Nieuwe abonnes
Toch onschuldig.
53ste Jaargang. No. 4577.
m dit blad onUsngeD do Nammers
GRATIS.
Binneiilandscli Nieuws.
FEUILLETON.
Woemdag 22 September 1909.
Bureau SCHAGEN, Laan O 4.
Uitgevers i TRAPKAAR! Co.
tot I October
Bekendmaking en
Roman v&n Hoeker.
SCHAËER
Alpieei Niens-
iïiaua
CIUKA
Aliertcitir LnttiiiHil
Dit blad verschijnt viermaal per weekDinsdag-, Woensdag-,
Donderdag- en Zaterdagavond. Bjj inzending tot 's morgens 9
ure worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Interc. Telephoon No. 20.
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 6 regels f 0 26: iedere regel meer 5 Cent.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit een blad.
GEMEENTE 8 C H A G E X.
KOSTELOOZE INENTING.
Burgemeester en Wethouders der Gemeente Scha-
gen maken bekend, dat op Vrijdag, den 24 Septem
ber a.s., des namiddags te 3% uren, de gelegenheid
zal zijn opengesteld tot Kostelooze Inenting en Her-
inenting van de ingezetenen, die zich daartoe aan de
Openbare Lagere School aanmelden.
Schagen, den 20 September 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Burgemeester,
H. J. POT.
De Secretaris,
ROGGEVEEN.
o
VOORBEREIDEND MILITAIR ONDERRICHT.
De Burgemeester der gemeente Schagen brengt ter
kennis van belanghebbenden, dat in het aanstaand win
terseizoen 'het Voorbereidend Militair Onderricht voor
de jongelieden in deze Gemeente woonachtig, te begin
nen met Vrijdag den 1 October 1909, zal gegeven wor
den eiken Dinsdag en Vrijdag, des avonds van 8 tot
10 uur, in het lokaal Cérès aldaar.
Vestigt er voorts de aandacht op, dat voor het ver
der bijwonen van het onderricht kan worden uitgeslo
ten de leerling, die zich bij' de oefeningen onordelijk
gedraagt, die op eenige wijze voor het onderricht stoor
nis veroorzaakt, of die meer dan 3 maal zonder gel
dige reden verzuimt de oefeningen bij te wonen.
Schagen, den 18 September 1909.
De Burgemeester voornoemd,
T" H. J. POT.
o
VERGUNNING TAPPERS.
De Burgemeester der Gemeente Schagen:
Gezien de artikelen 8, 9, 10 en 12 der Politie-ver-
ordening voor die gemeente:
VERLEENT VERGUNNING
aan de tappers om op Dinsdag, den 28 Sep'ember a.s.
muziek te laten maken, danspartijen te doen plaats
hebben en te tappen, een en ander na den bepaalden
tijd.
Schagen, den 20 September 1909.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
STAPVOETS RIJDEN.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Schagen;
Gelet op art. 51 der Politieverordening voor die ge
meente. brengen ter algemeene kennis, dat het op Dins
dag den 28 September a.s. in het belang der openbare
veiligheid is verboden in de kom der gemeente, vanaf
de punten, waar de daartoe betrekkelijke waarschu
wingen zijn geplaatst, anders dan stapvoets te rijden.
Overtreding wordt gestraft met eene geldboete van
ten hoogste f 25 of hechtenis van den hoogste 6 da
gen.
Schagen, den 20 September 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
H. J. POT.
De Secretaris,
ROGGEVEEN.
BOND VAN GEMENGDE ZANGVEREENIGINGEN
IN N.-H.
De Algemeene Jaarvergadering van den Bond van
Gemengde Zangvereenigingen in N.-H. zal gehouden
worden op Zondag 26 September a.s., in café Suisse
te Zaandam.
ALKMAAR, 21 September 1909.
De gemeente-archivaris, de heer C. W. Bruinvis,
heeft in brochurevorm eene beschrijving geleverd van
de geldmiddelen van het Burgerweeshuis te Alkmaar,
sedert de oprichting. Deze ongetwijfeld zeer verdien
stelijke arbeid is een gevolg van de hem door Burg.
en Weths. verstrekte opdracht om een onderzoek te
willen instellen naar de herkomst der fondsen van
het Weeshuis en naar de eventueel bij schenking als
anderszins ten aanzien dier fondsen gemaakte bepa
lingen. Aanleiding tot die opdracht was het voorstel
van B. en W. aan den Raad tot het doen verplegen
van burgerweezen in het huisgezin en de ter zake
daarvan door den Raad in zijne zitting van 7 April
11. gehouden beraadslagingen, waarvan bet resultaat
was, dat bet voorstel voorsbands werd aangehouden.
Do Raad wenschte immers almede omtrent de finan
ciën van bet Weeshuis te worden ingelicht.
Aan het zeer uitvoerige rapport dan moge het vol
gende worden ontleend.
Ten onrechte wordt wel eens beweerd, dat het
weesbuis reeds vóór de staatsomkeering van 1572
een eigen beduidend kapitaal zou bezeten hebben;
integendeel verkeerde bet toen in armelijke omstan
digheden. Eerst in 1574 verkreeg het de inkomsten
der altaren; in 1575 een paar stukken land, behoord
hebbende aan bet Carmelietenklooster te Oudorp, in
1576 een groot gebouw, voormalig klooster, van de
stad; in 1589, gezamenlijk met de huisarmen (in 1683
werd het huisarmenhuis met het burgerweeshuis ver-
eenigd), de vrij aanzienlijke bezittingen der memorie
van de parochiekerk (de memoriebeeren hadden zorg
te dragen voor het onderhouden der ingestelde ziel
missen en het beheer der daarvoor aangewezen goe
deren). Al was dus het stamkapitaal in 1572 nog niet
aanwezig, het kan gezegd worden gevormd te zijn
uit vóór dien tijd bestaan hebbende „geestelijke goe
deren".
Aan niemand heeft het weeshuis meer te danken
gehad dan aan de stad. Zij verschafte het verschil
lende voordeelen en monopoliën en vaak geldelijke
hulp; in 1633 f 800 voor timmering, in 166979
f 9000 aan subsidiën; in 170217 nam zij den last
van f 25000 aan verpondingen op zich; een in 1802
geleend bedrag van f 6000 werd later kwijtgeschol
den; zij voldeed f 43000 aan onbetaald gebleven reke
ningen over de jaren 1804-13; zij verleende in de
jaren 180724 f 74400 aan subsidiën; zij betaalde in
1817 f 7780 voor de inrichting van een gebouw in
ruil van het vroegere, hetwelk voor militair gebruik
was ingenomen. En in 1867 schonk de Raad voor
den bouw en de meubileering van het nieuwe wees
huis een bedrag van f 85000, in jaarlijksche termij
nen van f 2000 te voldoen, waarbij in 43 jaren aan
rente tegen 5 pet. van het onbetaalde nog f 92450 is
gekomen.
De som der legaten aan het huis vermaakt zal
vermoedelijk f 40000 niet te boven gaan, als men
daarvan uitzondert hetgeen gedurende 100 jaren
uit de nalatenschap van Daniël de Vrij en bij de ver
deeling daarvan in 1855 genoten is, een en ander te
schatten op f 62000.
Voor zoover de testamenten voorhanden zijn is
daarin geenerlei bepaling gevonden betreffende de
wijze van verpleging der weezen in of buiten het
huis. Moet de laatste ongeoorloofd geacht worden,
dan hebben de regenten gedurende de jaren 1811
1819 en 182670 zeer gezondigd.
GEMEENTERAADSVERKIEZING WIEKINGFN.
Bij de heden gehouden candidaatstelling voor een
lid van den Gemeenteraad vacature Koops zijn
candidaat gesteld de heeren:
Bakker, Slmon.
Bosker, Jannes.
Poel, Nanning Jan.
Russelman. Cornelis.
(Reeds in een deel van het vorig nummer opge
nomen.)
VERGETEN.
Te Heemskerk ging een paartje trouwen. Ter be
stemder tijd waren zij op 't Raadhuis aanwezig. Na
ruim een half uur op den wethouder De ,Wi., die
als ambtenaar van den Burg. Stand het huwelijk zou
voltrekken, gewacht te hebben, ging een der getuigen
met een rijtuig op onderzoek uit. Hij vond dra den
wethouder, gemoedelijk in zijn blauwen kiel voor 't
raam zitten, en toen hij zijn komst verwittigd jhad,
klonk het even gemoedelijk van onzen wethouder:
„schoon vergeten 1"
JEUGDIGE BOEFJES.
De Hilversumsche politie heeft twee jongens van 15
en 16 jaar gearresteerd, die ten nadeele van winke
liers een groot aantal voorwerpen van allerlei aard
hadden ontvreemd. Zij' hadden het gestolene verbor
gen in een gat in den grond, waar zij ook verblijf
hielden. Het hol stortte in door den regen en den
wind en toen werd de zaak ontdekt.
TIJDGEESTBRIEFJES.
Men meldt uit Rotterdam:
Bij een winkelier aan de Oranjeboomstraat te Feyen-
oord kwamen twee meisjes van 13 15 jaar. Zij koch
ten voor 9 oenten en gaven in betaling twee ruggelings
aan elkaar geplakte briefjes van De Tijdgeest.
De winkelier zag het voor een bankbiljet van f 10
aan en gaf f 9.91 terug. Toen de meisjes verdwenen
waren, bemerkte hij dat hij bedrogen was.
STRAFFE MAATREGELEN.
Vrijdag a.s. zullen de verschillende politie-posten in
en om het berucht© Heike versterkt worden; alsdan
zal het detachement marechaussee te Rucphen en te
Hoeven met ieder 5 man worden versterkt, terwijl te
Etten en te Sprundel 2 marechaussee's zullen worden
in dienst gesteld; bovendien is toegestaan, dat de ma
rechaussee's des nachts gebruik mogen maken van
jachtgeweren in plaats van hun rijksrevolver, daar be
grijpelijkerwijs met een jachtgeweer de kans van ra
ken veel grooter is. Nauwkeurig wordt ook gelet op
de gangen der beruchte individuen; hun gaan en ko
men nauwlettend bespied en bij elke ontmoeting wor
den de heeren gefouilleerd; bij een expeditie in den
nacht van Zaterdag op Zondag onder geleide van den
heer Thomson, kapitein der marechaussee, werden op
deze wijze een paar revolvers buitgemaakt en de kolf
van een geweer; den loop hadden de bandieten nog
weten weg te moffelen. Br. Ct.
DOOR DEN HOND.
In de omstreken van Gouda miste een landbouwer
een aantal schapen. Toen een door hem ingesteld on
derzoek geen resultaat had, werd de brigade-comman
dant van do rijksveldwacht in den arm genomen. Deze
liet een politiehond komen, welke zonder aarzelen naar
naar het dorp Zevenhuizen liep en daar tegen een
schuur bleef staan blaffen, waarin de schapen gevon
den werden. Natuurlijk waren de daders nu spoedig
ontdekt. Vad.
DE OPENINGSPLECHTIGHEID.
Men meldt uit Den Haag:
Wederom, maar wellicht in nog sterker mate dan
verleden jaar, trof bij de Openingsplechtigheid het groo
te contrast met de vroegere, waarbij de Koningin in
persoon de Sta ten-Generaal opende. Geen der Kamer
leden, behalve zij die ex-officio als leden der commis
sie van in- en uitgeleide aanwezig moesten zijn, was in
ambtscostuumslechts zeer enkelen waren in rok; de
meeslen in eenvoudig zwart. Een zelfs, de heer Thom
son, in grijs fantaisie-costuum.
Afwezig waren, als naar gewoonte, de sociaal-demo
cratische Kamerleden. Zeer de aandacht trok de aan
wezigheid van dr. Kuyper, die er zeer opgewekt en
welvarend uitzag. Van de nieuwe Kamerleden waren
de mees ten verschenen.
Even een uur traden de ministers, voorafgegaan door
een kamerheer-ceremoniemeester, de zaal binnen, on
middellijk gevolgd door minister Heemskerk, die de
eerste zinsneden van de Troonrede eenigszins plecht
statig, met lichte aandoening in de stem, voorlas. De
zinsnede omtrent de instelling eener Staatscommissie
voor grondwetsherziening wekte eenige sönsatie bij! de
linkerzijde.
In ruim 10 minuten was de voorlezing van het
staatsstuk beëindigd en verlieten de ministers de ver
gaderzaal om zich in de drie galahofrijtuigen. waar
mede zij, voorafgegaan en gevolgd door een piket hu
zaren, gekomen waren, terug te begeven naar het pa
leis aan het Noordeinde.
Ofschoon ook dit gedeelte der plechtigheid door de
afwezigheid van muziek een uiterst sober karakter
droeg, was weder een zeer talrijke menschenmassa ge
schaard op het Binnenhof en langs den weg, dien de
stoet nam. Ook de tribunes in de vergaderzaal der
Tweede Kamer waren goed bezet.
Hdbld.
EEN GERUCHTMAKENDE ADVERTENTIE.
I Hoogst onaangenaam verrast waren dezer dagen de
slagers te Sneek bij het lezen van eene advertentiiei
in een der plaatselijke bladen, luidende: „Wegens da
ling der veeprijzen wordt, te beginnen met Zaterdag
18 Sept., het vleesch met 10 cent per kilo verlaagd.
De gezamenlijke slagers".
Maar de gezamenlijke slagers wisten van deze ad
vertentie niets af en hadden daaraan part noch deel.
Information naar den inzender(s) van het onware be
richt bij den uitgever van het blad brachten hen niet
veel verder.
De advertentie was, als zooveel anderè, in de bus
gevonden en omdat ze voorzien was van de handtee-
kening van een slager van naam, geplaatst. Deze sla
ger wist echter ook niets van de zaak af en begre
pen werd nu, dat men op bedriegelijke wijze door
een grappenmaker(s) was beetgenomen. Spoedig wer
den daarom biljetten gedrukt, namens een 16-tal sla
gers vermeldende: „dat de advertentie van verlaging
der vleeschprijzen niet door hen is geplaatst".
Naar men verneemt tracht de politie den inzen
ders) dezer geruchtmakende advertentie op te spo
ren. Leeuw. Ct.
AFGELUISTERD GESPREK.
Coupé 2e klasse. Personen: Brommig heer, spraak
zaam reiziger, verdere passagiers. In 't net boven
brommig heer klein kooitje waarin kanarie.
Handelsreiziger: Mooi weer mijnheer.
Brommig heer: Ja.
H. R.: Beter als gisteren, mijnheer.
B. H.: Hmm.
H. R.: 't Is te hopen dat we het zoo een week
of zes houden.
B. H.: Hmm.
H. R.: U heeft daar een aardig kanarievogeltje.
B. H.: Is geen kanarie.
H. R.Geen kanarie! Maar mijnheer, wat is het
dan?
B. H.Een ibis.
H. R.Een ibis??! Maar mijnheer, waar komt dat
beest dan vandaan?
13.
Het jonge meisje dat intusschen naar het venster
was gegaan, en haastig den brief had geopend, knikte
met het hoofd, terwijl zij door haar tranen heen,
lachte.
„O, hij is zulk een goede, wakkere jongen", fluister
de zij, „daar moeder, lees maar eens wat hij schrijft."
„Nu ja, dat is het oude liedje," plaagde Tobias
Sturm, die bij zijn vrouw was komen staan en zoo
mede den brief gelezen had, „hij heeft het heim
wee, de jongen, nu God geve dat de vorst spoedig
vrede sluit, dan mag hij weer naar huis en wat
er dan later geschiedtvoegde hij er met een
schelmschen blik aan toe, „nu, dat zal zich wel
vinden."
„Overigens," liet hij er op volgen, toen Antje op
nieuw bloosde, „het gewichtigste heb ik jelui nog
niet eens meegedeeld. Zie hier vrouw, wat er in de
courant staat de oudste zoon van den Wolfen-
steiner hij moet een zeer fijn en voornaam heer
geworden zijn, sedert wij hem zagen, hij is reeds
officier hij de kurassiers
„Wat is er met hem?" vroeg zijn vrouw nieuws
gierig, terwijl Antje blijkbaar geen acht sloeg op
de mededeeling van haar vader, maar opnieuw den
brief van haar geliefde doorlas.
„Hij is gewond geworden," deelde de molenaar
m den 8lag Orleans heeft een kogel hem
getroffen, een schampschot in de borst, staat er in
de courant hier
„Ach, die voorname jongeheer," riep de molenaars
vrouw verschrikt uit, terwijl zij de handen boven
haar hoofd ineen sloeg, „zou men het voor mogelijk
houden dat ook zulk een trotsch en oud geslacht
weder ten oorlog optrekt."
Tobias Sturm brak in een schaterlach uit „Het
zou wat moois zijn, als dit niet zoo was," meende
hij, „zullen wij alleen ons bloed verspillen' En dan
nog die Wolfenstelners, daar ls niet zooveel 'aan over
boord, al gaat het die nog zoo slecht. Andere men-
schen hebben reeds bloed genoeg moeten storten
voor dat trotsche gebroed komt nu eenmaal de
beurt aan hen, dan zullen zij eens ondervinden hoe
het bevalt, wanneer men zijn bloed moet offeren."
„Maar schaam je, je bent een wreedaard," zeide
de vrouw, „je hebt je laten meesleepen door je haat
en door dien grooten ouden boer."
„Den ouden man is ook een hemeltergend onrecht
geschied," bromde de molenaar, „ik kan het me best
begrijpen, waarom hij zoo vervallen is."
„Ach wat, hij is een dwaas," viel de vrouw den
wakkeren Tobias in de rede, „kindsch is hij gewor-
den... en wanneer hij mij geen medelijden inboezem- j
de, dan had ik hem al reeds lang de deur gewezen.
Hij zit nu den ganschen middag alleen op de bank
bij den haard en kletst alles zoowat door elkaar,
zoodat een mensch ten slotte maar beenen maakt.'
„Jij kletst nu ook, maar je weet niet beter," brom
de de molenaar.
„Volstrekt niet," bitste de vrouw driftig, „ik weet
heel goed wat ik zeg, maar het is een zonde en schan
de, wanneer men den ouden man aanhoort niets
kan hij dan vloeken en de familie van den graaf ver-
wenschen... Men wordt waarachtig hang in zijn eigen
huis, wanneer die oude man hier is."
Antje had liefkoozend haar arm om heur moeders
hals geslagen. „Moeder het is immers de grootvader
van Martin," fluisterde zij, „hij heeft zooveel te
lijden gehad, zoo ontzettend veel, bedenk toch moe
der, wat hij vroeger is geweest, en wat hij nu is."
„Sta jij ook al aan den kant van je vader?" vroeg
de molenaarster, „dan is het meer dan tijd, dat ik
naar mijn keuken terugkeer... Maar het is toch, zoo
als ik meen, wanneer Martin zelf niet zulk een
brave kerel was, zijn grootvader, die ouwe gek, zou
het hem bepaald ntet hebben gemaakt."
Hiermee liep zij weer naar de keuken, gevolgd
door haar dochter, terwijl ook de molenaar de kamer
verliet om in den molen te kijken, of het werk goed
ging.
Tegen een uur of een, toen Tobias Sturm voor zijn
huis bezig was met eenige stukken hout door te
zagen, kwam in volle vaart een slede over den
straatweg aansnellen, In de slede zat een oud een
voudig heer, en een jonge dame, een schoonheid,
wier elegante kleeding haar hoogen stand verried.
Achterop zat een lakei, terwijl de oude héér zelf
zweep en teugels hield. Voor den molen hield dé
slede eensklaps stil. f*
Tobias Sturm had de muts afgenomen en op een
wenk van den oudep heer, trad hij eerbiedig nader.
De bestuurder reikte hem evenwel joviaal de hand,
welke de wakkere Tobias hoekig schudde. „Dag mijn
heer de baron, reeds terug van den rit."
„Ik wilde je niet voorbijgaan, Tobias, zonder je
goeden dag te zeggen," antwoordde de baron, „en
hier mijn dochter Angelika heeft u iets mee te dee-
len."
De schoone jonge dame lachte vroolijk.
„Sturm, je moet vele malen je dochter Antje naar
Let slot Almenrode zenden," zeide zij, „je weet To
bias, hoezeer ik aan je dochter gehecht ben."
„Te veel eer freule," mompelde Tobias, en hij
maakte een onhandige buiging, „zulk een wensch is I
voor mij een bevel, ik meen alleen, ziet u
„Nu wat is er?" vroeg de jonge dame.
De molenaar hoestte. „Met uw verlof freule, ik
ben nu eenmaal een gewoon burgerman en zeg da
delijk wat ik meen, Antje is mijn kind en streng en
eenvoudig opgevoed en nu verbeeld ik mij, dat zij
op het slot verwend zou kunnen worden. Ik weet
het niet, hoe het zoo komt freule, maar zoodra zij
bij u vandaan komt, is zij eerst zoo vreemd, en
komt het mij voor, dat zij zich schaamt over haar
eenvoudig, maar eerlijk thuis."
Maar het glasheldere lachen der jonge dame be
wees hem, dat zij zijn vrees in geenen deele deelde.
„Geen spoor daarvan," riep ook de oude heer uit,
„jo bent een zwartgallige zondaar, molenaar, hoe
kom je aan zulke dwaze gedachten? Zij is een lief,
schalksch kind, jouw Antje en wij houden heel veel
van haar. Mijn waarde," zeide de oude heer lachend,
„het hart wordt een mensch weder jong, als men in
haar gezelschap verkeert. Daarom moet jij jezelf ook
geen sprookjes meer op de mouw spelden. Je
weet heel goed, dat wij op het slot zeer eenzaam
en verlaten leven, en het zal mijn Angelika goed
doen, als jouw opgeruimde en vroolijke dochter veel
hij haar is. Het halve jaar, sedert mijn zoon dood is,"
r de oude heer wendde het gelaat af, „is het
zoo ledig en eenzaam op het slot Almenrode gewor
den/'
„Het blijft er nu hij," viel de jonge dame haar
vader in de rede, die blijkbaar bij de herinnering aan
het geleden verlies zijn opgeruimdheid verloor. „Doe
mij het genoegen beste Sturm, en zend mij dezen
middag je dochter bij mij."
Tobias Sturm hoog en zeide: „het zal voor mij een
eer zijn, frewle, ik zal het Antje zeggen."
De oude heer zeide na een poos: „Dan zijn de
buren op het slot Wolfenstein gelukkiger geweest;
hun oudste zoon Wolf is wel gewond, maar gelukkig
zeer licht. Reeds over eenige dagen komt hij naar
het slot, om daar zijn volkomen genezing af te
wachten."
„Zoo," mompelde de molenaar, „onkruid vergaat
niet."
„Nu adieu," zeide de baron,
„Prettige reis verder baroh, en u ook, freule,"
zeide de molenaar
„Dus u houdt woord, Sturm?" verzocht de freule
nog eenmaal met aandrang, „U zendt Antje vanmid
dag naar ons toe."
„Ja, dat komt bepaald in orde," riep de molenaar.
Daarop trokken de beide paarden aan en pijlsnel
vloog de slede over de vlakte.
Op het slot Wolfenstein heerschte zeer groote be
drijvigheid.
Vroeger was het slot gedurende de wintermaanden
onbewoond gebleven en had graaf Wolf er de voor
keur aan gegeven met de zijnen in de residentie te
blijven. Maar sedert eenige jaren was de graaf ver
anderd, en hij, die vroeger een der meest gevierde
edellieden was, gaf er nu de voorkeur aan, om in
de grootst mogelijke afzondering te leven, het liefst
op het slot Wolfenstein. Men verhaalde in ingewijde
kringen allerlei omtrent de oorzaken van deze zoo in
het oog loopende karakterverandering. Een elk be
weerde het juiste te weten, maar daar de meenin
gen zoozeer verschilden, moesten natuurlijk zeer ve
le onjuiste daaronder zijn. Het was een feit, dat de
graaf niet alleen geestelijk, maar ook lichamelijk een
afgevallen man was geworden.
Ook de verhouding der beide echtgenooten, die
vroeger jaren voorbeeldeloos was, had een bedroefde
wending genomen. Niet dat zij elkaar niet meer lief
hadden, maar iets vreemds en drukkends, dat hun
geheele leven had vergiftigd, had hen verder van
elkaar gebracht. Vooral was het de gravin, die veel
geleden had door de raadselachtige, verbitterde ge
moedsstemming van den graaf. Zij was een levens
lustige, opgewekte vrouw, die het als een werkelijk
geluk beschouwde in de hooge kringen te kunnen
verkeeren. Het ingetogen leven, ver van alle ver
maak, dat men nu op het slot Wolfenstein leidde,
was haac dus gansch niet naar den zin.
l"
Wordt vervolgd.