Aliticsi Niens-
Adïertfiiiie-
Berijmde Briefen fan Jaap,
Zaterdag 13 November 1909.
53ste .Jaargang. No. 4(>()7.
4.
EERSTE BLAi*.
Ingezonden.
Van het llaagsche Binnenhof'.
Bin n en lan dscl 1 Ni en ws.
I)it blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag-, Woensdag-,
Donderdag- en Zaterdagavond. Bjj inzending tot 's morgens 9
ure worden AL) VERTEN TIEN in het oerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau SCHAGEüj Laatrs
Interc. Telephonn No. 20.
Uitgevers
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTTEN van l tot 5 regels f 0 25: iedere regel meer 5 Cent.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaai uil drie bladen
i
Mijnheer de RedacteurI
Verzoeke beleefd plaatsing voor 't onderstaande:
Toen ik een dezer dagen per rijwiel uit de richting
Haringhuizen te Barsingerhorn aankwam, en juist de
kromming van den weg gepasseerd was, trok een groot
bord met 't opschrift: „Verboden voor motorrijtuigen
en rijwielen'' mijn aandacht.
Aanvankelijk wilde ik afstappen, mecnende dat de
geheele weg door Barsingerhorn „verboden" was, doch
van voorbijgangers vernam ik dat bedoeld verbod van
toepassing was, op 't langs do huizen aangelegde straatje, i
Ik wil hier niet uitwijden over 't al dan niet noodzaké- j
lijk zijn van dusdanig verbod, wel weet ik dat deze
maatregel voor vele wielrijders en voornamelijk voor j
menschen die een fiets ter wille van hun bedrijf noo-
dig hebben, van groot ongerief is.
Dat men voor een paar weken terug, wanneer de
grintweg smerig was (zooals daar meestal) op 't straatje
kon' rijden, was voor de fietsers een waar genot.
Door voormeld verbod zien zij zich genoodzaakt, op
dien meestal vuilen, ja somtijds voor een wielrijder
onrijdbaren weg voort te trappen om toch 't doel hun
ner reis te bereiken.
Een mij bekend wielrijder, met wien ik hierover
sprak, deelde mij mede dat door Burgemeester en Wet
houders van Barsingerhorn, voor een klein smal gedeelte
van 't voormelde straatje vergunning tot het berijden
van dit gedeelte kon worden verleend.
Ik begreep welk straatgedeelte werd bedoeldv doch
acht 't mijn plicht hier openlijk te verklaren, dat dit
gedeelte waarvoor door B. en W;. van vorenstaand
verbod ontheffing kan worden verleend, onvoldoende
is.
Vooreerst is bedoeld gedeelte op sommige plaatsen
zeer smal, hier en daar een kuil, voorzien van een
riooldeksel, en vooral 's avonds van dit straatgedeelte
•ebruik makende, ook al heeft men helder licht aan
t rijwiel, is met 't oog op je eigen veiligheid, 't van
groot belang, de meest mogelijke voorzichtigheid in
acht te nemen.
Er is derhalve, zoo de toestand op heden is, voor
fietsers die Barsingerhorn doortrekken, niet veel aan
lokkend s aan.
Wat ik echter te Barsingerhorn dikwijLs heb bemerkt
M. de R. en dit in verband met bovenstaande hier
wensch mede te deelen. is dit:
Op het nu voor de wielrijders te Barsingerhorn ver
boden straatje, heb ik meermalen karren zien voort
bewegen of stonden groote wagens stil, die 't geheele
straatje in beslag namen.
Zoo ook te holhorn waar het bovenstaand verbod
van toepassing is, gebracht, iets wat m.i. op laatstge
noemde plaats te begrijpen is.
Ook daar rijden voertuigen en meer dan eens heb
ik geconstateerd, dat werklieden daar ter plaatse met
een vervoermiddeL stil stonden, zoodat de geheelea
straat werd versperd, en een voetganger moeite had
zijn weg ongehinderd te kunnen vervolgen.
1 Nu vraag ik M. de R., is zooiets wel geoorloofd?
En vindt u 't niet bespottelijk dat de vele wielrijders
[die door Barsingerhorn trekken, zoo aan banden wor
den gelegd?
Men zal waarschijnlijk tegen dit schrijven aanvoeren,
dat bovenstaand verbod in die gemeente, met 't oog
op de veiligheid van 't verkeer, is van toepassing ge
bracht.
Best, bij voorbaat wil ik echter even opmerken, dat
in die jaren toen een fietser van de straat gébruik kon
maken, er weinig of geen ongelukken aan de schuld
der wielrijders te danken, zijn voorgevallen. Schrij
ver dezes, en meerdere wielrijders met hem, hoopt
dat dit schrijven, de bevoegde autoriteiten te Barsin
gerhorn aanleiding geeft, om in de noodzakelijke be
hoefte van een goed rijwielpad te Barsingerhorn te
voorzien.
U. Mijnheer de Bedactcur dankend voor de verleende
Plaatsruimte, teeken ik.
Hoogachtend,
Een Wielrijder.
die als boerenknecht in Hollands Noorderkwartier is
gaan dienen, aan zijn broer Klaas, die in
de Zaanstreek gebleven is.
o—
LXXI.
Als de winter is in 't land
En de kachel vroolijk brandt,
Kunt ge 's avonds bij ons vinden
Soms veel menschen, buren, vrinden,
Gijsbuur, Gertbuur, Dominee
Met een ouderling of twee,
Burgemeester, Secretaris
En een makelaar, die gaar Is.
Dan bespreekt men lang en breed
Alle dingen, die men weet
En ook niet weet, zij beslissen
Of ze nimmer zich vergissen,
Critiseeren boek en krant,
Kerk en school ln stad en land,
Zich bewust, dat aan hun spreken,
't Wel en wee hangt dezer streken.
Allen zijn het eens, hierin
Dat al d'andren naar hun zin
Allemachies veel mankeeren,
Ieder wou wel eens regeeren
Om te toonen, hoe het was
Als 't al draaide om zijn as.
i Laat ik j© vertellen even
Wat zo zoo ten beste geven.
Dominé is 't eerst aan '1 woord,
Dat is ook, zooals 't behoort,
Hij zegt, dat de boel zoo veeg staat
Omdat men de kerken leeg Laat,
's Zondags geeft een goeje preek
Steun en troost voor heel de week.
Maar ons volk schept meer genoegen
Bij 't biljartspel in de kroegen.
Wen 't, voor scherping van den geest
't Humoristisch album leest
En meer van die flauwe dingen
Amen, zeggen d' Ouderlingen.
Burgemeester schraapt zijn keel
Anders zegt de man niet veel
Maar een Dominé en zuchten
Mag hij hooren, zien noch luchten,
En hij zegt: „och! 't geeft geen steek
Al hou j' eiken dag een preek,
Jullie invloed is versleten
Niemand wil meer van je weten."
„Is dat ook een Christendom?
Eerst vertel jelui alom
Dat de Bijbel al z'n leven,
Door de menschen is geschreven,
En, wijl menschen feilbaar zijn,
Aldus redeneert ge fijn,
Is dat boek om zoo te spreken
Vol van feilen en gebreken,
Als ge dit al hebt gezegd
Wordt het nog eens uitgelegd
Tegenstrijdigheid bewezen
En een dwaasheid voorgelezen
-Ieder, die zco'n rede hoort
Hecht niet meer aan 't Bijbelwoord,
En ge kunt het boek der boeken,
Vrucht loos bij de menschen zoeken
Zoo vermoordt ge, dag aan dag
Met den Bijbel, het gezag,
Dit is, ook in onze streken
Nu al zonneklaar gebleken:
Vroeger was er geen gepraat
Ooit in een Gemeenteraad
Burgemeesters gingen denken
En de Raad kon 't jawoord schenken.
Nu spreekt ieder Raadslid mee;
Dal is jou schuld, Dominé h...
Het gezag h ebt gij gekneveld
En der menschen brein beneveld,
Let eens, op hetgeen ik zeg:
„Burgemeesters loopen weg
„Perplex, met gebakken peren
„Zitten dan de bruske heeren'"....
Burgemeester zwoegt er van
En hij zwijgt, de waarde man.
„Nou, zoo is 't'.' zegt: Secretaris,
Maar, do makelaar, die gaar is,
Pikt ook nog een vorkje mee
En verdedigt Dominé:
„Neen, de kweekers dier parmanten
„Zijn die stomme, lamme kranten,
Ieder Raadslid toont zijn vlag
Enkel om het Raadsverslag. --
Kijk eens naar den Raad van Schagen:
Ieder spreekt met welbehagen
Lang en breed om niemendal,
En, zoo gaat het overal
Ik zou zoo'n vergaad'ring sluiten,
,,'k Joeg die krantenlui naar buiten
„Als ik Burgemeester waar"....
Zegt de gare makelaar:
,,'k Zou den leden doen gevoelen:
„Sluit gerust je groote sm,...,
„Want, er komt geen krantenheer
„Die je onzin opschrijft meer."
Zonder praten, zonder schrijven
Zou ik Burgemeester blijven."
Dominé spreekt aan het end:
('t Is een goed slag van een vent)
„Kind'ren: 't zwaard blijv' in de schecde,
„Laat ons allen gaan in vrede!"
d' Ouderlingen hebben slaap
Net zoo goed als jou broer Jaap,
Tijs- en Gertbuur zeggen „Amen!
'k Wensch je wel te rusten samen!"
J A A P.
ge'ijk hij is, en die bovendien mag men niet wijze, waarop hij zijne denkbeelden ontvouwt, weet te
verzuimen erbij te voegen veel meer en beter op matigen, dan zal zijn woord stellig gezag krijgen in
de hoogte is van Indische aangelegenheden dan men de Kamer. De minister beseft gelijk gezegd - dat
1 vermoe(1<le- de toestanden op bet gebied der suiker-industrie verre
i 1 egenover de woorden door dr. Bos op zacht-ver- j van goed zijn; ook wel dat „vrijmaking" der cultuur
j baasden en door mr. Troelstra op fel-sarcastischen of j ideaal mag wezen, doch hij stelt de vraag: Is de
j verontwaardigden toon tot hem gericht: „Hoe waagt inlander rijp voor zelfregeering?"De vraag op
gij 't, waar een reus noodig is om van het vele, J zichzelf reeds toont aan, hoe mild en ruim de denk-
j voor Indië noodig, iets van beteekenis tot stand te beelden zijn van dezen bewindsman tegenover
brengen, aan de groene tafel plaats te nemen, gij, de quaestie der ontwikkeling van Insulinde tot zelf-
leek?"... Tegenover die taal zegt de minister, kalm standigheid en meerdere welvaart Tusschen Idenburg
en bescheiden: „Ik zal mijne volle kracht, al mijn en Malefijt blijkt hechte homogeniteit te bestaan en
ijver geven om, in samenwerking met mijn adviseurs, het samenwerken dezer beide mannen kan voor Indië
j voor Indië nuttig te zijn." En de Kamer kreeg den goede resultaten hebben. Die overtuiging is thans in
diepen indruk dat de bewindsman, die daar sprak, de Kamer gevestigd, en de houding der sociaal-demo-
trouw en eerlijk vertolkte wat er in zijn hart om- craten beefc duidelijk getoond, dat zij de gevoelens
ging. Daarmee is natuurlijk niet gezegd, dat thans een welke zij voor den minister Idenburg koesterden op
man van groote gaven of beteekenis ons koloniaal den minister Malefijt hebben overgedragen!
leidt, doch het vertrouwen in de kennis en in de j Mr ANTONIO
toewijding van dezen minister is zeer beduidend ver-
sterkt. 0
De hulde, door mr. Troelstra den heer Malefijt ge- j TT •f I"".
bracht, gold in het bijzonder diens uitlating over de HiGl SIC lYctmGÏ*.
verhouding der Regeering tegenover de Zending. Ge-
lijk men weet was reeds beweerd, -- op grond van .en,, 111 woelige atmosfeer van bet Parie
wat in de Memorie van Antwoord voorkomt, dat to ls. ,een wa*"f verkwikking om weer eens te
de minister Malefijt bezig was zijne christelijke begin- ®n ras"g-statigen dampkring der sena-
selen als „oude plunje" te gaan beschouwen. Na 's ar°u Bchimmelpenninck van der Oye is de
ministers rede zal niemand iets dergelijks durven vol- n ^a'1 allst0^ratlsch-militair regime in het hand-
houden! Kracht, warmte van rotsvaste, eerlijke over- .'Jer ®lscael) van etiquette en decorum. Een
tuiging gingen van den heer Malefijt uit toen hij, Don .U1 ge 10est kuchje doet Z. Exc. de wenkbrau
wen fronsen; zachtkens-gonzend gemompel doet zijne
rechterhand bewegen in de richting van het hamer
tje... Slechts ten aanzien van het grijze „enfant ter
rible" der Eerste Kamer, mr. Van der Biesen, heeft
de voorzitter het hopelooze van het geval ingezien.
De „Wagestert van den Senaat" bromt, pruttelt, in-
derdag-ochtend zei: „Ik blijf wie ik mijn gansche le
ven geweest ben. Christen en minister zijn bij mij
eenMaar tegenover de 30 millioen Mohamme
danen in Indië zal ik, minister van Koloniën, geen
agressieve houding aannemen! Dat heeft met mijne
christelijke beginselen niets te maken!" En ook:
ÖC1CU B1CLO tc JilÜJxCll 1U li UU1V fömimTVö A. 1 1- V,, 1U
„Van wat er in de stukken staat omtrent dit punt vr..u e.T s 00^ zlc^ aan &een decorumGe-
zoowel als waarover ook, neem ik de volle verant- s van ae vermanend-scherpe blikken, die
woordelijkheid op mij!" Dat was de flinke taal van pgioQaeSeS-generaal op hem werpt. Zooals gezegd: ho-
een karaktervol man, en van dat oogenblik af werd M. geva
de heer Malefijt in veler oogen een gansch andere. z0" er tegenkanting is het wetsontwerp aan-
De quaestie der benoeming van den minister Iden- f, e,n tegen 14 stemmen) waarbij tegen,
burg tot Gouv.-Generaal is slechts terloops aangeroerd „,.uur l ,®n va.er,' voor het buiten echt geboren
Mr. Troelstra heeft toegezegd, er bij de algemeene <^men a ïe-actie kan worden ingesteld; tevens
Den Haag, 12 Nov.
't Is met de algemeene beraadslaging over de In
dische Begrooting voor 1910 dit jaar anders gegaan
dan de meesten verwachtten! Dat het debat snel zou
verloopen, veel sneller dan in de laatste jaren,
lag voor de hand. De echte „specialiteiten" waren
ui» de zaal der Vertegenwoordiging verdwenen! De
man, die anders het grootste deel der „Indische ge-
dach ten wisseling" vulde, de volijverige en onver-
tsaagd, urenlang speechende heer Van Kol, de.
Juni-storm van 1909 had hem van de parlementaire
vlakte gevaagd. In een der loges boven 't presidiaal
bureau woonde hij het Indisch debat bij. En men kon
't beseffen, hoeveel zelfbedwang 't den onstuimigen
Rienzi moet gekost hebben, om daar als passief toe
schouwer te vertoeven...! Ook dr. Van Deventer be
hoort tot de „slachtoffers" der jongste verkiezingen,
en ook hij had den lust niet kunnen weerstaan om
dit parlementair debat-zonder-specialiteiten te komen
beluisteren.
Aan de groene tafel een bewindsman, die kort ge
leden tot veler verbazing de portefeuille van Koloniën
uit de handen van een Idenburg had durven overne
men; bekwaam, ijverig, geacht en trouw strijder voor
de anti-revolutionnaire beginselen, paladijn van dr.
Kuyper, jaren-achtereen burgervader in een landelijke
Utrechtsche gemeente, en nu: plots minister van
Koloniën! Denkend aan de wijze, waarop sommigen
dezen minister zouden begroeten bij de behandeling
van zijne allereerste begrooting, bekroop u onwillekeu
rig een gevoel van deernis, temeer daar de heer
De Waal Malefijt nooit eenig vertoon van kracht of
parlementaire strijdvaardigheid had gegeven.
Welnu, gelijk reeds opgemerkt, 't is gansch
anders geloopen! De algemeene beraadslaging over
de Indische Begrooting is wonderbaar snel afgeloo-
pen. In zoover kwam de „pragnose", straks genoemd,
uit. Woensdag-ochtend ving zij aan en Donderdagmid
dag was zij afgeloopen.
Maar de groote „surprise" is, dat de nieuwe be
windsman verbazend is meegevallen, en dat nie
mand van de honderd „beschreven vaderen" dat een
oogenblik zal betwisten. Zoozeer zelfs, dat de heer
T°oe"stra, die den minister tamelijk fel en onmeedoo-
gend te-lijf was gegaan, zich gedrongen gevoelde hem
een oprecht woord van hulde te brengen.
beschouwingen over de Staatsbegrooting op te zullen
terugkomen. Die beraadslaging wordt, dit jaar, de
„pièce de résistance" van alles en nog wat!... De
liefhebbers voor een tribune-plaatsje beginne*
reeds te dringen
„Groote lijnen" bevatte minister Malefijt's re*
Hij was verstandig genoeg om zich ten aanzien
de belangrijkste vraagstukken op het gebied der k
niale politiek te refereeren aan de rede, het vo
jaar door den minister Idenburg gehouden. Noode-
loos-repeteeren of pronken met andermans-veeren iigt
niet in den aard van dezen bewindsman. Overigens
toonde hij gelijk gezegd wel degelijk van de
Indische zaken op de hoogte te zijn. Of hij kracht
zal hebben om een of meer van de groote quaestiën
(irrigatie-werken, onderwijs, etc.) tot oplossing te
brengen dient men af te wachten. Ten aanzien van
de rechtspositie der vreemde Oosterlingen was de
heer Malefijt zeer stellig en bemoedigend in zijn be
lofte. Ook blijkt hij te beseffen, van hoeveel betee-
1 kenis voor Insulinde de z.g. Chineezen-quaestie is,
i door den heer Hugenholtz ter sprake gebracht.
De zonen en dochteren van „het ontwakend China"
hebben'reden zich te beklagen over de positie, die zij
in onze Oost innemen, speciaal ook wat rechtspraak
betreft. De minister Malefijt zegt: „Een Nederlandsch
onderdaan van Chineeschen bloede staat m. i. vol
komen gelijk met een Nederlandsch onderdaan van
I Hollandschen stam." Daarmee is, duidelijk en klaar,
de richting aangegeven, welke hij wil volgen. Verras-
send-flink was Z. Exe. ook waar hij de „ontvoogding
van Indië" als zijn ideaal erkende, en er niet on
aardig bijvoegde: „Als de Kamer dan begint met zich
te beperken tot de groote zaken, en het verdere aan
het Indisch bestuur zelf overlaat, dan komen we al
vast een stapje verder!..."
Zooveel slagvaardigheid en „durf" had men niet
achter dezen oud-burgemeester gezocht!
Over Atjeh was de minister het zwakst. Dat we
er „op den goeden weg" zijn, schoon „het einddoel
nog niet is bereikt", ziïdaar een „dooddoener",
uit ontelbare monden van ministers, specialiteiten, offi
eieren etc. sinds tientallen van jaren vernomen. Maar
troost en vergoeding voor deze banaliteit schonk de
minister door zijne toezegging, den heer Thomson ge
daan, dat het rapport-Liefrinck over Atjeh in zijn
geheel zal worden gepubliceerd. Verschillende afge
vaardigden hadden, op grond van dat rapport, gewe
zen op den nog zoo onbevredigenden toestand, in
Atjeh heerschende. Men zal nu kunnen oordeelen,
met de onopgesmukte of verbloemde waarheid voor
zich
Een sympathieken indruk maakte ook het sobere,
waarmee de minister zich aansloot (kon hij trouwens
anders?!) bij de overigens smakelooze hulde door
den heer Boogaert aan generaal Van Heutsz gebracht.
De heer Boogaerdt, iemand, die de Kamer tot
wanhoop brengt door eindelooze speeches, opgedreund
in brommenden klaagtoon, wemelend van herhalingen
en gelardeerd met de dolste beeldspraak, hij had
generaal Van Heutsz een „krans van laurierbladen"
om de slapen willen winden, wat mr. Troelstra
een „culinarischen smaak in den mond" bracht en
tevens een versje van Heine, waarin sprake is van
een belauwerden zwijnskopDit laatste was min-
vergoeding van kosten over zekeren termijn
geboorte voor de moeder.
Minister isr~«
*o. uet bewijs op ver-
«.ent onze wet dat niet in onderschei
dene gevallen, bijv. om iets te noemen waar
een dokter zijne patiënte, in bewusteloozen toestand
verkeerend, misbruikt
Klemmend was ook het betoog van den minister,
waar deze zei: Gij vreest uitlokking van onzedelijk
heid van dit ontwerp? Maar de waarachtig-eerbare
vrouw zal inderdaad niet door dergelijk „lokaas" wor
den verleid, en der veile deerne, die chantage wil
plegen, zal men de deur wijzen. Vollen nadruk legde
mr. Nelissen erop, dat men hier slechts te doen heeft
met alimentatie, stoffelijken steun, door den vader
te verstrekken en allerminst met eene eerste schre
de op den weg naar gelijkstelling van 't wettige met
het niet-wettigè kind. Het canonieke Recht huldigde
dit stelsel reeds. Paus Clemens III verbood - in
den jare 1109, het huwelijk, na den dood der gade,
van een man met diens concubine, maar gelastte dat
de natuurlijke vader voor de kinderen, uit die verhou
ding gesproten, zou zorgen. Van „aantasting der hoog
heid van het huwelijk" is dus geen sprake.
De twee- drieduizend „natuurlijke" kinderen die
jaarlijks in Nederland worden geboren, worden voor
een zeer aanzienlijk deel prooi van vroegtijdigen dood,
van ellende en van misdaad. Tegen dat euvel is nu
een maatregel goedgekeurd, waarvan de praktijk zal
moeten leeren of hij inderdaad aan de verwachting
beantwoordt, o. a. aan verschillende „wilde huwelij
ken" een eind zal maken door het doen-vlechten van
den echtelijken band en de erkenning, der kinderen.
Minister Nelissen's kranige en overtuigende rede heeft
er zeker toe bijgedragen om sommige „weifelaars"
naar zijn kant te doen komen. Dat men niet volko
men gerust was op den uitslag, bleek o. a. uit het
verschijnen van diverse Parlementsleden ter gereser
veerde tribune toen het besliss,;..d moment naderde...
Het Sabang-ontwerp, de verbetering der haven van
Semarang en de lotsverbetering voor de ambtenaren
bij post- en telegrafie vereischten geen hoofdelijke
stemming. Bij laatstgenoemd ontwerp verklaarde mi
nister Regout dat hij voor een scheidsgerecht bij ge
schillen tusschen hoogere en lagere ambtenaren gee
nerlei noodzakelijkheid ziet. Aan de overzijde van het
Binnenhof zou dergelijke apodictische verklaring on
getwijfeld protest hebben uitgelokt. Doch, onze sena
toren waren reeds reisvaardig. De heer Van der
Biesen had zijn reisgids geraadpleegd, de klok schreed
zoetjes-aan naar vierenTot nadere bijeenroeping
ging de „hooge vergadering", zooals mr. Nelissen
haar telkens en immers terecht genoemd had, uit
een.
Mr. ANTONIO.
Wieringen.
tt Naar wij vernemen zijn de feestavonden der inu-
der fijn-gedacht, doch de „krans van laurierbladen" ziekvereeniging „Harmonie" (hans officieel vastgesteld
verdiende niet veel beter... Zeker had de heer Boo- 0p Zaterdag 20 November a.s. voor de ongehuwde
gaerdt meer tact getoond door zijn hulde thans maar je<jen p,n 0p Zondag 21 November a.s. voor de ge-
SStSS-JS. Wannatr
achterwege te houden
Verschillende oude grieven betreffende Indië wor
den blijkbaar door dezen minister gedeeld. Al is hij
't met den heer Schaper nu niet volkomen eens,
dat de „koelie-schandalen" op Sumatra o. a. aantoo-
nen hoe onze arbeids-inspectie daarginds „een pas
kwil» iS( toch liet de heer Malefijt duidelijk ge
noeg gevoelen, dat hij beseft, hoe er „something rot
ten"etc.
Zóo ook, wat de van de fabrikanten afhankelijke
positie van' den inlander betreft, overgeleverd als
deze is aan de grijpklauwen van woekeraars en ge
noopt om zijn grond op schadelijke voorwaarden te
verhuren. De heer Duys wijdde aan dit onderwerp
zijn „maiden-speech". Hij' deed 't in hollend tempo,
luid, ratelend, afmattend; de stenografen desperaat
doch het frissche, kloek" ■'"gelijke van
h in de
huwde leden.
Behalve een 7-tal muzieknummers, zullen worden
opgevoerd een blijspel met zang in één bedrijf, door
Rosier Eaasen, getiteld„De Koopman in Oudheden" en
een kluchtspel in één bedrijf, door Mr. 11. J. Lam
heids Hurrelbrinck, getiteld: „In naam der Koningin".
Verder zal den heer C. Gorter voordragen een ko
mische voordracht, getiteld: „De le Bassist"; terwijl
de heeren Wi. J. Bruul en C. Bosker len beste zullen
geven eene voordracht, getiteld: „Gevlucht uit Veen-
huizen".
Vooir liefhebbers van muziek en tooneelspel, kan
het dus een genotvolle avond worden, daar het pro
gramma Veel aanbiedt en flinke krachten medewerken.
Wieringen.
Naar wij vernemen zal op Dinsdag 16 November a.s.
voor onze afdceling van den Ned. Prot. Bond, des
avonds 7 uur, op de bovenzaal der Herv. Kerk te