Gemengd Nieuws.
gesprek met enkelen zeiden dezen, dat de drank
een pestgoed was, dit was het algemeene oordeel.
Ook werd de drank de ziel der kermis genoemd. Dus
een pestgoed is de ziel der kermis, de kermis zelf,
zoo redeneerde ik, kon dan toch onmogelijk veel
heteekenen. Het was of men algemeen de waarheid
dezer woorden gevoelde, men zweeg tenminste.
Dat er eenige requesten ter tafel liggen die de
handhaving der kermis op Zondag vragen, het heeft
spr. niet verbaasd. Vorige vergadëring heb ik, zegt
spr., reeds beweerd, dat ik mijn motief van Zondags
ontheiliging veel zwaarder achtte dan de motieven
van den heer Bakker. Ik geloof dat de heer Bakker
zelf heeft gevoeld, dat zijn motieven niet sterk wa
ren, want ik meen nu reeds te bespeuren dat hij
eenigszins bezwijkt voor de requesten die daar ter
tafel liggen.
Van Zondagsontheiliging heb ik gesproken, omdat
wij allen wel weten, dat het gebod Gods is, gedenk
den Sabbath dat gij dien heiligt. Hier komen nu te
genover elkaar te staan het gebod Gods en het ver
langen van vele burgers. Het een eischt Zondagsheili
ging, de burgers vragen kermis.
Wat is nu onze Christenplicht-!
Van den Christen in zijn volle kracht, niet van den
naam-Christen? Dat hy' het gebod van God handhaaft
niet waar, dat hy dit hooger stelt dan het vorlangen
der burgers. Daarom kan ik niet anders dan het voor
stel van den heer Bakker aannemen. Ik acht het ge
bod Gods van meer kracht en waarde dan het verlangen
der bnrgers.
Voorzitter wil nog dit zeggen, dat wat hy in de vori
ge vergadering heeft gezegd, dat hy veel voelt voor de
meening van den heer Bakker en dat doet Spr. nog.
Maar Spr- houdt ook rekening met de belangen der
burgery en als hoofd der gemeente moot hy dat doen.
en als de kermis op Zondag wordt afgeschaft, is het een
schadepost voor de neringdoenden.
Ik voel veel voor het motief van den heer Slot om
de Zondag niet te ontheiligen er dat geschiedt ook als
de kermis wordt gevierd, als laatst op Kalverdyk.
Ik meen evenwel dat als de kermis knap en fatsoen
lijk wordt gevierd er niet zooveel op tegen is dit ook
op Zondag te doen. En het grootste deel der burgerij
viert de kermis gepast en zooals het behoort. Het is
alleen een heel klein deel dat dit niet doet.
De heer Slot: De heeren moeten my goed begrijpen.
Ik minacht niet de belangen der burgers en der ge
meente. Ik hoop ten allen tyde al myn krachten in
te spannen om die te bevorderen. Ik stel alleen hier
het gebod van God hooger dan de belangen der burgerij.
En bovendien zal het nog de vraag zyn of de burgers
schade lijden als de kermis op Zondag niet wordt ge
houden.
Gebeurt dat niet, dan handhaaft men het gebod
Gods, en daartoe moeten wij de burgers leiden. Dan
zullen zij gezegend worden en die zegen moet toch
komen van Boven. En zij zullen, wanneer zij den wil
van den Heer doen, meer kans op zegen hebben, dan
wanneer zij dat niet doen.
In stemming gebracht, wordt het voorstel van den
heer Bakker verworpen. Vóór de heeren Slot en
Bakker, tegen de heeren Bijpost, Zutt, Weel, Borst
en Voorzitter.
Dc heer Bakker informeert of het niet mogelijk is
dat krasser tegen de belhamels op de kermissen wordt
opgetreden.
Voorzitter belooft alles te zullen doen en deelt
mede reeds voor versterking der politie te hebben
gezorgd te Tuitjehorn. Daar is de kermis niet ge
vierd zooals het behoort, maar het ging toch reeds
beter.
De gemeentebegrooting wordt nu behandeld.
De heer Weel vraagt eenige inlichtingen die hem
worden verstrekt en maakt aanmerking op den post
onderhoud begrafenisplaats groot f 100. Spr. noemt
die te hoog.
,'De heer Slot is dit met spr. eens en vraagt of
Pontvuijst, die het onderhoud heeft, dit doet naar
eigen believen of in overleg met Burgemeester en
Wethouders.
Voorzitter zegt dat Pontvuijst dat op eigen houtje
doet. Ook spr. had er al reeds aan gedacht, dat het
snoeien enz. voortaan moest gebeuren in overleg met
B. en W.
De heer Slot acht dit ook beter. Vroeger had de
opzichter der begraafplaats het onderhoud van het
gras en de paden. Maar dat scheen niet best te
gaan. Spr. wil dit gaarne gelooven, dat die man niet
heel geschikt daarvoor was, tenminste hij geeft niet
veel blijk van netheid, als men op den rommel let,
die rondom zijn woonhuis ligt. Spr. zou er voor zijn,
dac die rommel werd verwijderd en dat eens werd
nagegaan of niet een persoon kan worden gevonden,
die gras en paden net houdt, zoodat Pontvuijst alleen
de boomen snoeit. Dit is tweemaal per jaar voldoen
de en dan gelooft spr. wel dat dit besparing in de
uitgaven zal geven.
Algemeen is men hiervoor, en voorzitter zegt on
derzoek toe.
De heer Borst informeert of de gemeente nog
slooten in onderhoud heeft.
Voorzitter zegt, een klein gedeelte der ringsloot,
maar de post die op de begrooting staat: onderhoud
slooten enz., dient voor het schoonmaken van ver
vuilde slooten.
De begrooting wordt goedgekeurd in ontvangst en
uitgaaf tot een bedrag van f 20496.13%, met een
post voor onvoorziene uitgaven van f 596.40%.
Voorzitter deelt mede, dat de post onderhoud
schoolmeubelen f 480 is geraamd, wat hoog is, om
dat het plan is voor 2 lokalen van de school te
Dirkshorn nieuwe banken te laten maken. De gemeen
te-opzichter wilde dit in eens aanbesteden, wat, zoo
dacht hij, besparing zou geven in de kosten.
De heer Borst is omtrent dit laatste van een an
der oordeel. Spr. meent dat daar de gemeente eenige
kleine bazen telt, het juist aan te bevelen is het werk
te splitsen in tweeën, opdat elk zal kunnen inschrij
ven. Het is een winterwerlcje.
De wijze van aanbesteding zal nader worden over
wogen.
De post onderhoud huizen is verhoogd van f 2o0
op f 450 omdat de gemeente-opzichter het noodig
oordeelde dat de serre der dokterswoning werd her
steld, deze lekte enz.
Bij de woning van den heer A. Smit, zoo vertelt
voorzitter verder, is geen regenbak. De bouw- en wo
ningverordening schrijft voor dat er een bak moet
zijn. Bovendien heeft het water dat van het dak van
het huis van Smit afloopt, geen loozing, maar loopt
onder het huis, dat slecht voor het gebouw is. Een
waterloozing zou ongeveer f 40, een bak f 80 kosten,
waarom B. en W. het beter oordeelen een bak te
maken.
Algemeen is men hiervoor, de wijze van aanbeste
ding van al dit werk zal nader worden besproken.
De armenbegrooting wordt goedgekeurd met een
ontvangst van f 1656, een uitgaaf van f 3476, en een
subsidie der gemeente van f 1800, hls sluitpost.
Daar de rondvraag niets oplevert, volgt sluiting der
vergadering.
TWEE STUKRIJDEBS.
Uit de legerplaats bij Oldebroek wordt aan de Zw.
Ct. gemeld, dat twee stukrijders van het treindeta-
chement, die eergistermorgen als bestuurders met
de inkoopwagens uit Eiburg naar de leger
plaats zouden terugkeeren, bleken gedurende den
rusttijd in Eiburg zich zoo bedronken te hebben, dat
zij door woest rijden schrik en gevaar verspreidden,
terwijl zij door den sergeant-begeleider, op het rij
wiel gezeten, niet bijgehouden konden worden, om te
trachten hen tot staan te brengen. Even buiten El-
burg, buiten Altena, liep van den achtersten wagen
een rad, dat in de sloot rolde. De voorste wagen hol
de voort tot aan het station Elburg-Oldebroek, waar
hij werd ingehaald door den sergeant, die nu trachtte
den wagen zelf verder naar het kamp te brengen,
doch daarin door den stukrijder werd verhinderd,
die rechtsom keert maakte en nu weder naar Eiburg
holde, daar groot gevaar opleverde, tot eindelijk de
politie na veel moeite er in slaagde, den man van
den bok te halen en hem te arresteeren. Spoedig
werd nu hulp uit het kamp ontboden om de wagens
inet proviand, dat voor een goed deel over den weg
lag verspreid en eerst weer bijeen moest worden ge
bracht, op te halen.
Dat er voor die manschappen wat op zit, ligt voor
de hand.
ALKMAAR.
Ter gelegenheid van de tweedaagsche tentoonstel
ling, gehouden door de afd. Alkmaar der 1 Iollandsche
Maatschappij van Landbouw, had Donderdag in don
Bergerhout een concours-hippique plaats, benevens een
wedstrijd in ringsteken en sleuteltrekken door dames
en heeren. Voor liet concours waren ingeschreven 34,
voor het ringsteken enz.. 33 deelnemers, een lol nu
toe ongekend aantal. Dank zij1 het bijzonder mooie
herfstweder, waren er een massa menschen van bui
ten naar de tentoonstelling opgetrokken en genoten de
wedstrijden, die opgeluisterd werden door het stede
lijk muziekkorps, een zeer talrijk publiek, waaronder
vele dames in lichte zomertoiletten.
De uitslag is als volgt:
Concours-Hippique
le prijs P. Schilder te Burgerbrug; 2e prijs IJ. W.
Brouwer* te Schellingwoude; 3e prijs P. Focker te
Beemster. Eervolle vermelding: E. Govers te Alkmaar.
Voor het schoonste geheel werd de prijs toegekend
aan J. Met te Heerhugovvaard.
Ringsteken: le prijs J. Kokkes te Schermeer; 2e
prijs G. Buren te Heerhugowaard3e prijs J. Jonk
le Purmerend.
Sleuteltrekken: le prijs mej. N. Korver te Scher-
merhorn; 2e prijs mej. S. Berger te Alkmaar; 3e
prijs mej. G. v. d. Oort te Noordscharwoude.
De prijzen bestonden in kunstvoorwerpen.
Donderdagavond sloot een verlichte gondelvaart op
het Noordhollandsch Kanaal en het afsteken van een
schitterend vuurwerk op het eilandje aan het afge
sneden kanaalvak het feest en daarmede deze goed
geslaagde tentoonstelling.
GEEN INTERPELLATIE.
De Hoefijzer-correspondent van het Handelsblad
schrijft uit 's-Gravenhage, 23 Sept.
Van het aanvankelijke voornemen om een interpel
latie te houden over de zaak KuyperLehmann
Westmeijer is, om meer dan éene reden, afgezien
óok door de sociaal-democraten. De zaak zal echter
vermoedelijk bij de begrooting ter sprake worden
gebracht, dus zonder dat de Regeering er rechtstreeks
in betrokken wordt.
BLOEDVERGIFTIGING.
Een inwoner van Velsen behulpzaam bij het visch-
vervoer te IJmuiden werd Zaterdag door een schol
letje onder den vinger gestoken. Na enkele dagen
zijn hand en arm zoodanig opgezet, dat gisteren inge
roepen geneeskundige hulp ernstige bloedvergiftiging
heeft moeten constateeren, en reeds een gedeelte vin
ger is afgezet.
'N JACHTAVONTUUR.
Begin dezer week begaf zich een burgemeester uit
eene gemeente in de nabijheid van Maastricht, ter
jacht met zijn zoon.
Hoewel de jacht op fazanten nog niet geopend is,
waren de jagers toch zóo op zulk een lekker hapje
belust, dat beiden de verleiding te groot was om
niet op een fazant aan te leggen met het moordend
lood. Twee geweren werden in de houding van vaar
dig gebracht, er knalde een schot, en... de fazant
viel dood uit de lucht.
En de burgemeester liep toen, zoo hard als zijne
beenen 't gedoogden, naar het smakelijk boutje en
siak den fazant in den wildzak.
Doch op hetzelfde oogenblik kwam eerst het hoofd
en daarna het heele lichaam van den onbezoldigden
rijksveldwachter Schils te Limmel uit het struikgewas
te voorschijn. De jagers stonden beiden perplex, en
hun werd duidelijk aan het verstand gebracht, dat
do fazanten nog tot de verboden lekkernijen behoo-
ren. Ongaarne gaf de burgemeeser het wild af: zelfs
bood hij ernstigen tegenstand.
De zoon des burgemeesters werd geverbaliseerd we
gens het schieten van en de burgervader zelf wegens
het vervoeren van een fazant in gesloten jachttijd.
Tegen dezen laatste werd bovendien nog proces-ver-
i baai opgemaakt, omdat hij weigerde zijne jachtacte
j te vertoonen: „Ik ben hoofd der politie, dien moet
ge maar gelooven," zeide hij.
Dat intusschen een hoofd van politie zich in deze
jachtkwestie anders had behooren te gedragen, zal
hem eerlang wel duidelijk worden gemaakt.
I KRABBENDAM.
j Daar het lioofd der bijzondere school te Krabben-
l dam is opgeroepen Ier vervulling zijner militaire dienst-
plichten, neemt het afgetreden hoofd der school, de
heer OlLhoff, de betrekking voer dien tijd waar.
j ONDANK IS 'S WERELDS LOON.
Twee dienaren van de heilige Hermandad in een
gemeente nabij Dordrecht worden overvallen door 'n
stortbui en zoeken een schuilplaats in de nabijheid
van een winkel. Evenwel, deze biedt slechts weinig
beschutting en de hevige slagregen dreigt onze rust
bewaarders doornat te maken.
Een winkelier, begaan met de politiemannen, noo-
digt hen binnen en biedt hun een droge schuilplaats
in zijn winkel. Dankbaar maken zij gaarne gebruik
van 't aanbod en haasten zich naar binnen.
Onze mannen, vol dienstijver, nemen de gelegen
heid waar, maten en gewichten te inspecteeren. He
laas, de vriendelijke winkelman heeft vergeten, ter
juister tijd naar den ijkmeester te gaan. Plicht ge
biedt, proces-verbaal volgt en de gastvrijheid zal wor
den beloond met een boete en een berisping van
der; kantonrechter.
MOORD BIJ KOERANGE.
Uit Hoogeveen wordt aan de Zw. Ct. gemeld, dat
bij de eerste huiszoeking bij den zoon Klaas in de
lade van het kabinet tusschen de kleeren gevonden
is een zakboekje, waarin aanteekeningen van den
vader over den verkoop van schapen. Ook stond in
het boekje, waaruit eenige bladzijden waren ge
scheurd, de handteekening van den vermoorden
schaapherder Jan Winters. Over de herkomst ge
vraagd, kon Klaas geen inlichtingen geven.
EEN TORPEDO-BOOT OPGEPIKT.
Tc Vlaar<lingen is Woensdagmiddag binnen geko
men de logger VI. 51, sluurman F. Bakker, welk schip
Dinsdagmorgen j.1. op 52 gr. 28 N.B. 3 gr. 50 O.L.
met een defect roer bad aangetroffen de Zweedsche
torpedoboot „Ilvalen". Overeengekomen werd dat de
VI. 51 genoemde torpedoboot naar Hoek van Holland
zou sleepcn en dat het sleeploon door het Zeerecht zou
worden uitgemaakt. Des avonds te 7 uur bereikte men
het vuurschip en een uur later kwam men den luite
nant van de „Hvalen", die op de VI. 51 was overge
gaan, halen. Vóórdat deze den logger verliet, trachtte
hij nog met den schipper onderling tot een prijs voor
het sleepen te komen, doch dit werd van de hand
gewezen. Daar de overeenkomst inzake het sleeploon
nog niet onderteekend was, vroeg de schipper den
luitenant deze te teekenen, doch dit werd geweigerd.
Daar het mooi weer was, heeft men toen waarschijn
lijk des nachts het roer gemaakt, want Woensdagmor
gen toen de VI. 51 het Zwe:edsc,he schip verder wilde
sleepen, brak? de tros en ging de „Hvalen" Nveder i
zee in, geen notitie van den logger meer nemende.
De VI. 51 kwam naar Vlaardingen om protest aan
te teekenen tegen deze handelwijze.
Van andere zijde meldt men:
De sleepboot Vischploeg heeft gisteren te IJmui
den binnengebracht de Zweedsche onderzeeboot Hva
len met ontredderd roer. In IJmuiden wordt dit her
steld. De boot (groot model) had de reis gemaakt
van Fiume en was 53 dagen onderweg.
Namens de reederij te Vlaardingen is gisteren ge
tracht beslag te leggen op de onderzeeboot, hetgeen
niet is gelukt. De kapitein der boot en de Zweedsche
vice-consul zijn naar Den Haag vertrokken om het
advies in te winnen van den Zweedschen gezant.
Nader meldt men uit IJmuiden aan de N. R. Ct.:
Donderdagmiddag kwam te IJmuiden mr. Tideman,
advocaat te Bloemendaal, om namens de reederij van
den Vlaardinger logger Alida Adriana, kapitein Bek-
ker, reeder P. van Gelder, beslag te leggen op de
boot Hvalen. De avokaat beweert, dat de onderzee-
schc boot nog geen oorlogsschip is en dat de com
mandant moedwillig den sleeptros, waarmee de log
ger de onderzeesche boot op sleeptouw had gehad,
heeft gekapt. De commandant verjoeg den advocaat
en den deurwaarder van het schip en vertrok onmid
dellijk met den vice-consul van hier naar 's-Graven
hage om aan het ministerie (het Zweedsche gezant
schap?) een oplossing te krijgen.
Mr. Tideman heeft zich later met een uitvoerig tele
gram tot den minister van Buitenlandsche Zaken ge
wend, waarin hij, na mededeeling van de toedracht
der zaak, bericht, dat hem later is gebleken dat
Hvalen inderdaad een Zweedsch oorlogsschip is en
een pas heeft om in Nederlandsche havens te ko
men.
Mr. Tideman heeft daarop den commandant zijn
verontschuldigingen aangeboden, die wel persoonlij^
werden aanvaard, doch niet voor de Zweedsche natie
Het bezoek van den commandant aan den gezant
zal dan ook zijn om zijn beklag in te dienen.
VREESELIJKE DOOD.
Donderdagochtend had te Holten het dienstmeisje
van den heer H. J. Wanslnk, genaamd Geertruida
KI. Horstman op zolder van de bakkerij eenige werk.
zaamheden te verrichten. Door een noodlottig toeval
kwam ze in aanraking met den door stoomkracht ge.
dreven broodkneder, waardoor ze in minder dan geen
tijd verminkt en gedood werd, zoodat toegesneld^
huli niets mocht baten.
GEEN CHOLERA MEER.
Reuter seint uit Brussel: Het Staatsblad deelt
mede dat, nu de cholera in Nederland als geweken
kan worden beschouwd, de voorzorgsmaatregelen toe-
gepast op goederen uit dat land afkomstig, van heden
af niet meer noodig worden geacht.
VOOR DEN WINTER.
Het Burgerlijk Armbestuur te Finsterwold (Gr.)
laat thans bij de landbouwers aldaar eene lijst circu-
leeren, om daarop te teekenen voor het laten uitzoe
ken van erwten en boonen. Het wil de werkloozen in I
den aanstaanden winter aan den arbeid stellen met
het uitzoeken van peulvruchten, beuoodigd voor den
zaai of voor den handel, en zal de helft van het loon
betalen; de andere helft komt dan voor rekening van
de landbouwers.
EEN BISMARCK-ANECDOTE.
Terwijl lord Russell op zekeren dag zich in het
kabinet van Bismarck bevond, met wien hij in een
warm gesprek gewikkeld was, kwam men toevallig te
praten over de vele lastige lui, aan wier gezeur de
staatslieden zoo vaak bloot staan.
Zeg me toch eens oprecht, zei Russell, hoe lapt
go hem dat toch, als ge door al die lui tot verve
lens toe belegerd wordt. Wat doet ge en welk mid
del wendt ge dan toch wel aan, om u van hen te'
ontslaan?
O, zei Bismarck, dat is zoo moeilijk niet! 't Is
'n heel eenvoudig kunstje, 'n soort van huismiddel
tje; maar niettemin 'n geheim, dat ik u graag wil
toevertrouwen. Kijk 't is zoo: Als er iemand bij ine
is, die mij met zijn gezanik verveelt, of die mij om
allerlei nesten van mijn kostbaren tijd berooft, dan
druk ik ongemerkt, althans zoo, dat mijn bezoe
ker het niet ziet op het knopje van 'n electri-
sche schel, en even later steekt mijn vrouw, wier
kamer hier vlak naast is, het hoofd door de deur en
roept mij onder het een of ander voorwendsel iets
toe, met het gevolg, dat de persoon, die zoolang
mijn geduld op de proef gesteld heeft, op eens zijn
bic-zen pakt.
Nog nauwelijks echter had de kanselier deze laatste
woorden gesproken of daar gaat de deur der zijkamer
open en vertoont zich het hoofd der onschatbare we
derhelft, die op zoetsappigen toon tot haren gemaal
zegt:
Otto, manlief, denk ert och in 's hemelsnaam
aan, dat je je drankje nog niet hebt ingenomen! 't
Is hoog tijd, hoor!
Op deze onverwachte vertooning keken de twee
groote staatslieden elkander onthutst aan, stom van
verbazing, maar proestten 't toch ten laatste uit van
't lachen; waarop Russell zei:
Met uw verlof, hoogheid, sta mij toe, dat ik uj
dadelijk verlaat, opdat ge op uw gemak uw drankje E
kunt innemen.
COOK'S REISVERHAAL.
In het vervolg van zijn reisverhaal in de N. F.
Herald vertelt dr. Cook van de keuze der sleden.
De tot dusver gebezigde sleden hebben volgens hem
maar matig voldaan op pooltochten. Hij gebruikte een
houten Yukonsche slede en verbond de onderdeelen
met vezels van notenhout en reepen van zeehonden
vel. De honden werden naar de wijze der Eskimo's
aangespannen, maar het lederen tuig werd vervan
gen door een tuig van zeildoek, aangezien de hon-,
den als ze honger krijgen het leder kauwen.
Van veel belang acht dr. Cook de keuze van een
geschikte boot. Zelfs de lichte kayak veroordeelt hij
omdat ze meegedragen moet worden. Hij koos een
opvouwbare boot van zeildoek, gebruikte de houten
deelen aan de sleden en het zeildoek als onderleg
ger voor de slaapzakken. Op deze wijze vermeed hij
overtollige bagage en had toch de boot elk oogen
blik ter beschikking.
Het derde belangrijke punt was het voedsel. Daar
bij richtte hij zich geheel naar de leefwijze der
Eskimo's, die uitsluitend dierlijk voedsel, vleesch ei
vet, gebruiken. Zij hebben daarbij zout noch suiker
noodig en het koken van het voedsel is evenmin
een vereischte voor hen. Voor de dagen, waarop zij
niet van de jacht konden leven nam dr. Cook pem-
mican mede, samengesteld uit gedroogd vleesch, ge
mengd met rozijnen en krenten en een kleine hoe
veelheid suiker. Dit mengsel werd samengesmolten
met rundervet en bewaard in blikken van zes pond
elk. Dit samenstel, een Amerikaansche vinding, heefl
meermalen op pooltochten een onderdeel der vóedinj
uitgemaakt, maar Cook en zijn beide Eskimo's leef
den er uitsluitend van, zoolang er geen wild te schie
ten viel. Alleen werd een weinig extra-streeling voor
't verhemelte medegenomen, waarover hij nadere me-
dedeelingen 'zal doen in het verhaal van zijn kamp-
le\ en.
Ongelukkigerwijs was de kromming van den weg hier
zeer scherp. En al was Wolf een even voorzichtig
als behendig voerman, toch mocht het hem niet ge
lukken ook zijn schichtig geworden paarij in bedwang
te houden. Zijn wond op het slagveld opgedaan,
scheen hem ook wat kracht te hebben ontroofd.
Daarbij kwam nog dat de boer niet de minste moeite
deed om een botsing te voorkomen, ja het leek wel
of hij de razende dieren zooveel mogelijk op hem
afzond. Het was voor Wolf volstrekt geen geheim,
dat in de gemeente Wolfenstein altijd nog een haat
tegen het geslacht Wolfenstein bestond. Zoo kwam
het dan dat de beide rijtuigen in het volgende oogen
blik tegen elkaar aanbotsten en de as van Wolf's
rijtuigje brak, terwijl de houtwagen ln vliegende
vaart verder ging.
Behendig en zonder zich ln het minst te bezee-
rer. was Wolf van het rijtuig gesprongen, terwijl de
eveneens behouden op zijn voeten terechtgekomen
knecht, dadelijk naar het paard omkeek. Dit dier had
ook geen letsel bekomen. Wolf was verbazend uit
zijn humeur en zou met groot genoegen den boer
met de zweep hebben afgeranseld, maar deze was
verdwenen.
Goedschiks of kwaadschiks Wolf moest nu den weg -
naar Almenrode verder te voet afleggen, en de bedien- 1
de moest met het paard naar Wolfenstein terug.
Wolf scheen niet bijzonder veel haast te hebben.
Op het slot Almenrode wachtte men wel op hem,
maar hij meende met een spotlachje, dat noch de
trouwe landjonker, noch diens bekoorlijke dochter
weg zouden loopen. Daar de rijweg nogal stoffig was,
sloeg hij een voetpad in, dat onder de schaduwrijke
boomen ongeveer in gelijke richting met den weg
scheen te loopen.
De jonge graaf had anders niet veel oog voor de
natuur. De manier waarop men hem steeds verwend
had, had hem beu gemaakt van alles en zoodoende
F ook niet de minste moeite voor de
heerlijkheden die de natuur hem bood. Maar van
daag had de natuur toch meer invloed op hem dan
hU van de eersto lenteboden. Zon
de. dat hij het merkte, dwaalde hij van het voetnad
af en drong hij dieper het bosch in. Eerst nadat hij
geruim» tijdeen verkeerd spoor had gevolgd bleef
hij staan en liep hij op goed geluk af dwars door
het bosch om den verloren rijweg weer terug te
vinden. Eensklaps bleef hij staan. Hij verbeeldde zich
een lichte japon van een meisje door 't woud te heb
ben zien schemeren. Haastig trad hij nader. Het
zachte mos maakte zijn tred onhoorbaar.
Opnieuw bleef hij staan; vlak voor hem lag een
kleine open vlakte, rondom door boomen afgesloten.
Op ongeveer tien pas afstand van hem stond een
hooge eikeboom en daaronder zat een jong meisje
dat blijkbaar las. De jonge graaf staarde als betoo-
verd naar het jonge meisje dat zich in haar lectuur
verdiept had. Half steedsch, half landelijk gekleed,,
stond dit lieve kind op de grensscheiding tusschen
kind en maagd. Haar gestalte deed vermoeden, dat zij
de kinderschoenen reeds was ontgroeid. Zoo had de
jonge graaf eenige oogenblikken in stille bewondering
hel. bekoorlijke schepseltje aanschouwd, toen eens
klaps het aanslaan van een hond hem uit zijn over
peinzing opschrikte. Een groote hond met lange gele
haren en verstandige trouwe oogen, die aan de voe
ten van het meisje lag, sprong nu op en liet den
vreemdeling zijn tanden zien.
Het meisje keek den graaf verschrikt aan, terwijl
een lichte blos haar wangen kleurde.
„Mijn hemel, ikfluisterde zij, en terstond
sprong zij overeind.
De graaf boog beleefd. „Ik verzoek u verschoo-
nirg, mijnmejnffer," zeide hij aarzelend. Hij
had mijn lief kind willen zeggen, maar het meisje
had iets in haar houding en manieren, die hem een
dergelijke vertrouwelijkheid ontraadde. „Ik heb u
zeker in uw aangenaamste droomen gestoord?"
Antje, want niemand anders dan de mooie mole
naarsdochter was de jonge dame, keek de rijzige,
schoone gestalte van den vreemden jongen man
nieuwsgierig aan. Onwillekeurig kwam de gedachte
bi! haar op, dat zij die donkere oogen vroeger reeds
had gezien. „Toch niet," antwoordde zij eindelijk, „ik
las slechts een brief."
„Des te meer betreur ik het, een onwelkom rust
verstoorder te zijn geweest... maar het was heusch
mijn schuld niet lieve dame."
Antje lachte nu luidkeels. „Maar ik ben geen dame,
volstrekt niet.... mijn vader is tnOlenaar Sturm van
Almenrode voegde zij ophelderend aan toe.
Giaaf Wolf bloosde. Het jonge meisje had iets zoo
lieftalligs, dat hij werkelijk meende te doen te heb
ben met een meisje uit den beschaafden stand. Toch
bleef hij inu in eerbiedige houding en met ontbloot
hoofd staan. Hij was anders in den omgang met
het vrouwelijk geslacht niet beschroomd, want men
had hem overal verwend, maar zonderling, tegenover
deze jonge maagd gevoelde hij zich onbeholpen en
bedeesd, en liet zelfs zijn gewone wijze van schert
sen hem in den steek.
Antje, die den brief van Martin ln een couvert
wilde sluiten, liet dezen vallen. Galant zocht Wolf
hem op en gaf hem aan Antje over. Daarbij had
hij onwillekeurig een blik geslagen op het poststem
pel en gezien dat iemand die nog in Frankrijk bij
de troepen was den brief had verzonden.
„Heeft u een broer bij het leger, wanneer ik zoo
i onbeleefd mag zijn u iets te vragen, mejuffrouw?"
1 vroeg Wolf na eenige oogenblikken stilte. „En hoe
mag ik u noemen?"
„Ik heet Antje," zeide het meisje.
„Dus juffrouw Antje, is die brief van uw broer?"
„Neen, ik heb geen broeder bij het leger," ant
woordde zij en onwillekeurig bloosde zij, toen de
graaf haar bij haar voornaam noemde, „dat wil zeg
gen. Martin is wel mijn pleegbroeder
Zij kon het niet verhinderen, dat na deze opmer
king een nog dieper blos haar wangen kleurde.
„Ah!" zeide Wolf en dreigde het meisje daarbij
met den vinger. „Zooals ik u zeide, dan mag ik wel
verschooning vragen, dat lk u stoorde. Het zullen
bepaald wel vroolijke ontboezemingen zijn die die
regelen bevatten."
„Toch niet," antwoordde Antje en schudde beslist
met het hoofd. „Integendeel, ik ben zeer boos op
Martin. Daar schrijft die ondeugende jongen mij, dat
hij misschien nog tot Kerstmis in Frankrijk moet
blijven."
„Ah, dat is leelijk," meende graaf Wolf lachend,
„en dat doet u natuurlijk veel leed?"
„Och neen," antwoordde Antje schielijk, terwijl zij
opnieuw bloosde. „Ik had er mij al zoo over verheugd
dat hij spoedig zou terugkomen nu is alle vreug
de mij vergald, ik zou den leelijken brief wel kunnen
verscheuren." Tegelijk maakte zij een gebaar, alsof
zij dit werkelijk dacht te doen, doch behoedzaam
t-org zij hem toch in den zak.
„Nu de benijdenswaardige wiens komst gij met
zulk een ongeduld verwacht, zal wel spoedig komen
doch het ligt misschien niet in zijn macht mi
reeds naar huis te komen, dat hangt af van het
bevel van den overste. Waarschijnlijk moet hij bil
de bezettingstroepen blijven."
Het jonge meisje schudde driftig het hoofd. „R
weet niet, wat dat is," zeide zij haastig, „maar ik
weet dat het volstrekt niet aardig is van Martin,
1 mij zoolang te laten wachten. Lieve hemel, wat heb
ben wij den geheelen winter om hem in angst ge®6"
ten en nu is de oorlog toch geëindigd." Op dat
oogenblik scheen zij zich te bezinnen, dat het toch
niet behoorlijk was, haar hartsgeheimen zoo maar
bloot te leggen voor een haar onbekenden jonge®
man. „Maar hoe komt u eigenlijk op onze weide?"
„Ja ik ben verdwaald," antwoordde Woif, „ik wilde
eigenlijknaar het slot Almenrode, naar den oude®
baron en daar
„Dan is u nog al aardig afgedwaald," meende het
jonge meisje. „U heeft tenminste nog een paar urt
gaans af te leggen. Vooreerst moet u eerst onzet
molen voorbij en dan eerst voert de weg bergopwaart
naar het slot."
j „Ach, dat is hoogst onaangenaam," riep Wolf uit
„En wanneer ik u verzocht mij den goeden weg u
t wijzen?"
j „Kom maar mede," zeide Antje schielijk. In be'
l volgende oogenblik hem bedeesd aanziende, voegd'
zij er aan toe: „Wel is waar is het iets zeer bui;
teugewoons.dat men hier een vreemdeling ziet-
„Des te meer bewonder ik uw moed, mejuffer, o»
zoo geheel alleen u in het dichte bosch te wageu-
„O, mij doet niemand kwaad," verzekerde het ot'
schuldige kind, „daarbij heb ik ook Sultan nog q
n'ij tegelijk streek zij den grooten trouwen ho®J
over den kop „ik zou het niemand aanraden f'
kwaad te doen, Sultan zou hem helpen. Kijk? S®'j
tan? riep zij nu den hond toe. Deze liet een
gebrom hooren, dat weinig goeds voorspelde en
keek den jongen man dreigend aan. „Ziet u,
laat zich reeds hooren," schertste het meisje.
Wordt vervolgd.