~Mm\ mi de Bectai. DERDE BLAD. Zaterdag 24 Juli 1909. 53e Jaargang. No. 4544 MS' Courant. TENTOONSTELLING VAN HUISINDUSTRIE IN HET GEBOUW VELOX TE AMSTERDAM JuliAugustus 1000. Couranten, tijdschriften en geïllustreerde weekbla den hebben in lange kolommen en veelzeggende illu straties op deze „Nederlandsche Tentoonstelling van Huisindustrie" reeds sedert eenige weken de aan dacht gevestigd. Ze wordt gehouden in het gebouw „Velox" te Amsterdam, aan den hoek van de Hob- bemastraat en de Ruysdaelkade, achter het Rijksmu seum; en de stedelijke Regeering van Amsterdam betuigde in zooverre haar sympathie met deze open baar-making van menschelijke ellende, dat zij der Tentoonstellingscommissie een subsidie toelegde van twee duizend gulden. Twee duizend gulden is niet veel voor 'n zoo groote onderneming; maar arme menschen kunnen met 'n beetje soms heel wat doen; en „arm" is deze tentoonstelling en „heel wat" mee gedaan i s er. Toen ik 'n paar weken geleden voor 't eerst de aanplakbiljetten zag, van deze tentoonstelling: de figuur van 'n tobberig uitziend man, vóór zijn tijd oud geworden, met vermagerd en ziekelijk uitzicht en 'n das om zijn mageren hals, toen heb ik mij afge vraagd wat die beteekenen mocht. Was 't 'n fout, 'n ver gissing van den teekenaar, die ons 'n werkman te aanschouwen had willen geven, en nu, in de onzeker heid van zijn stift, ons dit samenveegsel van een mensch, niet meer dan „a husk", geleverd had? Met welke oogen zagen andere menschen dit conterfeitsel aan? Had die gemankeerde uitvoering 'n beteekenis? Of mankeerde de uitvoering niet? En telkens als ik die plaat zag op 'n aanplakbord of op 'n schutting, nam ik mij voor de Tentoonstelling te gaan bezoeken en te trachten de beteekenis van die plaat te begrij pen. Want ik had hier en daar wel eens 'n woord over de tentoonstelling opgevangen, maar 't rechte begreep ik er toch niet van. (Er zijn harde hoofden in de wereld en vlug begrijpen is ieder niet gege ven.) Zoo toog ik er dan heen; maar toen ik mijn kwar tje deponeerde, werd mij medegedeeld, dat de ten toonstelling voor vandaag gesloten werd. „Morgen," zoo zei de bureaulist mij, „wordt ze om twaalf uur geopend." En morgen zou 't Zondag zijn. Andere dagen is de tentoonstelling toegankelijk van 's mor gens negen tot 's avonds tien of elf uur. Een kort onderhoud met den Directeur, den heer Brouwer, stelde mij in de gelegenheid, 's Zondags morgens ten tien ure de zaal en het terrein te be zoeken .Dit was 'n privilegie, omdat ik kwam voor de pers. En toen ik de zaal binnenkwam, steeds nog maar met dat lugubere portret van dien ziekelijken, vroeg- ouden man voor mijn oogen, toen was 't mij, alsof ik in 'n hel-verlichte dooden-kamer kwam. De drape rieën waren overwegend zwart, hier en daar met witte banden op 't fluweel-zwart als zilver afgezet. Ver achter in de zaal, waar zich 'n tooneel bevindt, 'n diep zwart gordijn, dat 't tooneel verbergt, en met zijn witte banden 't zwart nog zwarter doet uitko men. Uit elke pilaar en kolom rijst 'n wit vaandel om hoog, waaruit de dood met 'n zeis gewapend u tegen- grijnst. En overal waar ge uw oogen slaat: rouw en symbolen van droefenis. Witte wimpels met rouw- zwarte letters trachten u uit dezen droom te helpen, en u de beteekenis dezer tentoonstelling te doen verstaan. De meeste menschen waaronder ook ik schijnen niet te weten wat „huisindustrie" is en verwarren het met „huisvlijt", met „slöjd", met liefhebberij-werkjes, met voor zijn genoegen en verzet vogelkooitjes zagen, het knoopen van macramé of het snijden van portretlijstjes. Maar huisindustrie is iets anders. Huisindustrie kent geen liefhebberij-werk jes, geen „genoegen" en „verzet", en weet alleen van „Het is de bedoeling dezer tentoonstelling, de toe standen in de huisindustrie bekend te maken, en daardoor de Regeering, het Nederlandsche volk en zijn Vertegenwoordiging de noodzakelijkheid te doen inzien van 'n wet tot bescherming." AVant „Huisin dustrie is vcrwaarloozing, ongezondheid, besmetting, onzedelijk." „Huisindustrie is onreinheid en werkt drankmisbruik in de hand en doet de armoede toe nemen. „Noodig is sociale wetgeving, beperkte arbeidsduur, vakonderwijs, kinderbescherming, ouderdomsrust, vak organisatie." „Daarom zijn noodig: goede werkplaat sen en fabrieken." Met groote letters wordt het kort-begrip van de bedoeling dezer tentoonstelling den bezoekers aan 't verstand gebracht, en eenmaal dit wetende kunt ge met critisch oog en begrijpende hersenen, gaan zien, ■wat hier te zien geboden wordt Ge ontmoet er alles wat ge niet of zoo goed als niet ontmoet op 'n tentoonstelling van „mid denstanders". En als ge er iets aantreft wat ge ook d&ar zoudt kunnen vinden, dan ziet ge 't onder 'n ander licht misschien wel in overdrachtelijken zin gesproken onder gepolariseerd licht, zoogenaamd kalklicht, dat de kleuren heel anders, schoon meer waar, doet zien. Het mooi-maken van de dingen is hier vergeten, of met opzet weg gelaten. De ge zellige hoekjes, de verleidelijke snufjes, de aansme rende juffrouwtjes, lieftallig en coquet, betooverend in haar mouseline kleedjes, als ze u rondleiden in verbijsterende boudoirs, zijn hier niet te vinden, 't Is hier grof, natuurlijk en onopgesmukt, 'n Kat heet hier 'n „kat", en niet Mimi of Dodo, of welke andere namen weelde en overmaat van tijd voor 'n dood gewone kat verzinnen mochten. Hier zijn do kasten niet gepolitoerd en gewreven, schitterend in 'n glans, die u doet vragen of 't wel werkelijk 'n kast is; maar hier staat zij ruw en zonder vertoon, zooals zij wordt of geworden is onder de handen van haren bewerker, die met bijl en bijtel en 'n paar ruwe 'landen haar maakte. Dit is geen „winkel", zooals voor 't grootste gedeelte de „Middenstandstentoon- felling" is; dit is 'n „werkplaats" van de meest primitieve soort. Hier zijt ge niet verder dan éen eukelen stap van de natuur af, van den bodem, van «Jo bron, waaruit alles opwelt, van den boom, waar aan alles groeit, van de aarde waaruit alles voort komt. Hier naderen ons de dingen, die wij eiken dag oehoeven en gebruiken, zonder tusschenpersonen. Hier is geen baas, geen meesterknecht, geen patroon, geen reiziger, geen engros-handelaar, geen winkelier; kier staan wij als koopers en verbruikers direct tegen- ever de arbeiders en arbeidsters, die de grondstof fen bewerken tot voorwerpen om er ons leven mee te versieren, en... wij staan verslagen. Hebben wij daaraan ooit gedacht, als wij onze bor duursels kochten? Onze laklaarzen vastregen? Onze kamers versierden? Voor onze kinderen speelgoed kochten? Hebben wij ooit kunnen vermoeden, dat er zooveel arbeid, zooveel leed, zooveel nachtwaken, zoo veel tranen mee gemoeid waren? Dat er zooveel droog brood, zooveel honger aan verbonden was? Wisten wij die zuinig moesten wezen, omdat wij aan ons laat ste tientje of aan onzen laatsten rijksdaalder begon nen waren, dat zij, die ons voeden en kleeden, die ons voorzien van meubelen en allerlei levensbe hoeften, van laarzen en dassen, van manden en kof fers, van cartonnen doozen en bezems, van stroohul- zen om onze flesschen in te pakken, van guirlandes om feest te vieren en eerepoorten te bouwen, wisten wij, dat zij niet weten wat 'n „tientje" is, en dat 'n rijksdaalder voor hen de beteekenis heeft van 'n klein vermogen? Weten de deftige heeren en dames, de burgers, die daar in alle gerustheid heen stappen, en hoffelijk den hoed voor elkander lichten eere gevende wien eere toekomt hoe het lot is van velen, die hen al die teekenen van eerbiedwaar digheid mooie kleeren, mooie meubelen ver schaffen? Weten zij dat? Ik kan 't niet gelooven. Met open oogen heb ik altijd rond geloopen, en ik heb 't niet gezien .Het is althans niet zoo tot mij doorgedrongen als nu. In Brabant en Zeeland en Friesland ben ik binnen gegaan, waar men mij bin nen liet; en ik heb dan soms gedaan wat ik op dat oogenblik mijn plicht achtte te doen; maar be grepen heb ik het niet. 't Kwam mij dan onbewust voor: 'n wereld te zijn, die buiten de mijne lag, 'n geslacht, dat 't mijne niet kende al had mijn medegevoel mij beter behooren in te lichten 't Kwam mij voor, dat hier niets anders gedaan kon worden dan 'n rijksdaalder van eigenaar te doen wis selen, en 'n vriendelijk woord te laten vallen; maar dat 't verder zoo wel blijven zou, omdat er toch niets aan te doen was. Een natuurwet, die vogelen en visschen schiep; vogelen om te vliegen en visschen om te zwemmen, en mollen om in de aarde te wroeten. Het ongeschoolde nadenken bracht het niet tot de bewustheid, dat hier streed en pijn-leed: vleesch van ons vleesch en been van ons gebeente; dat de harten die hier klopten menschen harten waren, dat hier menschen zielen zuchtten, dat hier verlangens sluimerden naar geluk en blijdschap, zooals wij die voor onszelf begeerden en waarop wij aanspraak maakten. We hadden van thuis de uit het hoofd geleerde les meegebracht, dat „geld niet gelukkig maakt", en enkelen onzer genoten den zegen dit in eigen leven en aan den lijve te mogen ondervinden; en we brach ten die les zonder eenige aanstellerij, zoo natuurlijk mogelijk, in practijk, door 'n vriendelijk woord te zeg gen, de schouders op te halen en heen te gaan. En als we dan thuis kwamen en 't kwam ter sprake, dat leed, die armoede, die kommer, dat gebrek, dan sloegen we onze handen in elkander of soms naar den hemel zelfs, schudden onze hoofden, zeiën dat 't verschrikkelijk was, en staken 'n sigaar op en gingen over wat anders praten, omdat men zich alles toch niet aan kon trekken. Doch 't leed bleef bestaan en de tranen vermenig vuldigden zich... maar wie eens op den schouder geklopt werd en gedwongen was om te kijken, ziekte en pijn en den Dood in 't grijnzend aangezicht, die lacht niet meer van harte, te minder naarmate hij meer hart heeft, en bedenken moet, dat er duizend duizend zuchten en jammerklachten geslaakt wor den, die wij niet hooren; dat er duizend duizend ge beden omhoog stijgen, waarnaar geen God te luiste ren schijnt. Hier Christenen en Socialisten, hier is werk voor u! Beter dan in uw consistories te verrichten valt, beter dan in uw partijen en clubs! Hier is werk voor heiligen en zondaars, voor rijken en armen, voor allen, die weten en erkennen willen, dat wij broeders en zusters zijn, en óok weten, dat „waar een lid lijdt, allen lijden". „O n g e 1 o o f 1 ij k" had men kunnen schrijven bo ven de ingangspoorte dezer tentoonstelling, „Onge looflijk, en toch waar". Het raadsel der lugubriteit lost zich op bij de aanschouwing, van wat hier te zien is; en de macabere vaandels hangen er niet ten onrechte, want „Hier is te zien, wat ge nog nooit hebt gezien, AVat ge nimmer hebt durven droomen! Kijk met zoo'n verbazing die vaandels niet aan! Eén waarschuwing nog en het spel vangt aan! Ge zoudt nog te laat kunnen komen!" En wie te laat komt, doet zichzelven groote schade; want hij zal niet weten w a ar o m gebeurt, wat straks gebeuren z a 1 en gebeuren moet. Hij zal 'n klok hooren luiden en niet weten waar de klepel hangt; hij zal de aarde zien wankelen en gelooven, dat zij ondergaat, niet wetende, dat het mensclidom dan ontwaakt tot menschelijkheid. O, ik bid u, kom deze tentoonstelling niet bezien in 'n verloren oogenblik of haastig en gejaagd, wan neer uw gedachten toch elders zijn. Breng tijd mee en wil tot zien en overweging; breng uw nadenken en uw hart mee en vraag inlichtingen, als ge niet gelooven kunt, wat uw oogen zien en lezen op die blauwe en witte en rose kaarten. En als de voorstel ling voor u voorbij is en gij boos en ontevreden zijt, wees dan boos en ontevreden op uzelf en op de maatschappij, die misschien wel wist het althans behoorde te weten dat zulke dingen bestonden. Hier weerklinkt 'n boodschap, die den Vrede niet brengt, maar 't zwaard" (Matth. X 34). „Ontwaakt, gij slapers; droomers, heft u op Uit sluimrings zoete omarming. Ik breng geen mijmrend stilstaan, maar beweging, Geen kalmte, maar gejaagdheid in de harten. Zoo gordt u aan wilt gij mijn volgers heeten En trekt het zwaard om eigen vreê te dooden, Die boos is! Werpt den fakkel In woningen van kranken, zwakken, lauwen En doe ze blaken van 't genezend vuur Des heil'gen ijvers. Strijdt met sterken arm En sterke ziel, zóólang, tot afgehouwen Ternederstort dl wat Gods rijk weerstaat En aan 't geluk van menschen perken stelt." „Ik kom den vree niet brengen, maar het zwaard!" Zoo wet de waap'nen wel; valt aan en treft, Tot straks 'n glorie daagt, die niet meer zwicht. Dan zal Ik komen om het zwaard te breken En 's vredes balsem gieten over 't hoofd Van u, mijn welbeminden." Q. Hebben ook rijke menschen deze tentoonstelling bezocht? De kranten vertelden, dat Koningin Emma er Maandagmiddag een bezoek bracht, en dat de heer Brouwer Haar anderhalf uur rondleidde. Heeft H. M. gezien wat ik en anderen daar gezien hebben? En heeft Zij 't begrepen? Kunnen rijke menschen beseffen, wat 't beteekent, zes, of vijf, of vier \of drie of twee of éen cent in 'n uur te verdienen, en daar dan, met misschien 'n brood van de diaco nie en 'n kwartje of twee kwartjes van 't burgerlijk armbestuur, van rond te komen? 'n Vrouw te hebben en kinderen en misschien nog 'n „afgewerkte vader of moeder tot je last"? Dat van die zes of vijf of vier óf drie of twee gulden de huur afmoet, en zeep, en sajet om 'n kous te stoppen, en 'n enkelen keer 'n paar klompen? Kunnen rijke menschen. dat besef fen? Dat menschen, die vlaggenguirlandes plakken, in Amsterdam 3 3/4 cent per uur verdienen? De men-) schen, die te Weert botercartons plakken verdienen 4 1/6 cent per uur, fuikenbreiers te den lip 7% cent. En aan den galarok, dien 'n Tweede-Kamerlid in den Haag kocht voor f 180 verdiende de kleer maker niet meer dan 14 cent per uur. Het plakken van dekkartons op lampenrozen wordt te Maastricht betaald met 3 centen per uur, stroohulzen-binden te Oisterwijk met 3V2 cent, het naaien van 'n vrouwen rok te Amsterdam met vijf cent per uur. Een dames- kleermaker verdient te Groningen 9 1/6 cent per, uur en het maken van zijden blouses geeft in Arn hem 11 centen per uur. In Nijmegen verdienen men schen die taartjes-doozen maken 5 Ys cent per uur, en hét maken van vierpuntige guirlandes wordt in Maastricht betaald met 2 centen per uur. Voor 't maken van mansjekkers betaalt men in Groningen 9 Vè cent, en voor kinder-confectie 6% cent per uur. Het lezen van kofl'ieboonen brengt te Dordt de „lees- ters" waarom geen lezeressen? 2 3/7 cent per uur op. Als ze dus tien uran op 'n dag hebben „ge lezen", hebben ze b ij n a 24 centen verdiend, 'n Lec- trice verdient meer, en leest zeker geen tien uur per dag. Erwtenlezen wordt in Leeuwarden betaald met 1% cent per uur en in Goes met 1 3/7 cent. Maar wat de kroon spant, is het uitzoeken van paddi uit rijst, dat in de Zaanstreek voorkomt. Twee vrou wen, de een 40 en de andere 60 jaar, verdienen daaraan in honderd uren tij ciséen gulden. Met haar beiden; dus elk 'n halve cent per uur. Zei ik te veel toen ik zei, dat men „Ongelooflijk" had kunnen schrijven boven deze tentoonstelling? Hebt ge dat woonhuis gezien uit Culemborg? en dat andere uit Gemert? Uit Waalwijk? uit Best? Breken die menschen nooit den hals over die brok ken tegels, die „vloer" heeten, en die bijna niet voorkómen, dat men op de reëele aarde staat? Hee ten die vodden kleeren? Zijn die nesten met stroo bedsteden, waarin menschen slapen? Hebt ge de hut van den bezembinder Van der Helm gezien, uit Boyl in Friesland? Toen ik met hem zat te praten in zijn hut, waar 'n brok raam in stond en overigens de wind aan alle kanten door gaten heenspeelde, vroeg ik hem, of dat nu werkelijk zijn woning was. Nee, meneer. Dus dit is niet 'n hut of woning, als waarin je te Boyl woont? Nee, meneer! Dat mocht ik wel willen; dan zouen we denken, dat we in 'n paleis woonden. Hij vertelde mij verder, dat hij 'n vrouw en vijf kinderen had, en met te werken van den ochtend vroeg tot den avond laat vijf gulden in de week ver diende. 's Zomers soms vijf en 'n half of zes gul den Er is 'n veertigjarig vrouwtje uit 's Gravenmoer, die Brabantsche kant werkt en daarvoor 40 cent per el krijgt; maar als zij werkt van 6 uur 's morgens tot 8 uur 's avonds kan zij niet meer dan 3/4 el afkrijgen, zoodat ze 30 centen daags verdient. Daar van gaat dan nog 4 cent per el af voor 't garen. Het vrouwtje klaagde niet en zag er keurig gekleed uit .Maar toen ze ging lunchen, at ze droog brood met 'n glas water en melk. Hebt gij die andere kamertjes gezien? Van dien mattenvlechter? Van die breister? Van die naaister? Van die garnalenpelster? In het kamertje van de laatste hing 'n verweerde „huiszegen", waarop men lezen kon: „Zalig zijn de armen van geest". Er stond niet bij, dat „hunner het Koninkrijk der Hemelen is", doch dat zullen we maar hopen; want als zij niets anders te wachten hebben, dan de verweerde armoe de en den honger, die hier hun deel is, zal het hun wel moeilijk vallen te gelooven, dat ook zij „kinde ren Gods" zijn. En nu moet ik weer eindigen, al is mijn hart nog vol tot berstens toe; nu moet ik weer eindigen, al zijn geen tien kolommen in staat al de aandoe ningen en woorden van klacht en medelij te bergen, die zich opdringen en meester-maken van ieder, die dit schouwspel van menschelijk lijden gaat zien. Laat niemand, die deze regelen leest, denken, dat ik overdreef. Ik overdreef niet, en ik zei niet a 1- 1 e s. „Hun leed in al hun omvang klagen, Kunnen die rampzaalgen nooit, of zij Kwetsen 't fijn gevoel van ons, en wel Van allen die gelukk'ger zijn." (Aurora Leigh.) Ik moet hier iets aan toevoegen. Maar w&t? Ik ben geen handelsman, geen econoom. Dit is 'n laby- rinth, waarin 't mij eng en bang te moede wordt, i» ar Ariadne's draad ontbreekt mij en ik weet er niet uit te komen. Ik weet geen oplossing van dit raadsel. Ik gevoel diep, dat heel deze lange brief en al zijn klachten en, al zijn medelijden niets betee kent. Maar ik weet ook, dat de toestand zoo niet blij ven kan en niet blijven mag. Deze tentoonstelling is, behalve 'n klacht, een aan klacht; 'n snikkend ver wijt aan u en mij en allen, die brood hebben om te eten en kleeren om aan te trekken en geld in buidel en kas, en doen, alsof nu alles in de volkomenste harmonie is. Maar dit is niet zoo! „Och, wat heeft dit kroost misdaan, Dat het dus met fletsche wangen, In een grafspelonk gevangen, Langzaam stervend moet vergaan? Buiten tieren veld en dreven, Bloeit de lente, gloeit het leven; Schoon is alles wat men ziet, Slechts die bleeke menschen niet." Ten Kate. Zal na de Koningin-Moeder ook de Prins komen? Of de Minister van Koophandel, Landbouw en Nijver heid, ex-dominé Talma? 't Ware te wenschen! Dan zou 't toch zijn nut nog kunnen hebben, dat Doctor Abram 'n poosje de lakens en de vetste baantjes heeft uitgedeeld. Zoo'n ex-dominé durft niet vol te houden, dat hij niet weten zou wat er in de „Bergrede" staat, en dat we 'n „christelijk" ministerie hebben kan ook niet geloochend worden. Maar laat mij niet eindigen over deze ernstige ten toonstelling te spreken, met 'n aardigheid. Van harte hoop ik, dat er zóóvele stemmen zullen opgaan over 't groote leed, dat door duizenden hier te lande ge leden wordt, dat goede sociale wetten hieraan spoedig 'n einde zullen maken. H. d. H. AVEERZIEN. A AN EEN STRAATORGEL. Ze stond goed te strijken, 't Was een zwoele dag en de zweetdruppels parelden haar op 't voorhoofd, zoo dat zij! ze telkens met den rug van een hand moest wegvegen. De damp van het goed, waar de bout over ging. walmde haar in 't gezicht en op haar wangen teekenden zich vurige kringen af. Ze had moeite vol te houden; zou liefst strijkijzer en plank op zij ge smeten hebben.... De vroolijke klanken van lentestad drongen tot haar door.... Maar zijj perste de lippen opeen en werkte voort. In de lange, smalle straat van smakelooze volkswoningen begon vlak hij Door d'r huis een orgel te spelen. Jolige wijs die haar aan 't neuriën bracht. Er tintelde dartelheidin haar oogen. Zinnelijk trekje speelde over het smalle gelaat van do jonge vrouw. Ze wiegelde het hoofd heen en weer, op de maat van 't orgel wijs je en liet het strijk ijzer zóó stevig over de ondWrok, waar ze mee be zig was, gaan, dat een plekjcAschroeide... Dat kwam er nu van!... Goed dat Jan 't niet zag.. Die zou weer gaan procken... ,.Nict zoo driftig, Doortje!... Denk er toch oml.... Nou is zoo'n kostelijke rok weer naai' de maan. Wees toch verstandig!....". Zo hóórde 't hem zeggen. De leuke wijs van het orgel prikkelde haar nu.... Maakte 'r nijdig over dal saaie, zeurende, preciese, prcekerigc van dien Jan. Maar ze werkte voort... Schoon ze pufte van benauwd heid. Zij herinnerde zich Van nu drie jaar geleden. Toen moeder en Kee haai' gezegd hadden: „Zoek je forluin maar...." En zij', met kleine Truitje op den arm, 's avonds gezwor- vètni had over de straat. Tot ze niet meer kón. De boenen onder haar lijf als-verlamden en ze eindelijk, uit wanhoop, naar oome-Dirk was gegaan, naar den ©enigen broer van moeder. Naar strengen, stug- gen. bekrompen, driftigen oom, die met Door d'r va der nooit iets te maken had willen hebben.... Van wién zij wist, dat-ie haar nooit van z'n leven helpen zou.... Nu wat met haar gepasseerd was... Maar Truitje zag zoo wit als krijt en legde liet slapensmatte honger- kopje tegen d'r schouder alsof het wurmpje sterven ging... Zij had geen geld, geen voedsel, geen onder dak. Toen ze, thuis, daar straks, gezegd had: Dan spring ik met 't kind maar in de grachtAntwoord de Kee, d'r zuster: „Dat zou voor ons en voor jou ook maar 't beste zijn!..." Maar Door durfde zich niet verdrinken. Ze was dan naar o ime-Dirk geloopen.... Stond in de woonkamer vóór zij 't zelve recht besefte. ...Tante Jaantje zat aan de 'tafel en naast haar het neefje, zestienjarig joggie, dat :in harre strengheid was grootgebracht en wiens schuw-gluipcrige oogen u altijd ontweken.... Joggie met zoetig-onderdanig glim lachje en groezelige gelaatskleur.... Neef Hendrik, die hevig ontstelde bij 't zien van nicht Door en 'I kindje. Zijn moeder aankeek met verontwaardigden blik van: „Wat zegt u van zóó'n brutaliteit!..." Tante Jaantje wds zoo kwaad niet... Maar die beef de voor oome-Dirk. Werd echt-wit om d'r neus toen zij Door daar zag staan.... Wenkte joggie om de ka mer uit te gaan. Strompelde toen, bevend van op winding en angst, dat oome 't merken zou naar Door toe.... Fluisterde: „Gut, Doortje, kind, hoe kom- je.... Kóm-je ertoe!... Je weet tochHeusch, je kunt niet...." Toen had zwerfster het bleeke kopje van Trui te gen haar wang gedrukt en gezegd van dat ze zoo moe was.... Zoo'n honger had.... Dat kleine Trui ziele was.... En Tante Jaantje, al maar doodsbenauwde oogen naar alle kanten richtend.... Dat oome-Dirk toch maar niet.... Tante had toen, met haar sidderende vingers, 'r geldknipje opengepeuterd en een gulden te voorschijn- gegrabbeld.... Haar de gang door geduwd.... Gauw-dan Gauw-danIWeg, vóórdat oome thuis komtOome !kan elke minuut komen.... In vredesnaam, Doortje, ga nu!Gd nulEn kom nou asjeblieft nooit meer...." Zij stond op de straat. Met tante Jaantje d'r gul den in de hand geklemd. Ze kón Trui niet meer hou den.... AVist niet waar ze onderkomen zou zoeken. Had de macht niet om een winkel binnen te gaan; eten te koopen.... AVas op een stoep neergezonken. In haar ooren gonsde 't als een zee. En t was of de lichtjes van dc straatlantaarn ineenvloeiden tot lange, vurige lijnen.... De klanken van straatrumoer samen smolten tot iets dreunends; als van zware golven, die komen aanrollen.... 't Eenige. waarvan zij' besef had was dat ze kleine Trui moest vastklemmen.... En in haar wegzinkend bewustzijn van afgetobd lichaam was nog gebleven de angst om: het bleeke kwijnende wurmp- VAi Door zag nu terwijl ze het strijkijzer weer met kalmer rustiger beweging over 't goed liet gaan dien verschrikkelijken avond, van vóór drie jaar in de fijnste bijzonderheden terug.... Hoe Jai\ haar, ,op' die stoep, gevonden had. Een rijtuig had gehaald en haar., met Trui._ naar een loge ment gebracht Hoe zij' tot bewustzijn was gekomen in 't slaapka mertje van „Tehuis", terwijl een dokter zich over haar heen boogZe zag weer zoo scherp, nu. de ernstige oogen van den dokter, die haar pols vasthield en iets fluisterde tegen de juffrouw van het „Tehuis". Ze had den haar toen wijn gegeven, laten eten. Truitje was naast haar, in een proper bedje, gelegd. En den volgenden ochtend vertelde juffrouw haar, wie dat al les had geregeld... En dat Jan Dekker verzocht had, Door den volgenden dag te mogen spreken.... Tegen een uur of een, twee. zou hij als dokter 't goed vond komen. Haai' beneden, in de spreekkamer, wachten,... Hij had haar niets verweten. Was niet bijzonder hartelijk, ook, geweest.... Door alleen 'n hand gegeven. Toen stil, verlegen, vóór zich uit zitten kijken. Zoodat 't, tusschen hen, vreemd!, drukkend, zonderling werd... Zij vertelde hem van alles en hoe moeder haar uit 't huis had gejaagd.... Hij. Jan. knikte maar, Tuurde vóór zich uit. Geen spier op z'n gezicht bewoog zich... En toen-ie, na een half uur wegging, had-ie haast niks gesproken. Haar slechts een paar maal even aan gekeken, en dan was 't of er in het koude, fletsche, doodsche van z'n blik wat ziel, wat leven kwam: Den volgenden dag, precies op hetzelfde uur was Jan weer in het „Tehuis" gekomen. Hij had iets voor Door gevonden. Een kamertje voor 'r gehuurd bij heel-nette. fatsoenlijke menschen. Daar kon ze di rect hoen, als ze wou. Haar rekening in het „Tehuis" had Jan betaald. De huur van 't kamertje was óók at twee weken vooruit afgedaan... En toen ze bij haar nieuwe woning waren gekomen, haalde Jan, die niet mee naar hinnen ging, een papiertje voor den dag, dat-ie Door in de hand stopte.... En direct erop was hij weggeloopen.... „Nou. adie, tot van de week dan!'" Weg was hij. In het papier was een goud-tientje ge wikkeld.... Toen kleine Trui het mooie ding zag glinsteren, kraaide ze van pret.... „Mooi, hè!" riep moeder. En het kindje zag haar aan met stralende oogjes... Trui d'r wangetjes waren nu weer blozend... Als Door bedacht, hoe die goeie Jan dat alles toch maar gedaan had... Jan, dien zij vroeger zóó beleedigd en gekrenkt had... Die nu zorgde voor het kindje van Rggr en dien ander.... Als Door dat alles overdacht, voelde zij toch gróóte dankbaarheid voor den man, drukte zij Truitje tegen zich aan en zei, terwijl ze, in weeke, zachte stemming, haar meisje op de malsche. rose wangetjes zoende: „Zoete oome-Jan, hè!"... Dat alles was nu al drie jaar geleden. Eigenlijk had Jan haar nooit „gevraagd". Alles liep i als iets van zelf-sprekends. Hij kwam Door op be- 1 paalde uren afhalen uit d'r betrekking. Luisterde naar wat ze over alles vertelde. Gaf een enkele maal raad. Map k te opmerkingen... En het stugge, pedante^ bazige van "zijn toon hinderde haar dikwijls genoeg... Soms was ze hang voor den man, die dan naast haar voort stapte. Had ze hem willen ontwijken... Herademde zij wanneer Jan weer gced-en-wel weg was. 'Maar dan be dacht Door weer: „wat hceft-ie niet voor je gedaan!,... Zoek er maar een, die dat nadoet!.... AVie zal voo-r kleine Trui zorgen'?.... Haar een naam geven? Door schaamde zich echt over haar onverschillig heid voor den stillen, stuggen man... Maar wel gebeur de '1 dat zij, wanneer Truitje sliep, in haar kamertje lag te schreien.... Met gezicht in het kussen gedrukt.... Diep gedrukt, dat geen mensch 't. in huis, hooren zou. Dan ging alles haar geest voorbij.... Dan klem de zij haar armen om 't kussen heen en beet in de sloop, als om te vernielen, te vermorzelen dat wat nog altijd in haar bruiste: in haar opleefde, do wilde zucht naar jool, naar vroolijkheid, dat onge bonden©. dat dartele, waar moeder en Kee altijd zoo woest over waren....-Dat ze van haar vader had, met wien oome-Dirk niks le maken wou hebben.... En op wien oome-Dirk gedoeld had, eens toen moeder te gen hem klaagde over Door d'r lichtzinnigheid... Schokschouderend-minachtend.... „De appel valt niet ver van den boom, hè?...." Eerst later had Door pre' cies begrepen wat oom© eigenlijk bedoelde en van toen al' had ze nog erger 't land aan hem dan ooit tevoren. Ze waren getrouwd. Jan z'n vader had Door ont vangen zonder haai' zelfs een hand te geven.... Toen zo naar hem toe was gekomen, draaide hij z'n hoofd om en deed net alsof h'j iets had laten vallen.... Ze was, na dien keer, nog eenmaal hij' Jan Senior ge weest.... Met moeder en Kee ,had ze zich, voor den vorm, verzoend. Jan stónd erop.... Ze zagen elkaar zoo goed als nooit. Door hdd geen kennissen. Een vriendin, nog uit 'r schooljaren, wou Jan niet in z'n huis hebben. Die was hem te „wercldsch". Zij verduurde, verbeet^ verdroeg alles terwille van kleine Trui, die vader tegen Jay. zei cn z'n naam droeg; overigens iets-schuws, iets-bangerigs voor hem

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 9