Toch onschuldig.
Woensdag 10 November 1901).
5Bste Jaargang. No. 4605.
J flM
Bureau SCHAGEN, Laan O 4.
Uitgevers s Co,
f
Van het Haagsche Binnenhof-
Binnenlandsch Nieuws.
Roman van Hoeker,
ga bs
AdiertcntiE-
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag-, Woensdag-,
Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9
ure worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
luiere. Teleplinen Mo. 20.
raBKxawwsiiiV. aauaa
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.26: iedere regel meer 6 Cent.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Vil nummer beslaat uit een blad
Zitting van Dinsdag 9 November 1909.
Het Parlement, gereed om de groote wintercam-
pagne, de periode, welke aan één stuk door tot
Kerstmis zal duren en, wil men inderdaad den krachI-
toer vertoonen van op 21 December klaar te zijn, dit
maal heel-buitengewone inspanning zal vorderen, in
te gaan.
Do Kamer. heel anders nu in de verspreide
zittinkjes, welke sinds den vermaarden September-Dins-
dag in 1909 vooraf gingen. Handdrukken, vertolkend,
door extra-innigheid, iiet besef van langen tijd, des
des ochtends, des middags en ook soms des avonds
broederlijk het leed te moeten dragen, verknocht aan
't in minimum van tijd moeten afdoen van de Begroo
tingen c.a...... [Een pogen, dat telken jare geweldiger
inspanning kostte en waarvan men zich met verklaar
bare ongerustheid afvraagt, of 't ook thans lukken zal....
Er zijn gunstige factorenhet vermoedelijk onbeduidende
en sneller dan anders verloopende van het Indische
debat, schoon de komst van den heer Colijn, die
heden-middag de eeden aflegde en zitting nam, oen
streep is door de rekening van hen, die zich ditmaal
van de Indische Begrooting iets voorstelden, dat in
enkele uren. hoogstens een paar dagen, zou afloopen....
Laten we ons van verdere pragnose onthoudenin
lijdzaamheid en berusting verbeiden wat, tot Kerst, de
loop der parlementaire zaken zal te zien en te hooren
geven...
In dezie, ook op parlements-gebied wondere dagen,
is eigenlijk elke gissing, voorspelling gevaarlijk. :t Is
nu de tijd der verrassingen....
Eikend moet worden, dat president Van Bylandt be-
;int met de schroef op fiksche manier aan të draaien.
,Ve beginnen van morgen of 's ochtends tien uur, ver
gaderen ook des Maandags, en als 't moet (en de
droeve noodzakelijkheid zél zich voordoenmoeten ook
ook eenige avondjes en Zaterdagen offeren. Toen de
Voorzitter op dit laatste zinspeelde, steeg er een soort
van goedmoedig gemopper uit de vergadering op... Doch
de beminnelijk-gcniststellende glimlach van Praeses goot
olie op de lichtelijk-onstuimig geworden golven....
Men weet. de Tweede Kamer is nu eenmaal spot
ziek-sceptisch van aard. Toen de heer Van Bylandt
dan ook verwees naar de bepaling in het nieuwe R.
v. O., die voor een Lid, dat ten twééden male over
hetzelfde onderwerp 't woord wil voeren, de toestem
ming der Kamer vordert, grijnsde er een soort van
„sneer" uit de bijeenkomst onzer hoogmogende heeren.
...„Komt toch niks van!" zou zeker-iemand hebben
uitgeroepen. En wijlen Van Kerkwijk zou zich, met
een nijdigen zwaai hebben afgewend....
Over dezen eersten, merkwaardigen middag dande
eerste zitting van de Kcrstcainpagnc-1909.
Laten we al-aanstonds constateeren dat de stemming
der Kamer zoo genoegelijk, zoo kalm, zoo vreedzaam
was als de warmste en ineesl-trouwhartige vriend van
broederLijk-saamwerken 't slechts kan wcnschen. Waar
om ik dit speciaal aanstip, zal dadelijk nader blijken..
De heer Colijn, dan, was geïnstalleerd. Terwijl hij
de zuiverings-eeden bezwoer, stonden de heeren Van
Twist en Roodhuyzen, als een soort van paranymphen,
vlak bij hem.... Eerstgenoemde in plechtig-spiedende
houding tusschen kersverschen-collega, en balustrade
de tweede in lossiger. dies bevalliger pose.
De heer CoLijn is een figuur van het aangenaam-
hoffelijke Indische type. Vroolijk-joviaal gezicht, van
in de tropen gebruinde trekken. De gelukwenschen zij
ner confraters beantwoordend met allersierlijkste bui
gingen. Iemand, van wien ge, naar het uiterlijke, niet
zeggen zoudt dat hij waar 't moet zoo vinnig
van zich weet „af te spreken".... In zijn keurig gekleed-
toilet, eigenlijk „geknipt", om zoo-dadelijk achter de
groene tafel plaats te nemen.... Den heer Malefijt, tot
diens verlichting en blijdschap, af te lossen... Zelfs nu
reeds....
Koeren wij tot den parlementairen middag van 9
November terug.
Dat de heer Ruys de Beerenbrouck, afgevaardigde
voor het kiesdistrict Gulpen, niet is toegelatendat
hem, met 3936, het „dignus est intrare" werd ge
weigerd, 't is kenmerkend! En wat aan die stem
ming toonend weer welk oen geduchte vijand speci
aal voor de Rechterzijde het „spijbelen" en lui-zijn van
sommige leden is! voorafging, verdient belangstel
ling.
Want hier heeft men o.a. het merkwaardig schoitw-
i spel gezien, dat xle heer mr. Troelstra, het hoofd der
soc.-cïemocratische Kamer-fractie, stond terwijl, na
het uur van vieren, liet electrisch licht do zaal reeds
bestraalde op het spreekgestoelte en de stelling dat
men, hetgeen in een Koninklijk besluit is voorgeschre
ven behoort te eerbiedigen, te gehoorzamen, met gloed
en met kracht verdedigde tegenover.... den heer De
Savorntn Lohman
Niet zonder ireden zei ik zooeven dat 't wondere
tijden zijn, die wij beleven...
De zaak, waar 't hier om ging, is bekend genoeg.
Bij de verkiezing van den heer Ruys de Beerenbrouck,
te Gulpen, was een zeker getal stemkaarten, dat niet
voldeed aan de eischen der wet. Moest men daarom
de verkiezing van den heer Ruys nietig verklaren
Neen, - zei de meerderheid der C. v. R. (en
de heer Van Veen verdedigde die conclusie met bij
zondere „taaiheid", in eiken zin van dat begrip)
want gij hebt slechts te vragen: kon de zaak werkelijk
op den uitslag invloed hebben?... En hij citeert de
autoriteit van Kalbfleisch, die zooals mr. Limburg
i 't ironisch zei „de vriendelijkheid had om aan te
nemen, dat de nietigheid slechts mag worden uitge
sproken als er werkelijk invloed op den uitslag is uit
geoefend.
Dus: moet de verkiezing van jhr. mr. Ruys al of
niet geannuleerd?
Ja!, roept mr. Limburg uit, want art. 89 der
Kieswet zoudt ge anders schenden. Dat artikel bevat
een imperatief voorschrift. En voegt hij eraan toe
wij die hier zitten ais rechters dat zijn we,
oordeelend over geloofsbrieven!, wij, Kamerleden,
kunnen hier „sine ira" vonnis vellen. We zijn in rus
tige, vriendelijke, vreedzame stemming. Gelijk auto
riteiten op het gebied der wetsuitlegging dat eischen
in zulk geval
I De heer Limburg had gelijk. De Kamer was won
derbaar-kalm van humeur,
j Toelaten of niet?
Neen!... riep de heer Jannink uit. Tegen den eisch
j van art. 89 der Kieswet mag niet worden gehandeld.
1 Ik stel dus, ais amendement, voor: den heer
Ruys niet toe te laten.
En ook de heer Roodhuyzen, in een nu eens
niet-humoristisch, zelfs ietwat-somber speechje,
was van die opinie. Hij waarschuwde tegen „verslap
ping"... Zinspeelde op wat in Amsterdam, bij een
zich vergissend stembureau inzake-Sleef was voorge
vallen... De Kamer moet zich tegen zulke dingen
schrap stellen.
Maar nu mr. Troelstra, die de conclusie der min
derheid verdedigde, de Regeering uit te noodigen
een onderzoek in te stellen naar hetgeen hij de ver-
kiezing-Ruys is voorgevallen. Zeker, hij staat, wat
het „streng-juridische" betreft, aan de zijde der
Jannink's. Maar niet d i t geeft bij mr. T. den doorslag
Hij heeft in zekeren zin, evenals de heer Schaper,
„maling aan de juristerij". Stelt de macht, het souve-
rein gezag der Kamer hoog genoeg om zich niet druk
te maken over de vraag, of art. 89 al of niet in
de verdrukking komt. Maar de knoeierijen, het machts
misbruik, etc. waarvan gewaagd is, en dat der Ka
mer noch door Regeering noch door brochures van
Ruysianen voldoende werd opgehelderd...? De Ka
mer kan, ja, doch mag (aldus mr. Troel
stra's betoog) in deze niet beslissen. Moet „meer
licht" hebben.
De heer Limburg heeft zich met nadruk van deze
strooming afgescheiden. Gezegd: laat gij het juridi
sche bezwaar los, dan moet gij den hèer Ruys toela
ten
De heer Troelstra, beseffend dat de Kamer
slechts voor het juridisch, niet voor het andere be
zwaar zou zwichten, had de handige taktiek om zich
tot het bereiken van zijn doel met hartstocht
te werpen op het „non possumus" der trouwe vrien
den van art. 89 der Kieswet.
De rechten daarvan hoog te houden gelijk
straks aangestipt tegenover den heer Lohman,
die de inderdaad vreemd-lijkende leer verkondigde,
dat waar de wet „speelruimte" van beslissing over
laat aan regeling bij maatregel van algemeen bestuur,
men zoo'n beetje de hand zou kunnen lichten met
het stiptelijk opvolgen van wat die maatregel, dat
Koninklijk besluit, dan voorschrijft. „Had ik zulk
een leer verkondigd" riep mr. Troelstra uit
„hoe de heer Lohman mij op de vingers zou hebben
getikt!
En ditmaal was de Kamer blijkbaar op de hand
van den zeer bezadigd en kalm sprekenden afgevaar-
digde Troelstra.
I Op deze wijze voegde mr. Limburg er nog aan
toe zoudt ge ten slotte wel een „kiestop
het stemkaartje kunnen zetten... 't Is paradoxaal,
overdreven, doch in principe is 't waar.
De Kamer is meegegaan met hen, die tegen „ver
slapping" in de naleving der kieswet willen waken.
Waren de Rechtsche broeders trouwer opgekomen,
het amendement-Jannink had ondanks den steun
van een De Visser, een Arts, een Van Nispen, uit
Nijmegen, en nog anderen van Rechts de veilige
kust allicht niet bereikt.
Na sommige ervaringen der jongste tijden is het
votum der Kamer, op 9 Nov. 1909 uitgebracht, verblij
dend. Het pittige woord van een J. Limburg heeft
tot den uitslag stellig hijgedragen. Ook de wensch, bij
sommigen levend, om een „wenkje" te geven in Lim-
burgsche richting?Onbegrijpelijk ware 't aller
minst!
Morgen 10 uur Indische Begrooting. Minister Male
fijt. wierp al enkele bezorgde blikjes naar de dikke
portefeuille, rustend op 't fauteuiltje- naast hem, ter
groene tafel
Mr. ANTONIO.
St. Pankras.
Dc hoer K. Duif Cz. is herbenoemd als Nolabel
der Ned. Ilerv. Gemeente.
TREURIG.
Twee kinderen van den heer A. Haring te Koe
gras welke de R. K. school te '1 Zand bezoeken, keer
den Maandagavond niet uit school terug. Den geil ce
len avond en nacht werd zoekende doorgebracht, doch
vruchteloos, althans Dinsdagmorgen waren zij nog niet
terecht.
Naar jncn vermoedt zijn zij al spelende in 't Noord-
Hollandscli Kanaal geraakt en verdronken.
DOODGESLAGEN DOOR EEN PAARD.
Te Lekkerkerk is de 16-jarige zoon van H. in den
I stal door een der paarden zoo hevig geslagen, dat
i de dood bijna onmiddellijk intrad.
DE STAATSLOTERIJ,
j De Amsterdamsehe briefschrijver van de Prov. Gron.
Ct. klaagt over de misbruiken, die zich bij de Staats-
loterij voordoen. „Collecteurs en debitanten van de
j loten dezer staatsinstelling", zegt hij, „voeren hun
bedrijf zonder eenige controle. Van de loten, die zij
voor den verkoop in handen krijgen, leveren zij
slechts een klein gedeelte af aan het groote publiek,
een ander deel verschaffen ze, vermoedelijk niet zon
der premie, aan trouwe klanten en begunstigden,
de rest houden ze in eigen handen. Daarmede spelen
ze zelf in de eerste vier klassen der loterij. Valt
er een prijs op, dan is dat meegenomen; worden de
loten niet uitgeloot, zoo brengen ze deze, tegen dat
de vijfde klasse gaat trekken, aan den man, maken
er den vollen verkoopprijs van en blijven dus, hoe
men de zaak bekijkt, steeds aan de winnende hand,
al hebben ze geen kans op de f 30.000, de f 50.000
of de f 100.000,"
Naar aanleiding hiervan schrijft de Zutph. Ct.:
„Wij hebben wel meer gehoord dat deze misbruiken
in vroeger jaren voorkwamen, en dat er door gunste
lingen, buiten de collecteurs om, een levendige handel
gedreven werd in loten zoolang de 5e klas nog niet
aan het trekken was. Daar is indertijd een eind aan
gemaakt. Als 't kwaad nu langs dezen weg terugkeert
dan wordt 't heusch tijd, daar eens krachtig tegen
op te treden."
SCHIP GESTRAND.
Benoorden de Noordpier te IJmuiden is Maandag
nacht een schip gestrand. Het is een zeilschip, de
tweemastgaffelschoeher Ida, van Zweden naar Rot
terdam, geladen met granietsteen. Het schip had
noodschoten gegeven, die met vuurpijlen van de kust
wacht werden beantwoord. Op 1900 meter henoorden
de noordpier, halfweg Wijk aan Zee, zit het schip
met den kop naar het zuiden, hoog op het strand,
oogenschijnlijk nog geheel gaaf en met gestreken zei
len. De lichtbundels van den oostelijken vuurtoren
belichtten in de diepe duisternis het vaartuig. Spoe
dig waren ter plaatse de leden van de plaatselijke red
dingscommissie. Op de vraag of de bemanning het
schip wilde verlaten, werd geantwoord: neen. De be
manning bestaat uit 5 koppen, levensgevaar is er
voor hen niet, doch het zal groote moeite kosten
het schip vlot te krijgen.
Nader meldt men nog:
Ofschoon de bemanning van de Ida door de red
dingboot geholpen wilde zijn, weigerde kapitein Back
man het schip te verlaten. Daarop bleven ook de
manschappen. Om éen uur, met hoog water, zal door
vijf sleepbooten: Ceylon, Hercules, Assistent, Visch-
ploeg en Visschershaven getracht worden het schip
vlot te sleepen. Gelukt dat niet, dan zal met toe
stemming van den kapitein, de reddingboot, die ge
reed staat, het volk afhalen.
De kapitein was in de meening bij de Maas te
zijn en liep daardoor met volle zeilen op het strand.
Het schip is afkomstig van Salvesborg.
Van Dinsdagmiddag:
Tevergeefs hebben vier sleepbooten gepoogd den
gestranden gafelschoener Ida met hoogwater vlot te
trekken. Daarop zijn de pogingen gestaakt, omdat
de bodem van het schip gebroken is. De equipage is
gered met medeneming van journaal en kooigoede-
ren. Schip en lading zijn als verloren te beschou
wen.
i Met het middagtij was er veel zeegang en harde
Westenwind, dientengevolge is het gestrande scheepje
Ida hooger opgeraakt en in ongunstiger positie ge
komen; de zee liep er geregeld over heen.
DE MOORI) IN HET KOElvANG Eli VELD.
In den nacht van 2 op 3 September is in het Koe-
kangerveld de vreeselijke drievoudige moord gepleegd
en nog steeds tast men in het duister rond bij de
vraag wie de bedrijver of bedrijvers *van die daad
zijn geweest. De beide zonen van den verslagen Bak
ker, Klaas en Roelof, zijn reeds sedert 20 Septem
ber in voorloopige hechtenis, welke in 't laatst van
October met 30 dagen werd verlengd. De instructie
duurt inmiddels voort.
Tal van getuigen zijn gehoord, waardoor men tal
van aanwijzingen meent verkregen te hebben. Wat
daarvan waar is, valt moeilijk te zeggen, daar justi
tie en politie zooals steeds in dergelijke gevallen het
grootst mogelijke stilzwijgen bewaren. Uit den lan
gen duur der instructie kan intusschen wel worden op
gemaakt, dat men nog steeds naar de waarheid blijft
zoeken.
Inmiddels is in de buurt, waar de misdaad is ge
pleegd, de publieke opinie gunstiger gestemd gewor
den ten aanzien van éen der verdachten, Roelof Bak
ker. Diens vrouw is met haar vader herhaaldelijk te
Assen geweest. Zij maakt een zeer gunstigen indruk
en verzekert pertinent, dat haar man des avonds de
deur niet uit is geweest. Beiden zijn Vrijdag nog
in het paleis van justitie geweest, zijn gehoord, wer-
Feuilleton.
26.
Graaf Wolf maakte zich dikwijls bezorgd over zijn
oudsten zoon. Wel had deze een zeer benijdenswaar
dige toekomst, als de bezitter van hét uitgebreide ma-
joraatsgoed. Maar het was juist de zorg, dat zijn
zoon nooit het majoraat zou erven, die hem zoo
veel kwelling en leed bereidde. Want gebeurde dat
biet, dan was het met zijn lieveling gedaan. De ca
paciteiten van Wolf als diplomaat waren niet zeer
Pariteiten van Wolf als diplomaat waren niet groot en
't traktement lang niet toereikend om hem een schitte-
geleid. Graaf Wolf huiverde bij de gedachte dat zijn
eerstgeborene misschien gebrek en ellende zou moe
ten verduren. Hij moest dus voor dezen jongen zor
gen op een wijze dat dit niet kon gebeuren.
De oude graaf meende alreeds een uitweg te heb
ben gevonden. Nog altijd had hij zijn hoop gevestigd
°P een huwelijk van Wolf met Angelika van Almen-
rode. Dat deze het reeds eens was met zijn jongsten
z°on, en zich een zonnigen droom van liefde en geluk
dacht naast Erich, was den ouden, ziekelijken man
geheel ontgaan. En bovendien bezat hij reeds half en
balf de toezegging, van den ouden baron van Almen-
f°de, die natuurlijk ook van zijn kant gaarne zag
öa-t zijn eenigste dochter zulk een rijke partij deed
els Wolf van Wolfensteln. Angelika kon bovendien be-
halve het vermogen van haar vader, ook nog erven
®6n kapitaal van eenige millioenen van haar tante. Eni
h het bezit van zulk een vrouw bleef Wolf voor alki
ampen gevrijwaard en hij kon tot zijn dood een schit-
erend en benijd leven lijden, zelfs al werd hem een-
Waal het majoraat betwist.
Z°° was het dan ook bij den ouden graaf een be-
;st feit geworden, dat Wolf met Angelika van Al-
0Q.Ilr0(ie zou trouwen en dat moest spoedig gebeuren
k. want de zieke man voelde heel goed, dat zijn
njje naderde.
dat ^.arom zond de oude graaf aan zijn zoon de tijding
dan op Wolfenstein komen moest en vier weken
r°a waa Wolf op het slot zijner vaderen.
HOOFDSTUK XX.
Ofschoon de graaf zeer blijde was zijn zoon, die er
nu zooveel flinker en mannelijker uitzag, weer thuis
te hebben, vermeed de zoon het toch om met zijn
vader alleen te zijn. Hij vreesde het, dat het tusschen
hen beiden tot een verklaring zou komen en hij
trachtte dit, zoo lang mogelijk uit te stellen.
Wolf was wel iemand, die zich gemakkelijk liet met
sleepen of overhalen, om iets dwaas of bijzonders te
doen, maar hij was niet iemand die op zichzelf kon l
staan, niet een man van de daad.
En nu hij bovendien tot de bekentenis was geko
men, dat 't trouwen van Antje, den stomsten streek
was, dien hij ooit had uitgehaald, had hij heelemaal
den moed niet meer om openhartig zijn vader te be
kennen wat hij had gedaan.
Nu hij weer thuis was en de rij zijner voorvaderen
in de portretzaal aanschouwde, al die ernstige gezich
ten in hun rijke kleederdracht, dan besefte hij eerst
goed, wat hij gedaan en misdaan had. Het was een
beleediging van al die mannen en vrouwen daar, die
den roem hadden uitgemaakt van een eeuwenoud ge
slacht. Geen druppel bloed van onedele of burgeraf-
komst had sedert vele eeuwen gestroomd in de ade
ren der Wolfensteiners. Alleen hij, een dwazen, zinne-
lijken hartstocht volgend, liad zoo iets vreeselijks ge
daan en een eenvoudige molenaarsdochter tot zijn
vrouw gemaakt. Hoe haatte hij zichzelf om dezen
ondoordachten stap. Hij had zijn brein al afgetobd
met het zoeken naar een uitweg, zonder evenwel dien
uitweg te kunnen vinden.
Maar het baatte Irem al heel weinig al trachtte hij
een alleen-zijn met zijn vader te ontloopen. Toen de
majoraatsheer zijn zoon weer een paar dagen onder
het ouderlijk dak had, ontbood hij hem op een mor
gen bij zich in de ziekenkamer.
Beschroomd trad graaf Wolf op zijn vader toe.
Hij kuste hem de hand en bleef wachten, wat deze
tot hem zou zeggen. Hij begreep evenwel heel goed
wat het volgende oogenblik hem zou brengen.
Je ziet mijn jongen, dat ik zeer oud en zwak ben
geworden," zoo begon de oude graaf, nadat hij zich
in zijn ziekenstoel wat overeind had getobd en zijn
zoon gewenkt had tegenover hem plaats te nemen.
Ik voel het, dat mijn dagen geteld zijn spoe
dig zal er een Wolfensteiner meer in den grafkelder
"Too moogt u niet spreken, vader," riep Wolf
maar zijn vader verzocht hem te zwijgen. „Neen mijn
beste jongen, daaraan valt niet meer te twijfelen.
Eerlijk gezegd heb ik genoeg van het leven... het
heeft mij veel misrekening gebracht, meer mijn zoon,
dan gij wel kunt denken. Ik heb behoefte aan rust
en slaap... én ik denk en hoop, dat dit alles niet
lang meer op zich zal laten wachten."
„Maar dat is de zaak niet waarover ik met je
wilde praten," zoo ging hij na een kort stilzwijgen
voort, „het is voor alle dingen noodig, dat wij eens
over jouw toekomst spreken," Hij bemerkte niet het
verbleeken van het gelaat van zijn zoon en ook niet
het zenuwachtig trillen van diens lippen. De oude
man ging op g^jaagden toon voort: „Ons vermogen
is niet meer zoo groot als vroeger, ik ben altoos een
zeer vrijgevig man geweest, nietwaar Wolf, en gij
hebt er goed slag van gehad om een vorstelijk ver
mogen klein te krijgen. Stil maar, je behoeft je
daarover tegen mij niet te verontschuldigen. Ik maak
er je geen verwijt van, ik ben toen ik jong was,
ook vroolijlc geweest en heb je dus ook een vroolijk
en ongebonden leven gegund. Maar je bent nu over
de eerste jongelingsjaren heen, en ik dacht dat die
wilde geneugten je nu langzamerhand moesten tegen
staan, Je moet nu trouwen, beste Wolf. Je weet reeds
welk een bekoorlijke bruid ik voor je heb uitgezocht.
Haar vader is het reeds met mij eens, het zou mij
dus zeer aangenaam zijn, wanneer je wildet trouwen,
nog voor de herfst in het land gekomen was."
Wolf beet zich de lippen aan het bloeden. Nu was
Immers het oogenblik gekomen, dat hij moest spre
ken. Hij was het aan zijn eer verschuldigd, om den
hem blind vertrouwenden vader niet langer iii arge-
looze onwetendheid te laten. Maar zonderling, hij
vond geen woorden. Eenige malen haalde hij diep
adem, kuchte als zat hem iets in de keel, maar hij
bracht het niet verder en toen hij merkte dat zijn
vader hem verbaasd aankeek, sloeg hij de oogen
neer, en werd gloeiend rood.
„Neen, maak geen tegenwerpingen," zoo ging de
majoraatsheer goedhartig voort, die het angstig zwij
gen van zijn zoon verkeerd uitlegde. „Ik kan mij
dat zoo al denken, wat ge hebt mee te deelen. Je
zoudt nog wel eenige jaartjes den jongeheer willen
uithangen. Maar beste jongen," voegde hij er met
een bitter lachje aan toe: „men is als gehuwd man
dikwijls nog meer verlaten, dan men als Jongeling
ooit is geweest ik hoop dat het leven u het tegen
deel mag brengen en het huwelijksgeluk u goedgun
stig zij."
Hij zuchtte diep en streek met de hand over het
klamme voorhoofd. „Kortom beste Wolf, ik wensch
en verlang van je, dat je mijn wil, dien ik je reeds
voor jaar en dag heb kenbaar gemaakt, zult opvolgen
en dezer dagen de schoone Angelika om haar hand
zult vragen."
„Het is mij onmogelijk, lieve vader, om mij naar
uw wil te schikken," antwoordde Wolf, diep ademha
lend, terwijl hij het vermeed, om zijn vader aan te
kijken.
Deze zette groote oogen op. „En waarom niet, als
ik u vragen mag," vroeg hij merkbaar koeler.
„Omdat omdat," stamelde de jonge graaf en
zweeg toen weer. Hij had willen zeggen, „omdat ik
reeds getrouwd ben," en daarmee had hij een einde
willen maken aan al de onrust, die in hem kookte,
maar die weinige woorden wilden hem niet over de
lippen. Hij schaamde zich al te zeer tegenover zijn
vader, om den naam te noemen van het eenvoudige,
burgerlijke molenaarskind.
„Omdat omdat herhaaldehij en bleef op
nieuw steken.
„Je zult wel zoo goed zijn Wolf, om te bedenken,
dat het mijn uitdrukkelijke wensch is, dien ik je zoo
even heb meegedeeld," antwoordde de majoraatsheer
scherp en beslist. „Noem mij éen reden die belang
rijk en van beteekenis is en die u zou beletten om
Angelika van Almenrode te huwen ik zal die on
derzoeken en onder alle omstandigheden erkennen,
maar ik haat alle laffe uitvluchten. Jij bent mijn eerst
geborene, en de majoraatserfgenaam van Wolfenstein,
jij kunt je dus het allerminst onttrekken aan de ver
plichting om te huwen en voor een nakomelingschap
te zorgen."
Dat alles was de jonge graaf volkomen met zijp va
der eens. Hoeveel spijt had hij niet reeds van den
door hem gedanen stap. Waarom had hij niet kun
nen huwen eene dier vele trotsche Italiaansche vrou
wen, met wie hij zoo dikwijls had gedanst en geco-
quetteerd. Wat moest een huwelijk met zulk een trot
sche schoone heel Iets anders zijn geweest, dan die
zoogenaamde idylle met dat eenvoudige molenaars
kind. Hoe spoedig was die droom voorbij geweest.
Nu was het lang gevreesde oogenblik gekomen en
hij durfde zijn vader de waarheid niet mee te deelen.
Minder dan qoit wilde het. hem gelukken, den bij hem
aandringenden majoraatsheer zuiveren wijn te schen
ken.
Wordt vervolgd.