I
Soldaten=eer.
Zaterdag 10 Juli 1909.
53e Jaargang. No. 4536.
TWEEDE BLAD.
BinneDlaBdsch Nieuws.
Gemengd Nieuws.
FEUILLETON.
B 21 E S M A K li $1 G E N.
Gemeente MC'IIAGKN.
o—
LUXE- EN RIJTUIGPAARDENMARKT
TE SCHAGEN.
Burgemeester en Wethouders van Schagen, bren
gen ter kennis van belanghebbenden, dat in hunne
gemeente de
PAARDENMARKT,
welke hoofdzakelijk is bestemd voor Luxe- en Rijtuig-
paarden, geschikt voor den buitenlandschen handel,
zal worden gehouden op
Vrijdag, 23 Juli 100».
Gelijk bekend, heeft deze markt plaats op den dag
vóór dien waarop eenzelfde paardenmarkt wordt ge
houden te Haarlemmermeer.
Voor de aangevoerde paarden zal geen marktgeld
verschuldigd zijn.
Heeren paardenfokkers e.a. worden beleefd ver
zocht tot deze markt, die o. a. zeer wenschelijk
wordt geacaht door het Hoofdbestuur der Vereeni-
ging „Het Nederlandsch Paardenstamboek", door het
aanvoeren hunner daarvoor geschikte dieren ook thans
te willen medewerken, mede in hun eigen belang.
Kunnen toch die dieren te Schagen van de hand
worden gedaan, dan worden daardoor de belangrijke
kosten vermeden, aan het vervoeren naar verder af
gelegen markten, b.v. te Haarlem en elders verbon
den.
Buitenlandsche kooplieden hebben reeds verklaard,
de markt te zullen bezoeken, indien op eenigen aan
voer gerekend kan worden.
Schagen, 5 Juli 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Burgemeester,
H. J. POT.
De Secretaris,
ROGGEVEEN.
LANDVERHUIZING NAAR AMERIKA.
Het stoomschip „Rijndam" der HollandAmerika-
lijn vertrok den 19c-n Juni j.1. van uit Rotterdam met
300 tweede klasse passagiers aan boord. Bij aankomst
te New-York wachtte 215 van deze reizigers een hoogst
onaangename verrassing.
De nieuwe Commissioner of Immigration W. Wil
liams had het bevel uitgevaardigd, dat van 28 Juni
af streng de hand moet gehouden worden aan de
reeds lang bestaande bepaling, dat iedere emigrant voor
de Vereenigde Staten bij aankomst aldaar ten minste
25 dollar (f 62.50) aan contanten moet bij zich heb
ben. Deze bepaling geldt niet alleen voor steerage of
derde klasse-passagiers.
Voor de 300 tweede klasse-passagiers der „Rijndam"
konden er 215 .riet aan deze bepaling voldoen. Na
tuurlijk valt slechts een klein gedeelte van de aange
houden passagiers in de termen om naar Rotterdam
te worden teruggezonden. Het is echter voor allen hoogst
onaangenaam eenigen tijd op Ellis-eiland te moeten
verblijven totdat hun verwanten of andere personen
verwittigd zijn van hun aanhouding en de autoriteiten
hebben kunnen overtuigen, dal er geen gevaar bestaat,
dat ze den Staat ten laste zullen komen.
Zij die zich naar de V. S. begeven hebben er der
halve voor te zorgen, óf de noodige contanten bij aan
komst te kunnen overleggen óf zoodanige maatregelen
te treffen met hun verwanten, dat zij gevrijwaard zijn
voor de onaangenaamheden eener tijdelijke deportatie
naar Ellis-eiland. Hbl.
ONGELUK.
Te Zaandam is gisteren een 13-jarige jongen, H.
van Wijk, die met eenige kameraadjes op het pas
binnengekomen Engelsche stoomschip „Baltic Sea"
speelde, in het ruim van de machinekamer gevallen.
Men vreest voor het behoud van zijn leven. De
jongen verkeerde hedenmorgen nog in bewusteloozen
toestand.
DE CLUB DER „CAVALIEREN".
Naar wij uit betrouwbare bron vernemen wil de
club de .Cavalieren" een vervolging instellen wegens
de tegen haar leden ingebrachte beschuldigingen en
heeft zij zich reeds met een advocaat in verbinding
gesteld.
NIET NAVOLGENSWAARI).
Een heel vreemde poging om zich van het leven
te benemen is te Amsterdam gedaan. Een man huur
de voor éen nacht een kamer in een hotelletje aan
het Singel en begaf zich naar deze kamer met eene
viouw, die bij hem bleef. In den vroegen ochtend,
tegen vier uur ongeveer, wekte hij de vrouw, deelde
haar mede, dat hij zich van het leven zou berooven en
verbood haar alarm te maken onder bedreiging haar
te zullen dooden, wanneer zij zich niet rustig hield,
totdat hij dood zou zijn.
Daarop nam hij een groote hoeveelheid chloorkali
in, welke stof hij zich des avonds voor dat doel had
aangeschaft.
Uit vrees voor de bedreiging hield de vrouw zich
rustig, totdat tegen 12 uur 's middags de man zoover
j bewusteloos was, dat zij de kamer durfde te verla
ten. Zij riep toen hulp in. De man was reeds geheel
I blauw tengevolge van bloedvergiftiging. Op last van
oen geneesheer is hij naar het gasthuis vervoerd,
waar hij misschien nog eenige dagen zwaar zal moe
ten lijden, voordat de dood hem verlost. Op herstel
bestaat zoo goed als geen kans.
SIMl'EL.
Een dorp houdt er een dorpsidioot op na, van wien
bekend is, dat hij, wanneer men hem een dubbeltje
of een twee-en-een-half centstuk voorhoudt, steeds
het laatste kiest. Het is een geregelde proefneming,
waarmee ieder, die het dorp bezoekt, zich onledig
houdt.
Op een zekeren dag vraagt een vreemdeling hem:
„Waarom neem je toch altijd het verkeerde geldstuk?
Weet je het verschil in waarde dan niet?"
„Jawel," zegt de dorps-idioot; „ik ken het vér-
schil wel. Maar als ik het dubbeltje '.tam, zou nie- 1
mand 't meer met me probeeren."
LAMMEREN.
Uit Tessel wordt aan het Hdbld. gemeld:
De groote lammermarkten zijn afgeloopen, doch ge
durende de eerste weken wordt nog veel aanvoer
verwacht, omdat nog ruim 10.000 lammeren voorhan
den zijn. De geheele uitvoer heeft tot 6 Juli bedra
gen 33.709 stuks.
De prijs was in de laatste weken weer lager, zoo
dat door elkander niet veel meer dan f 6.50 per lam
besomd werd.
VAN KOL.
Men meldt uit Maastricht, dat de heer Van Kol,
gewezen K,amerlid, zich aldaar metterwoon gaat ves
tigen
EEN DRAMA EN EEN BLIJSPEL.
Eerste bedrijf (Drama).
De warmte van de zomermaanden, die er nog niet is,
schijnt door het wegblijven een verkeerden invloed Ie
I hebben gehad op het verliefde gemoed van een zeker
jongeling, een stadgenoot. Ware de warmte er gc-
I weest, wellicht had de jongeling door de warmte een
platonische weldadigheid door zijn leden voelen varen
en ware zijn rein gemoed dat miskend werd uit-
gebloeid als een roos, een schoon© roo<s.
Maar de warmte was er niet en het meisje van d.en
jongeling wou niet meer met hem loopen. Twee feiten
die geen verband behoeven te houden. De jongeling
voelde zich ongelukkig, tot het bloed, dat reeds 19
jaar door zijn aderen stroomde, opbruischte en hij
nijdig werd. En op een dag gisteren was het
liep hij met moordplannen en een dolk rond. Het
meisje, zeventien jaar, onbewust, maakte een straatje
't was de Lindengracht om.... de moordenaar
stortte zich op haar en wild© haar aan zijn moord
tuig rijgen.... maar ach
Tweede bedrijf. (Blijspel.)
Hoewel de jongeling een iegelijk diets had gemaakt,
dat hij zoo maar de beschikking had over een dolk,
bleek dit onwaar te zijn. Hij had een pennem.es, en
dat was te klein en te slap, om mee te moorden, en
bovendien, liep het meisje, dat vermoord moest wor
den, hard naar haar moe.
't Scherm zakt even en gaat op voor het
tweede tooneel.
't Is middag. De buren hebben zoo juist aan moe
gemeld, dat de moordenaar van hedenochtend thanS
in de straat wandelt met een revolver; daarom mag
de zeventien-jarige dochter niet de deur uit.
De jongeheer ijsbeert en ijsbeert en zijn uitlatin- j
gen worden van dien aard, dat ieder de haren ten berge j
rijzen.
Het politie-bureau, dat het meest nabij is, wordt j
op de hoogte gebracht, en de jongeling wordt na een
heftige vlucht eindelijk overmeesterd,. Toen men hem
gedwangbuist had en in den kerker had gezet, dorst
men hem te fouilleeren. Oogenblikkelijk invrijheidstel
ling, met. een pak voor den broek, volgde, daar het j
bleek, dat de Heilige H. bij den neus was genomen.
Want de in allerijl ontboden deskundigen maak-
ten uit, dat de jongeling wél een revolver had, maar,
dat men met zóó'n revolver niemand, zelfs z'n meisje
niet, dood kan schieten. Tel.
HOOIBROEI.
Men schrijft uit Friesland:
Nu weer het tijdstip is aangebroken, dat de jaar- 1
lijksche eerste hooioogst wordt binnengehaald, heb
ben de directeuren der onderlinge brandwaarborgmaat
schappijen, evenals in vorige jaren, do aandacht van
den commissaris der Koningin in dat gewest geves
tigd op het groote brandgevaar, door hooibroei ver
oorzaakt.
Ofschoon de hooioogst, althans ten deele als mis
lukt moet worden beschouwd men oogstte slechts
ruim, i/3 deel van wat men verleden jaar in de schuur
kon bergen is daarom toch het gevaar voor brand
door hooibroei gansch niet uitgesloten.
Van terzijde toch wordt vernomen dat in enkele
hooischuren zich reeds kenteekenen voordoen van ster
ken broei als gevolg van het krachtige gewas van dit
jaar, dat in kwaliteit dat van het vorige jaar zeer
verre overtreft, alsook tengevolge van de ongunstige
weersgesteldheid gedurende den hooioogst.
Nu toch de van tijd tot tijd vallende regen en de
uiterst weinige zonneschijn het flink droog binnenha
len van het hooi doorgaans heeft verhinderd alleen
de vorige week Vrijdag en Zaterdag werd er prachtig
gewonnen hooi binnengehaald zal de toestand er
niet beter op worden.
Door de directeuren is daarom besloten, ook dit
jaar hunnerzijds toe te passen de hooi-inspectie waar-
Van de uitvoering aan deskundigen wordt opgedragen.
De loco-commissaris der Koningin in dat gewest,
heeft den burgemeesters in de provincie verzocht, de
landbouwers opmerkzaam te maken op het groote be
lang, dat er in de eerste plaats voor hen zeiven in
gelegen is, 0111 genoemd gevaar te voorkomen met ver
wijzing naar art. 15 Wetb. van Strafrecht, waarbij
verschillende straffen zijn gesteld tegen hen, aan wier
schuld brand is te wijten, terwijl hier onder schuld dok
is te verstaan nalatigheid, gebrek aan voorzorg en ach
teloosheid.
Anna 1'aulowna.
POLITIE.
Ter secretarie der gemeente Anna Paulowna zijn
inlichtingen te verkrijgen omtrent een gevonden bro
che en een gevonden damesportret, geplakt op grijs
carton.
Mr. TH. H. DE MEESTER.
Hoewel hij uiterst zwak is, kan de algemeene toe
stand van Mr. Th. H. de Meester bevredigend ge
noemd worden.
Dr. KUYPElt.
We lazen Donderdagavond in De Standaard:
Dr. Kuyper is gisterenavond voor eenigen lijd naar
buitenaf vertrokken.
E11 gelijktijdig liet volgende ingezonden stukje ook
in De Standaard:
Geachte Redactie,
Liefst was ik niet op reis gegaan, zonder in de be
kende zaak nader van mij te hebben doen hooren. De
wijze echter waarop men, als ware 't bij druppels, zijn
ondersteld bewijs-materiaal publiceert, maakle mij dit
niet wel doenlijk. Ik kan niet nogmaals het woord
nemen, zoolang ik niet weel, of nu al de stukken voor
mij liggen.
KUYPER.
's-Gravenliage, 7 Juli 1909.
Dit is een verbijsterend voorval, zegt de N. Crt.
De noodzakelijkheid eener reis „naar buitenaf", die
dr. Kuyper buiten staat zou stellen van zich te doen
hooren op het oogenblik, waarop hem dit dienstig
voorkomt, valt niet in te zien. Van dit afscheidsbe-
richt begrijpen wij dan oc^k niets.
„Al de stukken"... Ons dunkt, dr. Kuyper zelf
moet ,al de stukken" waarvan in deze sprake kan
zijn, kennen. Indien hij zich schuldloos weet en dus
geen publicatie van welk stuk ook behoeft te vreezen,
wat belet hem dan een klaar en duidelijk antwoord
te geven, dat hem boven verdenking stelt?
AANKLACHT.
Het Haagsche correspondentiebureau meldt:
In de kerkelijke pers was eenige dagen geleden het
bericht opgenomen dat de heer W., onderwijzer der
Ie klasse aan de openb. burgerschool te Schevenin-
gen, socialist was; dat hij weigerde zijn leerlingen het
Wilhelmus te laten zingen; dat hij zich eenige oogen-
blikken uit zijn lokaal ,verwijderend, bij zijn terug
komst zeer vertoornd was, omdat de meisjes uit zijn
klas het Wilhelmus hadden aangeheven; dat hij elk
d r zangeressen daarvoor 5 strafthema's opgaf; dat
hij van oranjebiljetten gezegd had dat zulke dingen
in de prullemand hooren en dat hij bij de behandeling
van een leesles over het huwelijk der Koningin zich
aldus uitgelaten had: dat huwelijk kan me niets sche
len, ze hadden dat er gerust uit kunnen laten.
Thans is door den betrokken onderwijzer bij den
otficier van justitie een aanklacht wegens laster en
aanranding van zijn goeden naam ingediend tegen De
Standaard oT tegen wie voor dat bericht verantwoor
delijk gesteld moet worden.
HERSTELD.
De persoon die als bacillendrager der in de Scher
merstraat te Haarlem heerschênde hersenvlies-rugge-
mergontsteking in het gasthuis was geïsoleerd, heeft
dit thans als hersteld verlaten.
Meerdere gevallen zijn niet voorgekomen.
VAN HET AQUARIUM IN ARTIS.
In het Aquarium van Artis te Amsterdam is hij de
zeepaardjes dit jaar weer het hoogst-eigenaardige sys
teem van opvoeding waar te nemen waardoor de groe;
van visschen waartoe het zeepaardje en o. a. ook de
op onze kust levende zeenaalden behooren, zich van
alle anderen onderscheidt.
De zorg die hier aan het grootbrengen van het
broed wordt ten koste gelegd is inderdaad verras
send, zij wordt bij eenige soorten door de wijfjes ge
dragen, bij anderen heeft het mannetje een vader
lijke taak te Vervullen. Dit laatste is ook het geval
bij het zeepaardje waar het mannetje is toegerust
met een zich aan de onderzijde van den staart ont
wikkelden broedbuidel.
Heeft het wijfje zijner keuze haar zeer kleine eie
ren goed en wel weten vast te kleven op de onder
vlakte van zijn sierlijk staartje, dan vormt zich uit
hiervoor dienende bijzondere huidplooien een over
do eieren heengroeiende broedbuidel. In de hierbin
nen gelegen holte brengen tevens de later uitgeko
men jongen hun prilste jeugd door, om wanneer de
tijden gunstig zijn uit een aan de bovenzijde gelegen
spleetopening zee te kiezen. Wie er zich tijd van
wachten van gunnen wil kan binnenkort dit zonder
ling tafereeltje soms plotseling in het Aquarium zien
afspelen en de jonge zeepaardjes van eenige m.M.
lengte als een lichtbruin wolkje voor den zorgenden
vader uit zien zwemmen of gezamenlijk zien opstijgen
naar de wateroppervlakte waar zij gaarne schijnen te
vertoeven. Vermoedelijk stellen de jeugdige zeepaard
jes zich vaak weer onder vaders bescherming en het
sehiyit dat ze dikwijls nog vrij lang van de geboden
schuilplaats blijven profiteeren. Zijn ze wat grooter
dan verzamelen ze zich in zwermen vlak onder de op
pervlakte 't geen op warme dagen wel in het Aqua
rium te zien is. Duidelijk kan men ze dan langzaam
aan zien zwemmen op open plaatsen. Zij blijven ech
ter bijna nooit in leven en vermoedelijk worden er wel
af en toe door de argloos onder hen voortraderende
volwassen zeepaardjes, ofschoon deze naar behooren
met kleine schaaldierjtes en zeer kleine zeegrondeltjes
gevoederd worden, in stilte verorberd. In het zee
paardjes-bassin zwemt thans tevens een mooi zee-
vischje uit Oost-Indië, een donker gestreept zilverigen
Therapon servus, verleden jaar door den heer J. 'H.
Fölmer aan boord met veel zorg overgebracht en aan
Artis ten geschenke gegeven. Als een andere merk
waardigheid noemen wij nog den grooten meerval in
het karperbassin, een prachtig exemplaar van dezen
grootsten onzer zoetwatervisschen.
DE OVERSTROOMINGEN IN AMERIKA.
Betreffende de overstroomingen, die verschillende
streken teisterden, werd nog medegedeeld, clat daar
bij drie lieden zijn omgekomen.
Honderden, die zich op weg naar de Westkust dei-
Unie bevonden, werden opgehouden door aardstortingen
en overstroomingen in Colorado.
Treinen, met levensmiddelen geladen, worden met
den meesten spoed, naar de geteisterde streken ge
zonden.
DE GESCHIEDENIS VAN EEN HEMD.
Een Duitsch geleerde wees er onlangs op, dat kei
zer Frederik Barbarossa geen nachthemd had gedra
gen. En ook nog in veel lateren tijd placht men,
zelfs in de beste kringen der beschaafde bevolking,
bijna geheel ongekleed te gaan slapen. Het beste be
wijs voor deze bewering, dat zelfs in den tijd van
Lodewijk XIV een nachthemd gold als groote weelde,
is wel het feit, dat mademoiselle de Montpensier slechls
over één enkel exemplaar beschikte. Als kleedingstuk
voor den dag kan het hemd echter bogen op een I100-
gen ouderdomreeds bij de Grieken en Romeinen be
hoorde het tot de intiemste kleedingstukken. In Duitsch-
land heeft het tijdens Karei den Groote burgen-echt
gekregen in de hooge kringen; de keizer droeg; zooals
zijn vriend en biograaf Einhard nadrukkelijk beweert,
de camisia linea (het linnen hemd) onder zijn tunica.
In een huis in Duringen vond men in het jaar
1867 met nog eenige andere voorwerpen uit de veer
tiende eeuw, een linnen vrouwenhemd, dat aantoont,
hoe dat kleedingstuk er destijds uitzag. De lengte (70
c.M.) reikte niet tot over de knie, het décolleté reikte
tot aan de horst, inplaats van mouwen zijn draagband-
jes aangebracht. Het kleedingstuk was van linnen, wol
of zijde vervaardigd, soms hoogst eenvoudig van uiter
lijk, soms rijk bestikt en geborduurd. Het hemd was
aan de armen zichtbaar, als de mode kleeren met korte
of lange mouwen voorschreef; ook aan de voeten was
het zichtbaar, als de rok volgens de mode korter was
dan het hemd.
In de vroegste tijden der Middeleeuwen werd het
hemd als huisgewaad gedragen en in zijn boek „La
chemise a travers les ages" beweert Armand Silvestre,
dat in de Middeleeuwen de hemden uitmuntten door
weelderige versiering met kostbare steenen en stiksels,
terwijl tijdens de renaissance zich de grootste luxe
openbaarde in de stof van het weefsel. Diana van
Poitiers, die altijd maar spaarde, was op het gebied
harer hemden uiterst vrijgevig; zij droeg zelfs de
allerfijnste. Ook in de volgende eeuwen werd jgroot
gewicht gehecht aan het weefsel, dat teer moest zijn
en bijna doorzichtig. De snit der dameshemden over
de borst was natuurlijk afhankelijk van de mode, die
steeds lager uitgesneden japonnen voorschreef.
De revolutie, die zooveel wat bestónd over boord
wierp, bracht het hemd tot ongekende hoogte. Men
danste de Carmjgnole en vierde republikeinsehe feesten
in een overkleed, dat verdachte overeenkomst vertoon
de inet een hemd. De, kostuums, die madame Réca-
mier en „burgeres" Beauharnais droegen, waren fei-
34.
De blinde vrouw bleef eenige minuten beweging
loos zitten; zij herhaalde nog eenmaal ieder woord,
dat haar zoon tot haar had gesproken, dan richtte
zij eensklaps verschrikt haar hoofd op, want zij dacht
er aan, dat zij geen oogenblik had te verliezen.
Haastig schelde zij en beval de binnenkomende
dienstmaagd, dadelijk naar Dr. Kalsbach te gaan en
hem te zeggen, dat zijne moeder hem ©ogenblikkelijk
wenschte te spreken.
Ga naar het redactiebureaua, daar zal hij nu
zijn," voegde zij er bij. „En wanneer hij daar niet is,
zoek hem dan. Laat u niet afwijzen, wanneer hij
het druk heeft of bezoek heeft; zeg hem, dat ik
hem dadelijk moet spreken, hoort gij, dadelijk!
Haast 11, want van elke minuut hangt zeer veel af."
De dienstmaagd spoedde zich heen.
De blinde vrouw luisterde er naar, hoe de dienst
bode hare woning verliet; hare gedachten volgden
haar schrede op schrede, in haar geest mat zij de
lengte van Iedere straat, die zij door moest. Nu kon
zij het redactiebureau bereikt hebben, zij deelt haar
opdracht mede en de blinde zag in hare verbeelding,
hoe haar zoon dadelijk naar zijn hoed greep.
Nu volgde zij hem In hare gedachten, en wederom
berekende zij hoe langen tijd liij noodig had, elke
straat te doorloopen. Zij luisterde er naar, of zij zijn
treq nog niet op de trap vernam. Minuut op minuut
verdween, en elke minuut scheen de wachtende een
Uur toe. Haar zoon moest er reeds zijn, wanneer de
dienstmaagd hem aangetroffen had. Wanneer hij eens
°l> reis was. Deze gedachte verlamde haar bijna.
?en onbegrijpelijke angst greep haar aan, en haar
^art sloeg snel en luide, zoodat zij de bevende hand
tegen de borst moest drukken.
wilde overleggen, wat zij doen moest, wanneer
Pr- Kalsbach op reis was gegaan, maar zij was niet
*n staat hare gedachten te verzamelen. Het was haar,
alsof zij onder de rampen moest bezwijken. Zij wilde
Zlch hiertegen verzetten, doch zonk afgemat achter-
0Ver in haar stoel. Zij had haar blindheid nooit zoo
^reeselijk gevoeld, als in dit oogenblik; het was zoo
duisten om haar heen, en er scheen geen straal van
"°°P in deze duisternis.
Laar vernam haar oor eenige haastige schreden
°P de trap; een zachte kreet ontglipte aan hare lip-
Pen, haar zoon Albrecht kwam.
Nauwelijks een minuut later trad dr. Kalsbach het
vertrek binnen.
„Albrecht, Albrecht!" riep de blinde uit en strekte
hem beide handen tegen.
Hij snelde naar haar toe; in zijne armen viel zij
in bezwijming. Kalsbach riep om water en het gelukte
hem, de bezwijmde spoedig weder tot haar bewustzijn
j te brengen
„Moeder, wat is er gebeurd?" riep hij ontsteld
uit.
De oude vrouw vatte met beide handen zijn rech
ter en hield die vast, zeer vast omklemd.
,Nu is immers alles goed!" zeide zij diep ademha
lende. „Het is zeer goed, mijn zoon!"
De tranen stroomden uit hare blinde oogen en los
ten den drukkenden angst op, die haar borst had
beklemd.
Bezorgd drong dr. Kalsbach er bij zijn moeder op
aan, hem te zeggen, wat haar zoo verontrust had.
De blinde herstelde zich zooveel mogelijk.
„Ga zitten, Albrecht, hier dicht aan mijne zijde,"
sprak zij, terwijl zij zijne hand vasthield. „Ik heb
mij verontrust, omdat ik vreesde dat ge niet komen
kon. Je bent zoo lang weggebleven."
„Ik ben toch dadelijk gekomen, geen minuut heb
ik verzuimd," verzekerde Kalsbach.
Een zwak lachje gleed over liet gelaat der blinde.
„Dan heeft mijn ongeduld mij parten gespeeld," ging
zij kalmer voort. „Ik had al gerekend hoeveel tijd
ge noodig hadt om hierheen te komen, ik telde de
voetstappen, maar ik weet immers, dat de gedachten
sneller gaan dan de voeten. Hoor mij nu bedaard
aau, mijn zoon. Ge hebt mij veel, zeer veel liefde
en goedheid bewezen; maar dag aan dag smeek ik
God dat Hij je daarvoor moge zegenen."
„Maar moeder, u^weet hoe graag ik dat doe," viel
Kalsbach haar in de rede.
„Ja, dat weet ik, en dat maakt mijn ouden dag
zoo aangenaam. Je voorkomt al mijn wenschen, je
doet honderdmaal meer voor mij, dan ik kan ver
langen, en nu toch heb ik een groot gróót ver
zoek, een bede, die ik nauwelijks durf uitspreken."
„U weet toch, welk een genot het mij bereidt uwe
wenschen. te vervullen," antwoordde Kalsbach hier
op.
„Ja, ja, Albrecht, maar mijn bede betreft iets groots
Kunt ge mij heden nog binnen een paar uur,
twaalfduizend mark geven?"
Kalsbach rilde onwillekeurig, doch hij herstelde
zich terstond weder.
„Waarvoor, moeder?" vroeg hij.
„Geeft ge het mij evengoed, als ik je vraag niet
beantwoord?"
„Ja! Maar stelt u zoo weinig vertrouwen in mq,
dat u gelooft dat ik uw verzoek zal afwijzen, wan
neer u mij zegt, waarvoor dat geld moet dienen?"
„Neen, neen, Albrecht!" viel de blinde hem in de
rede, „ge hebt het recht die vraag te doen, en ik
zal je alles zeggen."
Zij vertelde nu, in welk een wanhopigen gemoeds
toestand de overste bij haar was gekomen en wat die
had medegedeeld.
Dr. Kalsbach antwoordde hierop niet, hij stond
op en liep de kamer op en neder.
„Albrecht hebt ge berouw over het mij gegeven
woord?" vroeg de blinde.
„Zeker niet, moeder. Maar waarom is Feodoor niet
zelf bij mij gekomen? Verdenkt hij er mij van, dat
ik hem in den nood alle hulp zou ontzeggen?"
„Dat niet, maar hij had niet den moed om dit ver
zoek tot u te richten. Hij is zeer gestreng geweest
tegen Hermann en hij weet, dat u dat zeer gekrenkt
heeft."
„Zeg niet gekrenkt, moeder, het heeft mij leed
gedaan. Maar geen oogenblik heb ik geloofd, dat hij
dat heeft gedaan om mij of Hermann te krenken.
Ik weet dat hij geheel volgens zijn overtuiging heeft
gehandeld. Wel is waar houd ik die voor een dwaal
begrip en betreur ze zeer."
„En je zult dus het geld nog vandaag heden
bij mij brengen?"
„Zeker moeder, binnen een uur is het in uwe han
den."
„En mag ik Feodoor zeggen, dat gij wist waarvoor
ik het moest gebruiken?"
„Ja, dat mag u er gerust bijvoegen, dat ik mijn
broeder gaarne een dienst bewijs." v
„Albrecht, Albrecht!" riep de oude vrouw uit.
Kalsbach trad op haar toe.
„Mijn zoon mijn beste jongen!" riep zij uit.
Kalsbach trachtte zijn hand los te maken uit de
hare.
„Doe dat niet," ging de blinde voort. „Toen ge
nog een klein kind was, toen gaf je mij, wanneei ik
je op mijn arm droeg, altijd je kleine handjes 0111 die
te kussen. Schertsend draaide ik dan mijn hoofd af
en riep je toe: ik wil die leelijke hand niet kussen.
En hoe kraaide je het dan uit van pret, wanneer
het je gelukte mij je beide handen op den mond te
legen, zoodat ik ze kussen moest. Wees nu weer
eens een kind en druk mij de hand, die mij zooveel
liefde heeft bewezen, op de lippen, opdat ik ze mag
kussen."
Kalsbach omhelsde zijn moeder, hief haar hoofd
op en kuste haar op voorhoofd en wangen.
„Laat ik me nu haasten moeder, want ik heb het
geld niet stil liggen, doch moet het van mijn bankier
halen. Binnen een uur zal het in uw bezit zijn. Zend
nu iemand naar Feodoor en laat hem zeggen, dat hij
spoedig bij u moet komen. Elke minuut, dat ge zijn
leed en angst vermindert, bewijst ge hem een wel
daad."
„Albrecht, wil je hem zelf het geld niet geven?"
vroeg de moeder.
Albrecht talmde een oogenblik met zijn antwoord.
„Neen," antwoordde hij toen. „Het zou hem pijnlijk
aandoen en dat wil ik hem besparen."
„Ik hoopte dat daardoor misschien een verzoening
zou bewerkstelligd worden."
„Die mag nooit het werk zijn van een oogenblik,
of het gevolg eener verrassing, tenminste als ze be
stendig zal zijn. Gun Feodoor tijd, gevoelt hij wer
kelijk behoefte aan verzoening, dan zal hij tot mij
komen, want dat ik hem geen wrok toedraag, moet
hij weten. Maar zeg hem er niets van. Het verlangen
daartoe moet in hem zelf ontstaan; het zal hem niet
gemakkelijk vallen, want hij is stijf in zijn meening
en opvatting; vooroordeelcn hebben zich zoo sterk
vereenigd met zijn karakter, dat zij in zijn bloed
zijn overgegaan; doch zijn hart is edel, dat zal ten
slotte wel zegevieren."
Hij ging heen en wederom zat de oude blinde
vrouw alleen. Zij had de handen gevouwen en haar
hoofd was op de borst neergezonken. Nu was het
niet meer donker om haar heen. Hoe goed, hoe edel
was haar zoon. Zij wist dat reeds lang, maar elk
nieuw bewijs daarvan deed haar toch weer goed aan.
Dr. Kalsbach had zijn belofte stipt vervuld en zijn
moeder het geld toegezonden. De dienst, dien hij zijn
broeder had bewezen, had hem veel tijd gekost en
moest die dus worden ingehaald. Verscheidene uren
waren er verloren gegaan en daar het werk aan de
courant af moest, was er dien avond geen pardon.
Hij zat dan ook in zijn werkkamer aan zijn schrijf
tafel, druk aan den arbeid. Het was een flink, eenvou
dig vertrek, zonder eenige luxe. De wanden waren be
dekt door boekenkasten en landkaarten, alleen naast
de kachel stond een kleine sofa en daar naast een
met boeken en couranten overladen tafel.
Kalsbach had er nooit aan gedacht, zijn studeerver
trek weelderiger in te richten, het diende immers al
leen voor den arbeid, en elke Verandering, elke weel
de zou hem in zijn arbeid gestoord hebben.
Hij had gelijty, wanneer hij zeide; in dit vertrek
zal ook het uitwendige en alles wat daar in is, mij
er aan herinneren, dat er hier geen tijd is om uit
te rusten. Het is nagenoeg een geestelijke smidse,
daar moet elk werktuig dadelijk ten gebruike voor
de hand liggen en het stof van dat-handwerk mag
ook niet ontbreken.
Voor hem op tafel stond een eenvoudige lamp, bij
welker schijnsel hij ijverig schreef; achter zijn rug, in