Binnenlandsch Nieuws.
Reuzenbergen sintels en andere afgewerkte mate
rialen verrezen reehls "en links langs onzen weg. Een
gloed van vuur blonk door de deuren en vensters der
ijzersmelterijen en der staalfabrieken aan beide oevers.
Alles is hier zwart van de steenkool en de steen
kool rook.
Zoo bereikten we de groote hangende brug tc Se-
raing waar onze boot op eenige meters afstand van
een weer hooger voerende sluis aanlei.
Seraing. Voor ons oog rijst liet beeld van N'ecr-
lands eersten Oranje-koning, die ook koning was van
Relgie.
Hem ging de welvaart van zijn land zeer ter harte.
Voor handel en industrie is deze vorst een machtig
beschermer en bevorderaar geweest.
Aan hem dankt Seraing zijn opkomst en zijn groot
heid.
Het was in het jaar 1817. Willem I had in Enge
land mannen leeren kennen, die aan voortvarendheid
werklust en kennis paarden.
Aan twee zulke mannen stond hij te Seraing het
kasteel af, dat daar nog staal, ten einde op tc richten
werkplaatsen voor de bearbeiding van het erts, dat
dc Ardennen in groote hoeveelheid bevatten.
In 1871 werd te Seraing ter nagedachtenis van den
voornaamste dier twee mannen, John Cockerill, een
standbeeld opgericht.
Het staat op een pleintje voor het stadhuis en
draagt op zijn voetstuk de beelden van den arbeidenden!
mijnwerker en van den denkenden ingenieur.
Dc etablissementen van Cockerill zijn thans wereld
bekend, even goed als die van den Duilschcn Krupp.
Do groote spoorbrug te Velzen is o.a. door Cockerill s
inrichting gebouwd.
De werkplaatsen en verdere gebouwen van Cocke
rill beslaan te Seraing niet minder dan 108 H.A.
Meer dan 11000 werklieden een derde van Seraing's
inwoners zijn in dienst der vennootschap.
Driehonderd stoommachines zijn dag in dag uit aan
den arbeid voor het fabriceeren van alles wat de
ijzerindustrie maar voor grootseh mag opleveren.
Dc eerste locomotief op het vasteland werd in 1835
door Cockerill gemaakt het aantal locomotieven, dat
nu jaarlijks zijn werkplaatsen verlaat, is reusachtig
groot.
De vennootschap Cockerill heeft zijn eigen kolen
mijnen, zijn eigen ijzermijnen en hoogovens, zijn eigen
ijzergieterijen en gietstaalfabrieken eenige milliocnen
per jaar keert de vennootschap alleen aan arbeidsloo-
nen uit.
Het oude paleis, eens door Willem I aan de ge
broeders Cockerill afgestaan vroeger zomerverblijf
van dc vorst-bisschoppen van Luik herbergt thans
archief en bibliotheek van de vennootschap en strekt
ter woning aan den directeur-generaal der reuzen-eta
blissementen.
Toestemming tol het bezichtigen der Cockerillsche
inrichtingen wordt niet gemakkelijk verkregen. Even
als bij Krupp houdt men nieuwsgierigen liefst verre
van de geheimnissen, die de ijzerindustrie in zich heeft.
Tocli laat men het belangstellend publiek wel zooveel
zien, dat'een schriftelijk aanvragen voor bezoek de
moeite meer dan loont. Wie er dus langer heen gaat
dan wij. doe dit te voren.
Zeer voldaan over ons bezoek aan het bedrijvige
industrie-district, keerden we weer per boot naar Luik
terug om daar den citadel te bestijgen als kroon op
de bezichtiging van de stad zelve.
Hoe die beschrijving afliep schreef ik U reeds in
mijn eersten brief.
Van Luik vertrokken we in den namiddag per trein
naar Esneux.
Op het perron van het station Guillemins troffen
we een troep voor zoover wij er over kunnen oor-
deelen echte zigeuners.
De zwartgelokte bruine mannen in hun eigenaardig
finwoeien kostuum, met gouden of zilveren knoopen
versierd, babbelden luid onder elkaar en hokken zich
blijkbaar niets aan van de menigte menschen, die hen
stond aan te kijken.
Daarvoor lieten evenmin met groote gouden siera
den getooide vrouwen het sigaretten-rooken of de kin
deren hun gesnoep.
Later bij ons vertrek naar Esneux zagen we aparte
wagons, waarin hel Zigeuner-gezelschap was ingeladen
en herinnerden we ons, dat we in de stad reeds eenige
zwaar i>epakte wagens hadden zien uitrijden, begeleid
door Zigeuners, die de paaTden menden en met luid
geroep de dieren tot spoed aanzetten.
De vrije manier van doen, de vurig schitterende don
kere oogen der mannen en vrouwen, de lenige bewegin
gen, de eigenaardige kleederdracht, en het gezonde uit
zicht der Zigeuners zullen ons zeker nog lang voor
oogen blijven.
vlaar vöorloopig vergaten we de vreemde menschen,
omdat het landschap, dat we doorspoorden, onze aan
dacht vroeg.
De Ourthe, waaraan Esneux ligt. is een mooie ri-
vier en het dal zeer bezienswaardig.
Een paar oude kasteelen bij den ingang van het
dal wijzen er op, dat in vroegere eeuwen reeds go-
zien werd hoe mooi het hier a lies isde stroomende j
rivier, de tot een paar honderd meter hoogte stijgen-
de bergen, de weelderige groei van het groen, de kron
kelende dalen.
Veel nieuwere buitens er rijk aangelegde villa's be- j
vestigen terecht deze oude uitspraak.
Onze aandacht werd in het bijzonder geboeid door
den houtrijkdom van het Ourthe-dal. Hoeveel soorten
van boomen en heesters we wel niet zagen, valt niet
tc begrooten. En alles zoo weelderig vol en dik in
bladertooi
Ook de vischrijkdom van de rivier viel ons op.
Nergens ooit trouwens zagen we zooveel visschers als
aan de Belgische rivieren. Zoowel aan de Maas als
aan de Ourthe en aan de Amblève, ja zelfs aan dc
vervuilde Vesdre zagen we visschers.
De parel van de Ourthe is Esneux.
Het is het glanspunt van de omgeving en dienten
gevolge vooral Zondags buitengewoon druk door Lui
kenaars bezocht.
Aan het einde van een zeer langen tunnel bereikten
we het station.
Deze tunnel werd geboord omdat de trein anders
den weg van de rivier moest volgen, die hier juist een
bergplateau van 6 K.M. in omtrek in een wijden boog
omstrooint. Dit plateau ligt 170 Meter hoog. Daar te
genover ligt een bergvlakte van 180 M. hoogte en tus-
sclien die twee, aan de hellingen prachtig begroeide
l>erggevaarten stroomt de Ourthe en ligt het vriendelijke
dal aan den voet.
Ons hotel bereikten we wc misten Jiet rijtuig,
dal ons kwam afhalen langs een hoogen in den
berg gehouwen trap, die Esneux aan de rivier met
Esneux op de hoogte verbindt.
Het uitzicht van' die hoogte terecht Beaumont
geheeten was overheerlijk schoon. Aan een bocht
van de rivier lag schilderachtig in de verte een sier
lijke villa, wier mooi gekleurde steen gunstig afstak
tegen het rijke groen van de hoogten, als het ware
verdwijnende in een donker dal achter het buiten.
Als een breed lint stroomde de Ourthe aan den voet
van deze rijkmanswoning voorbij, vormende te voren
een ruischenöen waterval even voorbij de breedo
brug, die te Esneux de beide oevers verbindt.
De trappenklimparlij weerhield ons niet, 's avonds
nog eens naar benoden te gaan, om bij' en in het
café bij de brug eens een kijkje te nemen.
Het was ook zoo'n heerlijke avond.
De wind van den morgen en de regen in den na
middag hadden alle booze geesten zeker uit dc lucht
verdreven en de vriendelijkste tol ons gevoerd.
Deze avond beloofde ons een mooien volgenden dag
een dag, bestemd voor een Hinken rijtoer.
Tot onze groote vreugde wAs het den volgenden
dag mooi weer.
M. 'V.
Wordt vervolgd.
CCVIII.
„DE AARD WORDT STRAKS E E N."
Verweij.
Een ding is zeker; er is voorloopig geen gebrek
aan werk; er is althans genoeg te doen. 't Kan
wezen, dat we op 'n goeien dag of noem 't n
kwaden zonder geld zitten, zonder brood; 't kan
zelfs wezen, dat ons de gelegenheid onthouden wordt,
om aan 't vele werk, dat er gedaan moet worden,
mee te arbeiden; maar 't werk is er en gedaan
moet 't worden. Als 't nu niet af komt, als er n u
niet mee door gegaan wordt, moet 't morgen of over
morgen worden voortgezet; en als w ij dit niet doen,
zullen onze kinderen en onze kindskinderen er des
te meer en harder aan moeten werken. Want van
zelf verdwijnt 't werk niet; 't is er mee, als met
'n opstapeling van electriciteit in de spheren; einde
lijk, eindelijk ontlaadt 't zich, en dan gaart 't ver
gezeld van donder en bliksem, en kunnen er ongeluk
ken gebeuren
't Groote werk, dat voor ons ligt, en waaraan wij
allen geroepen zijn mee te werken, om den altijd was-
senden vloed vóór te blijven, is niet zoozeer dat
werk, dat in torenhooge huizen voor ons oprijst, in
drukke kantoren telefoneert en beurswaarden boekt,
in zeekasteelen om den aardbol draaft, in loven en
bieden zich in eiken winkel manifesteert, in alle pak
huizen kisten dichtslaat, en den patroon en den loop
jongen 'n gelijke mate van zenuwachtigheid toedeelt,
't Grootste werk, 't moeilijkste althans, is niet het
I zetten van letters, het drukken van kranten, 't poo-
ten van aardappelen, het melken van koeien, het zif-
ten van gort. Dit alles zou kunnen genoemd worden
de buitenkant, het omkleedsel van het eigenlijke.
Menschen, die niet verder kijken, noemen de veelheid
van zulke dingen wel „druk werk", maar het eigen
lijke „werk", de ziel ervan, is iets anders. We heb
ben nu al zoolang huizen gebouwd, koeien gemolken,
erwten gezift, brieven geschreven, kranten gedrukt,
schuitje gevaren, enz. enz., dat we dit eindelijk wel
zullen kunnen; 't gaat er nu op aan komen, dit zoo
goed mogelijk te doen, en alles wat wij tot nu toe
deden, te verbeteren. En nu we dit eenmaal be
grepen hebben, is 't einde ervan niet te zien of te
gissen.
Verbetering! Is er iets, dat niet verbeterd kan wor
den? Men is er al jaren aan bezig onze huizen ge
riefelijker in te richten, het voorkomen ervan behaag
lijker te maken, balkons, warandahs, serres, water
leiding aan te leggen. Onze grootouders hebben ge
tobd met uitgetrokken schelknoppen; wij bedienen
ons van 'n electrische vonk; onze kleeren zitten ge
makkelijker en zijn meer in overeenstemming met
onze vormen; 'n gemakkelijke stoel om op te zitten,
'n gemakkelijke tafel om aan te werken hebben hun
waarde, 't Ploegen gaat, dank zij allerlei vindingen
en uitvindingen, met minder inspanning dan vroeger;
de machines vragen alleen heerschappij van den
mensch en moeten op zijn bevel het werk vlugger en
beter doen, dat hij eertijds deed. Maar 't werk ver
menigvuldigt zich intusschen en vraagt om nog meer
besturende handen, die tegelijk nadenken, om 't tel
kens beter te doen.
En zoo zijn we dan op den drukken akker van
het leven gekomen met betere werktuigen, en zijn
de beurs en de markt onderzoekingsplaatsen gewor
den, om het telkens hetere uit te kiezen en aan te
wenden bij de veelheid van arbeid, die er eiken
dag verricht moet worden op het veld, op de straat,
op 't kantoor, in den winkel, in de werkplaats, in de
huiskamer. De dagen, van het „Almensch boertje",
(„De hoofdige Boer" van Staring) zijn voorbij. Wij
zijn niet „hoofdig" meer; en als nadenken en gerief
lijkheid ons 'n „Brug" bouwden, om te begaan en
onze voeten droog te houden, dan gaan wij die waar-
deerend over, terwijl de familie „Stuggink", die in
den modder wilde loopen, is uitgestorven en ons niet
meer nascheldt, dat wij „de eer onzer ouders raken",
door op onze hoede te zijn tegen natte voeten, jicht
en reumathiek.
We leeren van elkander, en we leeren eiken dag.
We gaan tentoonstellingen bezoeken om eens 'n an
dere, misschien 'n betere machine te zien werken; we
gaan op reis, om eeris te zien, of ze daar of daar
't soms beter weten en kunnen dan wij, om 't dan
ook in praktijk te brengen. Bij de groote praats, die
we behouden hebben, als 'n onhebbelijke erfenis van
ons voorgeslacht, is er iets tot ons gekomen, dat met
veel vriendelijkheid „bescheidenheid" zou genoemd
kunnen worden; en misschien ook wel „bescheiden
heid" i s, althans op de buitenwereld dien indruk ma
ken kan; maar dat op den keper beschouwd misschien
niets anders is dan verkapt egoïsme, vrees voor niet
met zijn tijd mede te gaan én daardoor schade te
loopen. Wel is waar: niet wat 't wezen moet; maar
toch vriendelijk wordt tegemoet gegaan, omdat alle
menschen nu eenmaal niet even wijs en verstandig
zijn; en 'n onwillig leerling, die zijn werk afmaakt,
alleen omdat hij moet, door 'n wijs en goed leer
meester, die vriendelijk wordt toegesproken, omdat
de leermeester weet, dat die jongen straks ook een
schakel zal wezen van den grooten keten, die de maat
schappij samenhoudt, ook een der tandraderen in de
groote machine, die wij drijven en waardoor wij ge
dreven worden.
We zijn zuinig op krachten, ook op die, welke met
tegenzin werken, en de veelheid van werk vermeerdert
eiken dag. En we moeten Hollandsch pratend
alle zeilen bijzetten, alle hens aan dek wezen, roeien
wat we roeien kunnen, om 't getij vóór te blijven.
Als Duitschland 'n uitvinding doet, 'n nieuwe ma
chine bedenkt, dan gaan onze ingenieurs, onze boe
ren, onze groot-handelaren er op uit, om te zien of
ook wij er baat bij kunnen hebben, en brengen haar
in dat geval mee. Amsterdam riep voor haar caisson-
arbeid hulp van vreemden in, die 't beter wisten dan
Amsterdam, en nu komen vreemdelingen, op hunne
beurt, zien wat wij deden en profiteeren op hunne
beurt van de ervaringen, die wij opdeden in onzen
moerassigen, moeilijk te bewerken grond. Nederland
gaf aan heel Europa les in 't bouwen van sluizen
en waterwerken; heel Europa gaf haar tribuut aan
Nederland in 't bebouwen van den bodem, dat ons
in 't leven doet blijven. Het afkammen van anderen,
het smadelijk bespreken en op 'n afstand houden van
wkt anderen vonden, heeft plaats gemaakt voor de
begeerte dok wat te vinden, dok wat te kunnen,
dok wat te doen. 'n Gevoel van verplichting dringt
ons daartoe, zooals vriendschap vriendschaps-, en lief
de liefdes wetsteen is, en wezen mag. De naijver,
de bittere naijver tüsschen natiën en natiën verdwijnt
meer en meer, en maakt plaats voor 'n gevoel van
broederschap, 'n Franschman haat als mensch geen
Duitscher meer, en 't opgesloten Holland, met zijn
Chineesche neiging tot exclusivisme, laat zijn jongens
uitvliegen over de wereld, die in Engeland Engelsch, 1
in Frankrijk Fransch, in Duitschland Duitsch, in Italië
Italiaansch, en als 't moet in Japan Japaneesch pra-
ten. Tegenover de enorme sommen, die verkwist wor-
den aan oorlogstoerustingen, en die zouden doen den- 1
ken, dat we allen achtèr de deur klaar staan, om
elkaar onverwachts de keel af te bijten, worden over
en weer brieven en telegrammen gezonden tot het
oprichten van een Europeeschep Statenbond, die een
oorlog ten slotte onmogelijk zal makeri. Nederland
heeft haar dossier bij elkaar, en mag overwegen of
zij in het Heerenhuis der Staten, in der volkeren
Vredeszaal, het eerst 'n voorstel daartbe ter tafel
zal mogen brengen. En zij zal dit doen, omdat het
belang der natiën, de welvaart der volkrep dit eischt,
omdat anders 't groote werk, dat zoo hoog noodig
afgedaan moet worden, onafgedaan zou moeten blij
ven liggen. O, de huizen zullen wel gèboüwd worden
en de akkers wel beploegd, de kranten wel gedrukt,
de zeeën wel bevaren worden; het koopën en verkoo-
pen zal niet worden losgelaten; maar de verbetering
waarnaar wij streven boven de verbetering van het
materieele, is de verbetering der omstandigheden,
"waaronder dit alles zal moeten plaats vinden. De
naijver, die nu nog van buiten uit de menschen ver
plicht zich voort te bewegen, moet spontaan worden;
wij willen goed werk leveren, niet omdat wij moeten
en er anders 'n ander in onze plaats treedt, maar
omdat wij 't w i 1 1 e n, omdat wij niet anders kunnen.
Wat de moeite waard is om te doen, dat moet zoo
goed mogelijk gedaan worden; en als bij eerlijken
handel en ijverigen arbeid 'n volk gelukkig wordt,
j dan zullen wij eerlijk handelen en ijveren met en
t voor ieder. Het buitenkantsche werk zal goed zijn en
beter worden, omdat de ziel ervan, onze eigene ziel
mede, beter zal worden. En dat zal onze taak zoo-
1 veel grooter, ja, maar ook zooveel zonniger en blij-
der maken. We zullen het drijven naar het volmaakte
en al weten we nu, dat het volmaakte nooit door
ons bereikt zal worden, dat zal ons niet met lamheid
slaan; omdat wij weten, dat er dan altijd, eiken dag
weer, verbeterd kan worden. Dat zal ons van elkan
der doen leeren, den heer van den knecht, den
knecht van zijn meester, den inlander van den uit-
lander, den uit- van den inlander, vrouwen van man
nen, mannen van vrouwen, ouden van jongen en om
gekeerd. Onze waanwijsheid moet nihil worden, onze
drift om telkens weer wat te leeren gretiger; en wij
moeten begrijpen, dat heel de wereld 'n school is, en
dat wij van alle volkeren leeren kunnen; dat de wijs
heid ik zeg niet de geleerdheid maar de wijs
heid van het Oosten ons ontbreekt, en ook begrij
pen, dat geleerdheid zonder wijsheid maar heel wei
nig waarde heeft en niet veel beteekent. Zooals de
Belgen van ons kunnen leeren hun voeten te vegen
eer ze 'n kamer binnen gaan, zoo kunnen wij van
de Belgen leeren niet te isegrimmen zonder dat er
reden voor is. 't Zijn kleinigheden, ik weet 't wel;
maar de groote kunst van goed te kunnen lezen, is
begonnen met 't belachlijk kleine „Spa-a, slee-ee, en
't heeft ons heel wat moeite gekost, dat te leeren.
Eu dit goed te begrijpen, dat gij mij, ik u, elke derde
ons beiden iets leeren kan, dat in alle waarheid niets
te gering is, om te leeren, niets te gering om over
na te denken, en de les, die het bevat ter harte
te nemen; dat elke stem leering predikt, dat de
volgelingen van Confucius, van Mohammed, van Kes-
hub Sen, niet minder verstand en goeden wil hebben
clan de volgelingen van Christus; dit goed te begrijpei
dat het trillen van 'n bijenvlerk even wonderlijk is
als de pracht der sterren ,dat 't woord van een
verstandigen boer evenveel waarde heeft als 't woord
van 'n verstandig koning; te begrijpen, dat wij elk
afzonderlijk groote stommelingen zijn, maar met el
kander wel wat weten, en ook wel wat tot stand kun
nen brengen, zal ons inniger doen begrijpen hoeveel
waarde wij, de een voor den ander, kunnen hebben;
zal ons inniger doen beseffen, dat wij minder hebben
te streven naar het kleine voordeeltje, dat ons be
krompen Ego zich beloofde; zal ons doen voelen, dat
't er niet zoozeer op aankomt of i k gelijk, of wel g ij
gelijk hebt, maar of de groote massa, ons huis, ons
vaderland, de wereld gebaat is met 't geen wij bewe
ren. Ons woord, ons gevoelen, ons denken, ons doen
moet onder elk licht even waarachtig zijn, en als het
dit niet is, dan heeft 't geen blijvende waarde, en
hadden wij onzen mond mogen houden. We hebben
zoomin het rceht de wereld als onszelven 'n leugen
op den mouw te spelden; en waar wij ons gaan ver
beelden en ons aanstellen alsof wij alleen het wis
ten, en elk anders woord het aanhooren niet waard
zou zijn, daar heliegen en bedriegen en misleiden wij
de wereld en onszelven; maar onszelf het meest.
En dat is zonde, zonde van de wereld en zonde van
ons. Ik bedoel: zonde en jammer; want daar is de
wereld en daar zijn wij te goed voor. Want al stel
len we ons vaak misselijk aan, och, we hebben ook
onze goeie streken; en als wij goed zijn en wijs en
verstandig genoeg om eens te luisteren naar wat an
deren of onze eigen ziel ons te vertellen heeft, dan
zijn wij op ons best; dan zijn wij althans waar, en
toegankelijk voor al dat mooie en waarachtige, dat
heel de schepping predikt en waar elk volk 'u a n-
d e r, maar a 11 ij d 'n mooi woord van opving, om
het ter gelegener tijd zijn broeders aan den anderen
kant van de graad of voorbij de linie mee te dee-
len, en er 'n andere schoone waarheid in ruil voor
aan te nemen.
„De Aard wordt straks éen, de volkren zijn als
groepen
Van d'eenen bond, die heel haar bol beheerscht.
Door land, door zee streeft trein, streeft vloot om 't
zeerst,
Naar 't wisslend doel, waarheen ze elkander roepen."
Inscriptie in de Beurs ALB. VERWEIJ.
op 't Damrak.
En als wij dit begrijpen, zal 't werk zooveel gemak
kelijker gaan; want wij zijn wei individuen, maar we
behooren tot 'n volk; we zijn wel 'n volk, maar we
behooren toch tot dien éenen grooten bond, die heel
den Aardbol beheerscht; we zijn bij slot van rekening
leden van. 't zelfde huisgezin, of onze oogen nu een
beetje scheef staan, omdat we te Peking geboren wer
den, of dat ze 'n beetje waterig zijn, omdat we op
den vochtigen bodem van Holland het levenslicht
zagen; 'n mensch is 'n mensch; en zijn meerdere of
mindere beteekenis hangt niet af van de plaats waar
hij of zijn grootvader geboren is, maar of hijzelf iets
hoorde van die machtige prediking van eenheid en
verzoening, die door gansch de schepping ruischt, en
of hij die ter harte nam.
Daar komt 't op aan, dat is het geheim van het
groote geluk, dat ons wacht; het groote doel, waar
op alle wijze menschen aansturen. En laat nu Enge
land maar „Dreadnoughts" bouwen, en Duitschland
die mooie uitvinding van Zeppelin maar trachten aan
te wenden om steden plat te schieten en volkeren
bang te maken en te verwoesten, 't gelukt toch niet.
Die groote malligheid zal het tegenover de bewustheid
der volkeren, dat wij allen broeders zijn, welhaast
afleggen. Die malligheid zelf speelt in onze kaart;
want de verschrikking der belastingen, die ons het
hart breekt, opent tegelijk onze oogen, en de tijd
nadert, dat we hooren zullen: „Tot hiertoe en niet
verder".
En dan zullen er zijn, die zeggen: „Nu beginnen
we pas." Maar dat zal niet waar zijn, want Bel en
Homorka en Zorvaster en Mozes en Jezaia en Jezus
en Confucius hebben- lang geleden het hunne al ge
daan aan dat werk, dat zij op hunne beurt van an-
deren over namen. Het eenige wat wij dan doen zul
len, is: het werk voortzetten.
Ja vrienden, er is nog heel wat te doen. Maar wan
hoopt niet en vertraagt niet. „De Aard wordt straks
éen", en „de volkeren, als groepen van éenen Bond",
helpen elkander.
God, wat is het leven toch mooi!
IL d. H.
RAAD HARENKARSPEL.
(Reeds in een gedeelte van het vorig no. opge
nomen.)
Vergadering op Donderdag 19 Augustus 1909,
des middags ten 2 uur.
Aanwezig alle leden.
Voorzitter de heer J. Burger, burgemeester, secre
taris de heer Jb. D?m.
Na opening der vergadering wordt overgegaan tot
do beëediging van het nicuwgékozen raadslid den heer
P. Borst. Deze legt in handen van den voorzitter de
vereischte eeden af.
Voorzitter feliciteert het nieuwe lid en zeg., dat hij
hoopt dat hij lange jaren de belangen der gemeente
zal mogen behartigen, hem van narte welkom heetend
op deze .eerste vergadering.
Ook de andere be-ren feliciteeren den heer Borst.
Hierna worden de notulen gelezen die onveranderd
worden goedgekeurd.
een
De heer Beeksma had bericht gezonden zijn beno
ming tot hoofd der school te Waarland^ aan te nem 6
De heer Plaatsman bericht dat hij'bereid is tofi
October a.s. als hoofd te blijven fungeeren.
Van den heer Jb. Homan, politle-agent, was
adres ingekomen met verzoek om vrije woning van
gemeente te mogen genieten. B. en W. adviseerde
op dit adres goedgunstig te beschikken, omdat Honia"
oen zeer ijverig politiedienaar is en zijn salaris laa5
genoemd mag worden.
Na een vraag van den heer Bakker op hoe hoo
de huurwaarde wordt geschat, antwoordt voorzit^
f 64, waarna alle heeren er voor ziju Homan vrije wo.
ning te geven.
Was een adres ingekomen van de bewoners va»
Kaiverdijk, Tuiiiehorn en Kerkebuurt, om een derjL
stembureau te Kerkebuurt te vestigen. R. en
viseeren hierop afwijzend te beschikken, zij liaddea
dit besluit genomen met twee tegen één stem.
De lieer Bakker acht ecu derde stembureau over.
bodig, terwijl dc lieer Slot gaarne de motieven zou
kennen, waarop B. en \Y. afwijzend willen beschikken
Voorzitter zegt zelf voor liet toestaan van oen derde
bureau te zijn, de beide wethouders die liet niet noo
dig achten, deden dit hoofdzakelijk met liet oog 0p
de onkosten.
De heer P. Borst informeert, hoe hoog die kosten
dan wel beloopen.
Wordt ingelicht van ong' veer f 15 voor iedere stem-
ming.
De héér Zu' informeeit of diegenen, die tot stem.
opnemers zuJten woider aangewezen, verplicht
die benoemirg aan te nemen. Voorzitter oordeelt van
niet, waarmee ook de heer Eijpost het eens is.
De heer Slot is voer het toestaan van het ver.
zoek; de neer Bijpost evenwel niet, daar hei weer
onbillijK zou zijn tegenover andere deelen der gemeen
te, bijv. Schagei waaid, waar de kir sers ook wel een
uur moeten loopen.
De heer Slot vraagt of e r veel kiezers komen
loopen uit de omgeving van Kaiverdijk, Ke.kebuurt
en Tuitjehorn. Voorzittei meent van riet.
Na eenige discussie verklaren de heeren Slot, Borst
en voorzitter zich voer het toestaan, de heeren Weel
Zut, Bijpost r a Bakker er tegen, zoodat tp het ad es
afwijzend woidt beschikt.
Is ingekomen een adres van de afdeelin, Noordhof-
land van den Nederlandsehen Bond van Gemeente-
ambtenaren, met verzoek de salarissen der gemeenle-
ambtenaren te verhoogen. Voorzitter verwijdert zich.
Wordt medegedeeld, dat B. en W. legen verhooging
der jaarwedden zijn, omdat deze eerst kortelings zet
ten genoegen der betrokkenen zijn geregeld.
De heer Zut, zich nader verklarend, zeg! niet zoo
sterk tegen verliooging te zijn, omdat, vergeleken bij
andere gemeenten, de salarissen hier niet hoog zijn
te noemen. En spr. betwijfelt ock, of deze burgemeester
I met zijn tractement tevreden is, zooals zijn voorgan-
i ger. Spr. is dus wei vóór verhooging.
De h' »r Bijpost oordeelt d?t als het salaris van
den burjemeesfci- verhoogd moet worden, dit ook het
geval is met dat var den secretaris. Spr. is tenminste
liever bu gemeestev voor f 500, dan voor f 1000 secre
taris.
I De beer Slot herinnert pan de regeling door Ged.
Staten. Toea is het salaris van deu secretaris ver
hoogd, dit van den burgemeester riet, omdat deze
zijn ambt als een rerebetrekking beschouwde en zijn
salaris niet vemoogd werschte te zien. De positie van
den tegenwoordigen burgemeester is nu geheel anders
Met lijf en ziel zal hij zijn functie behartigen, dus
meent spr. is het billijk aan den burgemeester het
salaris te geven, dat Ged. Staten voorstelden te geven,
nl. f 800.
Het salaris van den secretaris bedraagt, zoo deelt de
heer Bijpost mede, f 650 met vrije woning. En de se
cretaris is de we»kman. Dit salaris is indertijd met
f150 verhoogd.
De heer Slot meent dat de redeneering niet opgaat,
da£ als de burgemeester verhooging krijgt, de secre
taris dit ook moet hebben. Is diens salaris te laag,
welnu verhoog dat daD ook, maar afgescheiden va
de salarisregeling van den burgemeester.
De heer Bijpost meent toch te moeten opmerken,
dat als de burgemeester meer salaris krijgt en de
secretaris riet, de verhouding niet deugt.
De heer Slot noemt de verantwoording van den
burgemeester zwaarder dan die van den secretaris.
De hoer Zul stelt voor den burgemeester f 800, den
secretaris f 700 met vrije woning te geven, dus een
geheele verhooging van f 250.
De heer Slot is voor verhooging van het salaris
van den burgemeester tot f 800,' de verhooging van
het salaris van den secretarfs aanhouden tot een vol
gende vergadering, omdat daarover nooit sprake is ge
weest.
Na eenige discussie wordt met algemeene stemmen,
behalve die van den heer Bijpost, besloten het salaris
van den burgemeester te bepalen op f 800.
De burgemeester komt nu ter vergadering, die na
op de hoogte van het besluit te zijn gesteld, de hee
ren dank zegt.
De secretaris verlaat de vergadering.
l)e heer Bijpost stelt voor den secretaris f 100 ver
hooging te geven.
De heer Borst verklaart zich met het oog op de
verhouding tussehen secretaris en burgemeester voor
f 50 verhooging.
Voorzitter acht het noodig het salaris van den
secretaris met f 50 te verhoogen, daar diens werk zeer
omslachtig is. Te Warmenhuizen wordt f 750 met vrije
woning gegeven en Harenkarspel is een nog giootere
gemeente.
De heer Slot acht den heer Dam een kundig secre
taris, er valt op zijn werk niets aan te merken, waar
over de heeren het allen eens zijn.
In stemming gebracht, verklaren alle heeren. behalve
de heer Bijpost, zich voor f 50 verhooging, deze wilde
f 100.
De secretaris komt ter vergadering; en na met hel
besluit bekend gemaakt te zijn. ontvangt hij de ge-
lukwenschcn der heeren, die hij op zijn beurt dank
zegt voor hunne beschikking.
De bedoeling is alle verhoogingen, ook de vrije wo
ning van Homan met 1 Januari 1910 te doen ingaan.
De heer Plaatsman heeft zelf zijn woonhuis en tuin
verfraaid cn vraagt daarvoor f 25 vergoeding.
B. en W. willen f 20 geven. De heer Bakker vindt
deze aanvraag wel wat onkiesch, wat de heer Borst
met hem eens is. Tenslotte zijn de heeren allen v°or
f 20' j
Tot wefnouder wordt benoemd de heer Zut mei 6
stemmen. D- heer Zut neemt deze benoeming aan,
waarna voorzitter hem hartelijk feliciteert, evenals
de andere heeren. Dr heer Zut belooft r'. zijn krach
ten te zullen aan wenden voor den bloei der gemeente.
Tot comm'ssie van toezicht op de gemeentelande-
rijen worden op voordracht van B. en W. trnoemd
de heeren Borst, Slot en Voorzitter. Salaris is aan
deze betrekking niet verbonden, terwijl zij elk jaar
zullen aftreden.
De heer Weel rapporteert namens de commissie
met het nazien belast, dat de semeenterekening
orde is bevonden en adviseert tot goedkeuring, waar
toe de raad be3luit.
Er is ingekome i van de Vrijzinnige Kie vereenigi°8
een adres om een pfschrift te mogen ontvangen van
het kohier van den Hoofde'ijken Omslag en de ëe'
meenterekening. Hoewel dit adres ongezegeld is, be
sluit de raad goedgunstig op dit verzoek. Dezelfde
vereeniging vroeg of de raad geen pogb'gen wilde aan
wenden om een paar treinen aan de halte Schager-
waard te doen stoppen. Ook dit zal gebeuren.
Het schilderen van het postkantoor, het brandspuH'
huisje, het bijwerken van deu gevel der dokterswo
ning en nog enkele andere reparaties worden goedge*
vonden.
Niets meer te behandelen volgt sluiting.