Aliticsi Niens- Adïertfiiiie- Berijmde Briefen fan Jaap, Zaterdag 13 November 1909. 53ste .Jaargang. No. 4(>()7. 4. EERSTE BLAi*. Ingezonden. Van het llaagsche Binnenhof'. Bin n en lan dscl 1 Ni en ws. I)it blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag-, Woensdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Bjj inzending tot 's morgens 9 ure worden AL) VERTEN TIEN in het oerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau SCHAGEüj Laatrs Interc. Telephonn No. 20. Uitgevers Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADVERTENTTEN van l tot 5 regels f 0 25: iedere regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaai uil drie bladen i Mijnheer de RedacteurI Verzoeke beleefd plaatsing voor 't onderstaande: Toen ik een dezer dagen per rijwiel uit de richting Haringhuizen te Barsingerhorn aankwam, en juist de kromming van den weg gepasseerd was, trok een groot bord met 't opschrift: „Verboden voor motorrijtuigen en rijwielen'' mijn aandacht. Aanvankelijk wilde ik afstappen, mecnende dat de geheele weg door Barsingerhorn „verboden" was, doch van voorbijgangers vernam ik dat bedoeld verbod van toepassing was, op 't langs do huizen aangelegde straatje, i Ik wil hier niet uitwijden over 't al dan niet noodzaké- j lijk zijn van dusdanig verbod, wel weet ik dat deze maatregel voor vele wielrijders en voornamelijk voor j menschen die een fiets ter wille van hun bedrijf noo- dig hebben, van groot ongerief is. Dat men voor een paar weken terug, wanneer de grintweg smerig was (zooals daar meestal) op 't straatje kon' rijden, was voor de fietsers een waar genot. Door voormeld verbod zien zij zich genoodzaakt, op dien meestal vuilen, ja somtijds voor een wielrijder onrijdbaren weg voort te trappen om toch 't doel hun ner reis te bereiken. Een mij bekend wielrijder, met wien ik hierover sprak, deelde mij mede dat door Burgemeester en Wet houders van Barsingerhorn, voor een klein smal gedeelte van 't voormelde straatje vergunning tot het berijden van dit gedeelte kon worden verleend. Ik begreep welk straatgedeelte werd bedoeldv doch acht 't mijn plicht hier openlijk te verklaren, dat dit gedeelte waarvoor door B. en W;. van vorenstaand verbod ontheffing kan worden verleend, onvoldoende is. Vooreerst is bedoeld gedeelte op sommige plaatsen zeer smal, hier en daar een kuil, voorzien van een riooldeksel, en vooral 's avonds van dit straatgedeelte •ebruik makende, ook al heeft men helder licht aan t rijwiel, is met 't oog op je eigen veiligheid, 't van groot belang, de meest mogelijke voorzichtigheid in acht te nemen. Er is derhalve, zoo de toestand op heden is, voor fietsers die Barsingerhorn doortrekken, niet veel aan lokkend s aan. Wat ik echter te Barsingerhorn dikwijLs heb bemerkt M. de R. en dit in verband met bovenstaande hier wensch mede te deelen. is dit: Op het nu voor de wielrijders te Barsingerhorn ver boden straatje, heb ik meermalen karren zien voort bewegen of stonden groote wagens stil, die 't geheele straatje in beslag namen. Zoo ook te holhorn waar het bovenstaand verbod van toepassing is, gebracht, iets wat m.i. op laatstge noemde plaats te begrijpen is. Ook daar rijden voertuigen en meer dan eens heb ik geconstateerd, dat werklieden daar ter plaatse met een vervoermiddeL stil stonden, zoodat de geheelea straat werd versperd, en een voetganger moeite had zijn weg ongehinderd te kunnen vervolgen. 1 Nu vraag ik M. de R., is zooiets wel geoorloofd? En vindt u 't niet bespottelijk dat de vele wielrijders [die door Barsingerhorn trekken, zoo aan banden wor den gelegd? Men zal waarschijnlijk tegen dit schrijven aanvoeren, dat bovenstaand verbod in die gemeente, met 't oog op de veiligheid van 't verkeer, is van toepassing ge bracht. Best, bij voorbaat wil ik echter even opmerken, dat in die jaren toen een fietser van de straat gébruik kon maken, er weinig of geen ongelukken aan de schuld der wielrijders te danken, zijn voorgevallen. Schrij ver dezes, en meerdere wielrijders met hem, hoopt dat dit schrijven, de bevoegde autoriteiten te Barsin gerhorn aanleiding geeft, om in de noodzakelijke be hoefte van een goed rijwielpad te Barsingerhorn te voorzien. U. Mijnheer de Bedactcur dankend voor de verleende Plaatsruimte, teeken ik. Hoogachtend, Een Wielrijder. die als boerenknecht in Hollands Noorderkwartier is gaan dienen, aan zijn broer Klaas, die in de Zaanstreek gebleven is. o— LXXI. Als de winter is in 't land En de kachel vroolijk brandt, Kunt ge 's avonds bij ons vinden Soms veel menschen, buren, vrinden, Gijsbuur, Gertbuur, Dominee Met een ouderling of twee, Burgemeester, Secretaris En een makelaar, die gaar Is. Dan bespreekt men lang en breed Alle dingen, die men weet En ook niet weet, zij beslissen Of ze nimmer zich vergissen, Critiseeren boek en krant, Kerk en school ln stad en land, Zich bewust, dat aan hun spreken, 't Wel en wee hangt dezer streken. Allen zijn het eens, hierin Dat al d'andren naar hun zin Allemachies veel mankeeren, Ieder wou wel eens regeeren Om te toonen, hoe het was Als 't al draaide om zijn as. i Laat ik j© vertellen even Wat zo zoo ten beste geven. Dominé is 't eerst aan '1 woord, Dat is ook, zooals 't behoort, Hij zegt, dat de boel zoo veeg staat Omdat men de kerken leeg Laat, 's Zondags geeft een goeje preek Steun en troost voor heel de week. Maar ons volk schept meer genoegen Bij 't biljartspel in de kroegen. Wen 't, voor scherping van den geest 't Humoristisch album leest En meer van die flauwe dingen Amen, zeggen d' Ouderlingen. Burgemeester schraapt zijn keel Anders zegt de man niet veel Maar een Dominé en zuchten Mag hij hooren, zien noch luchten, En hij zegt: „och! 't geeft geen steek Al hou j' eiken dag een preek, Jullie invloed is versleten Niemand wil meer van je weten." „Is dat ook een Christendom? Eerst vertel jelui alom Dat de Bijbel al z'n leven, Door de menschen is geschreven, En, wijl menschen feilbaar zijn, Aldus redeneert ge fijn, Is dat boek om zoo te spreken Vol van feilen en gebreken, Als ge dit al hebt gezegd Wordt het nog eens uitgelegd Tegenstrijdigheid bewezen En een dwaasheid voorgelezen -Ieder, die zco'n rede hoort Hecht niet meer aan 't Bijbelwoord, En ge kunt het boek der boeken, Vrucht loos bij de menschen zoeken Zoo vermoordt ge, dag aan dag Met den Bijbel, het gezag, Dit is, ook in onze streken Nu al zonneklaar gebleken: Vroeger was er geen gepraat Ooit in een Gemeenteraad Burgemeesters gingen denken En de Raad kon 't jawoord schenken. Nu spreekt ieder Raadslid mee; Dal is jou schuld, Dominé h... Het gezag h ebt gij gekneveld En der menschen brein beneveld, Let eens, op hetgeen ik zeg: „Burgemeesters loopen weg „Perplex, met gebakken peren „Zitten dan de bruske heeren'".... Burgemeester zwoegt er van En hij zwijgt, de waarde man. „Nou, zoo is 't'.' zegt: Secretaris, Maar, do makelaar, die gaar is, Pikt ook nog een vorkje mee En verdedigt Dominé: „Neen, de kweekers dier parmanten „Zijn die stomme, lamme kranten, Ieder Raadslid toont zijn vlag Enkel om het Raadsverslag. -- Kijk eens naar den Raad van Schagen: Ieder spreekt met welbehagen Lang en breed om niemendal, En, zoo gaat het overal Ik zou zoo'n vergaad'ring sluiten, ,,'k Joeg die krantenlui naar buiten „Als ik Burgemeester waar".... Zegt de gare makelaar: ,,'k Zou den leden doen gevoelen: „Sluit gerust je groote sm,..., „Want, er komt geen krantenheer „Die je onzin opschrijft meer." Zonder praten, zonder schrijven Zou ik Burgemeester blijven." Dominé spreekt aan het end: ('t Is een goed slag van een vent) „Kind'ren: 't zwaard blijv' in de schecde, „Laat ons allen gaan in vrede!" d' Ouderlingen hebben slaap Net zoo goed als jou broer Jaap, Tijs- en Gertbuur zeggen „Amen! 'k Wensch je wel te rusten samen!" J A A P. ge'ijk hij is, en die bovendien mag men niet wijze, waarop hij zijne denkbeelden ontvouwt, weet te verzuimen erbij te voegen veel meer en beter op matigen, dan zal zijn woord stellig gezag krijgen in de hoogte is van Indische aangelegenheden dan men de Kamer. De minister beseft gelijk gezegd - dat 1 vermoe(1<le- de toestanden op bet gebied der suiker-industrie verre i 1 egenover de woorden door dr. Bos op zacht-ver- j van goed zijn; ook wel dat „vrijmaking" der cultuur j baasden en door mr. Troelstra op fel-sarcastischen of j ideaal mag wezen, doch hij stelt de vraag: Is de j verontwaardigden toon tot hem gericht: „Hoe waagt inlander rijp voor zelfregeering?"De vraag op gij 't, waar een reus noodig is om van het vele, J zichzelf reeds toont aan, hoe mild en ruim de denk- j voor Indië noodig, iets van beteekenis tot stand te beelden zijn van dezen bewindsman tegenover brengen, aan de groene tafel plaats te nemen, gij, de quaestie der ontwikkeling van Insulinde tot zelf- leek?"... Tegenover die taal zegt de minister, kalm standigheid en meerdere welvaart Tusschen Idenburg en bescheiden: „Ik zal mijne volle kracht, al mijn en Malefijt blijkt hechte homogeniteit te bestaan en ijver geven om, in samenwerking met mijn adviseurs, het samenwerken dezer beide mannen kan voor Indië j voor Indië nuttig te zijn." En de Kamer kreeg den goede resultaten hebben. Die overtuiging is thans in diepen indruk dat de bewindsman, die daar sprak, de Kamer gevestigd, en de houding der sociaal-demo- trouw en eerlijk vertolkte wat er in zijn hart om- craten beefc duidelijk getoond, dat zij de gevoelens ging. Daarmee is natuurlijk niet gezegd, dat thans een welke zij voor den minister Idenburg koesterden op man van groote gaven of beteekenis ons koloniaal den minister Malefijt hebben overgedragen! leidt, doch het vertrouwen in de kennis en in de j Mr ANTONIO toewijding van dezen minister is zeer beduidend ver- sterkt. 0 De hulde, door mr. Troelstra den heer Malefijt ge- j TT •f I"". bracht, gold in het bijzonder diens uitlating over de HiGl SIC lYctmGÏ*. verhouding der Regeering tegenover de Zending. Ge- lijk men weet was reeds beweerd, -- op grond van .en,, 111 woelige atmosfeer van bet Parie wat in de Memorie van Antwoord voorkomt, dat to ls. ,een wa*"f verkwikking om weer eens te de minister Malefijt bezig was zijne christelijke begin- ®n ras"g-statigen dampkring der sena- selen als „oude plunje" te gaan beschouwen. Na 's ar°u Bchimmelpenninck van der Oye is de ministers rede zal niemand iets dergelijks durven vol- n ^a'1 allst0^ratlsch-militair regime in het hand- houden! Kracht, warmte van rotsvaste, eerlijke over- .'Jer ®lscael) van etiquette en decorum. Een tuiging gingen van den heer Malefijt uit toen hij, Don .U1 ge 10est kuchje doet Z. Exc. de wenkbrau wen fronsen; zachtkens-gonzend gemompel doet zijne rechterhand bewegen in de richting van het hamer tje... Slechts ten aanzien van het grijze „enfant ter rible" der Eerste Kamer, mr. Van der Biesen, heeft de voorzitter het hopelooze van het geval ingezien. De „Wagestert van den Senaat" bromt, pruttelt, in- derdag-ochtend zei: „Ik blijf wie ik mijn gansche le ven geweest ben. Christen en minister zijn bij mij eenMaar tegenover de 30 millioen Mohamme danen in Indië zal ik, minister van Koloniën, geen agressieve houding aannemen! Dat heeft met mijne christelijke beginselen niets te maken!" En ook: ÖC1CU B1CLO tc JilÜJxCll 1U li UU1V fömimTVö A. 1 1- V,, 1U „Van wat er in de stukken staat omtrent dit punt vr..u e.T s 00^ zlc^ aan &een decorumGe- zoowel als waarover ook, neem ik de volle verant- s van ae vermanend-scherpe blikken, die woordelijkheid op mij!" Dat was de flinke taal van pgioQaeSeS-generaal op hem werpt. Zooals gezegd: ho- een karaktervol man, en van dat oogenblik af werd M. geva de heer Malefijt in veler oogen een gansch andere. z0" er tegenkanting is het wetsontwerp aan- De quaestie der benoeming van den minister Iden- f, e,n tegen 14 stemmen) waarbij tegen, burg tot Gouv.-Generaal is slechts terloops aangeroerd „,.uur l ,®n va.er,' voor het buiten echt geboren Mr. Troelstra heeft toegezegd, er bij de algemeene <^men a ïe-actie kan worden ingesteld; tevens Den Haag, 12 Nov. 't Is met de algemeene beraadslaging over de In dische Begrooting voor 1910 dit jaar anders gegaan dan de meesten verwachtten! Dat het debat snel zou verloopen, veel sneller dan in de laatste jaren, lag voor de hand. De echte „specialiteiten" waren ui» de zaal der Vertegenwoordiging verdwenen! De man, die anders het grootste deel der „Indische ge- dach ten wisseling" vulde, de volijverige en onver- tsaagd, urenlang speechende heer Van Kol, de. Juni-storm van 1909 had hem van de parlementaire vlakte gevaagd. In een der loges boven 't presidiaal bureau woonde hij het Indisch debat bij. En men kon 't beseffen, hoeveel zelfbedwang 't den onstuimigen Rienzi moet gekost hebben, om daar als passief toe schouwer te vertoeven...! Ook dr. Van Deventer be hoort tot de „slachtoffers" der jongste verkiezingen, en ook hij had den lust niet kunnen weerstaan om dit parlementair debat-zonder-specialiteiten te komen beluisteren. Aan de groene tafel een bewindsman, die kort ge leden tot veler verbazing de portefeuille van Koloniën uit de handen van een Idenburg had durven overne men; bekwaam, ijverig, geacht en trouw strijder voor de anti-revolutionnaire beginselen, paladijn van dr. Kuyper, jaren-achtereen burgervader in een landelijke Utrechtsche gemeente, en nu: plots minister van Koloniën! Denkend aan de wijze, waarop sommigen dezen minister zouden begroeten bij de behandeling van zijne allereerste begrooting, bekroop u onwillekeu rig een gevoel van deernis, temeer daar de heer De Waal Malefijt nooit eenig vertoon van kracht of parlementaire strijdvaardigheid had gegeven. Welnu, gelijk reeds opgemerkt, 't is gansch anders geloopen! De algemeene beraadslaging over de Indische Begrooting is wonderbaar snel afgeloo- pen. In zoover kwam de „pragnose", straks genoemd, uit. Woensdag-ochtend ving zij aan en Donderdagmid dag was zij afgeloopen. Maar de groote „surprise" is, dat de nieuwe be windsman verbazend is meegevallen, en dat nie mand van de honderd „beschreven vaderen" dat een oogenblik zal betwisten. Zoozeer zelfs, dat de heer T°oe"stra, die den minister tamelijk fel en onmeedoo- gend te-lijf was gegaan, zich gedrongen gevoelde hem een oprecht woord van hulde te brengen. beschouwingen over de Staatsbegrooting op te zullen terugkomen. Die beraadslaging wordt, dit jaar, de „pièce de résistance" van alles en nog wat!... De liefhebbers voor een tribune-plaatsje beginne* reeds te dringen „Groote lijnen" bevatte minister Malefijt's re* Hij was verstandig genoeg om zich ten aanzien de belangrijkste vraagstukken op het gebied der k niale politiek te refereeren aan de rede, het vo jaar door den minister Idenburg gehouden. Noode- loos-repeteeren of pronken met andermans-veeren iigt niet in den aard van dezen bewindsman. Overigens toonde hij gelijk gezegd wel degelijk van de Indische zaken op de hoogte te zijn. Of hij kracht zal hebben om een of meer van de groote quaestiën (irrigatie-werken, onderwijs, etc.) tot oplossing te brengen dient men af te wachten. Ten aanzien van de rechtspositie der vreemde Oosterlingen was de heer Malefijt zeer stellig en bemoedigend in zijn be lofte. Ook blijkt hij te beseffen, van hoeveel betee- 1 kenis voor Insulinde de z.g. Chineezen-quaestie is, i door den heer Hugenholtz ter sprake gebracht. De zonen en dochteren van „het ontwakend China" hebben'reden zich te beklagen over de positie, die zij in onze Oost innemen, speciaal ook wat rechtspraak betreft. De minister Malefijt zegt: „Een Nederlandsch onderdaan van Chineeschen bloede staat m. i. vol komen gelijk met een Nederlandsch onderdaan van I Hollandschen stam." Daarmee is, duidelijk en klaar, de richting aangegeven, welke hij wil volgen. Verras- send-flink was Z. Exe. ook waar hij de „ontvoogding van Indië" als zijn ideaal erkende, en er niet on aardig bijvoegde: „Als de Kamer dan begint met zich te beperken tot de groote zaken, en het verdere aan het Indisch bestuur zelf overlaat, dan komen we al vast een stapje verder!..." Zooveel slagvaardigheid en „durf" had men niet achter dezen oud-burgemeester gezocht! Over Atjeh was de minister het zwakst. Dat we er „op den goeden weg" zijn, schoon „het einddoel nog niet is bereikt", ziïdaar een „dooddoener", uit ontelbare monden van ministers, specialiteiten, offi eieren etc. sinds tientallen van jaren vernomen. Maar troost en vergoeding voor deze banaliteit schonk de minister door zijne toezegging, den heer Thomson ge daan, dat het rapport-Liefrinck over Atjeh in zijn geheel zal worden gepubliceerd. Verschillende afge vaardigden hadden, op grond van dat rapport, gewe zen op den nog zoo onbevredigenden toestand, in Atjeh heerschende. Men zal nu kunnen oordeelen, met de onopgesmukte of verbloemde waarheid voor zich Een sympathieken indruk maakte ook het sobere, waarmee de minister zich aansloot (kon hij trouwens anders?!) bij de overigens smakelooze hulde door den heer Boogaert aan generaal Van Heutsz gebracht. De heer Boogaerdt, iemand, die de Kamer tot wanhoop brengt door eindelooze speeches, opgedreund in brommenden klaagtoon, wemelend van herhalingen en gelardeerd met de dolste beeldspraak, hij had generaal Van Heutsz een „krans van laurierbladen" om de slapen willen winden, wat mr. Troelstra een „culinarischen smaak in den mond" bracht en tevens een versje van Heine, waarin sprake is van een belauwerden zwijnskopDit laatste was min- vergoeding van kosten over zekeren termijn geboorte voor de moeder. Minister isr~« *o. uet bewijs op ver- «.ent onze wet dat niet in onderschei dene gevallen, bijv. om iets te noemen waar een dokter zijne patiënte, in bewusteloozen toestand verkeerend, misbruikt Klemmend was ook het betoog van den minister, waar deze zei: Gij vreest uitlokking van onzedelijk heid van dit ontwerp? Maar de waarachtig-eerbare vrouw zal inderdaad niet door dergelijk „lokaas" wor den verleid, en der veile deerne, die chantage wil plegen, zal men de deur wijzen. Vollen nadruk legde mr. Nelissen erop, dat men hier slechts te doen heeft met alimentatie, stoffelijken steun, door den vader te verstrekken en allerminst met eene eerste schre de op den weg naar gelijkstelling van 't wettige met het niet-wettigè kind. Het canonieke Recht huldigde dit stelsel reeds. Paus Clemens III verbood - in den jare 1109, het huwelijk, na den dood der gade, van een man met diens concubine, maar gelastte dat de natuurlijke vader voor de kinderen, uit die verhou ding gesproten, zou zorgen. Van „aantasting der hoog heid van het huwelijk" is dus geen sprake. De twee- drieduizend „natuurlijke" kinderen die jaarlijks in Nederland worden geboren, worden voor een zeer aanzienlijk deel prooi van vroegtijdigen dood, van ellende en van misdaad. Tegen dat euvel is nu een maatregel goedgekeurd, waarvan de praktijk zal moeten leeren of hij inderdaad aan de verwachting beantwoordt, o. a. aan verschillende „wilde huwelij ken" een eind zal maken door het doen-vlechten van den echtelijken band en de erkenning, der kinderen. Minister Nelissen's kranige en overtuigende rede heeft er zeker toe bijgedragen om sommige „weifelaars" naar zijn kant te doen komen. Dat men niet volko men gerust was op den uitslag, bleek o. a. uit het verschijnen van diverse Parlementsleden ter gereser veerde tribune toen het besliss,;..d moment naderde... Het Sabang-ontwerp, de verbetering der haven van Semarang en de lotsverbetering voor de ambtenaren bij post- en telegrafie vereischten geen hoofdelijke stemming. Bij laatstgenoemd ontwerp verklaarde mi nister Regout dat hij voor een scheidsgerecht bij ge schillen tusschen hoogere en lagere ambtenaren gee nerlei noodzakelijkheid ziet. Aan de overzijde van het Binnenhof zou dergelijke apodictische verklaring on getwijfeld protest hebben uitgelokt. Doch, onze sena toren waren reeds reisvaardig. De heer Van der Biesen had zijn reisgids geraadpleegd, de klok schreed zoetjes-aan naar vierenTot nadere bijeenroeping ging de „hooge vergadering", zooals mr. Nelissen haar telkens en immers terecht genoemd had, uit een. Mr. ANTONIO. Wieringen. tt Naar wij vernemen zijn de feestavonden der inu- der fijn-gedacht, doch de „krans van laurierbladen" ziekvereeniging „Harmonie" (hans officieel vastgesteld verdiende niet veel beter... Zeker had de heer Boo- 0p Zaterdag 20 November a.s. voor de ongehuwde gaerdt meer tact getoond door zijn hulde thans maar je<jen p,n 0p Zondag 21 November a.s. voor de ge- SStSS-JS. Wannatr achterwege te houden Verschillende oude grieven betreffende Indië wor den blijkbaar door dezen minister gedeeld. Al is hij 't met den heer Schaper nu niet volkomen eens, dat de „koelie-schandalen" op Sumatra o. a. aantoo- nen hoe onze arbeids-inspectie daarginds „een pas kwil» iS( toch liet de heer Malefijt duidelijk ge noeg gevoelen, dat hij beseft, hoe er „something rot ten"etc. Zóo ook, wat de van de fabrikanten afhankelijke positie van' den inlander betreft, overgeleverd als deze is aan de grijpklauwen van woekeraars en ge noopt om zijn grond op schadelijke voorwaarden te verhuren. De heer Duys wijdde aan dit onderwerp zijn „maiden-speech". Hij' deed 't in hollend tempo, luid, ratelend, afmattend; de stenografen desperaat doch het frissche, kloek" ■'"gelijke van h in de huwde leden. Behalve een 7-tal muzieknummers, zullen worden opgevoerd een blijspel met zang in één bedrijf, door Rosier Eaasen, getiteld„De Koopman in Oudheden" en een kluchtspel in één bedrijf, door Mr. 11. J. Lam heids Hurrelbrinck, getiteld: „In naam der Koningin". Verder zal den heer C. Gorter voordragen een ko mische voordracht, getiteld: „De le Bassist"; terwijl de heeren Wi. J. Bruul en C. Bosker len beste zullen geven eene voordracht, getiteld: „Gevlucht uit Veen- huizen". Vooir liefhebbers van muziek en tooneelspel, kan het dus een genotvolle avond worden, daar het pro gramma Veel aanbiedt en flinke krachten medewerken. Wieringen. Naar wij vernemen zal op Dinsdag 16 November a.s. voor onze afdceling van den Ned. Prot. Bond, des avonds 7 uur, op de bovenzaal der Herv. Kerk te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 1