Nieuwe abonné s
Toch onschuldig.
m dit blad ont?anpn de kmm
GRATIS.
deier T
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
FEUILLETON.
Woensdag 15 September 1909.
53ste Jaargang. No. 4573.
Bureau &CK£4GE!fê, Laan O 4.
tot I October
Bekendmaking en
Roman van Hoeker.
Binnenlandsch Nieuws.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag-, Woensdag-,
Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9
ure worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
luiere. Teleplioou No. 20.
Uitgevers i
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit een blad.
GEMEENTE SC II AG EN.
o
werksnijverheid wordt uitgeoefend, onverschillig of Nes was toen voornemens melk te controlceren van
die inrichting al dan niet is een fabriek of werk- zekeren Arie Peetoom en dat stond Lietz niet aan,
plaats ln den zin van art. 1 der Veiligheidswet. De die, als we ons niet vergissen, zelf ook al eens als
verplichting vervalt, indien ingevolge artikel 61 der recffihank-klant wegens meLkv'ervalsching is opgetrc-
Ongevallenwet 1901 aangifte van het ongeval heeft den.
plaats gehad. Zoowel Nes als Sepp schold hij uit, zeggende: ,,JuI-
Het niet-nakomen der verplichting wordt gestraft lic donderstienen hewwe voor de rechtbank te Alk-
jnet hechtenis van ten hoogste eene maand of geld- maar al genog staan liege".
- - j I.K:i.
boete van ten hoogste honderd gulden.
Schagen, den 8 September 1909.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
De Burgemeester der Gemeente Schagen brengt ter bij gevoegde model.
Deze fraaie uitdrukking haalde hem een eiscli tol
1 maand gevangenisstraf op den hals.
EEN LASTIGE KWAAL,
Klbas Mantel, een stevige schipper uit Bovenkarspel,
0— was den 18den Juli, 5V2 uur 's middags aldaar in
VEILIGHEIDSWET. een eclite Zondagnamiddagstemming en behoorlijk in
Kennisgeving van Ongevallen. de Schiedammer olie.
De Burgemeester der Gemeente Schagen brengt Hij zwom echter zoo raar over 's heeren wegen
ter openbare kennis, dat bij beschikking van den Mi- onder den invloed van dat goedje, dat de reusachtige
nister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 20 dorpspolitieagent Johannes Theodorus van der Wo-
Augustus 1909, de vorm der kennisgeving, bedoeld ring hem met behulp van den Grootebroeker gemeen-
bij art. 12 der Veiligheidswet (Wet van 20 Juli 1895, te-veldwachter Eelre v, d. Veen heel gezwind ln ar-
Staatsblad No. 137, gewijzigd bij de Wet van 1 Juli rest wou plakken ter opnuchtering. Maar denk je nu
1909, Staatsblad No. 245), te rekenen van 1 Sep- dat sinjeur daar zin in had?
tember 1909 is vastgesteld overeenkomstig het daar- Niet 'oor!
Hij trapte, schopte, ging liggen, klauterde weer
Een exemplaar van het model is voor belanghebben- overeind en was dan weer even halsstarrig als voor
der Koningin in deze provincie de gemeente met een
bezoek zal vereeren op Vrijdag 17 September 1909,
en aan de ingezetenen, die zuljcs verlangen, ten raad-
huize audiëntie zal verleenen des middags omstreeks J
twaalf uur. Zij die ter audiëntie wenschen te gaan,
worden uitgenoodigd daarvan ter Secretarie kennis
te geven vóór Donderdagnamiddag a.s. 4 uur.
Schagen, den 13 September 1909.
De Burgemeester,
H. J. POT.
o
Schagen, den 8 September 1909.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
dat hij liggen ging en... in éen woord er was niets
met hem aan te vangen. Hij schaamde zich zooals
hij heeft opgegeven om op den openbaren weg te
worden opgepakt. Maar waarom laat hij 't dan zoo
ver met zichzelve komen? Enfin, hij verkeert nu in
't prettige vooruitzicht, van eenige weken afzondering
in 't welbekende Alkmaarsche pension.
Niet alleen ln 1905 was Mantel al zoo wederspannie
dat hij er door in de gevangenis raakte, maar ook in
1907 draaide hij voor die kwaal de kast in. Voor
een maandje nog wel. En nu weer!
VEILIGHEIDSWET.
Kennisgeving van Ongevallen.
zigde artikel 12 der Veiligheidswet,
thans luidt als volgt:
Artikel 12.
,,Het hoofd of de bestuurder van eene inrichting,
Zitting van Dinsdag 14 September 1909.
baten doet het wel niet!
Jaap van Wonderen, de reddende engel van eiken nisstraf tegen Klaas
veehouder, die een bekwamen vee-caslrecrder aan :t cp„„,!,,„lrm
werk wil hebben Jaap was den 4den van Lente- vekvalSCHTE melk.
Kees Silver, een 46-jarig landman en veehouder
Doch daar geleek het niet naar!
Ook in het rijksbelastingkantoor, dat een paar hui
zen van de officierensociëteit afstaat, moesten eenige
glasruiten jammerlijk het leven laten.
Het bloed van hun vernieler zat nog aan de scher
ven, toen men het tooneel der verwoesting wat nader
in oogenschouw nam.
En waggelend en gesticuleerend ging de groote ke
rel weer verder.
Inmiddels had luitenant Kareis hem in de gaten
gekregen en nagezet, nadat hij in gezelschap van kapi
tein Schutte het rinkelen der rijksbelastingkantoors-
ruiten had gehoord. Ook was de politie door Schutte
gealarmeerd per telefoon en gezwind verschenen een
paar harer dienaren, om Faas in te rekenen. Dit was
echter geen gemakkelijk baantje, want hij is een
geweldig stuk vent en verre van gemakkelijk te han-
teeren.
Jan Duif en Piet de Vries, de agenten, hadden
dan ook een heelen sjouw aan Wimpie. Duif werd
door hem tegen den grond geslagen en verwond.
Ook tegen De Vries was hij niet zachtzinnig. Hij
dreigde dezen zelfs met een mes.
De O. v. J. releveerde, hoe in December jl .toen
Faas hier wegens wederspannigheid terechtstond des
wege gevangenisstraf eischte, terwijl het lin het von
nis voor Wim op boete neerdraaide.
En die betaalde hij wat vlug.
Nu Is het voor vernieling dat Faas terechtstaat.
De wederrechtelijkheid en het opzet daarvan zijn bei
de waarachtig wel bewezen.
Ook op nog andere ruiten heeft de geweldenaar
zijne krachten beproefd.
En dan zijn gedrag tegen de politie
Dat was voor 't minst even onbetamelijk als 'in
December j.1. En toen was het al meer dan erg.
Eisch: 2 maanden gevangenisstraf.
KLOPPARTIJ
De O. v. J. eischte thans weer een maand gevange- pRAATJE TWIST
RECHTBANK.
De volgende beklaagde, Jan Droog van Lutjebroek
(gem. Grootebroek) was absent.
te verantwoorden voor de
11 Juli j.1. een anderen Kutje-
fcv.,c, ««u uc vtcomiMtuc 6cwiiucuotiuc rnciA- broeker, Pieter Blokker genaamd, had mishandeld; toen
Hij liep in den kijkert, en op den liekk si fabriek te Hoorn te leveren. ze samen op den Hoogkarspclder dorpsweg liepen te
te Alkmaar was 't: kip ik heb je! daar Nu zou je zoo zeggen: niets is gemakkelijker dan wan<jelen.
Jaapie door de bevoegde macht behoorlij ingepi v dat. Je onttrekt er niets aan. Je voegt er niets bij, Eerst 'n praatje, toen twist, vervolgens handlaste-
Nou, dat was minder. Japik toch, die al heel wat wan(. zooais de koe 't je geeft, is het goed. Maar m]{|ieden en >t end van >t spel was dat pjet j31ok.
waarin eeniee tak van fabrieks- of handwerksnijver- ervaring op 't beklaagden beunlje heelt opge jawel. Kees dacht er anders over. Niet minder dan ker best pak rammeling kreeg.
beid wordt uitgeoefend, is verplicht van elk in zijne Jaap ging in verzet later ia2,, !i water smeet hij'z d'r door, zooals de raming l)en volgenden dag kon hij zijn vader haast niet
onderneming aan een persoon overkomen ongeval, jn verzet kortom, hij hield de rechtbank z van den Alkmaarsehen apotheker H. J. F. Wan- helpen aardappels rooien.
ten gevolge waarvan deze langer dan tweemaal vier1 als hel kantongerecht zoo lekker aan het ij naj die als deskundige eenige melkmonsters on er- jan Teezebelt, de rijksveldwachter uit Hoogkarspcl,
en twintig uren tot het verrichten van zijn gewonen I je onwillekeurig denkt aan de mogelijkheid cl L zocht, die Dirk Nes, de controleur der fabriek, van beeft het tweetal met bekwamen spoed gescheiden om
arbeid ongeschikt is, schriftelijk kennis te geven aan |10c rijk aan „beklaagden -ondervinding hij ook gpver had meegenomen erger te voorkomen.
den burgemeester der gemeente, waar het ongeval toch beter justitieel onderlegde hulp heelt ge r Zoover was 't dan eindelijk met Silver gekomen, da De O. v. J. eischte tegen den ruwen Jan Droog,
nlaats had. hem aan te wijzen, hoe hij de LdelAchtbaie heeren de reeds opgevatte verdenking tegen hem steeds aan- f 15 bocte of 15 dagen hechtenis.
De kennisgeving wordt ingezonden binnen vier en bet beste nu, laten we het maar ronduit zeggen i groeide en eindelijk motieven opleverde tot t nemen ,.aa_
twinti» uren nadat de verplichting tot kennisgeving VOor den gek kon houden. i van monsters.
is ontstaan en in een vorm, welke wordt vastgesteld Den lOden Augustus j.1. diende zijn apgplzaak. Jaap i -t Was v00r Silver dan ook terdege mis vandaag
door Onzen Minister, met de uitvoering van deze wet kón niet? te druk!.... 24 Augustus werd hij vei-1 d6 q. v. J. knapte hem op met een eisch tot 3
beiast. oordeeld tot 3 dagen hechtenis en een jaar rijks-weik- weken gevangenisstraf.
De verplichting tot kennisgeving vervalt, indien in- inrichting. Jaap vanzelf in verzet, 't Was hem te hoog VERHAAL VAN EEN HERCULES
gevolge artikel 61 der Ongevallenwet 1901 aangifte mort je weten. krenten-! Willem Faas is in "üen Helder welbekend en in;
van het ongeval heeft plaats gehad. De O. v. J. eisch 1 weken hech- de halve stad gevreesd om zijn herculische gestalte
De burgemeester zendt binnen vier en twintig uren tmn cn 3 dagen hechtenis tegen Jaap nu 3 weken ne nnPpn maar Ook om zijn geduchte spierkracht,
de kennisgeving aan het districtshoofd der arbeidsin- lcnis> mel last tot plaatsing in eene rijkswerkmnch- j met alleen^maar jgk om ^geduenre spi.rkracnt_
spectie. ting voor den tijd van een jaar.
De burgemeester stelt een onderzoek in naar de ^ANG VAN MEMORIE.
oorzaken en gevolgen van het ongeval en deelt den jjendrik Lietz, een veehoudertje van Berkhout, stoof
uitslag daarvan mede aan het districtshoofd der ar- cen m00ien Julidag geweldig op tegen Dirk Nes,
beidsinspectie." melkcontroleur en Dirk Sepp, adjunct-inspecteur van
De verplichting tot kennisgeving van een ongeval - -
Nu kregen we de pauze. En vóór die aanbrak hoor
den we van den welwillenden heer President, dat de
daarna volgende zaken alle onder de Kinderwetten
vielen.
A.s. Dinsdag uitspraken.
is opgelegd aan het hoofd of den bestuurder van Iede
re inrichting, waarin eenige tak van fabrieks- of hand
politie, beiden 32 jaren oud, en te Hoorn woonach
tig-
Gelukkig dat hij zoo'n goeie vent is, als hij nuchter
is, maar jammer tevens, dat hij zoo dikwijls „een bor
rel op het!"
Zoo was 't ook weer op 17 Juli toen hij in een
dronkemanswoedehui bij den schoenmaker H. Feijen
een groote glasruit intimmerde. En was hij daarmede
nu nog maar tevreden geweest.
12.
„O neen, neen," riep de knaap angstig uit, „ik
wil niet weg van Antje, ik wil op den molen blij
ven!"
„Nu, dat komt wel terecht," zeide Tobias Sturm
lachend. „Je grootvader zal reeds ingezien hebben,
dat je reeds zoolang daar geweest bent en het nog
wel een paar jaar kan duren; je grootvader zal er
zoo den rechten slag niet van hebben, met zulk een
wilden jongen, als jij bent, om te springen."
De oude man had blijkbaar niet naar dat gesprek
geluisterd; hij hield nog altijd de rechterhand van
den knaap in de zijne en streelde die. „Kind van
mijn zoon!" fluisterde hij in zich zeiven. „Zoo groot
en sterk geworden in den tijd, dien ik..."
Hij haalde diep adem, doch voleindigde den zin
niet. I
De geestelijke knikte hem welwillend toe. „Gij 1
moet trachten te vergeten, Severin," zeide hij, „nu i
zal er ook voor u een nieuwe toekomst aanbreken;
wel is waar zijt gij niet meer de oude boer. Daar, j
waar vroeger uwe hoeve stond, breidt zich nu het j
bouwland uit."
„Ja, ja," zeide de oude boer, „alles hebben ze mij
ontnomen, alles!"
..Toch niet," zeide de geestelijke, „ik heb altoos
hog een paar duizend gulden voor je in bewaring."
De ander lachte bitter. „Een bedelaarskapitaal,"
riep hij uit, „en eens was ik de rijkste man van do
streek."
»Nu ben je niet rijk?" vroeg de geestelijke hem
een zachten toon van verwijt, terwijl hij op den
kleinen Martin wees. „Heeft de hemel je niet een
'even kleinzoon geschonken? Hij zal groot worden
etl voor je zorgen, man."
pe oude boer schudde misnoegd het hoofd. „Voor
jj zorgen, dat zal ik zelf wel kunnen," zeide hij
revelig, „maar het is waar, u heeft gelijk," voegde
Jl er na een kleine pauze aan toe, „de knaap zal
Vo°°* worden en zorgen zal hij ookzorgen,"
êgde hij er met een donkeren blik aan toe, „dat
fh vader niet ongewroken blijft."
o, e ouóe geestelijke had deze woorden van den
den Severin maar half verstaan. „In 's hemels
dal man- koester jij nog altoos Je rampzalige ge-
vergeten?"rIeP Uit' "kan 3U da" nlet vergeven en
ziin6 Ul!\ de gevangenis ontslagene richtte zich in
e volle lengte op «n ln dit oogenblik was hij
trots zijn gebogen, vermagerde lichaam, weder de
oude, krasse, groote boer. „Neen!" zeide hij kort en
bits, „ik kan het niet vergeten en wil het ook niet,
maar ik zal er voor zorgen," voegde hij er aan toe,
terwijl hij zijn kleinkind bij de hand vatte en den
schuwen Martin met geweld naar zich toetrok, „dat
deze knaap hier zal, gelijk ik wil... Ik heb het zijn
moeder op het sterfbed gezworen, dat hij zijn ouders
wreken zou. Neen, daarbij blijft het," vervolgde hij,
toen de geestelijke hem in de rede wilde vallen. „Het
i3 de wil van God, dat hij zoo sterk en gezond is
geworden, daar toch het arme wurm geen vader en
geen moeder heeft gehad en zijn grootvader in het
tuchthuis zat. Maar nu zal het vergolden worden!"
riep hij uit, „daar kunt gij niets tegen inbrengen; de
knaap behoort mij van rechtswege, en wanneer hij
een kleinzoon is van den grooten boer, dan zal hij
weten, wat hij te doen heeft, wanneer hij groot ge
worden is."
De geestelijke zuchtte diep en ook Tobias Sturm
de molenaar, schudde het hoofd. Zij wisten beiden
maar al te goed, dat er met den stijfhoofdigen man
niets viel te beginnen.
Maar de kleine Martin keek met steeds grooter
wordende schuwheid naar den ldriftigen ouden man,
voor wien hij bang was en dien hij nu toch in het
vervolg grootvader zou noemen. Het was hem opeens
alsof er aan zijne vroolijke kindsheid een einde was
gekomen. Hij gevoelde zich een weinig verlicht toen
de wonderlijke, oude man met den geestelijke was
heengegaan en hij nog een uurtje met klein Antje
op de werf achter den molen spelen mocht.
HOOFDSTUK IX.
Tien jaren vormen een vrij lang tijdsverloop. Men
vergeet vriend- en vijandschap, ziet veel van wat
lief en dierbaar was, heengaan en de tijd zelf, die
tien lange jaren, hebben niet weinig invloed op de
menschen en hun denken en voelen.
Wat ons vroeger nog groot en heerlijk toescheen,
vertoont zich nu aan onzen gelouterden blik als klein
en nietig. Wat we vroeger beschouwden als bevorder
lijk aan ons geluk, schijnt ons nu nog nauwelijks de
moeite waard, om er ernstig over te denken.
Zoo hadden de boeren van Wolfenstein geloofd, dat
toen een der aanzienlijksten onder hen, de groote
boer Severin naar het tuchthuis ging, dat toen de
wereld haast op zijn kop moest staan. Maar toen al
les even kalm zijn gang ging, hadden ook zij zich
langzamerhand bij de feiten neergelegd. Het groote
huis van den boer was afgebrand, zijn grondbezit
werd van staatswege verkocht om de gerechtskosten
te dekken en de schadevergoeding te betalen, tot
v/elke de groote boer veroordeeld was geworden. Zoo
was er dan geen teeke* of herinnering meer overge
bleven van den eens zoo machtigen en invleedrijken
boer dan alleen zijn kleinzoon Martin. Natuurlijk had
men op dezen weinig acht geslagen en zoo was het
SPANBROEK.
Dinsdag 14 September j.1. werd te Spanbroek ter
gelegenheid van de kermis eene harddraverij gehou
den van paarden, onder den man bereden, waaraan
12 dravers deelnamen.
De prijzen bestonden uit Kunstvoorwerpen.
ook gekomen, dat men de daden van den ouden Se
verin, zijn oproerige handelingen tegen den slotheer,
nog alleen goedgunstig beoordeelde en genegen was
hem als martelaar te beschouwen; doch zijn persoon
was men in het dorp geheel vergeten.
Toen de tien jaar om waren en Severin Katzen-
berger weder in zijn geboorteplaats verscheen, toen
was men nog meer ontnuchterd, daar men in plaats
van den vroegeren deftigen en zelfbewusten boer, een
naar lichaam en ziel gebroken en tot een geraamte
vermagerden grijsaard terugvond.
Men stak den ouden Severin hier en daar nog wel
hartelijk de hand toe, maar voor het grootste ge-1
deelte lagen de oudere tijdgenooten van den grooten
boer reeds onder de groene zoden en diegenen die
10 jaren geleden nog halfvolwassen knapen waren,
zaten nu als eigenaren op een boerderij, droegen
snorren en baarden en voerden in de herberg het
grootste woord. Ook zij kenden natuurlijk den groo-
ten boer en begroetten hem ook wel, maar het was
toch meer een medelijdende, vertrouwelijke groet, die
den nog altijd trotschen man inwendig kwetsten.
Ook de nieuwe burgemeester van Wolfenstein, de
tweede reeds na Katzenberger, die het ambt had
neergelegd, wist niet recht, hoe hij zich tegenover der
ouden man moest gedragen. Aan de eene zijde erger
de het hem toch geweldig, dat de eens zoo aan
zienlijke boer, nu de gemeente tot last zou worden.
Want wat beteekenden de paar duizend guldens die
do oude dorpsgeestelijke voor hem beheerde? Boven
dien stond deze schout in zijn hart aan de zijde van
den graaf, hij was een dier jonge boeren, die onder
andere levensomstandigheden groot geworden weren
en nu niet meer konden begrijpen wat de har
ten hunner ouders in zulk een groote verbittering had
gebracht.
Tusschen hem en den grooten boer kwam het
reeds op den eersten dag na de komst van den laat
ste tot een geduchte woordenwisseling.
Severin Katzenberger kon het niet begrijpen, dat
de groote rijkdom dien hij vroeger den zijne had
genoemd, nu tot niets was versmolten en er op zijn
ouden dag geen andere uitweg was dan door handen
arbeid in zijn levensonderhoud te voorzien.
„Er zal evenwel voor jou niets anders overblijven,"
meende de nieuwe schout schouderophalend, nadat
hij met alle kenteekenen van ongeduld geluisterd had
naar de jammerklachten van den ouden man. „Wan
neer ge soms liever in het Armenhuis gaat dat
kan wel maar dan moet ik eerst andere autoritei
ten raadplegen. Want ge hebt nog eenig vermogen,
dus is de gemeente niet verplicht te helpen."
Toen werd de oude boer boos. „Wel zeker, ik ben
maar een ontslagen tuchthuisboef!" riep hij verbit
terd uit. „Maar hoe ben ik het geworden, alleen om
dat ik partij trok voor het dorp. Geef mij tering wat
mijn etg#»dom is geweest, dan behoef ik met mijn
kleinen Martin niet naar het Armhuis. Jelui hebt mij
alles ontnomen: geld, eer, huis en hof en mijn goe
den naam. Maar ik zal het wreken op hem, die van
dat alles de oorzaak is. En kan ik het niet," zoo
eindigde hij op doffen toon, „dan zal Martin het
doen, ik zal hem daartoe opvoeden."
Tenslotte bleef den grooten boer niets anders over
dan zich te voegen naar de raadgevingen van den
schout.
Midden in het woud, ongeveer bij het midden van
den weg tusschen Wolfenstein en Alkemade gelegen,
stond een kleine hut, die tamelijk bewoonbaar was.
De laatste bewoner die tegelijk opzichter was geweest
van dit aan de gemeente Wolfenstein behoorend bosch
had het tijdelijke met het eeuwige gewisseld. De
groote hoer zou nu zijn opvolger worden. Aan deze
betrekking was 't gebruik van eenige akkers en het
jaarlijksch inkomen van 40 gulden verbonden, zoo
dat Severin, wanneer hij de renten van zijn kapitaal
tje erbij voegde, zeer sobertjes leven kon.
De oude nam dan ook dit aanbod aan, maar met
wrok in het hart, alsof hem daardoor een groote be-
leediglng werd aangedaan in plaats van een weldaad.
De oude geestelijke poogde tevergeefs- den ouden
Severin te doen inzien, dat zijn lot weliswaar hard,
maar toch voor een groot deel verdiend was en dat
men van de gemeente toch onmogelijk kon eischen,
dat zij zou hoeten voor de-schuld van een ander. Zoo
schitterend waren de geldmiddelen der gemeente ook
niet.
De oude Severin was aan dat oor evenwel doof,
hij was in zijn eigenzinnige inzichten te veel vergroeid
en had dus niet meer het ware oordeel voor de zui
vere beschouwing van zijn toestand. Nadat hij in die
hut zijn intrek had genomen, zonderde hij zich van
alle menschen af. Alleen zijn kleinzoon Martin duldde
hij bij zich. De geestelijke had gaarne gewild dat de
kleine jongen vooreerst nog bij den molenaar was
gebleven, maar dat had grootvader Severin in geen
geval willen toestaan. Over het lot van zijn kleinzoon
te beslissen, dat stond alleen aan hem, hij was te
trotsch om aalmoezen aan te nemen. Nu reeds bleef
elke hete broods die hij aan de gemeente had te
danken, hem in de keel steken hij die vroeger
zooveel dienstknechten in zijn dienst had gehad en
zooveel onderstand had gegeven.
Tegenover dezen door den ouden Severin zoo be
slist uitgesproken wensch moesten de molenaar en de
pastoor zwichten. Beiden deden het schoorvoetend,
want zij hadden den levendigen knaap, met het zachte
goedhartige karakter lief gekregen en vreesden voor
zijn verdere ontwikkeling onder den invloed van den
ouden, haatdragenden boer het ergste.
Wordt vervolgd.