Berijmde Brieven iin Jaap, Verlamming in (ie r vingers. Gemengd Nieuws. Molde ging hel zoo voort met af cn toe mooie groene i den zich in hun doodsangst aan hun redder vast en rotsen, ook sneeuwtoppen in het verschiet, toen weer aldus in zijn bewegingen bemoeilijkt, trachtte de wak- in open zee Lot aan Ghristiaansund, een minder mak- kere Nopol weer aan wal te komen. Inmiddels hadden j kelijk gedeelte voor stoom- en scheepvaart. Er waszich niet minder dan vijf andere omstanders te water mist komen opzetten; 't leek ons niet zoo heel erg, begeven, doch het zou den moedigen jongeman zeker ten minste de meeste passagiers waren om 10 uur naar bed of in de kajuit gegaan, ook onze M. had H. en mij vroolijk verlaten, zich verheugende op een heerlijk slaapje, want de zeelucht maakt moe en sla perig. H. en ik zaten op een beschut plekje; de mist was toegenomen; een boot, die ons tegenkwam, was eerst op korten afstand zichtbaar, maar om de twee a drie minuten weerklonk de stoomfluit om nadere schc pen te waarschuwen. Ik kreeg een gevoel van on rust over me. II. ging nog eens kijken of die seinen per stoomfluit, M. ook verontrustten. H. kwam weer boven de boot lag een poos heel stil, telkens die seinen. Een paar jonge dames wandelden, vroolijk lachend en pratend op en neer, maar het scheepsvolk was druk bezig aan do andere zijde van de boot. Ik hoorde tol tweemaal toe hevig bruisen van schuimen de zee, juist als het vrij laten van stoom bij een loco motief; t was zoo vreemd, want de zee was zoo slil zonder schuimende golven, toen plotseling, o zoo plot seling, een hevig geknetter en gekraak, een vreeselijk gegil en geschreeuw. Allen stormden naar de andere zijde. „Ik ga Mina lialen" riep ik cn stormde naar beneden, al ging de boot telkens omhoog en weer naar de diepte. Ik bleef staan, waar II. was heengegaan, mij vastklemmende aan een ijzeren stang. 'Daar stond ik heel alleen; het geknetter en gekraak nam s'leeds toe, ook het bruisen van het water in de diepte, waar ons geliefde tweetal zich bevond. O, die jangst, die angst. Ik dacht niet anders of zij h'addeu reeds hun graf gevonden in die bruisende naar binnen dringende watermassa. Ik kon niet anders dan roepen en bidden: „Heere, behoed ons - mijn God, wees ons genadig!" Daar hoorde ik H.'s stem daar was hij, M. meetrekkende. Zij was in nachtgewaad, maar H. had haór toch nog zijn warm duffeltje kunnen aantrekken. Nu stonden wij met ons drietjes, ons aan elkander vastklemmende, niet anders denkende of de laatste oogenblikkcn waren gekomen. Daar kwam een der stewardessen naar ons toe gesneld .met zwemgordels, zij hielp ons allen, o zoo rustig. „Ist die Gefahr gross?" vraagde ik zacht. „Sehr, sehr", was het antwoord en haar blik zeide genoeg wat slecht zijn vergaan, wanneer niet twee andere man nen de tegenwoordigheid van geest hadden gehad een dreg te halen en dezen aan den kranigen redder toe te werpen. Het mocht Nopol gelukken de dreg te grijpen en om zijn arm te winden en zoo kon dc redder van twee menschenlevens behouden op het dro ge gebracht worden. De beide drenkelingen werden in een naburig huis binnengebracht en daarna naar huis vervoerd, llun toestand was Donderdag alleszins gunstig. Reeds vroeger heeft de heer M. A. Nopol zich Hij het redden van drenkelingen verdienstelijk gemaakt. Hdbld. PRINS HENDRIK IN AMSTERDAM. Donderdag heelt Prins Hendrik in Amsterdam ver toefd, hij leidde de vergadering van de Vereeniging „Het Oranjehuis" ten huize van Dr. Tilanus. Het was 10 uur, toen het rijtuig van dr. Tilanus voorkwam, doch op order van Z. K. H. werd hel weggestuurd. Eenigo voorbijgangers hadden post geval voor de woning en waren niet weinig verbaasd te zien, dat Z. K. II. te kwartier vóór elf, vergezeld van zijn ad judant te voet de woning verliet. Zoo heeft Prins Hendrik dien avond eene wande ling door Amsterdam gemaakt. Onder de wachtenden waren slechts weinigen, die in de twee wandelaars Z. K. H. Prins Hendrik en zijn adjudant herkenden. Een tweetal rechercheurs volgde hen met de fiets aan de hand. In flinken slap liep men do Heerengracht af, om door de Raadhuisstraat het Koninklijk paleis te bereiken. Vele voorbijgangers liepen Prins Hendrik onverschillig voorbij, niet weiend wie hen daar pas seerde. Anderen, die hem even aangekeken hadden, keken om, twijfelend. Weer anderen, moer resoluut, wisten vast en zeker, dat 't de Prins was, tuurden Hem na, met begrijpend.... Op de stille Heerengracht had niemand Z. K. H. formeel herkend. In de druk kere Raadhuisstraat was het incognito verbroken. Daar ontblootten velen eerbiedig het hoofd. En vriendelijk groeit© de Prins dan terug. Hoe meer men het pa leis naderde, des le talrijker werden de eerbewijzen. Op ,den hoek N.Z. Voorburgwal—Raadhuisstraat was T»f i u uvnia iino jvizinii. ie vuvi ivi/uo uit waren kart na H. en M. ook naar boven gekomen, gesne[(j< Daar stond een dichte groep, die eveneens de andere passagiers en manschappen waren reeds in c]en pr;ns een eerbiedig saluut bracht. De schildwacht booten neergelaten. Toen kwam een boot met den stuurman en een paar matrozen naar onze zijde. „Eerst de vrouwen" werd geroepen. De Duitsche dame liet zich langs het touw naar beneden glijden. Toen kwam ik, klimmend over hel want van het schip, langs het touw glijden, dan loslaten en naar beneden^ compleet vallen in de bool. Daarop M. en alles ging best. We bleven kalm; en rustig, nog een dame, toen de man nen. „Capitan, kapitein" riep M. in groote angst, „men Mann, men Mann, last mein Mann kommen", en daar kwam H.; maar terwijl bij aan het touw hing ging dat deel van de bool weer geheel omhoog, 't waren ont zettende oogenblikken. maar God zij gedankt^ ook H. kwam behouden bij ons. Nog een paar andoren, ook de kapitein, wij waren de laatsten. Niemand was meer op de groote boot, die van de eene zijde naar de an dere overhelde. Daar zwalkten de vijf kleine bootjes op den oceaan, geen land in het gezicht. Hoe lang zou men het uithouden? Onze boot was niet van de beste, er kwam van onderen water door. Alweder uitkomst voor het paleis snelde naar zijn post, presenteerde '11 geweer. Toen werden de deuren van 't paleis geopend, de lakeien kwamen in aclie... Prins Hendrik verdween in het paleis en de rechercheurs fietsten huistoe. GEBREK AAN HOOI. Hoe groot het gebrek aan hooi in Rijn-Pruisen is. f blijkt hieruit, dat men voor het garnizoen te Wezel het hooi in Holland tracht op te koopen. Waar dit niet zoo gemakkelijk gaat, wordt het hooi reeds afge- J leverd tegen den buitensporigen prijs van f 30 per 500 K.G. SLECHTE TIJDEN. De Nederlandsche arbeiders, die in Pruisen gaan werken, beleven weer slechte tijden. In de grens plaats Bocholt zetten verschillende fabrieken eeuigo dagen in de week stop. Andere fabrieken hebben wegens werkgebrek een aantal arbeiders ontslagen. Daar waar de arbeiders nog aan den gang worden cp eenigen afstand, eerst niet zichtbaar door den mist, gehouden, zooals te Isselborg, verdienen ze een der- lag een andere grootere boot, die stil was gaan liggen de minder dan vroeger. - - en de ankers had uitgeworpen wegenss den mist. Daar- j heen roeiden de boo'tjes met een tien a vijftien minu ten waren we allen opgenomen in de „Mercier" en werden met véél zorg behandeld. Wie zoo maar uit bed was gekomen, werd van kousen, en warme kloedingstuk- ken voorzien... EEN PREDIKANTSKWESTIE. Tegen het beroep van ds. J. Keiler tot predikant bij de Ned. Herv. Gemeente te Dordrecht is door een tweetal lidmaten dier kerk protest aangeteekend op grond dat bij het samenstellen van het zestal, waar uit de kerkeraad een predikant heeft te kiezen, een Den goheelen nacht gingen de bootjes_heen en weer, gewezen lid van het kiescollege, welk lid naar een om uit de cabins te halen, wat nog gered kon worden, andere gemeente was vertrokken, nog aan de verkie- en er kwam nog aardig wat terug, ook van ons. zing had deelgenomen. Ds. Keiler had intussehen het Gelukkig zijn Wij heel wel, nog een beetje zenuw- beroep aangenomen en te Dordrecht reeds een huis achtig. maar 'dat spreekt wel vanzelf en niemand onzer gekocht. Door het gedaan protest heeft hij echter zijn Wenscht nog naar den Noordkaap te gaan. ambt nog niet kunnen aanvaarden .Naar wij verne- Zijpe men heeft de Predikant nu den kerkeraad der Ned. De Kerkeraad der Doopsgezinde gemeente te Zijpe ?frv.Gefeente te Dordrecht aansprakelijk gesteld heeft, ter voorziening in de a.s. vacature van predikant .eZ6, Zaak, geleden en nog te opgemaakt het volgende drietal: Ds. H. C. ^ar' nemens zijn het vroeger lid van het kiescollege, dat te Holwerd, L. G. Hollz te Baard, L. L. de iuaai onwettig aan qe verkiezing heeft deelgenomen, voor die schade aan te spreken. Volledigheidshalve zij vermeld dat het bedoelde iid door den scriba van het kiescollege per gewonen op roepingsbrief voor de verkiezing is opgeroepen. lijden schade en zou de kerkeraad op zijn beurt voor- te Mensingeweer. BURGERBRUG. De zomervacantie voor de school te Burgerbrug, zal duren van 2 Aug. tot en met 14 Aug. a.s. Op den Houlkoopersburgwal te Amsterdam waren EEN HELDHAFTIGE REDDING. oensdagmiddag omstreeks vijf uur eenige jongens met een handkar aan ^spelen. Bij het afrijden van de die als boerenknecht in Hollands Noorderkwartier is brug tegenover de Batavierstraat kon de jongen, die de kar duwde deze niet meer houden, met het nood lottig gevolg, dat de kar met groote vaart in het wa ter schoot en de twee jongens die er in zaten, de 10-jarige Izaak Elzas en de 9-jarige Salomon Aarde werk. uit de kar in het water vielen. Niet zoodra zag dit de 25-jarige Maurits Abr. Nopol, die zich in het pakhuis van metalen enz. van zijn vader, op de Hout- koopersburgwal. bevond, of hij snelde naar buiten en sprong gekleed .midden in de gracht. Hij' dook en 't mocht hem dadelijk gelukken de beide jongens, die elkaar vasthielden, te grijpen. De drenkelingen klem gaan dienen, aan zijn broer Klaas, die in de Zaanstreek gebleven is. LX VI. Ook hier in Hollands Noorden Komt actie, overal, Dit merkt men bij 't verkiezen Der Kamer, bijgeval; Je hadt ze moeten hooren Laatst aan Den Helder, Klaas! In Zijpe, en den Polder, Die Staalman is een baas, Maar: vóór, rechts, links en achter Stond ook zijn vijand klaar, O jé! hij werd verslagen, De vrome scharrelaar. Doch, niet alleen de Kamer Maakt onze hoofden warm, Ook bij de Raadsverkiezing Slaat men hier woest alarm, Wij zagen 't laatst in Schagen, Waar Vader, Smit en Buis Zoo prat zijn op hun zetel: Ze zijn er zoo op thuis, Ze zitten saftm zoo knusjes Bij Roggeveen en Pot, Bij Asjes, Meurs en Bijpost. De kiezers deden zot:_ Ze kandideerden Koster,. Nog wel een winkelier, Dit scheen de schuld te wezen Van zeek'ren courantier. Nu werd de trom geslagen Voor Vader, Buis en Smit, En spoedig stond de garde Der schutters in 't gelid; Men prees de kwaliteiten Van 't drietal uit den treur'; De Raad had geen gebreken, ...De Gasfabriek geen scheur Ook werd een kind geboren In zonde. De vader wou Van 't stumpertje niets wetenj Alleen ging 't aan den sjouw, 't Ging huis tot huis in Schagen Met luid en woest getier, 't Sloeg Koster om zijn ooren En beet den courantior, Het heette: „Strooibiljetje", Maar 't was een leelijk wicht, Dat nu gelukkig weder In Schagen's beerput ligt ...Men koos: Smit, Buis en Vader, De oude deun klinkt door; Zoekt zelf maar, Schager burgers!: De Raad ligt op zijn oor. Barsingerhorn was mede 'n Tooneel van warmen strijd, Een deel toch van de kiezers Wou daar: Klaas Jonker kwijt, Men zei: ,,'t was niet om Jonker, „Maar wijl men niet gedoogt, „In éen persoon vereenigd „Raadslid en armenvoogd." Klaas Jonker is gebleven, Doch, pruttelt nog wat na: C. Spaans, K. Breebaart Dzoon Die, qualitate qua, Zich hadden ingelaten Met de verkiezingstruc, Die krijgen in de Schager Een ingezonden stuk Van dik hout zaagt men planken; De man schrijft frisch en kloek, Hij geeft C .Spaans en Breebaart Geweldig voor den broek. „Hier duldt,'" zoo zegt hij lyrisch, „De grond geen dwinglandij," En huldigt zóo den dichter Van het: „wij leven vrij"! De schrijver trof zoodanig De snaren van 't gevoel Dat Spaans en Breebaart zaten Te weenen op hun stoel ...Straks keert de vrede weder In 't Barrighornder land En reiken de drie heeren Elkaar de broederhand. In Winkel kon men kiezen Met Over, die al zit, Uit Meurs, Klaas Brugman, Koelman, J. Breebaart en Piet Wit. Men riep de kandidaten Daar ter vergad'ring op En vroeg: wat soort idééën Ze hadden in den kop. Een vijftal kandidaten Dee aan dit „spul" niet mee, Ze wilden 't niet bespreken, Of hadden geen idée. Maar, Breebaart (bakkermeester), Een vurig sociaal, Besprak, alleen voor allen, In mannelijke taal, Wat zoo in Winkels veste Verkeerd was en beroerd, En hoe het peil der welvaart Zou worden opgevoerd, Wanneer h ij werd gekozen: „Vooruitgang was 't parool, „Hij zou in Winkel stichten, „Een heusche hoogeschool." „De kosten te verhalen „Op lui met kapitaal." Dan komt bij ,,'t kantje-modd'ren" En 't stek'len „logica". Bij 't hooi- en graanopsteken En 't grepp'len: „algebra", Door arbeid, zoo verstandig. Komt weldra overvloed, Zoodat in later dagen Geen mensch meer werken moei. rug te houden maar zij had het kleine huisje reeds verlaten .Kalinka snelde haar na. „Wilt u zonder afscheid met wrok in het hart mij verlaten?" vroeg hij, toen hij haar had inge haald. Charlotte was bijna niet meer in staat zich staan de te houden. „Ik geloof niet, dat dit uw nieuw geluk zal be derven," antwoordde zij bitter. „Toch wel," antwoordde Kalinka op ernstigen, zach ten toon. „Het zou daarop een schaduw werpen. Gij zoudt, omdat gij mij niet kunt begrijpen, met wrok aan mij denken. U zult mij voor ondankbaar houden en toch ben ik dat niet." De barones moest staan blijven haar voeten ont zegden haar den dienst. „Ondankbaar waarom?" vroeg zij met spot, „u behoeft mij immers voor niets te danken." „Toch wel toch wel," riep de schilder. „Vergun toch een mensch, dien gij zooveel vriendelijks hebt bewezen, en dien ge misschien nooit meer zult terug zien, dat hij u een opheldering geeft over een leven, dat ten deele mislukt en verdwaald was, en waar van hij het overschot nog meent te hebben gered. Is het u zoo pijnlijk, wanneer een vriend zoo mag ik mij immers wel noemen, u vertelt hoe en waarom hij gedwaald heeft? Barones, hier in deze eenzaamheid, waarin ik mij heb begraven, is het mij onverschillig, wat de menschen van mij denken, want1 ik heb mij van hen losgemaakt, maar u, u mag mij niet voor slechter houden dan ik werkelijk ben, dat kan en dat wil ik niet verdragen. Gij moet mij zachter beoordeelen, wanneer gij zult weten, wat ik zoo al heb doorleefd." Charlotte von Ortho was uitgeput op een steen gaan zitten. „Vertel," zeide zij zacht, zonder Kalinka ook maar even aan te zien. Het obg van den schilder rustte met groot welbe hagen op de schoone vrouw aan zijne voeten. Nieu we wenschen stegen in zijn binnenste op, zijn hart sloeg sneller, hij wilde spreken, maar de adem ont- hem. Langzamerhand kreeg hij zijn kalmte te- zitten gU1S tegeuover tle barones op e^n rotsblok maattoon LmÏ eeumaal mi->" levensloop verhaald, toen heb ik u niet de volle waarheid verteld," zoo begon hij, terwijl hij voor zich keek. „Mijn va der was geen graaf, ik ben „Dat weet ik," zeide de barones. „Gij weet het?" riep Kalinka. „Ja." „Van wien"? „Van uw vroegeren leermeester Joseph Patki. Hij was bij mij en heeft mij alles en alles verteld." „Gij weet alles!" riep de schilder en hij keek haar verheugd aan. Zij had het geweten, dat hij de zoon van arme ouders was en toch was zij hefn met open armen tegemoet gegaan. De gedachte dat hij een groot geluk had prijs gegeven kwam in hem op. Maar daar zag hij voor zich het jonge meisje met de heerlijke bruine oogen en hij herstelde zich. Hij mocht zich niet door een droom laten begoo chelen. I „Het is goed," zoo zeide hij tot de barones. „Mijn bekentenis wordt daardoor zeer verlicht. Ik was een bandelooze, wilde knaap geworden. Toen ik onbe middeld, uit het kommervolle en behoeftige leven naar Parijs ging, toen ik den glans der groote stad zag, was ik verblind. Het schijngeluk sleepte mij mede, ik vergat alles, mijn vaderland, mijn thuis, miji moeder, want ik schaamde mij er aan te denken. Juist omdat ik zoo arm was, rees het verlangen in mij zooveel te sterker om in dit royale leven een eerste plaats in te nemen. Een half waanzinnige eer gierigheid greep mij aan. ZIJ versterkte mijn talent en leidde het. „Niet de liefde tot de kunst bezielde mij; zij moest voor mij slechts het middel zijn, om rijk te worden, om gelijk een graaf, waarvoor ik mij uitgaf, te kunnen leven. „Het weelderige leven zelve verschafte mij vol strekt geen genoegen, want ik was in mijn jeugd aan ontberingen gewend. Ik zou gaarne honger hebben geleden, wanneer ik maar mijn ziekelijke eerzucht, om als rijk en voornaam man te verschijnen, had kunnen bevredigen; toen leerdet gij mij kennen. Door u hoopte ik mijne wenschen te bereiken. Elke uiting van mijn gemoed had ik met opzet teruggedrongen, omdat ik geloofde, dat zulks mij schadelijk kon zijn. Met tegenzin dacht ik aan mijn jeugd, zelfs aan mijn oude moeder omdat zij arm was en tot teen lageren stand behoorde. En als ik mijn doel zoo nabij was, als ik het geluk, waarop sedert jaren mijne gedachten zich gevestigd hadden, reeds meende verworven te hebben, toen verscheen mijne moeder en ik vreesde alles te zul len verliezen ik verloochende haar! Gij weet hoe ik haar bewusteloos vond in het woud, ik wilde haar opnieuw verloochenen, toen riep Schoenrock, dat de bewustelooze mijne moeder was! Ik heb hem toen in mijne vertwijfeling gevloekt! Mijne moeder kwam weder bij en noemde mijn naam; sedert vele jaren deed zich toen weder in mijn borst het gevoel van kinderlijke liefde gelden; voeg daarbij de vertwijfe ling, toen gij u van mij afwendet en naar de stad I terugkeerdet! Ik was als verdoofd, als iemand die dronken is. Met éen slag had ik alles verloren, wat I ik na vele jaren verkregen had; ik beschouwde mij zelf als een millionnair, die zijn geheele vermogen verloren, daarvoor een aandenken aan zijn Jeugd in- geruild heeft. De radeloosheid dreef mij nog denzelfden dag uit mijn woonplaats. Ik dacht er aan mij het leven te ontnemen, want ik geloofde niet meer te kunnen leven, immers, wat mijn eerzucht had opgebduwd, was vernietigd toen was het mijne oude moeder, die mij redde! Ik had haar verloochend, maar geen woord van verwijt kwam over hare lippen, hare oogen rustten op mij met al den gloed der liefde, en als ik daar nederzat in stille smart, dan streelde zij mij zacht met haar hand, alsof dit mij geruststellen kon en bet stelde mij inderdaad gerust. IVIaar telkens overviel mij die vertwijfeling ik meende Schoenrock's^ hoonend gelach te hooren, ik zag hoe gij mij ontsteld den rug toekeerdet mijn eer was weg, men bespotte mij! In de hevigste woede heb ik de tanden op elkander geklemd, ik wilde mij op alle menschen wreken, ook op u! Met een enkelen slag had ik allen allen wel willen vernielen! „Het waren bittere, bittere dagen! Jk vluchtt9 met mijn moeder naar Zwitserland daar ontmoette ik te veel menschen -ik begaf mij toen niet haar naar Tyrol nergens vond ik rust. Het toeval bracht mij naar dit dal en in dit kleine huis. Mijne moe der werd ziek. Ik had er niet aan gedacht, dat haar krachten niet met de mijne gelijk stonden, om dat mij dat rusteloos rondzwerven niet vermoeide, meende ik, dat zij het ook kon drr n zij had nooit geklaagd. Het jonge meisje )urg:, dat gij gezien hebt, die met liaar vader alleen in dat huisje Dc dwaze kiezers kozen Toch: Over, Meurs en Wit..,. Hoelang moet Breebaart wachten Vóór hij o]> 'I kussen zit?.... Die vraag komt op de lippen Van elk weldenkend mensch, Dat het niet lang nioog' duren, Is mijn oprechte wcnsch. JAAP1 DOOR EEN HEVIGE ORKAAN. ~U Woensdagochtend heelt in de stad. Galveston i Texas een nevige orkaan gewoed. De storm, die v' de Karaibisehe zee met buitengewone kracht over t op een langgerekt eiland gelegen stad heenstreek, melde den sterken wal, dien de stad van de zee sluit, zoodat liet water naar binnen stroomde cn sommige stadsgedeelten een hoogte van (i tot 7 v„j bereikte. In do westelijke stadswijken werden een aantal il(l zen en twee sanatoria verwoest. l,jË Een vischschoener werd tegen de spoorbrug te ,,|e, Ier geslagen. De telegraphjsclie verbinding is gesloot, en de treinen kunnen de stad niet binnenkomen, 's Middags draaide de wind, waardoor liet water ruggedreven werd, zoodat er gegronde hoop beslag dat de ramp geen grooter afmetingen zal aannemen, TRAGISCHE DOOR VAN DEN WlELRliV.Vj-j VERBIST. Een verschrikkelijk ongeluk heefl den bekenden gisehen rijder Verbist iiet leven gekost op tiet ve\u. droom van Karreveld in België. De wedstrijden slaag, litstekend en waren bijna teil einde gebracht den ui 1 --- geunwH n den laatsten wedstrijd waren door öamson de 70 K.M. afgelegd in 56 min. 53^ sce. Nog drie minuten zou deze dus nog hebben te rijden. Verbist, die een ronde achter was, versnelde zijn gang, en de toescliou- WMN U'ÜTPTl ,U'111 i it'- „an Z-1 J- O—-o- ue IOC wers waren getuige van een bewonderenswaardige spurt met een snelheid van 90 K.M. per uur. Verbist pas. sccrde Samson en liep hem onder geestdriftig gejuich van de toeschouwers nog 200 M voorbij.. Nog had lui slechts een minuut te rijden, toen eensklaps de gang maker van Verbist onverwacht uitweek in de 'richting van de balustrade. De motorrijder verloor het stuur en viel. Verbist maakte een verschrikkelijken val. Een kreet van verschrikking slceg op uit de menigte, wam twee groote motoren naderden. Die vrees was hel au maar al te gerechtvaardigd. Verbist, die op den ru; van do baanhelling reed, werd in de lenden aangereden door een der machines en kreeg een verschrikkelijk- wonde, waaruit golven bloed stroomden. De rijder Schicpke, die achter dezen motor reed.j kwam eveneens te vallen. Door een gelukkig toeval viel hij op het lichaam van den ongelukkigen Verbist er' bleef ongedeerd. Ook de gangmaker van Verbist brachl liet er heelhuids af. Verbist werd naar het hospitaal overgebracht, waar men slechts den dood kon con- stateerep. SSECLAEfSES. De Kloosterbalsem neef-t ze. Doctoren Hlnuii verhy-terd. De Heer G. Boetes, landbouwer te Tipmaat bij Noordsleen (Dr. verklaarde ons, dat zijne echtgenoole eene verlamming in de vingers had, terwijl ook Iear hand geheel verlamd was. i ..De vingers sionden geheel krom en de hand wasl stijf cn gebogen. Ze kermde hei soms uil van pi/n.l Dii duurde zoo verscheidene maanden zonder dat ik I er baat voor wist. Ik las in de courant een adverlen~| tie over Kloostcrbalscm en ried mijne vrouw aan deze eens le probeeren. Ik kochl een polje bij den drogist Fred. ten Kale te Einmen, cn nadat mijne vrouw nog maar een half potje had opgesmeerd en daarmede de handen en vingers flink had ingevreven, kon ze deze lichaamsdeelen weder gebruiken en is zt i thans volkomen genezen. Vroeger kon ze natuurlij! i liarc werkzaamheden niet verrichten, doch thans kan ze dit, dank zij den li loos ter bul se ui weder volko men. De Kloosterbalsem, Klooster Sancta Paulo, geneest j onvoorwaardelijk oude en nieuwe wonden, brand- en snijwonden, zweren, abcessen, builen, roven, open j plekken, dragende wonden, zeere enkels, zeere bor- sten en tepels, huiduitslag, ring-, dauw- en baard- worm, hoofdzeer en alle ziekten der hoofdhuid, puis- ten, Rheumatiek, Rheumatische zenuwpijnen, verlam- l ming, Jicht, Podagra, Ischias, kneuzingen, stramheid in de ledematen, verstuikingen, lendenpijn, pijn to den rug, spit in den rug, spierverrekkingen, aam beien, zoowel droge, blinde als bloedende. Prijs per pot van 20 gram 35 ct„ van 50 gram 75 ct„ van 100 gram f 1.20 en van 250 gram f 2.50. Hoe grooter pot. hoe voordeeliger dus Let op! Alleen de echte Iiloosterbalsem ge neest, deze is kenbaar aan een rooden band om den pot, waarop de handteekening L. I. Akker, Rotterdam, voorkomt, alle andere is namaak. De namaak geneest nooit I Verkrijgbaar bij Drogisten, Apothekers en de beken de depothouders. leefde, verpleegde de zieke, zooals slechts een kint haar moeder kan verplegen. Ik doolde hier alleen in de bergen rond, en de vrede der grootsche natuur, deed zich meer en meer in mij gevoelen. Wat had ik met al mijn eerzucht bereikt? Jaren lang had ik gestreden en mij zelf bedrogen, want werkelijke be vrediging had ik nooit gevonden, en in het oogenblüt- waarin ik mijn doel meende bereikt te hebben, werd ik teruggestooten als een paria, als een melaa'scbe, die zich onder de gezonden had begeven! „Zou ik nog eenmaal naar het schijngeluk Jagen, om hetzelfde te doorleven? Hier in deze bergen kwam ik er toe, eene vergelijking te maken tusschen de wereld, waar ik mij had ingedrongen, en den engen kring waarin ik hier leefde. Déar schijn en logen, ai- j les logen, en hier de eenvoud, maar ook de waarheid der natuur, „Ik bleef meer thuis en zat bij het bed mijner oude moeder, uit wier oogen een stil geluk sprak, wanneer ik bij haar was. Ik sloeg Walburga gade, j leerde haar beter kennen. Steeds kwam bij mij eene vergelijking op: zij is gelijk het edelweisz, dat boven op de bergen groeit en zelf niet weet hoe schoon j het is. Ik ondervond een gemoedsrust hier, zooals ü1 die in geene jaren had leeren, kennen. „De ontberingen, welke het eenvoudige leven niS oplegde, gevoelde ik niet, want in mijn jeugd bad ik het nog wel behoeftiger gehad. Vroeger had P elk gevoel in mijn binnenste getracht te verstikken- hier ontwaakte het weder, ik had mijne moeder ver loochend, dat eischte een zoenoffer, en ik vatte besluit, haar niet weder te verlaten. Ik kan u 1 goed weergeven, welk eene verandering er met W*1 plaats had. Ik had een gevoel, alsof ik na e6ne J lange, lange reis doodelijk vermoeid in het vaderlUk huis was teruggekeerd. De eenvoud lachte mij ver trouwelijk tegen, de eenvoudige houten stoel schee" mij zacht, omdat ik daar als kind op had gezeten- Zelfs mijn kunst arbeidde in een geheel andere lich ting. De gedachte, portretten te schilderen, die wiJ geen belang inboezemden, en zelfs er een leugen i" i te leggen, want ieder wil gestreeld worden reeds deze gedachte deed mij walgen, en ik maakte bier andsrhapstudiën. Slechts éen portret wilde ik schilde ren, dat van Walburga." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 6