Gemengd Nieuws. gesprek met enkelen zeiden dezen, dat de drank een pestgoed was, dit was het algemeene oordeel. Ook werd de drank de ziel der kermis genoemd. Dus een pestgoed is de ziel der kermis, de kermis zelf, zoo redeneerde ik, kon dan toch onmogelijk veel heteekenen. Het was of men algemeen de waarheid dezer woorden gevoelde, men zweeg tenminste. Dat er eenige requesten ter tafel liggen die de handhaving der kermis op Zondag vragen, het heeft spr. niet verbaasd. Vorige vergadëring heb ik, zegt spr., reeds beweerd, dat ik mijn motief van Zondags ontheiliging veel zwaarder achtte dan de motieven van den heer Bakker. Ik geloof dat de heer Bakker zelf heeft gevoeld, dat zijn motieven niet sterk wa ren, want ik meen nu reeds te bespeuren dat hij eenigszins bezwijkt voor de requesten die daar ter tafel liggen. Van Zondagsontheiliging heb ik gesproken, omdat wij allen wel weten, dat het gebod Gods is, gedenk den Sabbath dat gij dien heiligt. Hier komen nu te genover elkaar te staan het gebod Gods en het ver langen van vele burgers. Het een eischt Zondagsheili ging, de burgers vragen kermis. Wat is nu onze Christenplicht-! Van den Christen in zijn volle kracht, niet van den naam-Christen? Dat hy' het gebod van God handhaaft niet waar, dat hy dit hooger stelt dan het vorlangen der burgers. Daarom kan ik niet anders dan het voor stel van den heer Bakker aannemen. Ik acht het ge bod Gods van meer kracht en waarde dan het verlangen der bnrgers. Voorzitter wil nog dit zeggen, dat wat hy in de vori ge vergadering heeft gezegd, dat hy veel voelt voor de meening van den heer Bakker en dat doet Spr. nog. Maar Spr- houdt ook rekening met de belangen der burgery en als hoofd der gemeente moot hy dat doen. en als de kermis op Zondag wordt afgeschaft, is het een schadepost voor de neringdoenden. Ik voel veel voor het motief van den heer Slot om de Zondag niet te ontheiligen er dat geschiedt ook als de kermis wordt gevierd, als laatst op Kalverdyk. Ik meen evenwel dat als de kermis knap en fatsoen lijk wordt gevierd er niet zooveel op tegen is dit ook op Zondag te doen. En het grootste deel der burgerij viert de kermis gepast en zooals het behoort. Het is alleen een heel klein deel dat dit niet doet. De heer Slot: De heeren moeten my goed begrijpen. Ik minacht niet de belangen der burgers en der ge meente. Ik hoop ten allen tyde al myn krachten in te spannen om die te bevorderen. Ik stel alleen hier het gebod van God hooger dan de belangen der burgerij. En bovendien zal het nog de vraag zyn of de burgers schade lijden als de kermis op Zondag niet wordt ge houden. Gebeurt dat niet, dan handhaaft men het gebod Gods, en daartoe moeten wij de burgers leiden. Dan zullen zij gezegend worden en die zegen moet toch komen van Boven. En zij zullen, wanneer zij den wil van den Heer doen, meer kans op zegen hebben, dan wanneer zij dat niet doen. In stemming gebracht, wordt het voorstel van den heer Bakker verworpen. Vóór de heeren Slot en Bakker, tegen de heeren Bijpost, Zutt, Weel, Borst en Voorzitter. Dc heer Bakker informeert of het niet mogelijk is dat krasser tegen de belhamels op de kermissen wordt opgetreden. Voorzitter belooft alles te zullen doen en deelt mede reeds voor versterking der politie te hebben gezorgd te Tuitjehorn. Daar is de kermis niet ge vierd zooals het behoort, maar het ging toch reeds beter. De gemeentebegrooting wordt nu behandeld. De heer Weel vraagt eenige inlichtingen die hem worden verstrekt en maakt aanmerking op den post onderhoud begrafenisplaats groot f 100. Spr. noemt die te hoog. ,'De heer Slot is dit met spr. eens en vraagt of Pontvuijst, die het onderhoud heeft, dit doet naar eigen believen of in overleg met Burgemeester en Wethouders. Voorzitter zegt dat Pontvuijst dat op eigen houtje doet. Ook spr. had er al reeds aan gedacht, dat het snoeien enz. voortaan moest gebeuren in overleg met B. en W. De heer Slot acht dit ook beter. Vroeger had de opzichter der begraafplaats het onderhoud van het gras en de paden. Maar dat scheen niet best te gaan. Spr. wil dit gaarne gelooven, dat die man niet heel geschikt daarvoor was, tenminste hij geeft niet veel blijk van netheid, als men op den rommel let, die rondom zijn woonhuis ligt. Spr. zou er voor zijn, dac die rommel werd verwijderd en dat eens werd nagegaan of niet een persoon kan worden gevonden, die gras en paden net houdt, zoodat Pontvuijst alleen de boomen snoeit. Dit is tweemaal per jaar voldoen de en dan gelooft spr. wel dat dit besparing in de uitgaven zal geven. Algemeen is men hiervoor, en voorzitter zegt on derzoek toe. De heer Borst informeert of de gemeente nog slooten in onderhoud heeft. Voorzitter zegt, een klein gedeelte der ringsloot, maar de post die op de begrooting staat: onderhoud slooten enz., dient voor het schoonmaken van ver vuilde slooten. De begrooting wordt goedgekeurd in ontvangst en uitgaaf tot een bedrag van f 20496.13%, met een post voor onvoorziene uitgaven van f 596.40%. Voorzitter deelt mede, dat de post onderhoud schoolmeubelen f 480 is geraamd, wat hoog is, om dat het plan is voor 2 lokalen van de school te Dirkshorn nieuwe banken te laten maken. De gemeen te-opzichter wilde dit in eens aanbesteden, wat, zoo dacht hij, besparing zou geven in de kosten. De heer Borst is omtrent dit laatste van een an der oordeel. Spr. meent dat daar de gemeente eenige kleine bazen telt, het juist aan te bevelen is het werk te splitsen in tweeën, opdat elk zal kunnen inschrij ven. Het is een winterwerlcje. De wijze van aanbesteding zal nader worden over wogen. De post onderhoud huizen is verhoogd van f 2o0 op f 450 omdat de gemeente-opzichter het noodig oordeelde dat de serre der dokterswoning werd her steld, deze lekte enz. Bij de woning van den heer A. Smit, zoo vertelt voorzitter verder, is geen regenbak. De bouw- en wo ningverordening schrijft voor dat er een bak moet zijn. Bovendien heeft het water dat van het dak van het huis van Smit afloopt, geen loozing, maar loopt onder het huis, dat slecht voor het gebouw is. Een waterloozing zou ongeveer f 40, een bak f 80 kosten, waarom B. en W. het beter oordeelen een bak te maken. Algemeen is men hiervoor, de wijze van aanbeste ding van al dit werk zal nader worden besproken. De armenbegrooting wordt goedgekeurd met een ontvangst van f 1656, een uitgaaf van f 3476, en een subsidie der gemeente van f 1800, hls sluitpost. Daar de rondvraag niets oplevert, volgt sluiting der vergadering. TWEE STUKRIJDEBS. Uit de legerplaats bij Oldebroek wordt aan de Zw. Ct. gemeld, dat twee stukrijders van het treindeta- chement, die eergistermorgen als bestuurders met de inkoopwagens uit Eiburg naar de leger plaats zouden terugkeeren, bleken gedurende den rusttijd in Eiburg zich zoo bedronken te hebben, dat zij door woest rijden schrik en gevaar verspreidden, terwijl zij door den sergeant-begeleider, op het rij wiel gezeten, niet bijgehouden konden worden, om te trachten hen tot staan te brengen. Even buiten El- burg, buiten Altena, liep van den achtersten wagen een rad, dat in de sloot rolde. De voorste wagen hol de voort tot aan het station Elburg-Oldebroek, waar hij werd ingehaald door den sergeant, die nu trachtte den wagen zelf verder naar het kamp te brengen, doch daarin door den stukrijder werd verhinderd, die rechtsom keert maakte en nu weder naar Eiburg holde, daar groot gevaar opleverde, tot eindelijk de politie na veel moeite er in slaagde, den man van den bok te halen en hem te arresteeren. Spoedig werd nu hulp uit het kamp ontboden om de wagens inet proviand, dat voor een goed deel over den weg lag verspreid en eerst weer bijeen moest worden ge bracht, op te halen. Dat er voor die manschappen wat op zit, ligt voor de hand. ALKMAAR. Ter gelegenheid van de tweedaagsche tentoonstel ling, gehouden door de afd. Alkmaar der 1 Iollandsche Maatschappij van Landbouw, had Donderdag in don Bergerhout een concours-hippique plaats, benevens een wedstrijd in ringsteken en sleuteltrekken door dames en heeren. Voor liet concours waren ingeschreven 34, voor het ringsteken enz.. 33 deelnemers, een lol nu toe ongekend aantal. Dank zij1 het bijzonder mooie herfstweder, waren er een massa menschen van bui ten naar de tentoonstelling opgetrokken en genoten de wedstrijden, die opgeluisterd werden door het stede lijk muziekkorps, een zeer talrijk publiek, waaronder vele dames in lichte zomertoiletten. De uitslag is als volgt: Concours-Hippique le prijs P. Schilder te Burgerbrug; 2e prijs IJ. W. Brouwer* te Schellingwoude; 3e prijs P. Focker te Beemster. Eervolle vermelding: E. Govers te Alkmaar. Voor het schoonste geheel werd de prijs toegekend aan J. Met te Heerhugovvaard. Ringsteken: le prijs J. Kokkes te Schermeer; 2e prijs G. Buren te Heerhugowaard3e prijs J. Jonk le Purmerend. Sleuteltrekken: le prijs mej. N. Korver te Scher- merhorn; 2e prijs mej. S. Berger te Alkmaar; 3e prijs mej. G. v. d. Oort te Noordscharwoude. De prijzen bestonden in kunstvoorwerpen. Donderdagavond sloot een verlichte gondelvaart op het Noordhollandsch Kanaal en het afsteken van een schitterend vuurwerk op het eilandje aan het afge sneden kanaalvak het feest en daarmede deze goed geslaagde tentoonstelling. GEEN INTERPELLATIE. De Hoefijzer-correspondent van het Handelsblad schrijft uit 's-Gravenhage, 23 Sept. Van het aanvankelijke voornemen om een interpel latie te houden over de zaak KuyperLehmann Westmeijer is, om meer dan éene reden, afgezien óok door de sociaal-democraten. De zaak zal echter vermoedelijk bij de begrooting ter sprake worden gebracht, dus zonder dat de Regeering er rechtstreeks in betrokken wordt. BLOEDVERGIFTIGING. Een inwoner van Velsen behulpzaam bij het visch- vervoer te IJmuiden werd Zaterdag door een schol letje onder den vinger gestoken. Na enkele dagen zijn hand en arm zoodanig opgezet, dat gisteren inge roepen geneeskundige hulp ernstige bloedvergiftiging heeft moeten constateeren, en reeds een gedeelte vin ger is afgezet. 'N JACHTAVONTUUR. Begin dezer week begaf zich een burgemeester uit eene gemeente in de nabijheid van Maastricht, ter jacht met zijn zoon. Hoewel de jacht op fazanten nog niet geopend is, waren de jagers toch zóo op zulk een lekker hapje belust, dat beiden de verleiding te groot was om niet op een fazant aan te leggen met het moordend lood. Twee geweren werden in de houding van vaar dig gebracht, er knalde een schot, en... de fazant viel dood uit de lucht. En de burgemeester liep toen, zoo hard als zijne beenen 't gedoogden, naar het smakelijk boutje en siak den fazant in den wildzak. Doch op hetzelfde oogenblik kwam eerst het hoofd en daarna het heele lichaam van den onbezoldigden rijksveldwachter Schils te Limmel uit het struikgewas te voorschijn. De jagers stonden beiden perplex, en hun werd duidelijk aan het verstand gebracht, dat do fazanten nog tot de verboden lekkernijen behoo- ren. Ongaarne gaf de burgemeeser het wild af: zelfs bood hij ernstigen tegenstand. De zoon des burgemeesters werd geverbaliseerd we gens het schieten van en de burgervader zelf wegens het vervoeren van een fazant in gesloten jachttijd. Tegen dezen laatste werd bovendien nog proces-ver- i baai opgemaakt, omdat hij weigerde zijne jachtacte j te vertoonen: „Ik ben hoofd der politie, dien moet ge maar gelooven," zeide hij. Dat intusschen een hoofd van politie zich in deze jachtkwestie anders had behooren te gedragen, zal hem eerlang wel duidelijk worden gemaakt. I KRABBENDAM. j Daar het lioofd der bijzondere school te Krabben- l dam is opgeroepen Ier vervulling zijner militaire dienst- plichten, neemt het afgetreden hoofd der school, de heer OlLhoff, de betrekking voer dien tijd waar. j ONDANK IS 'S WERELDS LOON. Twee dienaren van de heilige Hermandad in een gemeente nabij Dordrecht worden overvallen door 'n stortbui en zoeken een schuilplaats in de nabijheid van een winkel. Evenwel, deze biedt slechts weinig beschutting en de hevige slagregen dreigt onze rust bewaarders doornat te maken. Een winkelier, begaan met de politiemannen, noo- digt hen binnen en biedt hun een droge schuilplaats in zijn winkel. Dankbaar maken zij gaarne gebruik van 't aanbod en haasten zich naar binnen. Onze mannen, vol dienstijver, nemen de gelegen heid waar, maten en gewichten te inspecteeren. He laas, de vriendelijke winkelman heeft vergeten, ter juister tijd naar den ijkmeester te gaan. Plicht ge biedt, proces-verbaal volgt en de gastvrijheid zal wor den beloond met een boete en een berisping van der; kantonrechter. MOORD BIJ KOERANGE. Uit Hoogeveen wordt aan de Zw. Ct. gemeld, dat bij de eerste huiszoeking bij den zoon Klaas in de lade van het kabinet tusschen de kleeren gevonden is een zakboekje, waarin aanteekeningen van den vader over den verkoop van schapen. Ook stond in het boekje, waaruit eenige bladzijden waren ge scheurd, de handteekening van den vermoorden schaapherder Jan Winters. Over de herkomst ge vraagd, kon Klaas geen inlichtingen geven. EEN TORPEDO-BOOT OPGEPIKT. Tc Vlaar<lingen is Woensdagmiddag binnen geko men de logger VI. 51, sluurman F. Bakker, welk schip Dinsdagmorgen j.1. op 52 gr. 28 N.B. 3 gr. 50 O.L. met een defect roer bad aangetroffen de Zweedsche torpedoboot „Ilvalen". Overeengekomen werd dat de VI. 51 genoemde torpedoboot naar Hoek van Holland zou sleepcn en dat het sleeploon door het Zeerecht zou worden uitgemaakt. Des avonds te 7 uur bereikte men het vuurschip en een uur later kwam men den luite nant van de „Hvalen", die op de VI. 51 was overge gaan, halen. Vóórdat deze den logger verliet, trachtte hij nog met den schipper onderling tot een prijs voor het sleepen te komen, doch dit werd van de hand gewezen. Daar de overeenkomst inzake het sleeploon nog niet onderteekend was, vroeg de schipper den luitenant deze te teekenen, doch dit werd geweigerd. Daar het mooi weer was, heeft men toen waarschijn lijk des nachts het roer gemaakt, want Woensdagmor gen toen de VI. 51 het Zwe:edsc,he schip verder wilde sleepen, brak? de tros en ging de „Hvalen" Nveder i zee in, geen notitie van den logger meer nemende. De VI. 51 kwam naar Vlaardingen om protest aan te teekenen tegen deze handelwijze. Van andere zijde meldt men: De sleepboot Vischploeg heeft gisteren te IJmui den binnengebracht de Zweedsche onderzeeboot Hva len met ontredderd roer. In IJmuiden wordt dit her steld. De boot (groot model) had de reis gemaakt van Fiume en was 53 dagen onderweg. Namens de reederij te Vlaardingen is gisteren ge tracht beslag te leggen op de onderzeeboot, hetgeen niet is gelukt. De kapitein der boot en de Zweedsche vice-consul zijn naar Den Haag vertrokken om het advies in te winnen van den Zweedschen gezant. Nader meldt men uit IJmuiden aan de N. R. Ct.: Donderdagmiddag kwam te IJmuiden mr. Tideman, advocaat te Bloemendaal, om namens de reederij van den Vlaardinger logger Alida Adriana, kapitein Bek- ker, reeder P. van Gelder, beslag te leggen op de boot Hvalen. De avokaat beweert, dat de onderzee- schc boot nog geen oorlogsschip is en dat de com mandant moedwillig den sleeptros, waarmee de log ger de onderzeesche boot op sleeptouw had gehad, heeft gekapt. De commandant verjoeg den advocaat en den deurwaarder van het schip en vertrok onmid dellijk met den vice-consul van hier naar 's-Graven hage om aan het ministerie (het Zweedsche gezant schap?) een oplossing te krijgen. Mr. Tideman heeft zich later met een uitvoerig tele gram tot den minister van Buitenlandsche Zaken ge wend, waarin hij, na mededeeling van de toedracht der zaak, bericht, dat hem later is gebleken dat Hvalen inderdaad een Zweedsch oorlogsschip is en een pas heeft om in Nederlandsche havens te ko men. Mr. Tideman heeft daarop den commandant zijn verontschuldigingen aangeboden, die wel persoonlij^ werden aanvaard, doch niet voor de Zweedsche natie Het bezoek van den commandant aan den gezant zal dan ook zijn om zijn beklag in te dienen. VREESELIJKE DOOD. Donderdagochtend had te Holten het dienstmeisje van den heer H. J. Wanslnk, genaamd Geertruida KI. Horstman op zolder van de bakkerij eenige werk. zaamheden te verrichten. Door een noodlottig toeval kwam ze in aanraking met den door stoomkracht ge. dreven broodkneder, waardoor ze in minder dan geen tijd verminkt en gedood werd, zoodat toegesneld^ huli niets mocht baten. GEEN CHOLERA MEER. Reuter seint uit Brussel: Het Staatsblad deelt mede dat, nu de cholera in Nederland als geweken kan worden beschouwd, de voorzorgsmaatregelen toe- gepast op goederen uit dat land afkomstig, van heden af niet meer noodig worden geacht. VOOR DEN WINTER. Het Burgerlijk Armbestuur te Finsterwold (Gr.) laat thans bij de landbouwers aldaar eene lijst circu- leeren, om daarop te teekenen voor het laten uitzoe ken van erwten en boonen. Het wil de werkloozen in I den aanstaanden winter aan den arbeid stellen met het uitzoeken van peulvruchten, beuoodigd voor den zaai of voor den handel, en zal de helft van het loon betalen; de andere helft komt dan voor rekening van de landbouwers. EEN BISMARCK-ANECDOTE. Terwijl lord Russell op zekeren dag zich in het kabinet van Bismarck bevond, met wien hij in een warm gesprek gewikkeld was, kwam men toevallig te praten over de vele lastige lui, aan wier gezeur de staatslieden zoo vaak bloot staan. Zeg me toch eens oprecht, zei Russell, hoe lapt go hem dat toch, als ge door al die lui tot verve lens toe belegerd wordt. Wat doet ge en welk mid del wendt ge dan toch wel aan, om u van hen te' ontslaan? O, zei Bismarck, dat is zoo moeilijk niet! 't Is 'n heel eenvoudig kunstje, 'n soort van huismiddel tje; maar niettemin 'n geheim, dat ik u graag wil toevertrouwen. Kijk 't is zoo: Als er iemand bij ine is, die mij met zijn gezanik verveelt, of die mij om allerlei nesten van mijn kostbaren tijd berooft, dan druk ik ongemerkt, althans zoo, dat mijn bezoe ker het niet ziet op het knopje van 'n electri- sche schel, en even later steekt mijn vrouw, wier kamer hier vlak naast is, het hoofd door de deur en roept mij onder het een of ander voorwendsel iets toe, met het gevolg, dat de persoon, die zoolang mijn geduld op de proef gesteld heeft, op eens zijn bic-zen pakt. Nog nauwelijks echter had de kanselier deze laatste woorden gesproken of daar gaat de deur der zijkamer open en vertoont zich het hoofd der onschatbare we derhelft, die op zoetsappigen toon tot haren gemaal zegt: Otto, manlief, denk ert och in 's hemelsnaam aan, dat je je drankje nog niet hebt ingenomen! 't Is hoog tijd, hoor! Op deze onverwachte vertooning keken de twee groote staatslieden elkander onthutst aan, stom van verbazing, maar proestten 't toch ten laatste uit van 't lachen; waarop Russell zei: Met uw verlof, hoogheid, sta mij toe, dat ik uj dadelijk verlaat, opdat ge op uw gemak uw drankje E kunt innemen. COOK'S REISVERHAAL. In het vervolg van zijn reisverhaal in de N. F. Herald vertelt dr. Cook van de keuze der sleden. De tot dusver gebezigde sleden hebben volgens hem maar matig voldaan op pooltochten. Hij gebruikte een houten Yukonsche slede en verbond de onderdeelen met vezels van notenhout en reepen van zeehonden vel. De honden werden naar de wijze der Eskimo's aangespannen, maar het lederen tuig werd vervan gen door een tuig van zeildoek, aangezien de hon-, den als ze honger krijgen het leder kauwen. Van veel belang acht dr. Cook de keuze van een geschikte boot. Zelfs de lichte kayak veroordeelt hij omdat ze meegedragen moet worden. Hij koos een opvouwbare boot van zeildoek, gebruikte de houten deelen aan de sleden en het zeildoek als onderleg ger voor de slaapzakken. Op deze wijze vermeed hij overtollige bagage en had toch de boot elk oogen blik ter beschikking. Het derde belangrijke punt was het voedsel. Daar bij richtte hij zich geheel naar de leefwijze der Eskimo's, die uitsluitend dierlijk voedsel, vleesch ei vet, gebruiken. Zij hebben daarbij zout noch suiker noodig en het koken van het voedsel is evenmin een vereischte voor hen. Voor de dagen, waarop zij niet van de jacht konden leven nam dr. Cook pem- mican mede, samengesteld uit gedroogd vleesch, ge mengd met rozijnen en krenten en een kleine hoe veelheid suiker. Dit mengsel werd samengesmolten met rundervet en bewaard in blikken van zes pond elk. Dit samenstel, een Amerikaansche vinding, heefl meermalen op pooltochten een onderdeel der vóedinj uitgemaakt, maar Cook en zijn beide Eskimo's leef den er uitsluitend van, zoolang er geen wild te schie ten viel. Alleen werd een weinig extra-streeling voor 't verhemelte medegenomen, waarover hij nadere me- dedeelingen 'zal doen in het verhaal van zijn kamp- le\ en. Ongelukkigerwijs was de kromming van den weg hier zeer scherp. En al was Wolf een even voorzichtig als behendig voerman, toch mocht het hem niet ge lukken ook zijn schichtig geworden paarij in bedwang te houden. Zijn wond op het slagveld opgedaan, scheen hem ook wat kracht te hebben ontroofd. Daarbij kwam nog dat de boer niet de minste moeite deed om een botsing te voorkomen, ja het leek wel of hij de razende dieren zooveel mogelijk op hem afzond. Het was voor Wolf volstrekt geen geheim, dat in de gemeente Wolfenstein altijd nog een haat tegen het geslacht Wolfenstein bestond. Zoo kwam het dan dat de beide rijtuigen in het volgende oogen blik tegen elkaar aanbotsten en de as van Wolf's rijtuigje brak, terwijl de houtwagen ln vliegende vaart verder ging. Behendig en zonder zich ln het minst te bezee- rer. was Wolf van het rijtuig gesprongen, terwijl de eveneens behouden op zijn voeten terechtgekomen knecht, dadelijk naar het paard omkeek. Dit dier had ook geen letsel bekomen. Wolf was verbazend uit zijn humeur en zou met groot genoegen den boer met de zweep hebben afgeranseld, maar deze was verdwenen. Goedschiks of kwaadschiks Wolf moest nu den weg - naar Almenrode verder te voet afleggen, en de bedien- 1 de moest met het paard naar Wolfenstein terug. Wolf scheen niet bijzonder veel haast te hebben. Op het slot Almenrode wachtte men wel op hem, maar hij meende met een spotlachje, dat noch de trouwe landjonker, noch diens bekoorlijke dochter weg zouden loopen. Daar de rijweg nogal stoffig was, sloeg hij een voetpad in, dat onder de schaduwrijke boomen ongeveer in gelijke richting met den weg scheen te loopen. De jonge graaf had anders niet veel oog voor de natuur. De manier waarop men hem steeds verwend had, had hem beu gemaakt van alles en zoodoende F ook niet de minste moeite voor de heerlijkheden die de natuur hem bood. Maar van daag had de natuur toch meer invloed op hem dan hU van de eersto lenteboden. Zon de. dat hij het merkte, dwaalde hij van het voetnad af en drong hij dieper het bosch in. Eerst nadat hij geruim» tijdeen verkeerd spoor had gevolgd bleef hij staan en liep hij op goed geluk af dwars door het bosch om den verloren rijweg weer terug te vinden. Eensklaps bleef hij staan. Hij verbeeldde zich een lichte japon van een meisje door 't woud te heb ben zien schemeren. Haastig trad hij nader. Het zachte mos maakte zijn tred onhoorbaar. Opnieuw bleef hij staan; vlak voor hem lag een kleine open vlakte, rondom door boomen afgesloten. Op ongeveer tien pas afstand van hem stond een hooge eikeboom en daaronder zat een jong meisje dat blijkbaar las. De jonge graaf staarde als betoo- verd naar het jonge meisje dat zich in haar lectuur verdiept had. Half steedsch, half landelijk gekleed,, stond dit lieve kind op de grensscheiding tusschen kind en maagd. Haar gestalte deed vermoeden, dat zij de kinderschoenen reeds was ontgroeid. Zoo had de jonge graaf eenige oogenblikken in stille bewondering hel. bekoorlijke schepseltje aanschouwd, toen eens klaps het aanslaan van een hond hem uit zijn over peinzing opschrikte. Een groote hond met lange gele haren en verstandige trouwe oogen, die aan de voe ten van het meisje lag, sprong nu op en liet den vreemdeling zijn tanden zien. Het meisje keek den graaf verschrikt aan, terwijl een lichte blos haar wangen kleurde. „Mijn hemel, ikfluisterde zij, en terstond sprong zij overeind. De graaf boog beleefd. „Ik verzoek u verschoo- nirg, mijnmejnffer," zeide hij aarzelend. Hij had mijn lief kind willen zeggen, maar het meisje had iets in haar houding en manieren, die hem een dergelijke vertrouwelijkheid ontraadde. „Ik heb u zeker in uw aangenaamste droomen gestoord?" Antje, want niemand anders dan de mooie mole naarsdochter was de jonge dame, keek de rijzige, schoone gestalte van den vreemden jongen man nieuwsgierig aan. Onwillekeurig kwam de gedachte bi! haar op, dat zij die donkere oogen vroeger reeds had gezien. „Toch niet," antwoordde zij eindelijk, „ik las slechts een brief." „Des te meer betreur ik het, een onwelkom rust verstoorder te zijn geweest... maar het was heusch mijn schuld niet lieve dame." Antje lachte nu luidkeels. „Maar ik ben geen dame, volstrekt niet.... mijn vader is tnOlenaar Sturm van Almenrode voegde zij ophelderend aan toe. Giaaf Wolf bloosde. Het jonge meisje had iets zoo lieftalligs, dat hij werkelijk meende te doen te heb ben met een meisje uit den beschaafden stand. Toch bleef hij inu in eerbiedige houding en met ontbloot hoofd staan. Hij was anders in den omgang met het vrouwelijk geslacht niet beschroomd, want men had hem overal verwend, maar zonderling, tegenover deze jonge maagd gevoelde hij zich onbeholpen en bedeesd, en liet zelfs zijn gewone wijze van schert sen hem in den steek. Antje, die den brief van Martin ln een couvert wilde sluiten, liet dezen vallen. Galant zocht Wolf hem op en gaf hem aan Antje over. Daarbij had hij onwillekeurig een blik geslagen op het poststem pel en gezien dat iemand die nog in Frankrijk bij de troepen was den brief had verzonden. „Heeft u een broer bij het leger, wanneer ik zoo i onbeleefd mag zijn u iets te vragen, mejuffrouw?" 1 vroeg Wolf na eenige oogenblikken stilte. „En hoe mag ik u noemen?" „Ik heet Antje," zeide het meisje. „Dus juffrouw Antje, is die brief van uw broer?" „Neen, ik heb geen broeder bij het leger," ant woordde zij en onwillekeurig bloosde zij, toen de graaf haar bij haar voornaam noemde, „dat wil zeg gen. Martin is wel mijn pleegbroeder Zij kon het niet verhinderen, dat na deze opmer king een nog dieper blos haar wangen kleurde. „Ah!" zeide Wolf en dreigde het meisje daarbij met den vinger. „Zooals ik u zeide, dan mag ik wel verschooning vragen, dat lk u stoorde. Het zullen bepaald wel vroolijke ontboezemingen zijn die die regelen bevatten." „Toch niet," antwoordde Antje en schudde beslist met het hoofd. „Integendeel, ik ben zeer boos op Martin. Daar schrijft die ondeugende jongen mij, dat hij misschien nog tot Kerstmis in Frankrijk moet blijven." „Ah, dat is leelijk," meende graaf Wolf lachend, „en dat doet u natuurlijk veel leed?" „Och neen," antwoordde Antje schielijk, terwijl zij opnieuw bloosde. „Ik had er mij al zoo over verheugd dat hij spoedig zou terugkomen nu is alle vreug de mij vergald, ik zou den leelijken brief wel kunnen verscheuren." Tegelijk maakte zij een gebaar, alsof zij dit werkelijk dacht te doen, doch behoedzaam t-org zij hem toch in den zak. „Nu de benijdenswaardige wiens komst gij met zulk een ongeduld verwacht, zal wel spoedig komen doch het ligt misschien niet in zijn macht mi reeds naar huis te komen, dat hangt af van het bevel van den overste. Waarschijnlijk moet hij bil de bezettingstroepen blijven." Het jonge meisje schudde driftig het hoofd. „R weet niet, wat dat is," zeide zij haastig, „maar ik weet dat het volstrekt niet aardig is van Martin, 1 mij zoolang te laten wachten. Lieve hemel, wat heb ben wij den geheelen winter om hem in angst ge®6" ten en nu is de oorlog toch geëindigd." Op dat oogenblik scheen zij zich te bezinnen, dat het toch niet behoorlijk was, haar hartsgeheimen zoo maar bloot te leggen voor een haar onbekenden jonge® man. „Maar hoe komt u eigenlijk op onze weide?" „Ja ik ben verdwaald," antwoordde Woif, „ik wilde eigenlijknaar het slot Almenrode, naar den oude® baron en daar „Dan is u nog al aardig afgedwaald," meende het jonge meisje. „U heeft tenminste nog een paar urt gaans af te leggen. Vooreerst moet u eerst onzet molen voorbij en dan eerst voert de weg bergopwaart naar het slot." j „Ach, dat is hoogst onaangenaam," riep Wolf uit „En wanneer ik u verzocht mij den goeden weg u t wijzen?" j „Kom maar mede," zeide Antje schielijk. In be' l volgende oogenblik hem bedeesd aanziende, voegd' zij er aan toe: „Wel is waar is het iets zeer bui; teugewoons.dat men hier een vreemdeling ziet- „Des te meer bewonder ik uw moed, mejuffer, o» zoo geheel alleen u in het dichte bosch te wageu- „O, mij doet niemand kwaad," verzekerde het ot' schuldige kind, „daarbij heb ik ook Sultan nog q n'ij tegelijk streek zij den grooten trouwen ho®J over den kop „ik zou het niemand aanraden f' kwaad te doen, Sultan zou hem helpen. Kijk? S®'j tan? riep zij nu den hond toe. Deze liet een gebrom hooren, dat weinig goeds voorspelde en keek den jongen man dreigend aan. „Ziet u, laat zich reeds hooren," schertste het meisje. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 4