Soldaten=eer.
FEUILLETON.
Woensdag *28 Juli 1909.
53ste .Jaargang. No. 4546.
Plaatselijk Nieuws.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag-, Woensdag-,
Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9
ure. worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
SCHi&CïEï&ï Lassn O 4.
Hitcrc. Teleplioon 20.
SJïftfjevers s CJo,
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3 60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f 0.25iedere regel meer 5 Cent.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit een blad.
E3£KE6IGIV3AKI&lGEH.
Gemeente Hl'HAGE.V.
o—
Burgemeester en Wethouders der gemeente Schagen,
Brengen, ter voldoening aan de derde alinea van
Art 21 der .Militievvet 1901, (Staatsblad No. 212 van
1901), ter kennis van de belanghebbenden, dat het
overeenkomstig Art. 23 dier Wet afgesloten Insclirij-
vings-Rcgister van 1909. voor de lichting 1910, met
de daaruit opgemaakte alphabetische naamlijst, op he
den ter- Secretarie der Gemeente voor een ieder ter
lezing is nedergelegd tot en met den 30en Juli 1909,
des morgens van 9 tot 12 en des namiddags van 1
tot 4 uur.
Schagen, den 22en Juli 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester.
K. J. POT.
De Secretaris,
ROGGEVEEN.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Scha
gen. brengen ter openbare kennis, dat op 22 Juli 1909
y bij hen is ingekomen een afschrift van een aan Hee-
ren Gedeputeerde Staten dezer Provincie gericht ver
zoekschrift van Comelis Omes, van beroep logement
houder, wonende te Schagen, om vergunning voor
den verkoop van sterken drank in het klein aan lo
geergasten in de gelagkamer van het perceel, kadastraal
bekend gemeente Schagen, Sectie A no. 873. plaatse
lijk gemerkt, wijk B no. 132 en gelegen aan de Nieu
we Laagzijde aldaar.
Binnen twee weken na de dagteekening dezer be
kendmaking kan een ieder tegen het verleenen van
deze vergunning schriftelijk bezwaren bij Burgemeester
en Wethouders inbrengen.
Schagen, den 22en Juli 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester
H. J. POT.
De Secretaris,
ROGGEVEEN.
NATIONALE MILITIE.
Oproeping van Verlofgangers onder de wapenen.
De Burgemeester van Schagen maakt bekend, dat
de in het verlofgangersregister dezer Gemeente inge-
I schreven verlofgangers, wier namen hieronder zijn
vermeld, bij deze worden opgeroepen om in 1909,
ieder voor het achter zijn naam aangegeven tijdvak,
krachtens art. 111 der Militiewet, onder de wapenen
te komen.
Schene, Bernhard Heinrich Georg, lichting 1902, bij
het 10e Regiment Infanterie van 1121 Augustus
te Helder.
Heer de, Aris, lichting 1902, bij het 10e Reg. In
fanterie van 1121 Augustus te Hoorn.
Vlaming, Josephus Regnerus, lichting 1903, bij het
10e Reg. Infanterie van 7 Sept.2 October te Hel
der.
Snijders, Gerbrand, lichting 1904, bij het 4e Reg.
Vesting Artillerie van 6—24 September te Helder.
Zwart, Karst, lichting 1904, bij het 2e Reg. Ves
ting Artillerie van 422 October te Amsterdam.
Plukkel, Petrus, lichting 1904, Reg. Grenadiers en
Jagers van 30 Aug.24 September te 's-Gravenhage.
Baars, Johannes, lichting 1905, bij het 10e Reg.
Infanterie van 7 Sept.2 October te Hoorn.
Dekker, Jan, lichting 1906, bij het 4e Reg. Ves
ting Artillerie van 23 Aug.17 September te Helder.
Stam, Simon, lichting 1906, bij het 4e Reg. Ves
ting Artillerie van 23 Aug.17 September te Helder.
Franzen, Johannis, lichting 1906, bij het Korps
Pantserfort Artillerie van 23 Aug.17 September te
Helder.
Ruig, Jan, lichting 1906, bij het 10e Reg. Infante
rie van 7 Sept.2 October te Helder.
Dekker, Cornelis, lichting 1906, bij het 10e Reg.
Infanterie van 7 Sept.2 October te Helder.
Fijnheer, Aris, lichting 1906, bij het 10e Reg. In
fanterie van 7 Sept.2 October te Hoorn.
Hes, Herbert, lichting 1906, bij het 11e Reg. In-'
(anterie van 30 Aug.24 September te Ede.
Vlaming, Paulus Johannes Antonius, lichting 1904,
9e Regiment Infanterie, van 30 Aug.24 September
te Utrecht.
De opgeroepen verlofgangers zullen zorg dragen,
dat zij zich, ieder op den voor hem aangegeven dag,
in uniform gekleed en voorzien van hun verlofpas (zak
boekje), alsmede van al de bij hun vertrek met
groot-verlof medegegeven voorwerpen van kleeding
en uitrusting, bij hun korps aanmelden en wel:
lo. zij, die woonachtig zijn in de plaats van op
komst, uiterlijk te 8 uur voormiddag;
2o. zij, die woonachtig zijn binnen 20 kilometer .van
de plaats van opkomst, uiterlijk te 10 uur voormid
dag;
3o. de overige verlofgangers, voor zoover zij bin
nen het Rijk gevestigd zijn, op zoodanig tijdstip, dat
zij zich op den dag, voor de opkomst bepaald, met
het eerstvertrekkend openbaar middel van versneld
vervoer van hunne woonplaats of naaste station naar
de plaats van opkomst moeten begeven, en, voor zoo
veel zij buiten het Rijk gevestigd zijn, vóór 4 uur
namiddag.
De verlofgangers, die alleen per spoor- of tramweg
moeten reizen, en in wier zakboekje aanwezig is
een op wit papier gedrukt erf met rooden inkt in
gevuld vervoerbewijs, behoeven zich niet ter Ge
meentesecretarie aan te melden doch begeven zich
rechtstreeks naar het station van vertrek en stel
len aldaar hun zakboekje ter hand aan den stations
beambte, met de uitgifte van plaatsbewijzen belast.
De verlofgangers behooren er op indachtig te zijn,
dat hun het zakboekje wordt teruggegeven, alsmede
de strook van het vervoerbewijs, aangezien deze
strook hun gedurende de reis moet dienen als plaats
bewijs.
Verlofgangers, die, hoewel hun reis aanvangende
per spoor- of tramweg, een gedeelte van het traject
moeten afleggen per stoomboot, of die niet in het
bezit zijn van een vervoerbewijs, ingericht om daar
op van het station van vertrek naar de plaats van
opkomst te kunnen reizen, dan wel op hunne reis
van éen of meer veren moeten gebruik maken, moe
ten zich op den laatsten werkdag vóór hun vertrek
naar het korps, des voormiddags tusschen 10 en 12
uur ter Gemeentesecretarie aanmelden ten einde al
daar in het bezit te worden gesteld van de vereischte
vervoerbewijzen.
Het is noodig, zich ten minste een half uur vóór
het vertrek van den trein of de tram aan het sta
tion te bevinden.
Behalve vrij vervoer, voor zoover de reis geschiedt
binnen het Rijk, heeft de verlofganger, die niet
woont in de plaats van opkomst, voor den dag van
opkomst recht op een daggeld van f 0.25. Het is niet
noodig dit daggeld ter Gemeentesecretarie te vra
gen; aan hem, die het in zijne woonplaats niet heeft
ontvangen, wordt het na aankomst bij het korps uit
betaald.
Ingeval ziekte of gebreken de opkomst van een ver
lofganger mochten verhinderen, moet hiervan zoodra
doenlijk ter Gemeentesecretarie worden overgelegd kas en moest zijn f 141G3.06.
eene gelegaliseerde geneeskundige verklaring, welke Gedeputeerde Staten hadden de af- cn overschrij-
op ongezegeld papier kan worden gesteld. Na zijn vingen op de begrooting 1908 en de betalingen uit
herstel vervoegt hij zich onverwijld bij zijn korps.
Hij, die zonder geldige reden niet voldoet aan
deze oproeping, wordt, na daartoe verstrekten last
van den Minister van Oorlog, als deserteur afgevoerd.
Hij, die zonder geldige reden zich te laat bij het
korps aanmeldt, maakt zich strafschuldig
den post voor onvoorziene uitgaven goedgekeurd.
Het voorloopig comité voor de Tramlijn Schagen
Helder vraagt de 2e storting van het toegestane be
drag van f 100 in de voorloopige kosten. Het vraagt
tevens dit bedrag te verhoogen tot f 300. Medege-
deeld wordt dat de H. IJ. S. M. zich bereid heeft
Het niet-ontvangen van een afzonderlijken oproe- I verklaard alles te laten opnemen en in kaart bren-
pingsbrief ontheft een verlofganger, zoo deze althans gen en een begrooting van kosten op te maken, zoo-
binnen het Rijk verblijf houdt, geenszins van zijne dat met die gegevens gewapend aan Rijk en Provin-
verplichting tot opkomst in werkelijken dienst, daar j cie subsidie kan worden gevraagd,
de openbare kennisgeving eenig en alleen als bewijs B .en W. stellen voor het bedrag van f 100 te ver
geldt, dat hij behoorlijk is opgeroepen. hoogen tot f 200.
Den verlofgangers, die op grond van kostwinner- De heer Roggeveen vraagt naar het geheele be-
schap, vermeenen in de termen te verkeeren tot het j drag der kosten, de heer Asjes naar de verdeeling.
erlangen van ontheffing van bovenbedoelden werke- Voorzitter meent dat het f 1500 bedraagt. Op de
lijken dienst of van eene geldelijke vergoeding, wordt J tweede vraag kan bij gebrek aan gegevens geen vol-
aangeraden hun verzoek daartoe bij voorkeur onge- j doend antwoord gegeven worden. Spr. deelt nog mede
veer zes weken vóór hunne opkomst aan de Ko- dat aan de Noordertram vroeger ook f 200 in de
ningin te doen. Dat verzoek kan op ongezegeld pa- voorloopige kosten is gegeven en dat dit bedrag is
pier worden geschreven en moet rechtstreeks aan terugontvangen, wat bij de totstandkoming van het
Hare Majesteit worden gezonden. Frankeering is niet j plan HelderSchagen ook het geval zal zijn.
noodig. Wenscht men alleen voor eene geldelijke j De heer Roggeveen meent dat als voor de Noorder
vergoeding in aanmerking te komen, dan kan deze tram f 200 is gegeven, dit bedrag te hoog is voor
bij ongezegeld en ongefrankeerd verzoekschrift aan j deze tram, omdat dit plan wat omvang aangaat niet
den Minister van Oorlog worden gevraagd. Overigens in vergelijking kan komen met dat der Noorder tram.
wordt ten deze verwezen naar de afzonderlijke publi- Maar misschien kost het maken van het plan niet
catie betrekkelijk „Kostwinners", en kunnen zoo noo- veel minder, bovendien geld moet er zijn en Schagen
dig nadere inlichtingen worden gevraagd ter Gemeen- heeft ook wel eenig belang bij de totstandkoming
te-secretarie, eiken werkdag tusschen 10 en 12 uur j dezer tramlijn. Spr. kan dus met B. en W. meegaan.
voormiddags.
Schagen, den 27 Juli 1909.
De Burgemeester' voornoemd,
H. J. POT.
GEMEENTERAAD SCHAGEN.
Alle heeren zijn voor het voorstel van B. en W.
j De verordening regelende de jaarwedden der on
derwijzers stellen B .en W. voor te wijzigen en wel
in dien zin, dat voor het herhalingsonderwijs 80
cent per lesuur wordt gegeven, voor het geven van
les in moderne talen f 225 in plaats van f175, en
I dat de jaarwedde van het hoofd der school verhoogd
wordt met f 100. Het laatste onder de bijvoeging dat
1 dit B. en W. alleszins billijk voorkomt.
Vergadering op Dinsdag 27 Juli 1909, des avonds j De heer Asjes vindt dat B. en W. niet veel motie-
te 73/i uur. ven aanvoeren.
Voorzitter de heer H. J Pot, Burgemeester, Secre- i Voorzitter zegt, dat B. en W. hebben overwogen
taris de heer A. C. Roggeveen. 1 dat het hoofd der school eenige jaren geleden is
Na opening der vergadering, wordt den Secretaris benoemd op een salaris van f 1500 met vrije woning,
door den Voorzitter opgedragen, het nieuwbenoemde i en dat in dien tijd is gebleken dat het hoofd der
Raadslid, den heer P. Raat Dz., binnen te leiden. 1 school ten opzichte van zijn werk is een uitnemend
Nadat dit is geschied, legt de heer Raat in handen onderwijzer. Dikwijls heeft hij daarvan het voorbeeld
van den Voorzitter de vereischte eeden af. 1 gegeven, herhaalde malen slagen kinderen voor Hoo-
Voorzitter zegt nu: ik beveel u de belangen der gcre Burgerschool en andere gelegenheden. Na zulk
gemeente aan, en verzoek u plaats te nemen. een tijd van arbeid mag als blijk van erkentelijkheid
Aan de orde is nu het onderzoek van de geloofs- wel een verhooging van f 100 worden gegeven,
brieven der herkozen Raadsleden, de heeren Buis, I De heer Buis merkt op dat wat de verhoogingen
Vader en Smit. betreft die zullen ingaan 1 Januari a.s. Voor het her-
Tot commissie om deze geloofsbrieven te onderzoe- halingsonderwijs zal de verhooging beginnen met den
ken, worden benoemd de neeren W. Roggeveen, C. nieuwen cursus.
Asjes en P. Meurs. I De heer Meurs zag nog gaarne deze verandering
Hierna worden de heeren Buis, Vader en Smit ver- aan de verordening toegevoegd, dat onderwijzers in
zocht een oogenblik de vergadering te verlaten en het bezit van acten van de moderne talen, f 25 verhoo-
gaat de commissie tot onderzoek over. De heer Rog- gmg van salaris ontvangen al geven zij geen onder-
geveen rapporteert, nadat de drie heeren weer ter ver- wijs in die talen.
gadering zijn gekomen, namens de commissie, dat deze De heer Roggeveen kan zich met de verhooging
stukken in orde zijn en de Raad besluit tot toelating van het salaris van den heer Deenik wel vereenigen,
maar men schept zich een toestand van blijvenden
aard, ook met het oog op een eventueelen opvolger.
Voorzitter meent, dat als dat mocht gebeuren, men
zal krfnnen trachten de verordening gewijzigd te krij
gen. Het motief dat nu wordt aangevoerd tot ver
van de kosten voor het leggen van het schoolplein, hooging kan blijven dienen als een motief om het
j Voorzitter noemt dat een buitenkansje. salaris dan weer op f 1500 terug te brengen.
De laatste kas verificatie wees aan een ontvangst van De heer Roggeveen acht dat zeer gewenscht. Spr.
f 115.545.15, een uitgaaf van f 101.381,49, dus was in noemt de positie van het hoofd der school hier vrij
der heeren.
Hierna worden de notulen gelezen, die onveran
derd worden goedgekeurd.
Voorzitter deelt mede, dat van het Rijk een be
talingsstuk is ontvangen, groot f 213.89. zijnde 25 o/0
39.
„Ik meende daarmee eenwerk van dankbaarheid
te verrichten," ging Kalinka voort „ik bedroog
mij zelf. Binnen weinige dagen was haar beeld vol
tooid, en ik geloof, dat mij nog nooit een portret
zoo sprekend is gelukt. De blijdschap van het meisje
was zoo treffend en kinderlijk onschuldig; mijne moe
der vatte mijn hand, die het beeld had geschilderd
en bracht die aan hare lippen, toen vatte ik het be
sluit dat dit het laatste portret zou zijn, dat ik
geschilderd heb.' Langzamerhand genas mijne moe
der, dank zij Walburga's verpleging daar stierf
de 'vader van het meisje hij verongelukte bij het
houthakken, en nu stond de arme geheel alleen en
verlaten op de wereld Zij had weinig hoop dat
iemand zich harer zou ontfermen, daar zij arm was
en behalve het huisje niets bezat. Toen vroeg ik
haar of zij de mijne wilde worden en zij bewilligde
er in!"
Kalinka zweeg.
De barones had zwijgend naar hem geluisterd, zij
zweeg ook nu nog.
„Kunt gij mij begrijpen?" vroeg hij.
Charlotte von Ortho bewoog langzaam, ontkennend
het hoofd.
„En gevoelt gij u gelukkig?" vroeg zij.
„Gelukkig?" herhaalde Kalinka. „Wat is geluk?
Wat ik tot nu toe daarvoor hield, was bedrog.' Ik
gevoel mij rustig, want ik weet, dat wat mij hier
omringt, waar is! Deze bergen liegen niet, en. Wal
burga's hart kent geene onwaarheid, ik lees daarin
&ls in een voor mij opengeslagen boek, en geen
Woord daarin is voor mij onverstaanbaar."
„Wilt gij hier blijven?" vroeg de barones. „In de
kleine, enge hut?"
„Ja, want ik gevoel mij heel wel, en ik geloof, dat
'k Walburga niet in andere lucht en anderen grond
®aag verplaatsen."
„Gij zult hier geestelijk omkomen."
„Dat is wel mogelijk, maar ik heb mijn eerzucht
Verruild voor een gevoel van rust. Gij zult lachen,
Wanneer ik u vertel, dat ik na den dood van Wal
burga's vader de bergen heb beklommen en zelf het
uoodige hout geveld heb en dat dit mij vreugde heeft
verschaft. Het is mij, alsof de lichamelijke inspanning
de herinneringen onderdrukt, die nu en dan nog
verleidend in mij opkomen. Hier, zie mijne handen,
eens was ik ijdel op mijne handen, ik droeg er bij
zondere zorg voor, dat alles is voorbij!"
..Zal het nimmer terugkeeren?" vroeg de barones.
Kalinka dacht na over het antwoord.
„Wie weet dat?" zeide hij toen. „Wie kan vooruit
zien, wat de toekomst hem brengen zal? Klemt niet
ieder mensch zich vast aan het oogenblik?"
Charlotte von Ortho stond op, om terug te keeren.
„Mag ik u vergezellen?" vroeg Kalinka.
De barones schudde ontkennend het hoofd.
„Waartoe?" vroeg zij. „Is u er bang voor, dat ik
den weg niet zal terugvinden?"
„Dat niet maar het zou mij lief zijn, wanneer
ik nog een uur in uw gezelschap kon doorbrengen."
„Ge hangt dus nog aan de herinneringen van vroe
ger dagen?"
„Vele ervan zou ik al heel ongaarne verliezen."
„Blijf maar hier," zeide de barones. „Het is voor
jouzelf het allerbest."
„Zal ik u nog wederzien?"
„Neen, want ik wilde morgen reeds Tyrol ver
laten."
„U gaat dus in boosheid van mij heen?"
„Neen waarom? Ik begrijp u nog wel niet,
maar dat is immers ook niet noodig. Leef wel en
wees gelukkig."
Zij gaf hem de hand en verwijderde zich snel.
„Ik dank u!" riep Kalinka. Hij wilde haar nasnel
len en toch hield een geheime macht hem terug.
Roerloos bleef hij staan. Zijn oog volgde de schoo-
ne vrouw. De gedachte dat deze vrouw de zijne had
kunnen zijn, werd hem te machtig. Het klonk hem
in de ooren als het lokkend gezang van de Loreley.
Wanneer hij haar eens nasnelde, zich aan haar voeten
wierp, haar knieën omvatte en haar smeekte de zijne
te worden?Doch hij ontworstelde zich aan deze
gedachten en hij keerde naar huis terug. Toen hij
de kleine hut naderde en Walburga hem tegemoet
trad, snelde hij op haar toe, omhelsde haar hartelijk,
tilde haar als een kind omhoog en riep luide uit:
„Jij bent de mijne! Jij zult mijn wereld zijn en mijn
eer!"
SLOT-HOOFDSTUK.
Eugen von Schoenrock had Zurich haastig verlaten.
Zijn hotelier had op onbeleefde wijze op betaling aan
gedrongen; enkele zijner rijke vrienden hadden hem
den rug toegekeerd, omdat hij te veel van hun beur
zen vergde. Het was steeds leenen, maar geen terug
geven. Bovendien leek het Schoenrock toe, dat de
politie veel aandacht aan hem schonk en scherp
lette op zijn spelen.
Zonder afscheid vertrok hij naar Geneve en noem
de zich daar baron von Treskow. Hij leerde daar een
Russichen vluchteling kennen, ©cn baron van Karitoff.
die een huwbare dochter had, Karitoff, een rijk edel
man, was betrokken bij vele nihilistische woelingen en
had'zijn vaderland jnoeten verlaten.
Schoenrock sloot zich bij den Rus aan, en liet
even doorschemeren, dat hij ook gevlucht was, om
een straf te ontgaan. Hij ontwikkelde de meest radicale
grondstellingen en won daardoor het vertrouwen van
den Rus.
Bijzonder schonk hij zijn opmerkzaamheid aan
Feodora, de dochter van den baron, ofschoon deze
eenige jaren ouder was dan hij, bovendien niet kon bo-i
gen op veel lichamelijk schoon. Maar Schoenrock
dacht alleen aan het geld en verloofde zich dus met
haar. Karitoff was daar niet zeer mede ingenomen,
maar wilde zich niet tegen het geluk zijner dochter
verzetten. Hij eischte evenwel van Schoenrock mede-
dceling over !den toestand van zijn vermogen. Deze
beloofde dit, maar beweerde nog de noodige papieren
uit zijn vaderland te moeten laten komen.
Hij verkeerde dan ook in de grootste verlegenheid,
had geldgebrek en kon niemand vragen.
I Op zekeren dag bezocht hij den baron. Hij had
de deur open gevonden en was naar de kamer van
Feodora gegaan. De kamer was ledig. Hij hoorde Fc-
odbra met haar vader in den tuin.
Snel liep Hij het aangrenzende vertrek van den ba
ron binnen. Haastig keek hij rond. Niemand kon hem
zien. In de» schrijftafel stak de sleutel. Voorzichtig
opende hij de lade, daar lag een pakje banknoten,
i Ilij greep het en stak het in zijn rokzak. Hij stak de
hand uit naar nog eenige geldstukken, maar daar werd
de deur geopend, de baron stond achter hem.
Het geld viel uit zijn handen.
Karitoff was doodsbleek geworden.
„Ah! een dief", zeide hij op koelen toon.
Schoenrock wierp zich op de knieën cn smeekte
om vergiffenis. Hij vertelde van zijn vertwijfelden toe-
j stand. De baron luisterde evenwel niet naar hem. Hij
stelde hem ter beschikking der politie.
I Daar de schuld van Schoenrock bewezen was, ver
lieten Karitoff en zijn dochter nog dcnzelfden dag
Genève. Schoenrock verhuisde naar de gevangenis.
Het lot was Eger even gunstiger geweest. Toni en
haar moeder vonden een onderdak bij familie en hoor
den van den vluchteling niemendal. Zij dachten aan
hem als een doode, daar zij veronderstelden, dat hij
zich het leven had benomen. Maar daar bracht na
verloop van weken, een bekende die voor zaken naar
Amerika was geweest, het bericht, dat Eger als ar
beider op een boot werkte. Trots do groote verande
ring die Eger had ondergaan, was hij herkend en
had de bekende hem aangesproken. In den beginne
had de ex-bankier zich verloochend, doch eindelijk be
kend Eger te zijn en gezegd door nood gedwongen
te zijn als scheepsknecht zijn kostje te verdienen.
Bij den ouden Soltau ging het goed. Bruno was
veel opgewekter en scheen met lust zajn werk te doen.
Marie was nog bij haar vader thuis. De oude had
nu meer rust, want ondanks alle tegenstribbelen, was
er een jonge assistent gekomen, die hem veel werk
uit de handen nam.
Marie las ook nog eiken avond de oude mevrouw
Kalsbach voor .Het leven der oude leek op het avond
rood dat den hemel kleurt. Zonder strijd of leed
werd zij steeds zwakker en zwakker en het uur
kon bijna worden bepaald waarop haar krachten on
toereikend zouden blijken dit leven nog langer te
dragen.
Herman hielp zijn vader in de zaak. Hij was vol
gens diens opdracht naar den bankier geweest en
keerde naar het kantoor terug. Hij moest voorbij het
I.uis waar Ulrika en haar moeder woonden. Hij keek
naar de vensters, maar die waren gesloten. Zijn
wensch, om Ulrika even te z'en, werd niet vervuld.
Dat verlangen werd hem evenwel te sterk. Reeds lang
had zijn hart warm voor zijn nichtje geklopt. Hoe
meer Tonia vergeten werd, hoe meer hij zich aan
Ulrika hechtte.
De deur der woning stond open en hij liep de
kamer zijner tante binnen. Ulrika was daar alleen
en toen jij hem zag, verschrikte zij en wilde vlug
de kamer verlaten.
„Ulrika, blijf hier," riep Herman en liep haar na.
Eerst toen bemerkte hij dat zij geweend had. Be
schroomd vroeg hij, waarom zij geweend had.
Ulrika draaide het hoofd af en zweeg.
„Stel je zoo weinig vertrouwen in mij?" vroeg hij.
Het meisje zweeg en barstte opnieuw in tranen
uit. Op zijn herhaald vragen en aandringen, bekende
zij eindelijk dat een jong landeigenaar haar moeder
had geschreven en om haar hand had gevraagd. Haar
moeder was nu naar Hermann's vader om diens
raad in te winnen
Hermann schrikte, maar beheerschte zich.
„En waarom ween je nu?" vroeg hij.
Ulrika schudde met het hoofd.
„Wil je den landeigenaar dan niet tot man?" vroeg
Hermann aarzelend.
„Neen, nooit nooit!" riep het meisje.
„Waarom niet?"
Zij zweeg.
„Ulrika, waarom niet?" herhaalde Hermann, niet
tegenstaande hij de reden zeer goed vermoedde.
Ulrika gaf hem nog steeds geen antwoord.
Hij stond nu dicht bij haar.
„Zie mij eens aan, Ulrika," zeide hij. „Zie mij
eens aan."
En toen zij de betraande oogen schuchter opsloeg
en zijn blik ontmoette, toen wierp zij zich aan zijn
borst en riep snikkend uit: „Ik bemin hem niet'"
Hermann omhelsde haar hartelijk.
„Maar mij mij heb je lief?" vroeg hij.
„Ja!" riep zij snikkend en lachend uit en liet
het kalm begaan, dat hij haar hartstochtelijk kuste.
„Kom Ulrika," zeide Hermann. „Wij gaan nu naar
mijn vader en willen hem even zeggen, welken raad
hij jouw moeder moet geven."
EINDE.