemeen belang te
kunnen en willen dienen. Het lid zijn der S. D.
A. P. trouwens is reeds waarborg genoeg, dat hij in
den Gemeenteraad zijn best zal doen de belangen
van het algemeen te behartigen, en dus ook voor
de arbeidersbelangen, wanneer die voorkomen, steeds
in de bres zal springen. Dat hij zijn standpunt tegen
over anderen kan verdedigen, bewijst zijn optreden
in openbare vergaderingen, en waar noodig zijn deba
teeren tegenover tegenstanders.
Donderdagavond 8 Juli zal onze candidaat in eene
openbare vergadering r.og eens ons standpunt inzake
Gemeentepolitiek, voor de kiezers uiteenzetten en
wij hopen dan ook dat de tegencandidaten van die
gelegenheid zullen gebruik maken, om ook hun stand
punt daartegenover te stellen, opdat de kiezers die
nog niet weten hoe zij zullen stemmen, onder wie
ook de vorige inzender kunnen oordeelen wie hun
candidaat zal zijn. Wij twijfelen geen oogenblik of'
dit zal de arbeiders-candidaat J. Breebaart Jzn. wezen
U, Mijnheer de Redacteur, dankend voor de plaat
sing,
Namens de Afd. Winkel der S. D. A. P.
A. BAKKER Jr., Secr.
DE RAADSVERKIEZING TE CABLANTSOOG.
Callanlsoog, 6 Juli 1909.
Mijnheer de Redacteur!
Voor het onderstaande verzoeken wij beleefd eenige
plaatsruimte.
De verkiezing voor twee leden van den Gemeente
raad staat weer voor de deur. Den lOden zullen de
kiezers uitspraak moeten doen of de vacante zetels
zullen worden ingenomen door de aftredende leden
de heeren Den Das en Baken of de heeren Jb. Visser
en A. Kooger.
Wij willen thans tot de kiezers de vraag richten
wenscht ge dat in onzen Gemeenteraad de oude sleur
weer zal worden gevolgd na deze stemming, of wenscht
ge dat er nu eens mannen in den Raad komen, die
nieuw leven willen brengen in de Gemeente'?
Kiezers van Callantsoog, gij kunt niet andere wil
len dan zulke mannen te benoemen, die krachtig
willen ijveren voor verbetering van die slechte toe
standen in onze Gemeente, waarvan gij dagelijks den
last gevoelt.
En welke van de vier candidaten zijn het, die dit
zullen doen? Het zijn de candidaten Jb. Visser en A.
Kooger.
Hebben deze twee mannen niet reeds herhaaldelijk
en voldoende getoond, dat zij willen ijveren voor
de belangen der ingezetenen'? Welnu het gevolg van
hun benoeming zou zijn, dat veel verbetering zou ko- over zijn wel en wee liooren beslissen
men in allerlei zaken waarover geklaagd wordt in onze
Gemeente.
Kiezers, gij die dit weet, gij kunt niet twijfelachtig
zijn in uwe keus. Maar wij willen het u toch nog
maals uitdrukkelijk zeggenWenscht ge dat er krach
tig en friseh leven komt in onzen Raad, brengt dan
uw stem uit op de heeren A. Kooger en Jb, Visser.
Stoor u niet aan wat van andere zijde van de beide
andere candidaten gezegd wordt, gelooft het niet. Want
worden de heeren Den Das en Baken gekozen, dan
gaat liet oude sleurleven voort ep de verbeteringen blij
ven weer uit. Doch stemt gij allen als 6ón man de
heeren A. Kooger en Jb. Visser, dan doet ge ver
standig en bevoordeelt u zelf, want deze twee zullen
ijveren voor uwe belangen en zullen onze Gemeente
waarlijk vooruit brengen.
Stemt daarom de heeren V. KOOGER en Jb. VIS
SER.
tJ, mijnheer de Redacteur, dankend voor de plaats
ruimte,
Achtend,
VELE KIEZERS.
Zitting van Dinsdag 6 Juli 1909.
MISBRUIK VAN VERTROUWEN.
De eerste beklaagde, dien we vandaag kregen ta
zien, was een stevige baas, sinds eenigen tijd gedeti
neerd in het Huis van Bewaring te Alkmaar.
Dirk Veen, zoo heet deze sinjeur, die in de wande
ling wegens zijn massieve gestalte „prop" werd ge
noemd en den 3den Januari 1882 te Oudorp geboren
werd, was als reiziger al eenigen tijd werkzaam bij
de firma J. P. Boom te Alkmaar, waarvoor hij in
sigaren en honingzoet reisde.
Het ging alles oogenschijnlijk heel goed en Boom,
de ruim 70-jarige patroon, had volstrekt geen vermoe
den van wat hem boven het hoofd hing, toen einde-
I lijk de bom losbarstte en „prop" zelf maar bekende,
daar hij wel begreep, dat zijne geschiedenis bekend
zou worden.
i Veen, die sinds Mei dezes jaars bij eene juffrouw
in Amsterdam op kamers woonde, werd aldaar gear
resteerd. Hoewel behoorlijk loon verdienende, leefde
Dirkje er zoo royaal van, dat ten slotte zijn portemon-
naie het niet zoo goed uit kon houden als hijzelf en
zoo successievelijk wist hij zich een bedrag van om-
Hij bekende de hem ten laste gelegde feiten van
daag ridderlijk, maar beweerde, dat hij de gelden aan
een vriend, Baarn genaamd, had uitgeleend. Hij ont
kende, de gelden te hebben aangewend om de dame
met wie hij eene liaison had, bij de inrichting van
hare Amsterdamsche woning te helpen. En dit toch
veronderstelde de heer Officier van Justitie nu juist.
Nadat het getuigenverhoor was afgeloopen, mocht
Mr. Van Sonsbeek, de Officier, requisitoir nemen.
Z.E.G. vond 't wettig en overtuigend bewijs van de
aan Veen ten laste gelegde daden wel geleverd en
besloot na eenige beschouwingen met tegen den 27-
jarigen beklaagde zes maanden gevangenisstraf te
eischen.
Mr. De Neef, de verdediger, had het een en an
der in het voordeel van zijn cliënt aan te voeren en
vroeg ontslag van rechtsvervolging en indien dit niet
kon, dan wenschte pleiter toch de clementie der recht
bank in te roepen.
EEN LADELICHTER.
De tweede beklaagde is ook al weer een patiën
tje uit het Alkmaarsche Huis van Bewaring. Hij heet
Anton van Eijsden, is 20 jaren oud en geboortig uit
Den Haag.
Den laatsten tijd had hij, stucadoor van beroep
zijnde, zijn vak vaarwel gezegd en was door het
avontuurlijk kermisreizigersleven zoo aangetrokken,
dat hij zich bij een troep aansloot en kunsten maken
ging
Ook in zijn „vrije uren" maakte hij kunsten, ech
ter op eene wijze, die niet geoorloofd kan heeten,
want plotseling kreeg hij lust bij eene winkelierster
te Enkhuizen, in welke stad op 't moment het anker
was neergelegd, de winkellade te lichten. Hij was
net klaar met de wederrechtelijke toeëigening van
een gulden in kleingeld (2 kwartjes en vijf dubbel
tjes), toen de winkelierster bemerkte, dat er ver
keerd volk aan 't werk was.
En ze vloog op den winkel af en betrapte nog
juist den ge ld lie veilden kermisman, die naar aanlei
ding van dien verba liseerd werd en heden, onder het
storten van heete tranen, het feit bekende.
De Officier ,die hem nog omtrent het een en an
der ondervroeg ,vond het huilen voor zoo'n grooten
20-jarigen kerel als beklaagde, wei wat flauw maar
enfin, Z.E.G. achtte het toch in zijn requisitoir eene
uiting van berouw en dit gevoegd bij zijne jeugd en
het feit dat hij nog een blanco strafregister heeft,
stemde den heer Officier nogal zachtmoedig. Toch was
de eisch nog eene maand gevangenisstraf en het moet
.worden gezegd: Iade-lichting is en blijft toch maar
streeks f 560 toe te eigenen, dat hij niet aan zijn een i(jc.- ernstigste vormen van diefstal,
patroon verantwoordde, zooals natuurlijk had behoo- j j>e O. v. J. hoopte intusschen, dat dit als een les
ren te geschieden. i moge strekken voor beklaagde.
Van de vele feiten, die verband hielden met dat l \[Y. Verhoeff, de verdediger, wenschte gaarne ver-
„if Af_i
totale sommetje van f 560, waren er drie hem bij
dagvaarding ten laste gelegd.
Hij had dan ontvangen en niet verantwoord, van
zekeren Jacob Mars Jbz. te Oude Weteringe (gemeen
te Alkemade) f 62.55, van een anderen winkelier al
daar, J. P. Klein genaamd, f 27.50 en van P. v. d.
Schinkel, een bakker uit Egmond, f 22.85, dus geza
menlijk f 112.90.
Toen het vaststond, dat na zijn vertrek uit Boom's
dienst 17 December jl. met primo Januari een
nieuwe reiziger zou komen in zijn plaats, begreep Dirk
lichting van straf. Moge zijn cliënt al een zwerver zijn
een misdadiger is hij niet. Z.Ed. verzocht dat niet
meer straf zal worden opgelegd, dan zijn cliënt in
preventieve hechtenis reeds heeft ondergaan.
VERDUISTERING VAN GELDEN.
Vervolgens kregen we een 22-jarigcn kaashandelaar,
Johannes Beemsterboer genaamd, op 't bokkebankje.
Hij had iets dergelijks op zijn kerfstok als waarvoor
No. 1, Dirk Veen, terecht stond.
Aan Beemsterboer waren een vijftal feiten ten laste
dat zijne praktijken zouden uitkomen en vertelde hij gelegd, van ^ld^d1 'cen 8czamenIljk be
df« toftdraoht dpr 7aken zóo eerlijk en uitgebreid, dat drag van luim hoiKleid. öul(len.
hij alle waar- lW beklaagde had sim^fevdqk on vnn^ van
schijnlijkheid nooit uitgekomen zouden zijn. W, Zeeman Z'i« f 28.12»A eii f 2b 25 van ^Lau-
Zoo raakte Veen dan in voorarrest en mocht heden rentius Groot te armenhui
I
Purmer te Heiloo f 10, van D. de Haas te Zaandam
f -12.50.
Al deze sommetjes had hij stiekum onder zich ge
houden, zonder de zoo hoog noodige rekening en
verantwoording daarvan aan zijn patroon, den Hoorn-
schen kuaskooper Jacob de Waal te doen.
Toen 't eindelijk niet meer was te verzwijgen, gaf
beklaagde voor, dat hij! die gelden verloren had
maar hij wist op navraag van zijn patroon, den heer
De Waal, niet eens aan dezen op te geven, Van wien
hij ze had ontvangen. Do Waal merkte dan ook naar
aanleiding van dien ter zitting kernachtig op: „Een
reiziger die niet hoekt, is geen reiziger.
Bij 't aanhooren der 'getuigenverklaringen kon men
den 'totaal-indruk krijgen, dat beklaagde Beemsterboer
overigens gunstig bekend staat.
De O. v. J. eischte tegen hem wegens de gepleeg
de gcldenverduisteringen eene gevangenisstraf van 3
maanden.
Mr. Prins, de verdediger, concludeerde op de daar
voor door hem aangevoerde gronden tot vrijspraak: van
zijn cliënt.
OM EEN TABAKSPIJP.
Do 28-jarige Arie Visser, een arbeider, die geboren
en wonende is te Petten, was den Gden Juni j.1. te
I Kolhorn, in den winkel van den 31-jarigen Klaas de
Boer, waar hij uit 'een hem vertoonde goedgevulde
doos met tabakspijpen een der meest begeerlijk uit
ziende exemplaren ter verkoopswaardc van 30 cents
wegpakte en toen hij zulks noodzakelijk oordeelde, nog
secuur wegmoffelde in zijn onderpantalon, zoodat 't
dingetje bij zijn kouseband terechtkwam.
Wel een bewijs hoe echt geraffineerd -de man te
werk is gegaan. Het zaakje kwam weldra onder de
ambitieuze behandeling der politie, wie het gelukken
mocht, het rechte spoor te vinden.
Hoewel de waarde van het gestolene slechts lut
tel was, gispte de heer Officier toch zeer de wijze,
waarop de diefstal was gepleegd en eischte ten
slotte 14 dagen gevangenisstraf tegen Visser.
LAFFE LUI.
Nu kregen we een drietal beklaagden en corps, nl.
J. Dekker, C. Schaper en G. Koster, allen Bovenkar-
speler jongelui uit den arbeidenden stand. No. 1 was
absent.
Ze hadden Donderdag 27 Mei ter gelegenheid van
de Julianafeesten te Broekerhaven een zekeren Wil
len Weel In en ook bulten de herberg van de wed.
Duin terdege afgeranseld, waarbij ze zich zelfs niet
ontzagen van een stuk van een biljartqueue gebruik
te maken.
Inderdaad een lafhartige manier van doen, waarbij
Weel er ongemakkelijk van links en rechts van langs
kreeg. En hoewel hij een flinke kerel is, die zijn
aanvallers éen voor éen wel zou hebben kunnen ma
ken en breken, kon hij 't nu toch zelfs niet staande
houden tegen deze overmacht. En, eenmaal gevallen
zijnde, werd zijn lot er waarachtig niet benijdenswaar
diger op.
Zulk optreden maakte een gestrenge straf toepasse
lijk naar het inzicht van den heer Officier. Tegen
Schaper en Dekker eischte Z.E.G. elk 14 dagen ge
vangenisstraf, tegen Koster werd 7 dagen gevangenis
straf geëischt.
ZOO'N LASTIG HEER.
Jan Bakker van Uitgeest, een volstrekt niet gunstig
bekend staand arbeidertje, had zich heden te verant
woorden wegens zeer ongepast optreden tegenover de
politie. Agent Schouten, die het twijfelachtige genoe
gen had, hem den 4den Juni 's avonds half negen te
ontmoeten, zag zich genoodzaakt handelend tegen
hem op te treden, maar, o, dat bleek zoo'n leelijk
33.
van zijn besluit wankelde. Het hoofd, dat hij anders
zoo fier in de hoogte droeg, was nu diep op de borst
gezonken, zijn gelaat was doodsbleek. Eindelijk
scheen hij zichzelf meester te zijn, want hij ging nu
snel en vastberaden de laatste treden op.
Hij trad het vertrek van zijn moeder binnen, ging
naar haar toe, greep haar hand, terwijl hij haar groet
te: „Goeden dag, moe'Jer."
De blinde hield zijn hand vast. Hij geloofde heel
kalm te zijn, maar zij voelde wel, hoe zijn hand
„Halt," riep Eger, nadat de luitenant drie wissels
had geteekend, „het woord aangenomen is geen han
delsterm, schrijf liever geaccepteerd." De drie wissels beefde en haar scherp gehoor ontging het niet, dat
die Schoenrock reeds had geteekend wierp hij noncha- zijn woorden anders klonken dan gewoonlijk,
lant in de papiermand. „Feodoor, is er thuis het een of ander voorge-
Schoenrock voldeed gaarne aan dit verzoek het vallen?" vroeg zij.
was immers maar zulk een geringe moeite. „Neen," antwoordde hij, maar zijn stem klonk dof.
„Dank u, dank u," riep Eger, toen de luitenant ook „Je bent gejaagd dat voel ik aan je hand."
de/.e drie formulieren met zijn naam had ondertee- De overste zweeg, langzaam trachtte hij zijn hand
•>:end. „Dit is meer dan voldoende. Laat ons nu nog uit die zijner moeder te trekken, maar zij hield die
eens een glas wijn drinken en over wat anders pra- vast.
f ten. Het is eigenlijk slechts een vraag die ik u wil- „Feodoor, stel je geen vertrouwen meer in je moe
de doen. Hoe denkt ge over den datum van uw der?" vroeg de blinde.
huwelijk?'" De overste zakte op een stoel neer en bedekte zijn
Schoenrock's oogen begonnen te glinsteren. Eger gelaat met beide handen,
voorkwam zijn vurigsten wensch. „Toch wel," riep hij uit. „Ik ben immers alleen
„Ik ik verlang er vurig naar, Toni de mijne tot u gekomen, om u te zeggen, hoe ongelukkig ik
te kunnen noemen en liefst zoo spoedig mogelijk," ben."
riep hij uit. I „Feodoor, wat is er gebeurd?" riep de oude ver
dool Welnu dan komen onze wenschen precies schrikt uit en greep met de hand naar zijn arm.
overeen. Toni wenscht dat oogenblik nog wat uit te 1 De overste hijgde naar adem.
stellen, het dwaze kind is bang voor de praatjes van 1 „Er stapelt zich ramp op ramp," zeide hij. „Ik heb
de me'nschen, omdat sedert haar vorig engagement het beproefd alleen te dragen maar mijn krachten
nog maar zoo korte tijd is verloopen. Doch dat alles zijn niet toereikend. Ik heb bij de opvoeding mijner
is maar een dwaasheid. Waarom moeten die Kalsbach kinderen gewerkt naar vaste grondstellingen en nu
eu zijn vader worden ontzien? Ik denk dat het u moet ik tot de ervaring komen, dat mijne grondstel-
c°k wel hetzelfde zal zijn, of uw tegenpartij zich Hngen niet de juiste waren. Ik was streng tegen Kurt.
beleedigd gevoelt of niet?" I omdat ik, deze gestrengheid noodig oordeelde en het
"■Volkomen!" riep de luitenant. „Bepaalt u den dag ongelukkige kind heeft zich het leven ontnomen, om-
maar." i da^ er hang voor was, dat ik hem met verwijten
"Beste jongen, praat daar nu aanstonds eens over zou overladen."
Toni en tracht haar die dwaze dingen uit het „Feodoor, heb je in dat verlies nog niet leeren
h°ofd te praten, dan is zij binnen eenige dagen de berusten?" vroeg zijn moeder
Uwe. Groote voorbereidingen zijn er niet noodig. Je i Nfhudde langzaam het hoofd.
^lt met Je jonge vrouw een huwelijksreis willen ma-1 „Dat zal ik nimmer, al laat ik ook niet zien, hoe
en in dien tüd doe ik allen om jelui nestje zoo het mij ondermijnt,ging hij voort. „Ik heb mijn
gelijk en aangenaam mpgeUjk ln te richten." 1 zoon Egon vele malen voorgetrokken, want hij was
n Jhoenrock vond alles goed en Eger klonk met hem
Op (1 n VüilU tilltJö gGCU en ugw
der u gelukkigen dag. Beiden waren zeer over elkan-
TooVre^°n'
haq vo id° 'u'!enant zijn aanstaanden schoonvader
PaPierm on' s'llg deze me' een s'uw lachje naar de
met denUd' nam daarult de drIe wisselformulieren
zorgvuidi naam van Schoenrock en verborg ze heel
8 'n zijn schrijftafel.
mij tot eer. In hem meende ik mijn evenbeeld te
zien, hij voelde zooals ik, ook bij hem was de eer
het hoogste .En in dat gevoel heb ik hem opgevoed,
met de beste bedoeling en toch heb ik nu de over
tuiging gekregen, dat ik te ver ben gegaan en on
eerlijk heb gehandeld."
„Wat is er met Egon gebeurd?" vroeg de blinde.
„Ik moet ver teruggaan, eer dat u mij begrijpt,"
antwoordde de overste. „Ik was er trotsch op, toen
Egon naar de residentie werd verplaatst en daar ln
Woeilhif t Jning zijner moeder. Het scheen hem zeer I de voornaamste huizen werd toegelaten. Zijne kame-
en staard Vallen> want herhaaldelijk stond hij stil j raden behoorden allen tot den besten en rijksten adel
u voor zich uit, alsof hij in de uitvoering en zij verkeerden met hem op de meest vriendschap
De
HOOFDSTUK XXII.
naar Ka,sbach steeg langzaam de trap op
pelijke wijze en ik was daarover des te meer ver
heugd, omdat mijn broeder den adel verachtte en in
de politiek tot de tegenstanders daarvan behoorde.
Egon kon met zijn soldij niet toe, maar ik heb
hem zooveel ondersteund, als maar in mijn vermo
gen was, misschien te veel. Maar ik had hem laten
beloven, geen schulden te zullen maken, en hij kon
hij zijn kameraden niet te veel achterstaan.
„Daar liet hij zich in een noodlottigen nacht, toen
hij bepaald beschonken was, verleiden aan het spel
deel te nemen. Hij verloor alles wat hij bezat en
het verlangen om het verlorene terug te winnen,
dreef hem er toe verder te spelen. Een vriend leende
hem geld hij verloor steeds meer genoeg,
zijn verlies bedroeg in dien eenen nacht meer dan
zes duizend mark en hij had zijn eerewoord gege
ven, die schuld binnen enkele dagen te zullen beta
len. Moeder ik bezit nog den brief, waarin hij mij
alles meedeelde, het was de brief van een vertwijfel
de. Hij bad mij niet hem te reddén, maar om hem
vergiffenis te schenken voor zijn groote lichtzinnig
heid. Tusschen de regels door kon ik lezen, dat hij
besloten was liever te sterven dan zijn gegeven woord
niet na te komen. Toen wendde ik mij, om hem te
redden, tot een woekeraar. Ik ontving het geld tegen
wissel en zond het hem. Ik heb hem daardoor gered,
en ik weet, dat hij zoo iets nimmer meer zal doen.
De spoedig vervallen wissel werd aangeboden en ik
kon hem niet betalen. De woekeraar verlengde den
termijn zeer bereidwillig, wel is waar moest ik daar
voor weer een gróót offer en hooge renten betalen.
Datzelfde herhaalde zich van maand tot maand, het
heeft mijne gedachten dag en nacht beziggehouden.
Mijn schuld vermeerderde bij den dag. Ik wist, dat
ik het bedrag niet zou kunnen betalen en dat heeft
mij sedert langen tijd als een centenaarslast op de
ziel gelegen. Het heeft mij ongenaakbaar gemaakt
voor anderen, want ik durfde niemand mijn geheim
toevertrouwen. Mijn vrouw en Ulrika vermoeden nie-
I mendal, zelfs Egon weet niet, hoe zwaar het offer,
dat ik hem heb gebracht, op mij drukt. Datgene wat
mij maanden lang reeds heeft aangegrijnsd, zal nu
plaats hebben, de woekeraar haalt den strop toe dien
hij mij om den hals heeft geslagen, hij wil den wis
sel niet meer verlengen. Hij verlangt betaling en dat
kan ik niet. Alle beloften zijn vergeefsch en de
man heeft misschien recht om zoo te handelen, want
met lederen dag vergroot zich de onmogelijkheid om
mijn verplichtingen na te komen. Ik ben gelijk een
ter dood veroordeelde. Hij klemt zich aan het leven
vast en toch maakt elk uitstel de straf des te pijn
lijker. Mijn arme vrouw en de arme Ulrika!"
Opnieuw bedekte hij het gelaat met helde handen.
Zijne moeder had hem zwijgend aangehoord, haar
magere handen beefden van ontroering, want zij las
maar al te goed in het gemoed van haar zoon, en
zij wist alles wat er in hem omging.
„Feodoor en je hebt er niet aan gedacht, dat je
nog een broer hebt?"
De overste richtte onwillekeurig het hoofd op.
.Moeder ge vergeet, dat hij mijn tegenstander is;
ge vergeet, dat ik tegen zijn eigen zoon hard moest
zijn, omdat ik niet anders kon handelen."
„Dat alles weet ik, maar ik weet ook, dat Albrecht
je broeder is, en een edel hart bezit."
De overste sprong van zijn stoel op en liep ge
jaagd de kamer op en neer.
„Moeder, ik kan mij niet tot Albrecht wenden!"
riep hij uit. „Ik kan niet naar hem toe gaan en
zeggen: ik heb onrechtvaardig tegenover u gehandeld,
vergeef mij; ik kan hem niet smeeken om mij te
helpen. Ge zult mij misschien niet begrijpen, maar
er is voor een man van eer een vernedering, een ver
ootmoediging, die erger is dan de dood."
De blinde bewoog langzaam haar hoofd heen en
weer.
„Ik begrijp wel, wat ge gevoelt, maar ik meen, dat
ge niet goed handelt," zeide zij. „Albrecht mag uw
tegenstander zijn, maar hij is niet je vijand en hij
zal nimmer vergeten, dat hij je broeder is."
De overste liep het vertrek nog maar steeds ze
nuwachtig op en neer.
„Ik kan niet," riep hij hevig ontroerd uit.
„Hoe groot is uw schuld?" vroeg de oude vrouw
met bevende stem.
„Twaalfduizend mark."
„En wanneer moet ge die betalen?"
„Nog vandaag."
„En wat zult ge doen?"
De overste drukte de hand tegen het hoofd.
„Moeder, vraag het mij niet!" riep hij uit. „Deze
vraag is het immers juist, die mij waanzinnig maakt.
Och, deze pijn zal ook wel een einde nemen."
„Feodoor, Feodoor, denkt ge niet aan de uwen?"
vermaande de blinde.
De overste zweeg, men hoorde hem alleen zwaar
en moeilijk ademhalen.
I „Is het tijdig genoeg wanneer ge tegen den avond
geld ontvangt?" vroeg de oude vrouw.
„Ja."
„Goed, Feodoor, kom dan vanavond hier om het
te halen."
„Moeder, u wilt het Albrecht vragen?"
„Zwijg mijn zoon. Ik zal je het geld verschaffen
en ge kunt u er op verlaten, dat je moeder geen
1 stap zal doen, die jou tot oneer zal strekken, of
ook maar de minste smet op je eer zal werpten. Het
is goed dat je mij alles eerlijk en oprecht hebt ver-
teld, maar gij hadt dat vroeger moeten doen. Ga nu
heen en geloof je moeder, zij belooft niets, wat zij
j niet kan volbrengen."
I „Moeder moeder, u redt mij het leven," riep
de overste diep geschokt. Hij boog zich over den
Minde, kuste haar op het voorhoofd en snelde toen
de kamer uit.
Wordt vervolgd.