Berijmde Brieven iin Jaap,
Verlamming in (ie
r vingers.
Gemengd Nieuws.
Molde ging hel zoo voort met af cn toe mooie groene i den zich in hun doodsangst aan hun redder vast en
rotsen, ook sneeuwtoppen in het verschiet, toen weer aldus in zijn bewegingen bemoeilijkt, trachtte de wak-
in open zee Lot aan Ghristiaansund, een minder mak- kere Nopol weer aan wal te komen. Inmiddels hadden j
kelijk gedeelte voor stoom- en scheepvaart. Er waszich niet minder dan vijf andere omstanders te water
mist komen opzetten; 't leek ons niet zoo heel erg, begeven, doch het zou den moedigen jongeman zeker
ten minste de meeste passagiers waren om 10 uur
naar bed of in de kajuit gegaan, ook onze M. had H.
en mij vroolijk verlaten, zich verheugende op een
heerlijk slaapje, want de zeelucht maakt moe en sla
perig. H. en ik zaten op een beschut plekje; de mist
was toegenomen; een boot, die ons tegenkwam, was
eerst op korten afstand zichtbaar, maar om de twee a
drie minuten weerklonk de stoomfluit om nadere schc
pen te waarschuwen. Ik kreeg een gevoel van on
rust over me. II. ging nog eens kijken of die seinen
per stoomfluit, M. ook verontrustten. H. kwam weer
boven de boot lag een poos heel stil, telkens die
seinen. Een paar jonge dames wandelden, vroolijk
lachend en pratend op en neer, maar het scheepsvolk
was druk bezig aan do andere zijde van de boot. Ik
hoorde tol tweemaal toe hevig bruisen van schuimen
de zee, juist als het vrij laten van stoom bij een loco
motief; t was zoo vreemd, want de zee was zoo slil
zonder schuimende golven, toen plotseling, o zoo plot
seling, een hevig geknetter en gekraak, een vreeselijk
gegil en geschreeuw.
Allen stormden naar de andere zijde. „Ik ga Mina
lialen" riep ik cn stormde naar beneden, al ging de
boot telkens omhoog en weer naar de diepte. Ik bleef
staan, waar II. was heengegaan, mij vastklemmende
aan een ijzeren stang. 'Daar stond ik heel alleen; het
geknetter en gekraak nam s'leeds toe, ook het bruisen
van het water in de diepte, waar ons geliefde tweetal
zich bevond. O, die jangst, die angst. Ik dacht niet
anders of zij h'addeu reeds hun graf gevonden in die
bruisende naar binnen dringende watermassa. Ik kon
niet anders dan roepen en bidden: „Heere, behoed
ons - mijn God, wees ons genadig!" Daar hoorde
ik H.'s stem daar was hij, M. meetrekkende. Zij
was in nachtgewaad, maar H. had haór toch nog zijn
warm duffeltje kunnen aantrekken.
Nu stonden wij met ons drietjes, ons aan elkander
vastklemmende, niet anders denkende of de laatste
oogenblikkcn waren gekomen. Daar kwam een der
stewardessen naar ons toe gesneld .met zwemgordels,
zij hielp ons allen, o zoo rustig.
„Ist die Gefahr gross?" vraagde ik zacht. „Sehr,
sehr", was het antwoord en haar blik zeide genoeg wat
slecht zijn vergaan, wanneer niet twee andere man
nen de tegenwoordigheid van geest hadden gehad een
dreg te halen en dezen aan den kranigen redder toe
te werpen. Het mocht Nopol gelukken de dreg te
grijpen en om zijn arm te winden en zoo kon dc
redder van twee menschenlevens behouden op het dro
ge gebracht worden.
De beide drenkelingen werden in een naburig huis
binnengebracht en daarna naar huis vervoerd, llun
toestand was Donderdag alleszins gunstig.
Reeds vroeger heeft de heer M. A. Nopol zich Hij
het redden van drenkelingen verdienstelijk gemaakt.
Hdbld.
PRINS HENDRIK IN AMSTERDAM.
Donderdag heelt Prins Hendrik in Amsterdam ver
toefd, hij leidde de vergadering van de Vereeniging
„Het Oranjehuis" ten huize van Dr. Tilanus.
Het was 10 uur, toen het rijtuig van dr. Tilanus
voorkwam, doch op order van Z. K. H. werd hel
weggestuurd.
Eenigo voorbijgangers hadden post geval voor de
woning en waren niet weinig verbaasd te zien, dat
Z. K. II. te kwartier vóór elf, vergezeld van zijn ad
judant te voet de woning verliet.
Zoo heeft Prins Hendrik dien avond eene wande
ling door Amsterdam gemaakt. Onder de wachtenden
waren slechts weinigen, die in de twee wandelaars
Z. K. H. Prins Hendrik en zijn adjudant herkenden.
Een tweetal rechercheurs volgde hen met de fiets aan
de hand. In flinken slap liep men do Heerengracht
af, om door de Raadhuisstraat het Koninklijk paleis
te bereiken. Vele voorbijgangers liepen Prins Hendrik
onverschillig voorbij, niet weiend wie hen daar pas
seerde. Anderen, die hem even aangekeken hadden,
keken om, twijfelend. Weer anderen, moer resoluut,
wisten vast en zeker, dat 't de Prins was, tuurden
Hem na, met begrijpend.... Op de stille Heerengracht
had niemand Z. K. H. formeel herkend. In de druk
kere Raadhuisstraat was het incognito verbroken. Daar
ontblootten velen eerbiedig het hoofd. En vriendelijk
groeit© de Prins dan terug. Hoe meer men het pa
leis naderde, des le talrijker werden de eerbewijzen.
Op ,den hoek N.Z. Voorburgwal—Raadhuisstraat was
T»f i u uvnia iino jvizinii. ie vuvi ivi/uo uit
waren kart na H. en M. ook naar boven gekomen, gesne[(j< Daar stond een dichte groep, die eveneens
de andere passagiers en manschappen waren reeds in c]en pr;ns een eerbiedig saluut bracht. De schildwacht
booten neergelaten. Toen kwam een boot met den
stuurman en een paar matrozen naar onze zijde. „Eerst
de vrouwen" werd geroepen. De Duitsche dame liet
zich langs het touw naar beneden glijden. Toen kwam
ik, klimmend over hel want van het schip, langs het
touw glijden, dan loslaten en naar beneden^ compleet
vallen in de bool. Daarop M. en alles ging best. We
bleven kalm; en rustig, nog een dame, toen de man
nen. „Capitan, kapitein" riep M. in groote angst, „men
Mann, men Mann, last mein Mann kommen", en daar
kwam H.; maar terwijl bij aan het touw hing ging dat
deel van de bool weer geheel omhoog, 't waren ont
zettende oogenblikken. maar God zij gedankt^ ook H.
kwam behouden bij ons. Nog een paar andoren, ook
de kapitein, wij waren de laatsten. Niemand was meer
op de groote boot, die van de eene zijde naar de an
dere overhelde. Daar zwalkten de vijf kleine bootjes
op den oceaan, geen land in het gezicht. Hoe lang zou
men het uithouden? Onze boot was niet van de beste,
er kwam van onderen water door. Alweder uitkomst
voor het paleis snelde naar zijn post, presenteerde '11
geweer.
Toen werden de deuren van 't paleis geopend, de
lakeien kwamen in aclie... Prins Hendrik verdween
in het paleis en de rechercheurs fietsten huistoe.
GEBREK AAN HOOI.
Hoe groot het gebrek aan hooi in Rijn-Pruisen is. f
blijkt hieruit, dat men voor het garnizoen te Wezel
het hooi in Holland tracht op te koopen. Waar dit
niet zoo gemakkelijk gaat, wordt het hooi reeds afge- J
leverd tegen den buitensporigen prijs van f 30 per
500 K.G.
SLECHTE TIJDEN.
De Nederlandsche arbeiders, die in Pruisen gaan
werken, beleven weer slechte tijden. In de grens
plaats Bocholt zetten verschillende fabrieken eeuigo
dagen in de week stop. Andere fabrieken hebben
wegens werkgebrek een aantal arbeiders ontslagen.
Daar waar de arbeiders nog aan den gang worden
cp eenigen afstand, eerst niet zichtbaar door den mist, gehouden, zooals te Isselborg, verdienen ze een der-
lag een andere grootere boot, die stil was gaan liggen de minder dan vroeger.
- -
en de ankers had uitgeworpen wegenss den mist. Daar- j
heen roeiden de boo'tjes met een tien a vijftien minu
ten waren we allen opgenomen in de „Mercier" en
werden met véél zorg behandeld. Wie zoo maar uit bed
was gekomen, werd van kousen, en warme kloedingstuk-
ken voorzien...
EEN PREDIKANTSKWESTIE.
Tegen het beroep van ds. J. Keiler tot predikant
bij de Ned. Herv. Gemeente te Dordrecht is door een
tweetal lidmaten dier kerk protest aangeteekend op
grond dat bij het samenstellen van het zestal, waar
uit de kerkeraad een predikant heeft te kiezen, een
Den goheelen nacht gingen de bootjes_heen en weer, gewezen lid van het kiescollege, welk lid naar een
om uit de cabins te halen, wat nog gered kon worden, andere gemeente was vertrokken, nog aan de verkie-
en er kwam nog aardig wat terug, ook van ons. zing had deelgenomen. Ds. Keiler had intussehen het
Gelukkig zijn Wij heel wel, nog een beetje zenuw- beroep aangenomen en te Dordrecht reeds een huis
achtig. maar 'dat spreekt wel vanzelf en niemand onzer gekocht. Door het gedaan protest heeft hij echter zijn
Wenscht nog naar den Noordkaap te gaan. ambt nog niet kunnen aanvaarden .Naar wij verne-
Zijpe men heeft de Predikant nu den kerkeraad der Ned.
De Kerkeraad der Doopsgezinde gemeente te Zijpe ?frv.Gefeente te Dordrecht aansprakelijk gesteld
heeft, ter voorziening in de a.s. vacature van predikant .eZ6, Zaak, geleden en nog te
opgemaakt het volgende drietal: Ds. H. C. ^ar' nemens zijn het vroeger lid van het kiescollege, dat
te Holwerd, L. G. Hollz te Baard, L. L. de iuaai onwettig aan qe verkiezing heeft deelgenomen, voor
die schade aan te spreken.
Volledigheidshalve zij vermeld dat het bedoelde iid
door den scriba van het kiescollege per gewonen op
roepingsbrief voor de verkiezing is opgeroepen.
lijden schade en zou de kerkeraad op zijn beurt voor-
te Mensingeweer.
BURGERBRUG.
De zomervacantie voor de school te Burgerbrug, zal
duren van 2 Aug. tot en met 14 Aug. a.s.
Op den Houlkoopersburgwal te Amsterdam waren
EEN HELDHAFTIGE REDDING.
oensdagmiddag omstreeks vijf uur eenige jongens met
een handkar aan ^spelen. Bij het afrijden van de die als boerenknecht in Hollands Noorderkwartier is
brug tegenover de Batavierstraat kon de jongen, die
de kar duwde deze niet meer houden, met het nood
lottig gevolg, dat de kar met groote vaart in het wa
ter schoot en de twee jongens die er in zaten, de
10-jarige Izaak Elzas en de 9-jarige Salomon Aarde
werk. uit de kar in het water vielen. Niet zoodra zag
dit de 25-jarige Maurits Abr. Nopol, die zich in het
pakhuis van metalen enz. van zijn vader, op de Hout-
koopersburgwal. bevond, of hij snelde naar buiten en
sprong gekleed .midden in de gracht. Hij' dook en 't
mocht hem dadelijk gelukken de beide jongens, die
elkaar vasthielden, te grijpen. De drenkelingen klem
gaan dienen, aan zijn broer Klaas, die in
de Zaanstreek gebleven is.
LX VI.
Ook hier in Hollands Noorden
Komt actie, overal,
Dit merkt men bij 't verkiezen
Der Kamer, bijgeval;
Je hadt ze moeten hooren
Laatst aan Den Helder, Klaas!
In Zijpe, en den Polder,
Die Staalman is een baas,
Maar: vóór, rechts, links en achter
Stond ook zijn vijand klaar,
O jé! hij werd verslagen,
De vrome scharrelaar.
Doch, niet alleen de Kamer
Maakt onze hoofden warm,
Ook bij de Raadsverkiezing
Slaat men hier woest alarm,
Wij zagen 't laatst in Schagen,
Waar Vader, Smit en Buis
Zoo prat zijn op hun zetel:
Ze zijn er zoo op thuis,
Ze zitten saftm zoo knusjes
Bij Roggeveen en Pot,
Bij Asjes, Meurs en Bijpost.
De kiezers deden zot:_
Ze kandideerden Koster,.
Nog wel een winkelier,
Dit scheen de schuld te wezen
Van zeek'ren courantier.
Nu werd de trom geslagen
Voor Vader, Buis en Smit,
En spoedig stond de garde
Der schutters in 't gelid;
Men prees de kwaliteiten
Van 't drietal uit den treur';
De Raad had geen gebreken,
...De Gasfabriek geen scheur
Ook werd een kind geboren
In zonde. De vader wou
Van 't stumpertje niets wetenj
Alleen ging 't aan den sjouw,
't Ging huis tot huis in Schagen
Met luid en woest getier,
't Sloeg Koster om zijn ooren
En beet den courantior,
Het heette: „Strooibiljetje",
Maar 't was een leelijk wicht,
Dat nu gelukkig weder
In Schagen's beerput ligt
...Men koos: Smit, Buis en Vader,
De oude deun klinkt door;
Zoekt zelf maar, Schager burgers!:
De Raad ligt op zijn oor.
Barsingerhorn was mede
'n Tooneel van warmen strijd,
Een deel toch van de kiezers
Wou daar: Klaas Jonker kwijt,
Men zei: ,,'t was niet om Jonker,
„Maar wijl men niet gedoogt,
„In éen persoon vereenigd
„Raadslid en armenvoogd."
Klaas Jonker is gebleven,
Doch, pruttelt nog wat na:
C. Spaans, K. Breebaart Dzoon
Die, qualitate qua,
Zich hadden ingelaten
Met de verkiezingstruc,
Die krijgen in de Schager
Een ingezonden stuk
Van dik hout zaagt men planken;
De man schrijft frisch en kloek,
Hij geeft C .Spaans en Breebaart
Geweldig voor den broek.
„Hier duldt,'" zoo zegt hij lyrisch,
„De grond geen dwinglandij,"
En huldigt zóo den dichter
Van het: „wij leven vrij"!
De schrijver trof zoodanig
De snaren van 't gevoel
Dat Spaans en Breebaart zaten
Te weenen op hun stoel
...Straks keert de vrede weder
In 't Barrighornder land
En reiken de drie heeren
Elkaar de broederhand.
In Winkel kon men kiezen
Met Over, die al zit,
Uit Meurs, Klaas Brugman, Koelman,
J. Breebaart en Piet Wit.
Men riep de kandidaten
Daar ter vergad'ring op
En vroeg: wat soort idééën
Ze hadden in den kop.
Een vijftal kandidaten
Dee aan dit „spul" niet mee,
Ze wilden 't niet bespreken,
Of hadden geen idée.
Maar, Breebaart (bakkermeester),
Een vurig sociaal,
Besprak, alleen voor allen,
In mannelijke taal,
Wat zoo in Winkels veste
Verkeerd was en beroerd,
En hoe het peil der welvaart
Zou worden opgevoerd,
Wanneer h ij werd gekozen:
„Vooruitgang was 't parool,
„Hij zou in Winkel stichten,
„Een heusche hoogeschool."
„De kosten te verhalen
„Op lui met kapitaal."
Dan komt bij ,,'t kantje-modd'ren"
En 't stek'len „logica".
Bij 't hooi- en graanopsteken
En 't grepp'len: „algebra",
Door arbeid, zoo verstandig.
Komt weldra overvloed,
Zoodat in later dagen
Geen mensch meer werken moei.
rug te houden maar zij had het kleine huisje
reeds verlaten .Kalinka snelde haar na.
„Wilt u zonder afscheid met wrok in het hart
mij verlaten?" vroeg hij, toen hij haar had inge
haald.
Charlotte was bijna niet meer in staat zich staan
de te houden.
„Ik geloof niet, dat dit uw nieuw geluk zal be
derven," antwoordde zij bitter.
„Toch wel," antwoordde Kalinka op ernstigen, zach
ten toon. „Het zou daarop een schaduw werpen. Gij
zoudt, omdat gij mij niet kunt begrijpen, met wrok
aan mij denken. U zult mij voor ondankbaar houden
en toch ben ik dat niet."
De barones moest staan blijven haar voeten ont
zegden haar den dienst.
„Ondankbaar waarom?" vroeg zij met spot,
„u behoeft mij immers voor niets te danken."
„Toch wel toch wel," riep de schilder. „Vergun
toch een mensch, dien gij zooveel vriendelijks hebt
bewezen, en dien ge misschien nooit meer zult terug
zien, dat hij u een opheldering geeft over een leven,
dat ten deele mislukt en verdwaald was, en waar
van hij het overschot nog meent te hebben gered.
Is het u zoo pijnlijk, wanneer een vriend zoo
mag ik mij immers wel noemen, u vertelt hoe
en waarom hij gedwaald heeft? Barones, hier in deze
eenzaamheid, waarin ik mij heb begraven, is het mij
onverschillig, wat de menschen van mij denken, want1
ik heb mij van hen losgemaakt, maar u, u mag
mij niet voor slechter houden dan ik werkelijk ben,
dat kan en dat wil ik niet verdragen. Gij moet
mij zachter beoordeelen, wanneer gij zult weten, wat
ik zoo al heb doorleefd."
Charlotte von Ortho was uitgeput op een steen
gaan zitten.
„Vertel," zeide zij zacht, zonder Kalinka ook
maar even aan te zien.
Het obg van den schilder rustte met groot welbe
hagen op de schoone vrouw aan zijne voeten. Nieu
we wenschen stegen in zijn binnenste op, zijn hart
sloeg sneller, hij wilde spreken, maar de adem ont-
hem. Langzamerhand kreeg hij zijn kalmte te-
zitten gU1S tegeuover tle barones op e^n rotsblok
maattoon LmÏ eeumaal mi->" levensloop verhaald,
toen heb ik u niet de volle waarheid verteld,"
zoo begon hij, terwijl hij voor zich keek. „Mijn va
der was geen graaf, ik ben
„Dat weet ik," zeide de barones.
„Gij weet het?" riep Kalinka.
„Ja."
„Van wien"?
„Van uw vroegeren leermeester Joseph Patki. Hij
was bij mij en heeft mij alles en alles verteld."
„Gij weet alles!" riep de schilder en hij keek
haar verheugd aan. Zij had het geweten, dat hij
de zoon van arme ouders was en toch was zij hefn
met open armen tegemoet gegaan. De gedachte dat
hij een groot geluk had prijs gegeven kwam in hem
op. Maar daar zag hij voor zich het jonge meisje
met de heerlijke bruine oogen en hij herstelde zich.
Hij mocht zich niet door een droom laten begoo
chelen.
I „Het is goed," zoo zeide hij tot de barones. „Mijn
bekentenis wordt daardoor zeer verlicht. Ik was een
bandelooze, wilde knaap geworden. Toen ik onbe
middeld, uit het kommervolle en behoeftige leven
naar Parijs ging, toen ik den glans der groote stad
zag, was ik verblind. Het schijngeluk sleepte mij
mede, ik vergat alles, mijn vaderland, mijn thuis, miji
moeder, want ik schaamde mij er aan te denken.
Juist omdat ik zoo arm was, rees het verlangen in
mij zooveel te sterker om in dit royale leven een
eerste plaats in te nemen. Een half waanzinnige eer
gierigheid greep mij aan. ZIJ versterkte mijn talent
en leidde het.
„Niet de liefde tot de kunst bezielde mij; zij moest
voor mij slechts het middel zijn, om rijk te worden,
om gelijk een graaf, waarvoor ik mij uitgaf, te
kunnen leven.
„Het weelderige leven zelve verschafte mij vol
strekt geen genoegen, want ik was in mijn jeugd aan
ontberingen gewend. Ik zou gaarne honger hebben
geleden, wanneer ik maar mijn ziekelijke eerzucht,
om als rijk en voornaam man te verschijnen, had
kunnen bevredigen; toen leerdet gij mij kennen. Door
u hoopte ik mijne wenschen te bereiken. Elke uiting
van mijn gemoed had ik met opzet teruggedrongen,
omdat ik geloofde, dat zulks mij schadelijk kon zijn.
Met tegenzin dacht ik aan mijn jeugd, zelfs aan mijn
oude moeder omdat zij arm was en tot teen
lageren stand behoorde.
En als ik mijn doel zoo nabij was, als ik het geluk,
waarop sedert jaren mijne gedachten zich gevestigd
hadden, reeds meende verworven te hebben, toen
verscheen mijne moeder en ik vreesde alles te zul
len verliezen ik verloochende haar! Gij weet hoe
ik haar bewusteloos vond in het woud, ik wilde haar
opnieuw verloochenen, toen riep Schoenrock, dat de
bewustelooze mijne moeder was! Ik heb hem toen
in mijne vertwijfeling gevloekt! Mijne moeder kwam
weder bij en noemde mijn naam; sedert vele jaren
deed zich toen weder in mijn borst het gevoel van
kinderlijke liefde gelden; voeg daarbij de vertwijfe
ling, toen gij u van mij afwendet en naar de stad
I terugkeerdet! Ik was als verdoofd, als iemand die
dronken is. Met éen slag had ik alles verloren, wat
I ik na vele jaren verkregen had; ik beschouwde mij
zelf als een millionnair, die zijn geheele vermogen
verloren, daarvoor een aandenken aan zijn Jeugd in-
geruild heeft.
De radeloosheid dreef mij nog denzelfden dag uit
mijn woonplaats. Ik dacht er aan mij het leven te
ontnemen, want ik geloofde niet meer te kunnen
leven, immers, wat mijn eerzucht had opgebduwd, was
vernietigd toen was het mijne oude moeder, die
mij redde! Ik had haar verloochend, maar geen
woord van verwijt kwam over hare lippen, hare oogen
rustten op mij met al den gloed der liefde, en als
ik daar nederzat in stille smart, dan streelde zij mij
zacht met haar hand, alsof dit mij geruststellen
kon en bet stelde mij inderdaad gerust. IVIaar
telkens overviel mij die vertwijfeling ik meende
Schoenrock's^ hoonend gelach te hooren, ik zag hoe
gij mij ontsteld den rug toekeerdet mijn eer was
weg, men bespotte mij! In de hevigste woede heb ik
de tanden op elkander geklemd, ik wilde mij op alle
menschen wreken, ook op u! Met een enkelen slag
had ik allen allen wel willen vernielen!
„Het waren bittere, bittere dagen! Jk vluchtt9
met mijn moeder naar Zwitserland daar ontmoette
ik te veel menschen -ik begaf mij toen niet haar
naar Tyrol nergens vond ik rust. Het toeval bracht
mij naar dit dal en in dit kleine huis. Mijne moe
der werd ziek. Ik had er niet aan gedacht, dat
haar krachten niet met de mijne gelijk stonden, om
dat mij dat rusteloos rondzwerven niet vermoeide,
meende ik, dat zij het ook kon drr n zij had
nooit geklaagd. Het jonge meisje )urg:, dat gij
gezien hebt, die met liaar vader alleen in dat huisje
Dc dwaze kiezers kozen
Toch: Over, Meurs en Wit..,.
Hoelang moet Breebaart wachten
Vóór hij o]> 'I kussen zit?....
Die vraag komt op de lippen
Van elk weldenkend mensch,
Dat het niet lang nioog' duren,
Is mijn oprechte wcnsch.
JAAP1
DOOR EEN HEVIGE ORKAAN. ~U
Woensdagochtend heelt in de stad. Galveston i
Texas een nevige orkaan gewoed. De storm, die v'
de Karaibisehe zee met buitengewone kracht over t
op een langgerekt eiland gelegen stad heenstreek,
melde den sterken wal, dien de stad van de zee
sluit, zoodat liet water naar binnen stroomde cn
sommige stadsgedeelten een hoogte van (i tot 7 v„j
bereikte.
In do westelijke stadswijken werden een aantal il(l
zen en twee sanatoria verwoest. l,jË
Een vischschoener werd tegen de spoorbrug te ,,|e,
Ier geslagen. De telegraphjsclie verbinding is gesloot,
en de treinen kunnen de stad niet binnenkomen,
's Middags draaide de wind, waardoor liet water
ruggedreven werd, zoodat er gegronde hoop beslag
dat de ramp geen grooter afmetingen zal aannemen,
TRAGISCHE DOOR VAN DEN WlELRliV.Vj-j
VERBIST.
Een verschrikkelijk ongeluk heefl den bekenden
gisehen rijder Verbist iiet leven gekost op tiet ve\u.
droom van Karreveld in België. De wedstrijden slaag,
litstekend en waren bijna teil einde gebracht
den ui
1
--- geunwH
n den laatsten wedstrijd waren door öamson de 70
K.M. afgelegd in 56 min. 53^ sce. Nog drie minuten
zou deze dus nog hebben te rijden. Verbist, die een
ronde achter was, versnelde zijn gang, en de toescliou-
WMN U'ÜTPTl ,U'111 i it'- „an Z-1
J- O—-o- ue IOC
wers waren getuige van een bewonderenswaardige spurt
met een snelheid van 90 K.M. per uur. Verbist pas.
sccrde Samson en liep hem onder geestdriftig gejuich van
de toeschouwers nog 200 M voorbij.. Nog had lui
slechts een minuut te rijden, toen eensklaps de gang
maker van Verbist onverwacht uitweek in de 'richting
van de balustrade. De motorrijder verloor het stuur
en viel. Verbist maakte een verschrikkelijken val. Een
kreet van verschrikking slceg op uit de menigte, wam
twee groote motoren naderden. Die vrees was hel au
maar al te gerechtvaardigd. Verbist, die op den ru;
van do baanhelling reed, werd in de lenden aangereden
door een der machines en kreeg een verschrikkelijk-
wonde, waaruit golven bloed stroomden.
De rijder Schicpke, die achter dezen motor reed.j
kwam eveneens te vallen. Door een gelukkig toeval viel
hij op het lichaam van den ongelukkigen Verbist er'
bleef ongedeerd. Ook de gangmaker van Verbist brachl
liet er heelhuids af. Verbist werd naar het hospitaal
overgebracht, waar men slechts den dood kon con-
stateerep.
SSECLAEfSES.
De Kloosterbalsem neef-t ze.
Doctoren Hlnuii verhy-terd.
De Heer G. Boetes, landbouwer te Tipmaat bij
Noordsleen (Dr. verklaarde ons, dat zijne echtgenoole
eene verlamming in de vingers had, terwijl ook Iear
hand geheel verlamd was.
i ..De vingers sionden geheel krom en de hand wasl
stijf cn gebogen. Ze kermde hei soms uil van pi/n.l
Dii duurde zoo verscheidene maanden zonder dat ik I
er baat voor wist. Ik las in de courant een adverlen~|
tie over Kloostcrbalscm en ried mijne vrouw aan
deze eens le probeeren. Ik kochl een polje bij den
drogist Fred. ten Kale te Einmen, cn nadat mijne
vrouw nog maar een half potje had opgesmeerd en
daarmede de handen en vingers flink had ingevreven,
kon ze deze lichaamsdeelen weder gebruiken en is zt
i thans volkomen genezen. Vroeger kon ze natuurlij! i
liarc werkzaamheden niet verrichten, doch thans kan
ze dit, dank zij den li loos ter bul se ui weder volko
men.
De Kloosterbalsem, Klooster Sancta Paulo, geneest
j onvoorwaardelijk oude en nieuwe wonden, brand- en
snijwonden, zweren, abcessen, builen, roven, open
j plekken, dragende wonden, zeere enkels, zeere bor-
sten en tepels, huiduitslag, ring-, dauw- en baard-
worm, hoofdzeer en alle ziekten der hoofdhuid, puis-
ten, Rheumatiek, Rheumatische zenuwpijnen, verlam-
l ming, Jicht, Podagra, Ischias, kneuzingen, stramheid
in de ledematen, verstuikingen, lendenpijn, pijn to
den rug, spit in den rug, spierverrekkingen, aam
beien, zoowel droge, blinde als bloedende.
Prijs per pot van 20 gram 35 ct„ van 50 gram
75 ct„ van 100 gram f 1.20 en van 250 gram f 2.50.
Hoe grooter pot. hoe voordeeliger dus
Let op! Alleen de echte Iiloosterbalsem ge
neest, deze is kenbaar aan een rooden band om den
pot, waarop de handteekening L. I. Akker, Rotterdam,
voorkomt, alle andere is namaak. De namaak geneest
nooit I
Verkrijgbaar bij Drogisten, Apothekers en de beken
de depothouders.
leefde, verpleegde de zieke, zooals slechts een kint
haar moeder kan verplegen. Ik doolde hier alleen
in de bergen rond, en de vrede der grootsche natuur,
deed zich meer en meer in mij gevoelen. Wat had
ik met al mijn eerzucht bereikt? Jaren lang had ik
gestreden en mij zelf bedrogen, want werkelijke be
vrediging had ik nooit gevonden, en in het oogenblüt-
waarin ik mijn doel meende bereikt te hebben, werd
ik teruggestooten als een paria, als een melaa'scbe,
die zich onder de gezonden had begeven!
„Zou ik nog eenmaal naar het schijngeluk Jagen,
om hetzelfde te doorleven? Hier in deze bergen kwam
ik er toe, eene vergelijking te maken tusschen de
wereld, waar ik mij had ingedrongen, en den engen
kring waarin ik hier leefde. Déar schijn en logen, ai- j
les logen, en hier de eenvoud, maar ook de waarheid
der natuur,
„Ik bleef meer thuis en zat bij het bed mijner
oude moeder, uit wier oogen een stil geluk sprak,
wanneer ik bij haar was. Ik sloeg Walburga gade, j
leerde haar beter kennen. Steeds kwam bij mij eene
vergelijking op: zij is gelijk het edelweisz, dat boven
op de bergen groeit en zelf niet weet hoe schoon j
het is. Ik ondervond een gemoedsrust hier, zooals ü1
die in geene jaren had leeren, kennen.
„De ontberingen, welke het eenvoudige leven niS
oplegde, gevoelde ik niet, want in mijn jeugd bad
ik het nog wel behoeftiger gehad. Vroeger had P
elk gevoel in mijn binnenste getracht te verstikken-
hier ontwaakte het weder, ik had mijne moeder ver
loochend, dat eischte een zoenoffer, en ik vatte
besluit, haar niet weder te verlaten. Ik kan u 1
goed weergeven, welk eene verandering er met W*1
plaats had. Ik had een gevoel, alsof ik na e6ne J
lange, lange reis doodelijk vermoeid in het vaderlUk
huis was teruggekeerd. De eenvoud lachte mij ver
trouwelijk tegen, de eenvoudige houten stoel schee"
mij zacht, omdat ik daar als kind op had gezeten-
Zelfs mijn kunst arbeidde in een geheel andere lich
ting. De gedachte, portretten te schilderen, die wiJ
geen belang inboezemden, en zelfs er een leugen i" i
te leggen, want ieder wil gestreeld worden reeds
deze gedachte deed mij walgen, en ik maakte bier
andsrhapstudiën. Slechts éen portret wilde ik schilde
ren, dat van Walburga."
Wordt vervolgd.