Soldaten=eer.
Woensdag 21 Juli 1909.
FEUILLETON.
53ste .laargang. No. 454*2.
Uitgevers s TRAPMAN Co,
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Binnenlandse!; Nieuws.
Alliiltl
skclttc^xx'irrjrt-.-rvw «wk *tvr w m p»;re*
Mp 'v.v Él MPP
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag-, Woensdag-,
D o n d e r d a g- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9
orden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau SCHABEL, La&n O 4,
Interc. Teleplioon No. 20.
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3 60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25iedere regel meer 5 Cent
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
ï4aLS.a<'JEJ(X£«c«-'BXa£=&.'r
Bit nummer bestaat uit. een blad.
Zitting van Dinsdag 20 Juli 1909.
DIE DACHT ER GEMAKKELIJK OVER.
Johannes Takken van Hoorn, een 53-jarig sjouwer
man, die te lange vingers had gehad, moest vandaag
deswege terechtstaan. Hij moest aldaar, in opdracht
van zijn lastgever, den meelmolenaar H. v. d. Bergh,
een vaartuig geladen met gerst, lossen.
sprekend aan 't licht toen er den 8sten Juni aan zee baar Ministerie er van dacht,
op de steenglooiing te hunner woonplaatse eene min- n» foiton
der vriendschappelijke ontmoeting tusschen dit edele
klaverblad en een paar andere lui, ook arbeiders en
vissehérs, plaats had.
Jaap Dekker, een Wervershover visscher, kreeg
van Jan Meester het verwijt te hooren dat hij zich
aan vernieling van een ansjovisnet ten nadeele van
Meester had schuldig gemaakt.
't Relletje liep zoo hoog, dat waar Jan Meester 't
vuurtje met woorden had opgestookt, zijn twee broers
tot daden overgingen en Dekker kreeg bij deze gele
genheid meer van de hardheid der Meesterlijke vuis
ten te genieten dan hem lief was. Zijn knecht, die
Oüüii-ni vol moesten het ««.Je «J-1 «o»™»
kasteel uitgewerkt worden en op wagens naar v. d. De ,w
1 gens'
Berghs graanpakhuis verhuizen.
Men begrijpt, dat Takken zich van helpers had
voorzien voor zoo'n karwei. Druk waren ze bezig op
Donderdag 17 Juni om den welbeiaden „koopvaarder"
te ontlasten en dat werkje nam tijd in beslag, want
het ging maar niet aan om volgens de methode van
het bekende Vrouwtje van Stavoren, aan de eene
zijde ingeladen hebbende, aan de andere zij van het
schip den boel weer in zee te smijten.
Enfin, hoewel de dagtaak zwaar was, werd toch
nog tijd gevonden voor iets dat volstrekt niet gedaan
behoefde te worden niet mócht worden gedaan.
Nadat bereids een zak daarvoor bij het beladen
vaartuig was gebracht, vulde Takken dien met gerst
en nam hem toen 't schafttijd was mee, om zijne
konijnen met de gegapte gerst te voederen.
Een andere sjouwerman, G. J. Duinmaier genaamd,
ook met 't lossen bezig, vroeg aan Takken, die hem
„aangenomen" had, of ook hij wat gerst voor konij-
nenvoer mocht meenemen.
Jawel, dat zou wel gaan, 'Oor en aldus ge
schiedde.
Doch het voorgevallene lekte uit en bracht vriend
Takken op de beklaagdenbank, terwijl zijn gerstlie-
vende collega Duinmaier, die trouwens ook geheel
te góeder trouw had gehandeld, na bekomen verlof
van Takken, héden als "eerste getuige optrad.
Hoewel de beklaagde aardig wat spraakwater op
had vandaag en in de publieke staanplaats al een
hevige afkeer van de rechte lijn aan den dag legde,
kon hij toch met al den moed en de welbespraakt
heid die hij aan dien toestand ontleende, niet veel
van de getuigenverklaring van Duinmaier afdingen.
En Uldrik Zemering, die er ook bij was, had vrij-
Ddar werd 't zaakje nog eens netjes uit elkaar ge
plozen, alsof het kostbaar touw was, en hoewel de
twee eerste getuigen (Dekker en zijn knecht) al
licht genoeg hadden verspreid en men het hooren
van Kees Singer (No. 3) niet noodig achtte, wou
de tweede beklaagde dezen toch ook nog heel graag
zijne meening hooren verkondigen en aldus ge
schiedde.
Wardenaar had nog heel wat tegen te spartelen
en reikte zelfs een brief over waarin hij zijn protest
nader toelichtte, versierd met ettelijke handteekenin-
gen van dorpsgenooten, die zijne zienswijze bekrach-
j tigden. Dirk bekende, geslagen te hebben, maar hij
voegde er bij dat het noodzakelijk was, toen hij
als scheidsman optrad.
De O .v. J. wees er op, dat Wardenaar al eens
een week heeft zitten brommen, terwijl Dirk al drie
maal heeft gezeten, telkens eenige weken lang. Nieu
welingen zijn ze dus niet voor de vierschaar.
Tegen elk der beide beklaagden werd 7 dagen ge
vangenisstraf geëischt.
NOG EEN DRIETAL ANDIJKER VECHTERSBA
ZEN.
Nu kregen we drie beklaagden tegelijk en wel Si
TNl-1- J~ Triooo "Hz-vof nnlr allei
Wat de feiten betreft, erg ingewikkeld zijn die
niet.
liet was met de heerlijke Pinksterdagen ook in
de Andijker herberg „De Meiboom" feest.
De jongelui waren in de stemming, maar deze
werd weldra verstoord door den twist, die gerezen
was tusschen de drie beklaagden en Groot en Jaap
Broer. Teunis Groot kreeg 't meest op zijn baaitje.
Jaap Broer bekwam, toen hij Teun ontzetten wilde,
alleen maar eenig letsel.
De bewijslevering was nu juist niet zoo heel ste
vig
Ten opzichte van De Vries was zij zelfs zoo weinig
voldoende, dat de héér Officier voor hem vrijspraak
vroeg.
De mishandeling, door Mantel en Doef gepleegd,
achtte Z.E.G. wel bewezen en tegen ieder van hen
werd f 7 boete of 7 dagen hechtenis geëischt.
OM OP TE FRISSCHEN.
Johannes Kareis van Egmond a. d. lloef, die nogal
een stevigen borrel lust, was al niet geheel nuchter,
(oen hij aldaar bij Otto Akkerman op den lOden Juni
j.1. het café binnenstapte.
Hoewel $Jit eerst niet werd opgemerkt door de hos
pita, Otto's 35-jarige ega. Wijtsche Bakker genaamd,
was dat 'toch, toen hij' ook hier spiritualia had ge
nuttigd, haai' weldra niet ontgaan en nu wilde zij hem
wijselijk verder geen sterken drank meer versohaffen.
Hierover was Kareis geen klein beetje geraakt en hij
stak zijn ergernis daar niet onder stoelen of banken,
al was er daartoe gelegenheid te over, daar waar hij
zich bevond.
Op de vordering van den kastelein Akkerman, die
ten tooneele verscheen om eens te zien welk lief
klantje zijne ega daar had, wensehte Kareis zich niet
te verwijderen. Ken je begrijpen déSr stond zijn
hoofd nu heeleniaal niet naar.
En toen een 7—jarig jongetje hem kwam halen om
den maaltijd te gebruiken, werd het er met zijn hu-
- - meur niet beter op. Toch ging hij' ten slotte morrende
mon Mantel, Dirk de Vries en Klaas Doef, ook allen want „je krijg hier toch niets meer" heette het,
Andijkers. terwijl hij mokkende den aftocht blies. Maar hij kon
Jammer dat de Vries, een dikke stevige vissen er, verleiding niet weerstaan om nog gauw even een
alleen maar was verschenen. De twee anderen waren deurpaneel stuk te trappen bij Akkerman. Deze diende
maar stilletjes „an dijk'" gebleven. t eell aanklacht in en de O. v. J. eischte met het oog
Ze hebben daar „en corps" een paar andere snoes- Qp aj jiel dat Kareis had uitgehaald, tegen de-
hanen, Teunis Groot en Jaap Broer, voor de variatie zen j jq ]30e(e 0f jq dagen hechtenis,
wat afgetrommeld en nu was de rechtbank (nadat i ,,T™arr,T v «uttvt
ai,., 0, - de noodige formaliteiten hadden plaatsgevonden) erg V ,u-Ji ir m i<
wel 't zelfde in te brengen als de eerstoptredende nieuwsgierig om te hooren, hoe dat alles precies in JafP v\ akker uit Den Helder, een _l-jarig smids-
getuige en weldra was 't de beurt van Mr. van Sons- zijn werk was gegaan. f. tevens bij afwisseling visscher en rijwielher-
beek, den Officier van Justitie, om eens te zeggen, srfinofiir. Niet minder dan steller, was in Aprilf ot Mei dezes jaars zoo brutaal
wat hij er van dacht.
Z.E.G. qualificeerde het voorgevallene, dat hij bewe
zen achtte, als verduistering en beklaagde kreeg een
strenge berisping over hef onbetamelijke om in zoo'n
beschonken toestand, die al van bitter weinig
eerbied voor de rechtbank getuigde, hier te verschij-
genpartij achter een kraam, waar do ouwe man het
gezelsclinp van enkele fietsen mocht genieten.
Daar er een paar getuigen waren, die 't gevalletje
hadden waargenomen en tevens zagen dat Spruit vol
strekt niet zoo dronken was als hij1 thans graag wilde
doen aannemen, liep 't voor onzen vechtersbaas nog
léelijk tegen.
De mijn sprong verkeerd; de oude mishandelde Jan
Bakker en de hoeren Sirnon Schilder uit Heerhugo-
waard en Gerbrand Schilder van Zwaagdijk, legden
duidelijker verklaringen af en het bewijs van de mis
handeling geleverd achtende, eischte de O. v. J. tegen
Spruit deswege eene maand gevangenisstraf.
A.s. Dinsdag geen nieuwe zaken, wél uitspraken.
Heden over 14 dagen nieuwe zaken.
Nu, getuigen waren er genoeg. Niet minder u«u
een halfdozijn had men er laten aanrukken en ook i ®!u eLI1 paai palingfinken van den heer 1 Kuiper,
-•I die zelve geen visscher is doch stil leeft, te stelen.
-A„
Eisch: een maand gevangenisstraf.
„MEESTERS" IN DE VECHTKUNST.
Klaas Meester van Andijk heeft drie zonen: War-
denaar, Dirk en Jan, geen van allen verkleumde jon
gens, integendeel kerels, die de handen uit de
mouwen durven steken als het op werken aankomt.
Maar 't is niet met werken alleen dat ze dit
durven. Ook als er een kloppartijtje op til is, zijn
ze om zoo te zeggen „van zessen klaar". Dat kwam
De Vries gaf zoo „en passant" nog eens eenige op
heldering.
Er waren er echter onder de getuigen, die een
opvallenden aanleg voor geheugenzwakte vertoonden
en onder hen nam de deftig uitziende landarbeider
Gert Krul een eerste plaats in. Als de president hem
welwillend en duidelijk een of andere eenvoudige
vraag voorlegde, stond hij sprakeloos te staren of
hij het in Keulen hoorde donderen.
Hij zal dan ook veel kans gehad hebben om de
verdenking op zich te laden, de beklaagden een
beetje te hebben willen sparen. Of hij dacht op
deze manier meteen de veiligheid van zijn eigen
heele huid te bevorderen? We willen er ons niet
in verdiepen. Liever gaan we eens na wat het open-
37.
Met een zwaar hart begaf Kalsbach zich naar de
woning der familie van zijn broer, om de droeve tij
ding te brengen.
De smart der ongelukkige vrouw en Ulrika gaf zich
lucht op hartverscheurende wijze.
Toen Kalsbach haar wilde verlaten om naar zijn
Moeder te gaan, omhelsde Ulrika hem.
».Nu zijn we geheel verlaten!" riep zij vertwijfe
lend uit.
-.Neen kind neen," antwoordde Kalsbach ont
roerd. „Ik zal probeeren je te vergoeden wat je
hebt verloren; van nu af ben je mijn dochter en ik
hoop, dat het mij zal gelukken je geheele vertrou
wen te winnen."
Toen Kalsbach het huis naderde waar zijn moeder
Woonde, moest hij stilstaan om een weinig te beda
ren en zich te beheerschen. De oude vrouw was met
de verzoening harer beide zoons zoo innig gelukkig
geweest. Haar oud rimpelig gelaat stond vroolijk en
opgeruimd, haar vurigste wensch was nu nog, een
paar jaar te leven en zich in dat geluk te mogen ver-
radeloos. Hij riep om hulp en beval het toesnellende
dienstmeisje dadelijk een arts te halen.
Hij beproefde de schijnbaar levenlooze op te rich
ten, hij besprenkelde haar gelaat en de slapen met
water, droeg haar naar de sofa, legde haar daarop
neder, wierp zich naast haar op de knieën, omhelsde
haar met beide armen en riep vol vertwijfeling uit:
„Moeder! Moeder!"
Daarna vatte hij haar vermagerde hand en drukte
Wel is waar is er overigens nooit iets ten zijnen
nadeele aan den politieagent De G1 opper, die als ge
tuige optrad, bekend geworden, maar dit feit is toch
een leelijk gevalletje.
De O. v. J. eischte dan ook gevangenisstraf en
wel voor den tijd van 14, dagen.
WEER EEN VECHTERSBAAS.
De hekkensluiter kwam vandaag van Zwaagdijk. Hij
heet Dirk Spruit en was onlangs met de kermis aldaar
in een hooggaanden toestand van razernij en daar zijn
tegenpartij een oud, stijf, stillevend hoertje van over
de zestig was, kon hij' 't wel winnen van hem.
Eerst ranselde hij den ouwen heer met een bier-
flesehje op zijn hoofd en vervolgens smeet hij zijn te-
OVERAL GYMNASTIEK.
Sedert eenige jaren hehooren de vrije- en orde-oefe
ningen der gymnastiek tot de verplichte leervakken
der Lagere School, maar... Gedeputeerde Staten heb
ben de bevoegdheid aan de gemeentebesturen, tel
kens voor den tijd van vijf jaren, vrijstelling van
deze verplichting te verleenen. Tot dusverre zijn de
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland nogal scheu
tig geweest met het verleenen van deze vrijstelling,
zoodat er, om maar iets te noemen, in de gemeen
ten rondom Schagen nagenoeg nergens dit vak op
de scholen is ingevoerd. Maar nu is 't gedaan, of
heter gezegd, nu zal het beginnen, want heeren Ge
deputeerden van onze provincie hebben te kennen
gegeven, dat ze met 1 Jan. 1910 minder vrijgevig
zullen zijn op dit punt, zoodat we mogen verwachten
dat met Nieuwjaar a.s. de vrije- en orde-oefeningen
op alle scholen in onze omgeving worden ingevoerd.
BRABANTSCHE GEMEENTERAAD.
Aan de N.brab. wordt geschreven:
Aan de orde is 't artikel kunstmeststoffen.
Een der leden vraagt en verkrijgt 't woord:
„Jao, menier de veurzitter, ik hè mijn wei ge
mist mi' sielie en noau is m'n geit ziek geworre...
zou 't koad kunne?..."
De voorzitter kan echter, tot heil der gemeente,
geruststellende verzekeringen geven:
„Dè toch nie... Mar as 't nou wè gereugeld haj,
dan woar 't er wel weer afgeloope... Ge hadt er
is mi' 'nen gieter over motte goan. Dè motte veur-
toan altij' doen as 't nie reugele wil'
Aldus wordt besloten.
Volgend punt van de agenda.
Na afloop van een der laatste vergaderingen vöor
deze verkiezing, wandelden twee leden, waarvan een
wethouder, gewichtig redeneerend en onder den in
druk van 'n aantal wereldhistorische hesluiten (zie
hierboven^ den rechten weg naar huis.
Daar was over 't bouwen van 'n school vergaderd
en vastgesteld 't loon voor 'n architect, opzichter
of dergelijk onmisbaar hulpverschaffend wezen.
„Och joa," zegt de een die maar gewoon lid was,
„och joa, 't woar eigelijk veul te hoog, maar
ik hè er mar niks van gezeed, omdet ik toch as
roadslid bedaank."
„Joa, joa, 't woar ijselijk hoog, dè docht mijn
het niet mogelijk, dat ik bij haar gebracht word. Ik
zou haar gaarne spreken, mijne oude mond vermag
misschien haar te troosten.'"
„Zij zullen bij u komen, maar laat haar de eerste
smart overwinnen."
gedaan, want hij had hen op de schandelijkste wijze
verlaten.
De verbittering over dit bedriegelijh bankroet, was
des te grooter, daar Eger tot op het laatste oogen-
blik door zijn hoogmoed gekrenkt, en allen, die hem
„Gij hebt gelijk," zeide de oude vrouw. „Het erg- geld toevertrouwden, schandelijk bedrogen had.
zijn
ste moeten zij met zich zeiven afmaken, daar
woorden toch nutteloos."
XXV.
die aan zijne lippen, alsof hij daardoor het leven in j De dood van den overste had in de geheele stad
de bewustelooze kon terugroepen. Hij legde zijn oor de grootste ontsteltenis en algemeene deelneming te-
op haar hart, en toen hij een zachte beweging ver
nam, sprong hij verlicht op. Want zij leefde.
Met nieuwen moed zette hij nu zijne pogingen
voort om haar tot het bewustzijn te brengen en ein
delijk bewoog de blinde de hand en beproefde zij
het hoofd op te richten.
„Moeder moeder!" riep Kalsbach uit.
De blinde tastte naar zijn hand, tot zij deze had
gevonden. Hij wilde haar hoofd een weinig oplichten,
doch zij bewoog dit afwijzend.
„Laat dat!" zeide zij op zachten toon. „Hoe is het
gekomen?" vroeg zij nu.
„Nu nog niet. Herstel u eerst." antwoordde Kals
bach en liet haar een weinig drinken.
„Waartoe? Vertel."
Kalsbach deelde haar in het kort de aanleiding
tot het doel mede.
„Hebt ge het geweten?"
„Neen. Ik zou dan alles gedaan hebben, om het
heugen. En dat geluk was voor haar nu maar een
vluchtige droom geweest; dat de dood van een harer te voorkomen."
zoons dat zou kunnen vernietigen, daaraan had zij „Het zou u niet gelukt zijn. Feodoor achtte zijn
i-aVil „r\r\ rHlr-mtila fffiTAPf] dat
zoons
niet gedacht.
Albrecht verzamelde allen moed en kracht en steeg
vlug de trap op.
Toen hij de kamer zijner moeder binnentrad riep
deze hem op blijden toon toe: „Nu, Albrecht heb
jelui allen gisteravond een genoeglijken avond ge
had? Het is goed dat je er mij nu het een en
ander van komt vertellen. In mijn geest ben ik steeds
bij jelui geweest, en heb ik u allen gezien."
Kalsbach antwoordde niet. Hij aarzelde een oogen-
blik voor hij op zijn moeder toetrad, dan greep hij
haar hand en drukte die warm, als wilde hij haar
daardoor geruststellen en sterken.
„Albrecht, waarom antwoordt je niet, je hand
beeft," riep do oude uit.
„Moeder, stel u gerust," zeide Albrecht.
„Waarom moet ik mij geruststellen? Waarom?
^iat is er gebeurd?" vroeg de oude vrouw ver-
fchrikt.
I „Feodoor heeft geduelleerd," fluisterde hij.
„Hij is dood! Hij is dood!" riep de oude vrouw,
trachtte zich op te richten.
Zij hoorde slechts een zwaren, diepen zucht uit de
k°rst van haar zoon, die niet de kracht bezat, het
-ja" uit te spreken; zonder eenig geluid te geven mijnen."
vlel zij in zwijm. De oude knikte goedkeurend met het hoofd
Jt L AVI «lAl/tn YY1
eer gekrenkt en hij heeft zoo dikwijls gezegd dat
die hem dierbaarder was dan het leven nu heeft
hij het leven daarvoor opgeofferd! Albrecht, het is
hard hard, dat ik dit nog beleven moest."
„Moeder, gij moet u zelve beheerschen. Wij allen
moeten dat immers doen!"
De oude schudde langzaam het hoofd.
„Beheerschen," herhaalde zij met zachte, bevende
stem. „Ik zal misschien nog maar korten tijd leven,
om elk uur daaraan te denken! Ik was zoo gelukkig,
omdat gij eindelijk met elkander verzoend waart, en
nu en nu!"
Zij liet het hoofd achterover vallen en legde haar
rechterhand op de blinde oogen.
„Weet Elfriede het reeds?" vroeg zij na eenige mi
nuten.
„Ik ben hij haar geweest ik moest het haar
zeggen."
„En Ulrika?"
„Het kind is overmeesterd door smart en vertwij
feling."
„Sta hen bij, Albrecht! Het zijn zwakke vrouwen
die alleen dat niet dragen kunnen."
„Moeder, ik beschouw hen. van heden af als de
LfQ Uliue xviiüvcv
..Moeder - moeder!" riep Kalsbach uit, terwijl „Dat wist ik, dat gij zoo zoudt handelen, maar ook
ky zich over haar heen boog. De angst maakte hem Feodoor zou zoo gedaan hebben! Albrecht, is
weeggebracht. Door de deelneming, die aan de zijnen
werd betoond, bleek ten duidelijkste, welke achting
de doode trots zijn streng en dikwijls onvriendelijk
voorkomen, had genoten.
De begrafenis van den overste was eene der groot
ste die sedert jaren in de stad was voorgekomen,
en door Dr. Kalsbach was alles in het werk gesteld
om die zoo waardig mogelijk te doen zijn.
De gewezen luitenant Von Schoenrock ondervond
niets van den algemeenen afkeer over zijn gedrag,
want hij was gevlucht vóór de dood van den overste
bekend was geworden. Tot zijn vlucht had hij bij
den woekeraar, wiens hulp hij in den laatsten tijd
herhaaldelijk had ingeroepen, onder het voorwendsel,
dat hij een speelschuld had te betalen, een aanmer
kelijk bedrag geleend, en de bedrogene, die maar
al te spoedig zou vernemen, dat Schoenrock's moe
der haar geheele vermogen had verloren, droeg nu
het zijne er toe bij, den vluchteling in een zoo slecht
mogelijk daglicht te plaatsen.
Hij wilde zich tot Eger wenden, om hem verant
woordelijk te stellen voor de schulden van zijn toe-
komstigen schoonzoon, maar de verdwijning van den
bankier had in diens zaak een onbeschrijflijke verwar
ring veroorzaakt. In den beginne geloofde men, dat
Eger op reis was gegaan, om Schoenrock in veilig
heid te brengen, maar toen er geen bericht en nog
minder geld voor de vervallen wissels kwam, wendde
de eerste boekhouder, die in deze niet eigenmachtig
wilde handelen, zich tot het gerecht.
Eger's kas, waarin zich ook de hoofdboeken bevon
den, werd geopend, en nu kwam de volkomen val en
het bedriegelijk bankroet van den handelsraad aan
den dag.
De zaak werd gerechtelijk gesloten en verzegeld.
Dat Eger gevlucht was leed nu geen twijfel meer
Deze zekerheid en de val van Eger's huis werkte
bijna vernietigend op zijne vrouw en zijne dochter
Beiden hadden niet in het minst van den slechten
stand der zaak eenig vermoeden gehad, zij hadden
in groote weelde geleefd, hadden den vluchteling voor
zeer rijk gehouden, en waren nu in een dag tot den
bedelstaf gebracht.
Zij waren niet meer in staat het gebeurde in al
zijn omvang te begrijpen, zij konden het niet eerder
voor wóar beschouwen, dan toen zij uit het huis ver-
Zijn dochter Toni leed hieronder het zwaarste.
Het was niet het verlies van haar verloofde, dat
haar zoo diep schokte, want zij had Schoenrock nooit
werkelijk lief gehad. Haar zwak karakter had zich
geheel door haar vader laten leiden, zij had het
volste vertrouwen in hem gesteld en was er vast van
overtuigd geweest, dat hij alleen haar geluk op het
oog had, en nu moest zij bekennen, dat haar vader
j haar slechts als een werktuig voor zijne plannen had
gebruikt; zij kon den man niet meer achten, dien
duizenden met recht „bedrieger" noemden, die alleen
aan zich zeiven gedacht en door een laffe vlucht de
zijnen verlaten had
Zij waagde het niet, een harer bekenden onder
de oogen te komen, en verliet met hare moeder de
.stad om bij een bloedverwant toevlucht te zoeken.
Van Eger ontving men niet het minste bericht; hij
scheen gelukkig ontkomen te zijn, daar zijne schuld-
eischers, die door hem reeds zooveel verloren hadden,
niet de kosten van vervolging nog bovendien wilden
dragen.
Schoenrock schreef na eenigen tijd uit Zwitserland
aan zijne kameraden. Het scheen hem slecht te gaan,
want hij bad hen op de dringendste wijze, hem eenige
honderden mark te willen leenen. Toen hij niet dadelijk
antwoord ontving, herhaalde hij zijn verzoek nog
eens; doch daar ook nu het gewenschte niet volgde,
zweeg hij, want hij scheen tot de overtuiging te
zijn gekomen, dat hij van deze zijde geen hulp had
te verwachten.
Eenige maanden later zond hij denzelfden kame
raad een open briefkaart met den korten inhoud:
„Bespottelijk! Nvanneer ik u met eenige duizenden
mark dienen kan, schrijf mij dan.
Eugen von Schoenrock."
Er scheen eene nieuwe gelukster voor hem te zijn
opgegaan; toen echter de woekeraar, aan wien hij
nog verscheidene wissels schuldig was, hiervan hoor
de en dadelijk naar een bekende in Zürich schreef,
om omtrent Schoenrock's toestand iets naders te ver
nemen, daar hij besloten was, indien het noodig was,
zelf naar Zwitserland te reizen, om van den door
brenger tenminste nog iets terug te bekomen, ont
ving hij het antwoord:
„De luitenant von Schoenrock, een lange, magere
gestalte, leeft hier sedert eenige maanden. Hij heeft
zich aangesloten bij eenige polytechnici, die hier stu-
deeren en met wie hij geregeld uitgaat. Zijn gelde
lijke toestand schijnt evehwel niet zoo schitterend
te zijn, want zijn hospes heeft hij tot nog toe geen
franc betaald. De politie, hij wie ik onderzoek naar
wijderd werden en dit verzegeld werd. Eger's schuld- hem deed, is er van overtuigd, dat hij zich door
eischers hielden zich niet verplicht, tegen de zijnen het spel een bestaan verschaft, daar hij niet het
nog meer verschooning te bewijzen, dan hij zelve had geringste inkomen heeft." Wordt vervolgd.