Soldaten=eer. FEUILLETON. Woensdag *28 Juli 1909. 53ste .Jaargang. No. 4546. Plaatselijk Nieuws. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag-, Woensdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure. worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. SCHi&CïEï&ï Lassn O 4. Hitcrc. Teleplioon 20. SJïftfjevers s CJo, Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3 60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f 0.25iedere regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uit een blad. E3£KE6IGIV3AKI&lGEH. Gemeente Hl'HAGE.V. o— Burgemeester en Wethouders der gemeente Schagen, Brengen, ter voldoening aan de derde alinea van Art 21 der .Militievvet 1901, (Staatsblad No. 212 van 1901), ter kennis van de belanghebbenden, dat het overeenkomstig Art. 23 dier Wet afgesloten Insclirij- vings-Rcgister van 1909. voor de lichting 1910, met de daaruit opgemaakte alphabetische naamlijst, op he den ter- Secretarie der Gemeente voor een ieder ter lezing is nedergelegd tot en met den 30en Juli 1909, des morgens van 9 tot 12 en des namiddags van 1 tot 4 uur. Schagen, den 22en Juli 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester. K. J. POT. De Secretaris, ROGGEVEEN. Burgemeester en Wethouders der gemeente Scha gen. brengen ter openbare kennis, dat op 22 Juli 1909 y bij hen is ingekomen een afschrift van een aan Hee- ren Gedeputeerde Staten dezer Provincie gericht ver zoekschrift van Comelis Omes, van beroep logement houder, wonende te Schagen, om vergunning voor den verkoop van sterken drank in het klein aan lo geergasten in de gelagkamer van het perceel, kadastraal bekend gemeente Schagen, Sectie A no. 873. plaatse lijk gemerkt, wijk B no. 132 en gelegen aan de Nieu we Laagzijde aldaar. Binnen twee weken na de dagteekening dezer be kendmaking kan een ieder tegen het verleenen van deze vergunning schriftelijk bezwaren bij Burgemeester en Wethouders inbrengen. Schagen, den 22en Juli 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester H. J. POT. De Secretaris, ROGGEVEEN. NATIONALE MILITIE. Oproeping van Verlofgangers onder de wapenen. De Burgemeester van Schagen maakt bekend, dat de in het verlofgangersregister dezer Gemeente inge- I schreven verlofgangers, wier namen hieronder zijn vermeld, bij deze worden opgeroepen om in 1909, ieder voor het achter zijn naam aangegeven tijdvak, krachtens art. 111 der Militiewet, onder de wapenen te komen. Schene, Bernhard Heinrich Georg, lichting 1902, bij het 10e Regiment Infanterie van 1121 Augustus te Helder. Heer de, Aris, lichting 1902, bij het 10e Reg. In fanterie van 1121 Augustus te Hoorn. Vlaming, Josephus Regnerus, lichting 1903, bij het 10e Reg. Infanterie van 7 Sept.2 October te Hel der. Snijders, Gerbrand, lichting 1904, bij het 4e Reg. Vesting Artillerie van 6—24 September te Helder. Zwart, Karst, lichting 1904, bij het 2e Reg. Ves ting Artillerie van 422 October te Amsterdam. Plukkel, Petrus, lichting 1904, Reg. Grenadiers en Jagers van 30 Aug.24 September te 's-Gravenhage. Baars, Johannes, lichting 1905, bij het 10e Reg. Infanterie van 7 Sept.2 October te Hoorn. Dekker, Jan, lichting 1906, bij het 4e Reg. Ves ting Artillerie van 23 Aug.17 September te Helder. Stam, Simon, lichting 1906, bij het 4e Reg. Ves ting Artillerie van 23 Aug.17 September te Helder. Franzen, Johannis, lichting 1906, bij het Korps Pantserfort Artillerie van 23 Aug.17 September te Helder. Ruig, Jan, lichting 1906, bij het 10e Reg. Infante rie van 7 Sept.2 October te Helder. Dekker, Cornelis, lichting 1906, bij het 10e Reg. Infanterie van 7 Sept.2 October te Helder. Fijnheer, Aris, lichting 1906, bij het 10e Reg. In fanterie van 7 Sept.2 October te Hoorn. Hes, Herbert, lichting 1906, bij het 11e Reg. In-' (anterie van 30 Aug.24 September te Ede. Vlaming, Paulus Johannes Antonius, lichting 1904, 9e Regiment Infanterie, van 30 Aug.24 September te Utrecht. De opgeroepen verlofgangers zullen zorg dragen, dat zij zich, ieder op den voor hem aangegeven dag, in uniform gekleed en voorzien van hun verlofpas (zak boekje), alsmede van al de bij hun vertrek met groot-verlof medegegeven voorwerpen van kleeding en uitrusting, bij hun korps aanmelden en wel: lo. zij, die woonachtig zijn in de plaats van op komst, uiterlijk te 8 uur voormiddag; 2o. zij, die woonachtig zijn binnen 20 kilometer .van de plaats van opkomst, uiterlijk te 10 uur voormid dag; 3o. de overige verlofgangers, voor zoover zij bin nen het Rijk gevestigd zijn, op zoodanig tijdstip, dat zij zich op den dag, voor de opkomst bepaald, met het eerstvertrekkend openbaar middel van versneld vervoer van hunne woonplaats of naaste station naar de plaats van opkomst moeten begeven, en, voor zoo veel zij buiten het Rijk gevestigd zijn, vóór 4 uur namiddag. De verlofgangers, die alleen per spoor- of tramweg moeten reizen, en in wier zakboekje aanwezig is een op wit papier gedrukt erf met rooden inkt in gevuld vervoerbewijs, behoeven zich niet ter Ge meentesecretarie aan te melden doch begeven zich rechtstreeks naar het station van vertrek en stel len aldaar hun zakboekje ter hand aan den stations beambte, met de uitgifte van plaatsbewijzen belast. De verlofgangers behooren er op indachtig te zijn, dat hun het zakboekje wordt teruggegeven, alsmede de strook van het vervoerbewijs, aangezien deze strook hun gedurende de reis moet dienen als plaats bewijs. Verlofgangers, die, hoewel hun reis aanvangende per spoor- of tramweg, een gedeelte van het traject moeten afleggen per stoomboot, of die niet in het bezit zijn van een vervoerbewijs, ingericht om daar op van het station van vertrek naar de plaats van opkomst te kunnen reizen, dan wel op hunne reis van éen of meer veren moeten gebruik maken, moe ten zich op den laatsten werkdag vóór hun vertrek naar het korps, des voormiddags tusschen 10 en 12 uur ter Gemeentesecretarie aanmelden ten einde al daar in het bezit te worden gesteld van de vereischte vervoerbewijzen. Het is noodig, zich ten minste een half uur vóór het vertrek van den trein of de tram aan het sta tion te bevinden. Behalve vrij vervoer, voor zoover de reis geschiedt binnen het Rijk, heeft de verlofganger, die niet woont in de plaats van opkomst, voor den dag van opkomst recht op een daggeld van f 0.25. Het is niet noodig dit daggeld ter Gemeentesecretarie te vra gen; aan hem, die het in zijne woonplaats niet heeft ontvangen, wordt het na aankomst bij het korps uit betaald. Ingeval ziekte of gebreken de opkomst van een ver lofganger mochten verhinderen, moet hiervan zoodra doenlijk ter Gemeentesecretarie worden overgelegd kas en moest zijn f 141G3.06. eene gelegaliseerde geneeskundige verklaring, welke Gedeputeerde Staten hadden de af- cn overschrij- op ongezegeld papier kan worden gesteld. Na zijn vingen op de begrooting 1908 en de betalingen uit herstel vervoegt hij zich onverwijld bij zijn korps. Hij, die zonder geldige reden niet voldoet aan deze oproeping, wordt, na daartoe verstrekten last van den Minister van Oorlog, als deserteur afgevoerd. Hij, die zonder geldige reden zich te laat bij het korps aanmeldt, maakt zich strafschuldig den post voor onvoorziene uitgaven goedgekeurd. Het voorloopig comité voor de Tramlijn Schagen Helder vraagt de 2e storting van het toegestane be drag van f 100 in de voorloopige kosten. Het vraagt tevens dit bedrag te verhoogen tot f 300. Medege- deeld wordt dat de H. IJ. S. M. zich bereid heeft Het niet-ontvangen van een afzonderlijken oproe- I verklaard alles te laten opnemen en in kaart bren- pingsbrief ontheft een verlofganger, zoo deze althans gen en een begrooting van kosten op te maken, zoo- binnen het Rijk verblijf houdt, geenszins van zijne dat met die gegevens gewapend aan Rijk en Provin- verplichting tot opkomst in werkelijken dienst, daar j cie subsidie kan worden gevraagd, de openbare kennisgeving eenig en alleen als bewijs B .en W. stellen voor het bedrag van f 100 te ver geldt, dat hij behoorlijk is opgeroepen. hoogen tot f 200. Den verlofgangers, die op grond van kostwinner- De heer Roggeveen vraagt naar het geheele be- schap, vermeenen in de termen te verkeeren tot het j drag der kosten, de heer Asjes naar de verdeeling. erlangen van ontheffing van bovenbedoelden werke- Voorzitter meent dat het f 1500 bedraagt. Op de lijken dienst of van eene geldelijke vergoeding, wordt J tweede vraag kan bij gebrek aan gegevens geen vol- aangeraden hun verzoek daartoe bij voorkeur onge- j doend antwoord gegeven worden. Spr. deelt nog mede veer zes weken vóór hunne opkomst aan de Ko- dat aan de Noordertram vroeger ook f 200 in de ningin te doen. Dat verzoek kan op ongezegeld pa- voorloopige kosten is gegeven en dat dit bedrag is pier worden geschreven en moet rechtstreeks aan terugontvangen, wat bij de totstandkoming van het Hare Majesteit worden gezonden. Frankeering is niet j plan HelderSchagen ook het geval zal zijn. noodig. Wenscht men alleen voor eene geldelijke j De heer Roggeveen meent dat als voor de Noorder vergoeding in aanmerking te komen, dan kan deze tram f 200 is gegeven, dit bedrag te hoog is voor bij ongezegeld en ongefrankeerd verzoekschrift aan j deze tram, omdat dit plan wat omvang aangaat niet den Minister van Oorlog worden gevraagd. Overigens in vergelijking kan komen met dat der Noorder tram. wordt ten deze verwezen naar de afzonderlijke publi- Maar misschien kost het maken van het plan niet catie betrekkelijk „Kostwinners", en kunnen zoo noo- veel minder, bovendien geld moet er zijn en Schagen dig nadere inlichtingen worden gevraagd ter Gemeen- heeft ook wel eenig belang bij de totstandkoming te-secretarie, eiken werkdag tusschen 10 en 12 uur j dezer tramlijn. Spr. kan dus met B. en W. meegaan. voormiddags. Schagen, den 27 Juli 1909. De Burgemeester' voornoemd, H. J. POT. GEMEENTERAAD SCHAGEN. Alle heeren zijn voor het voorstel van B. en W. j De verordening regelende de jaarwedden der on derwijzers stellen B .en W. voor te wijzigen en wel in dien zin, dat voor het herhalingsonderwijs 80 cent per lesuur wordt gegeven, voor het geven van les in moderne talen f 225 in plaats van f175, en I dat de jaarwedde van het hoofd der school verhoogd wordt met f 100. Het laatste onder de bijvoeging dat 1 dit B. en W. alleszins billijk voorkomt. Vergadering op Dinsdag 27 Juli 1909, des avonds j De heer Asjes vindt dat B. en W. niet veel motie- te 73/i uur. ven aanvoeren. Voorzitter de heer H. J Pot, Burgemeester, Secre- i Voorzitter zegt, dat B. en W. hebben overwogen taris de heer A. C. Roggeveen. 1 dat het hoofd der school eenige jaren geleden is Na opening der vergadering, wordt den Secretaris benoemd op een salaris van f 1500 met vrije woning, door den Voorzitter opgedragen, het nieuwbenoemde i en dat in dien tijd is gebleken dat het hoofd der Raadslid, den heer P. Raat Dz., binnen te leiden. 1 school ten opzichte van zijn werk is een uitnemend Nadat dit is geschied, legt de heer Raat in handen onderwijzer. Dikwijls heeft hij daarvan het voorbeeld van den Voorzitter de vereischte eeden af. 1 gegeven, herhaalde malen slagen kinderen voor Hoo- Voorzitter zegt nu: ik beveel u de belangen der gcre Burgerschool en andere gelegenheden. Na zulk gemeente aan, en verzoek u plaats te nemen. een tijd van arbeid mag als blijk van erkentelijkheid Aan de orde is nu het onderzoek van de geloofs- wel een verhooging van f 100 worden gegeven, brieven der herkozen Raadsleden, de heeren Buis, I De heer Buis merkt op dat wat de verhoogingen Vader en Smit. betreft die zullen ingaan 1 Januari a.s. Voor het her- Tot commissie om deze geloofsbrieven te onderzoe- halingsonderwijs zal de verhooging beginnen met den ken, worden benoemd de neeren W. Roggeveen, C. nieuwen cursus. Asjes en P. Meurs. I De heer Meurs zag nog gaarne deze verandering Hierna worden de heeren Buis, Vader en Smit ver- aan de verordening toegevoegd, dat onderwijzers in zocht een oogenblik de vergadering te verlaten en het bezit van acten van de moderne talen, f 25 verhoo- gaat de commissie tot onderzoek over. De heer Rog- gmg van salaris ontvangen al geven zij geen onder- geveen rapporteert, nadat de drie heeren weer ter ver- wijs in die talen. gadering zijn gekomen, namens de commissie, dat deze De heer Roggeveen kan zich met de verhooging stukken in orde zijn en de Raad besluit tot toelating van het salaris van den heer Deenik wel vereenigen, maar men schept zich een toestand van blijvenden aard, ook met het oog op een eventueelen opvolger. Voorzitter meent, dat als dat mocht gebeuren, men zal krfnnen trachten de verordening gewijzigd te krij gen. Het motief dat nu wordt aangevoerd tot ver van de kosten voor het leggen van het schoolplein, hooging kan blijven dienen als een motief om het j Voorzitter noemt dat een buitenkansje. salaris dan weer op f 1500 terug te brengen. De laatste kas verificatie wees aan een ontvangst van De heer Roggeveen acht dat zeer gewenscht. Spr. f 115.545.15, een uitgaaf van f 101.381,49, dus was in noemt de positie van het hoofd der school hier vrij der heeren. Hierna worden de notulen gelezen, die onveran derd worden goedgekeurd. Voorzitter deelt mede, dat van het Rijk een be talingsstuk is ontvangen, groot f 213.89. zijnde 25 o/0 39. „Ik meende daarmee eenwerk van dankbaarheid te verrichten," ging Kalinka voort „ik bedroog mij zelf. Binnen weinige dagen was haar beeld vol tooid, en ik geloof, dat mij nog nooit een portret zoo sprekend is gelukt. De blijdschap van het meisje was zoo treffend en kinderlijk onschuldig; mijne moe der vatte mijn hand, die het beeld had geschilderd en bracht die aan hare lippen, toen vatte ik het be sluit dat dit het laatste portret zou zijn, dat ik geschilderd heb.' Langzamerhand genas mijne moe der, dank zij Walburga's verpleging daar stierf de 'vader van het meisje hij verongelukte bij het houthakken, en nu stond de arme geheel alleen en verlaten op de wereld Zij had weinig hoop dat iemand zich harer zou ontfermen, daar zij arm was en behalve het huisje niets bezat. Toen vroeg ik haar of zij de mijne wilde worden en zij bewilligde er in!" Kalinka zweeg. De barones had zwijgend naar hem geluisterd, zij zweeg ook nu nog. „Kunt gij mij begrijpen?" vroeg hij. Charlotte von Ortho bewoog langzaam, ontkennend het hoofd. „En gevoelt gij u gelukkig?" vroeg zij. „Gelukkig?" herhaalde Kalinka. „Wat is geluk? Wat ik tot nu toe daarvoor hield, was bedrog.' Ik gevoel mij rustig, want ik weet, dat wat mij hier omringt, waar is! Deze bergen liegen niet, en. Wal burga's hart kent geene onwaarheid, ik lees daarin &ls in een voor mij opengeslagen boek, en geen Woord daarin is voor mij onverstaanbaar." „Wilt gij hier blijven?" vroeg de barones. „In de kleine, enge hut?" „Ja, want ik gevoel mij heel wel, en ik geloof, dat 'k Walburga niet in andere lucht en anderen grond ®aag verplaatsen." „Gij zult hier geestelijk omkomen." „Dat is wel mogelijk, maar ik heb mijn eerzucht Verruild voor een gevoel van rust. Gij zult lachen, Wanneer ik u vertel, dat ik na den dood van Wal burga's vader de bergen heb beklommen en zelf het uoodige hout geveld heb en dat dit mij vreugde heeft verschaft. Het is mij, alsof de lichamelijke inspanning de herinneringen onderdrukt, die nu en dan nog verleidend in mij opkomen. Hier, zie mijne handen, eens was ik ijdel op mijne handen, ik droeg er bij zondere zorg voor, dat alles is voorbij!" ..Zal het nimmer terugkeeren?" vroeg de barones. Kalinka dacht na over het antwoord. „Wie weet dat?" zeide hij toen. „Wie kan vooruit zien, wat de toekomst hem brengen zal? Klemt niet ieder mensch zich vast aan het oogenblik?" Charlotte von Ortho stond op, om terug te keeren. „Mag ik u vergezellen?" vroeg Kalinka. De barones schudde ontkennend het hoofd. „Waartoe?" vroeg zij. „Is u er bang voor, dat ik den weg niet zal terugvinden?" „Dat niet maar het zou mij lief zijn, wanneer ik nog een uur in uw gezelschap kon doorbrengen." „Ge hangt dus nog aan de herinneringen van vroe ger dagen?" „Vele ervan zou ik al heel ongaarne verliezen." „Blijf maar hier," zeide de barones. „Het is voor jouzelf het allerbest." „Zal ik u nog wederzien?" „Neen, want ik wilde morgen reeds Tyrol ver laten." „U gaat dus in boosheid van mij heen?" „Neen waarom? Ik begrijp u nog wel niet, maar dat is immers ook niet noodig. Leef wel en wees gelukkig." Zij gaf hem de hand en verwijderde zich snel. „Ik dank u!" riep Kalinka. Hij wilde haar nasnel len en toch hield een geheime macht hem terug. Roerloos bleef hij staan. Zijn oog volgde de schoo- ne vrouw. De gedachte dat deze vrouw de zijne had kunnen zijn, werd hem te machtig. Het klonk hem in de ooren als het lokkend gezang van de Loreley. Wanneer hij haar eens nasnelde, zich aan haar voeten wierp, haar knieën omvatte en haar smeekte de zijne te worden?Doch hij ontworstelde zich aan deze gedachten en hij keerde naar huis terug. Toen hij de kleine hut naderde en Walburga hem tegemoet trad, snelde hij op haar toe, omhelsde haar hartelijk, tilde haar als een kind omhoog en riep luide uit: „Jij bent de mijne! Jij zult mijn wereld zijn en mijn eer!" SLOT-HOOFDSTUK. Eugen von Schoenrock had Zurich haastig verlaten. Zijn hotelier had op onbeleefde wijze op betaling aan gedrongen; enkele zijner rijke vrienden hadden hem den rug toegekeerd, omdat hij te veel van hun beur zen vergde. Het was steeds leenen, maar geen terug geven. Bovendien leek het Schoenrock toe, dat de politie veel aandacht aan hem schonk en scherp lette op zijn spelen. Zonder afscheid vertrok hij naar Geneve en noem de zich daar baron von Treskow. Hij leerde daar een Russichen vluchteling kennen, ©cn baron van Karitoff. die een huwbare dochter had, Karitoff, een rijk edel man, was betrokken bij vele nihilistische woelingen en had'zijn vaderland jnoeten verlaten. Schoenrock sloot zich bij den Rus aan, en liet even doorschemeren, dat hij ook gevlucht was, om een straf te ontgaan. Hij ontwikkelde de meest radicale grondstellingen en won daardoor het vertrouwen van den Rus. Bijzonder schonk hij zijn opmerkzaamheid aan Feodora, de dochter van den baron, ofschoon deze eenige jaren ouder was dan hij, bovendien niet kon bo-i gen op veel lichamelijk schoon. Maar Schoenrock dacht alleen aan het geld en verloofde zich dus met haar. Karitoff was daar niet zeer mede ingenomen, maar wilde zich niet tegen het geluk zijner dochter verzetten. Hij eischte evenwel van Schoenrock mede- dceling over !den toestand van zijn vermogen. Deze beloofde dit, maar beweerde nog de noodige papieren uit zijn vaderland te moeten laten komen. Hij verkeerde dan ook in de grootste verlegenheid, had geldgebrek en kon niemand vragen. I Op zekeren dag bezocht hij den baron. Hij had de deur open gevonden en was naar de kamer van Feodora gegaan. De kamer was ledig. Hij hoorde Fc- odbra met haar vader in den tuin. Snel liep Hij het aangrenzende vertrek van den ba ron binnen. Haastig keek hij rond. Niemand kon hem zien. In de» schrijftafel stak de sleutel. Voorzichtig opende hij de lade, daar lag een pakje banknoten, i Ilij greep het en stak het in zijn rokzak. Hij stak de hand uit naar nog eenige geldstukken, maar daar werd de deur geopend, de baron stond achter hem. Het geld viel uit zijn handen. Karitoff was doodsbleek geworden. „Ah! een dief", zeide hij op koelen toon. Schoenrock wierp zich op de knieën cn smeekte om vergiffenis. Hij vertelde van zijn vertwijfelden toe- j stand. De baron luisterde evenwel niet naar hem. Hij stelde hem ter beschikking der politie. I Daar de schuld van Schoenrock bewezen was, ver lieten Karitoff en zijn dochter nog dcnzelfden dag Genève. Schoenrock verhuisde naar de gevangenis. Het lot was Eger even gunstiger geweest. Toni en haar moeder vonden een onderdak bij familie en hoor den van den vluchteling niemendal. Zij dachten aan hem als een doode, daar zij veronderstelden, dat hij zich het leven had benomen. Maar daar bracht na verloop van weken, een bekende die voor zaken naar Amerika was geweest, het bericht, dat Eger als ar beider op een boot werkte. Trots do groote verande ring die Eger had ondergaan, was hij herkend en had de bekende hem aangesproken. In den beginne had de ex-bankier zich verloochend, doch eindelijk be kend Eger te zijn en gezegd door nood gedwongen te zijn als scheepsknecht zijn kostje te verdienen. Bij den ouden Soltau ging het goed. Bruno was veel opgewekter en scheen met lust zajn werk te doen. Marie was nog bij haar vader thuis. De oude had nu meer rust, want ondanks alle tegenstribbelen, was er een jonge assistent gekomen, die hem veel werk uit de handen nam. Marie las ook nog eiken avond de oude mevrouw Kalsbach voor .Het leven der oude leek op het avond rood dat den hemel kleurt. Zonder strijd of leed werd zij steeds zwakker en zwakker en het uur kon bijna worden bepaald waarop haar krachten on toereikend zouden blijken dit leven nog langer te dragen. Herman hielp zijn vader in de zaak. Hij was vol gens diens opdracht naar den bankier geweest en keerde naar het kantoor terug. Hij moest voorbij het I.uis waar Ulrika en haar moeder woonden. Hij keek naar de vensters, maar die waren gesloten. Zijn wensch, om Ulrika even te z'en, werd niet vervuld. Dat verlangen werd hem evenwel te sterk. Reeds lang had zijn hart warm voor zijn nichtje geklopt. Hoe meer Tonia vergeten werd, hoe meer hij zich aan Ulrika hechtte. De deur der woning stond open en hij liep de kamer zijner tante binnen. Ulrika was daar alleen en toen jij hem zag, verschrikte zij en wilde vlug de kamer verlaten. „Ulrika, blijf hier," riep Herman en liep haar na. Eerst toen bemerkte hij dat zij geweend had. Be schroomd vroeg hij, waarom zij geweend had. Ulrika draaide het hoofd af en zweeg. „Stel je zoo weinig vertrouwen in mij?" vroeg hij. Het meisje zweeg en barstte opnieuw in tranen uit. Op zijn herhaald vragen en aandringen, bekende zij eindelijk dat een jong landeigenaar haar moeder had geschreven en om haar hand had gevraagd. Haar moeder was nu naar Hermann's vader om diens raad in te winnen Hermann schrikte, maar beheerschte zich. „En waarom ween je nu?" vroeg hij. Ulrika schudde met het hoofd. „Wil je den landeigenaar dan niet tot man?" vroeg Hermann aarzelend. „Neen, nooit nooit!" riep het meisje. „Waarom niet?" Zij zweeg. „Ulrika, waarom niet?" herhaalde Hermann, niet tegenstaande hij de reden zeer goed vermoedde. Ulrika gaf hem nog steeds geen antwoord. Hij stond nu dicht bij haar. „Zie mij eens aan, Ulrika," zeide hij. „Zie mij eens aan." En toen zij de betraande oogen schuchter opsloeg en zijn blik ontmoette, toen wierp zij zich aan zijn borst en riep snikkend uit: „Ik bemin hem niet'" Hermann omhelsde haar hartelijk. „Maar mij mij heb je lief?" vroeg hij. „Ja!" riep zij snikkend en lachend uit en liet het kalm begaan, dat hij haar hartstochtelijk kuste. „Kom Ulrika," zeide Hermann. „Wij gaan nu naar mijn vader en willen hem even zeggen, welken raad hij jouw moeder moet geven." EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 1