wc Siïzrs-jRSilsr Schetsen uit de RecMzaai. Jï WlJ V°°r, ;U'° dlngen. Mie Zaierdag 20 November 1900. 5.*te Jaargang. No. 4015. TWEEDE BLAD. JU. Sdvr Cwi CCXXI. EEN PRAATJE OVER PRAATJES. ..Bestraf de zonde, vermaan tot liefde, spreek geen kwaad, en laster nooit»" Karei de Groote. Er is niets, dat zoo welig groeit, zoo gemakkelijk elke borst en flesch neemt, die het wordt geboden Bn dat zoo gauw en voorspoedig uit de kluiten schiet, [Is 'n praatje. Met het oplcweeken van rozen en gera- tiums kan 'n mensen lieel wat tobberij hebben, een jongen hond door de hondenziekte heen te helpen, Leeft soms heel wat zorgen om 't lijf; 'n kind, '11 fiongen of 'n meisje te spenen, ieder moeder weet Lat 't zeggen wil. En als dat alles achter den rug js, heeft 'n mensch er nog heel wat hoofdbrekens mee. Eigenlijk komt de taak van ojifcweeken, opfok ken, opvoeden nooit af. Rozen en geraniums moe ien 'uit de tocht gehouden worden, als 't kan, in de zon staan, niet te veel en niet te weinig bevochtigd ncrden, op hun tijd gesnoeid; als 'n hond door de dekte heen is, is zijn baas nog niet „klaar" met iem. Mijn eigen „Adja" zaliger gedachtenis leeft mij, na de eerste periode van zijn opvoeding 11 zindelijkheid en goeie manieren, nog heel wat ïoofdbrekens gekost. Zoolang vaders en moeders le ren, achten de meesten hunner het 'n plicht de hand lan hun kinderen te houden. Het zorgen zit er in, «hoort er bij en is soms ook wel noodig voor den ;loei en de ontwikkeling van bloem, dier of mensch. [aar voor 'n praatje, voor den bloei, de ontwikke- ing en het grooter worden van 'n praatje, is elke org 'n volkomen overtolligheid. Dat schiet op uit :en enkelen korrel van 'n zaad, dat honderdvoudige rrucht voorbrengt; en 't is ook eigenaardig in zijn intwikkeling hoe ongezonder en onwaarschijnlijker iet is, hoe weliger het bloeit. Als iemand bijvoorbeeld ons kwam vertellen, dat „de Groene" van de week geen plaat zou geven, om- fiat de heer Braakensiek ongesteld is, dan zou ieder jt voor gewone kennisgeving aannemen en er verder pver zwijgen en niet meer aan denken; maar als 'n knder ons kwam mededeelen, dat „Het Volk" voort- lan verschijnen zou met 'n rood-wit-blauwen rand en js Zondags op oranje-papier gedrukt zou worden, dan til ik wedden, dat 't van avond in alle kranten stond, fn er geen lees- of stamtafel zou wezen, waar dit kuderwerp niet ampel besproken werd. En hij, die t het eerst de wereld instuurde, zou er niet meer laar om behoeven te kijken; 't zou toch zijn weg wel inden. Want hoe maller iets is, hoe gretiger het ont- jangen wordt. De bekentenis van Cesare Lombroso ver 't spiritisme, heeft vele menschen doen naden- en wat zij zelf misschien beleefd künnen hebben op |it gebied, en allichtNu ja, zoolang als het tuurt, bloeit het spiritisme op 't oogenblik weliger an ooit. William Stead, de oorlogzuchtige vredes apostel, die nooit goed wijs geweest is, en nu van tijd tot tijd gevaarlijk begint te worden -zijn Dread- hought-oplossing was een der eerste duidelijke ver schijnselen van zijn verbijsterd denken heeft 'n (lag of wat geleden den geest van Gladstone gepolst Ever de Engelsche begrooting. Straks komt er hier ken te voorschijn, die Thorbecke's geest in den arm peemt, om aan de moeilijkheden van ons nationaal ea financieel geploeter 'n einde te maken. En die tal, net zoo goed als Stead in Engeland, ook wel teer aanhangers vinden. Als 't maar vreemd en raar en ongelooflijk is, dan gelooven de menschen pet wel, dan zijn er half-bakken philosofen genoeg, fiie er over aan het mediteeren slaan en op hunne feurt de niet-gangbare munt van hun troebele gedach ten-afscheiding neerleggen op elke toonbank, die ze [egenkomen. Allicht ontmoeten ze er nu en dan een, fie ze opneemt of voor de curiositeit bewaren wil. Jver de groote beteekenis van Lombroso als psycho tisch geneesheer, over zijn machtige menschen- efde hoort men bijna niet meer spreken; al wat de ratende gemeente nu van hem te vertellen weet, is, at hij, kort voor zijn verscheiden, tot het spiritisme ekeerde. Niemand twijfelt daar nu meer aan, en ombroso is door de wetten der natuur door jemzelf zoo hoog gesteld de pas afgesneden, om t tegen te spreken. Maar gelooven doe ik het niet, fn zoolang ikzelf wat drommel, ik ben toch óok n mensch.' en ik heb toch zelf óok wel eens wat be leefd en in 'n donkere kamer gezeten! zoolang Ik zelf geen openbaringen of mededeelingen van gees- ien ontvang, zal ik zoo vrij zijn te veronderstellen, lat al dat geestengedoe alleen bestaat in de hersenen tan menschen, die niets verstandigers te doen heb- len, geen raad met hun tijd weten en graag voor ixtra-bevoorrechten doorgaan, 't Is bij slot van reke- >iug hetzelfde waar 'n mensch zich mee amuseert. Haar dat Lombroso er zich mee ophield, zal ik zoo 'rij zijn voorloopig niet aan te nemen. O, ik weet wel, dat er meer tusschen hemel en arde gebeurt, dan wij weten of kunnen naspeuren, laar ik waag mij niet in blind vertrouwen op 'n pad, 'aarop geen sterveling den weg weet; en als geesten ich manifesteeren aan William Stead en andere zwak- loofdigen, dan zie ik niet in, waarom ik daarvoor ök niet eens in de termen zou vallen. Maar 't is 'n praatje, 'n griezelig bezighoudend raatje en daarom grijpen de menschen het zoo gre- g aan, om er hun uren mee door te komen, en iet over verstandige dingen te behoeven te praten. Is 'n soort van hysterie, dezelfde die sommige lenschen op Nieuwjaarsdag en op 31 Augustus aan- rijpt en zich zoo mal doet aanstellen. Als ze er kies- lljn van kregen, erge kiespijn, dan zou men binnen i maand van al die geestenverschijningen en die (ranjegezindheidsuiting geen woord meer hooren. Dan (leven de dooden dood, en zou de Koningin met heel laar familie beschouwd worden als gewone menschen !an wie 't nog al natuurlijk is, dat ze óok eens jarig porden, ik t,en ap jk weet niet hoe dikwijls, jarig leweest, maar ik heb er nog nooit iemand zoo van ■verstuur zien raken, dat hij er zich dronken om |iug drinken. 1 De menschen zijn op sensatie belust, dat is de iwestie. Ze moeten, wat te doen hebben en wat te 'raten hebben, en hoe verblufter dan de hoorders op ijken bij eiken nieuwen regel, hoe interessanter de erteller voortgaat. Therèse Humbert werd in Fran krijk opgevolgd door Madame Steinheil, en de veel- .eid harer „amants" verleent haar procedure'n pican- liete bifTe n 1an Cr°88 en Blackwell's Piccalilly >ver t hoofrl 6 Va" Halley wordt er voor fole malen h ls dle komeet z0°" rem malen grooter dan „la belle Franc-iise" en al ttJztfn weg',' "en'het8^ n \l l^Tn F *1°° komeet gaat v°°r 't schandaal in het Ronsinstraatto r Maar men van Vert-Iogis" gev^ne hantn v" Van schandaaltjes wil ieder het zijne weten m i *eet er ook mee om te springen, wat met 'n kom' t *00 gemakkelijk niet gaat. konieet rerscniiien.de dingen, aan den dag leggen, la de weegschaal van onze inwendige gesteldheid; en als we dan eerlijk zijnde bekennen moeten, hoe nesten en vodderijen ons bezig houden en de lafste dingen door ons bewaard en overgebracht worden, dan zullen we er van overtuigd zijn, dat we heusch zoo zwaar niet wegen, als we soms wel denken, 't Lafste praatje, 't meest onbetrouwbare verzinsel, waar niemand iets aan heeft, waar niets bij gedacht be hoeft te worden, gaat er bij de menschen in als klok spijs, maar als ge hen vraagt vijf minuten ernstig 11a te denken, dan is er niemand thuis. Voor 't pu bliek fatsoen wordt er even 'n duit in 't armzakje gegooid, maar naar 'n predicatie te luisteren en na te denken over 'n woord, dat op 'n stille kamer, in eenzaamheid, tot rijpheid kwam, daarvoor hebben de meesten geen tijd. Tot nu toe is 't voor de meeste Christenen 'n geheim, waarom Maria door Christus boven Martha geprezen werd; ook al kennen ze de vertelling. En wat 't voor 'n ziekte is, die der menschen be langstelling altijd den kant van 't Hof doet opdwalen, weet ik niet; maar n' „ziekte" is het. Voor 'n oud en arm zeventig-jarig, ziek vrouwtje, dat aan 'n weg onder den blooten hemel omkomt van ellende, is de belangstelling sporadisch, staat er in 'n krant 'n ingezonden stukje, en drie dagen later weer 'n inge zonden stukje dertig regels samen maar voor koningen en prinsen, die in weelde leven, die „geen dings gebrek" hebben, wier bezigheid is te verhuizen van 't eene paleis naar 't andere, van 't 'eene feest te gaan naar 't andere, die tien knechten hebben om hen te helpen kloeden en hun muilen klaar te zetten, die onder elkander lachen om al het jan- klaasen, dat men voor hen maakt en voor die konings gezinde demonstranten den neus optrekken, worden heele kolommen gereserveerd. „De Koningin ontvangt morgen bij zich ten eten den gezant van Luilekker land. Mede zullen aanzitten Baron A., Graaf O., prins Zus en Zoo." „Naar ons van goed ingelichte zijde wordt medegedeeld, zal den Prins, na de jacht in 't Schlaraffenwoud, waaraan ook de opperstalmeester Prins Rataplam en dier» groot gevolg zullen deelne men, 'n déjeuner-diuatoire worden aangeboden ten huize vanen dan maar weer de naam van zoo'n armen tobberd. En dat gaat zoo maar voort, eiken dag alweer wat anders. Maar ik zog u, dat 't mij heusch niet schelen kan, met wien of bij wien de Prins eet. 't Voornaamste is, dat hij eet; en dat hij dit doet, daarvan ben ik over tuigd, ook zonder dat 't in de krant staat. Net zoo goed, als ieder er gerust op gaan kan dat 't Prin sesje geen last van koude voetjes zou gehad heb ben door gebrek aan dekentjes, ook al hadaden be moeizieke dames zich daarvoor niet in 't zweet geloo- pen, De Koningin legt ze toch op zij, net zoo goed als Zij dat dure wiegje op zij gezet heeft, en haar kindje heeft neergelegd in 't wiegje, waarin Zijzelf als kindje lag. De lafste praatjes worden verzonnen om de aan dacht van het publiek van de groote maatschappelijke vraagstukken af te leiden. Den eenen keer is 't het toilet van de Koningin, 'n anderen keer 'n Bijbel, die dat schaap van 'n kind cadeau krijgt; dan wordt er verzonnen, dat de Prins sprokkelende vrouwtjes terecht helpt, en de laatste wereldschokkende gebeur tenis is geweest, dat Prins Hendrik fungeerde als „doolhofgids". Welwel, wat moet 't dien man 'n innig genoegen gedaan hebben, toen hij las, dat men zijn pogen om de menschheid op te heffen, zóo waardeer de. Het Handelsblad schijnt 't het eerst verzonnen te hebben, en de Rotterdammer, de Telegraaf en alle groote en kleine kranten vonden 't zoo interessant of zoo „honnig", dat ze hun lezers en lezeressen dit snufje van vorstelijke onbeduidendheid niet wilden onthouden. Op die manier wordt het gevaar, waar Simplicissimus 'n paar jaar geleden voor vreesde, af gewend: op die manier krijgt hij overdag ook wat te doen. Of de Prins 't bericht tegen zal spreken, zooals hij 't toen dat bericht van dat sproklielvrouwtje deed, weet ik niet, geloof ik bijna niet. Ik denk wel, dat hij na de kennisname ervan, zal zeggen, wat elke flinke man van zulke dingen zegt: „Zum Kot- zen!" Maar besproken is het van mond tot mon' en „aardig" gevonden ook. Nu ja, de gustibus non est disputandum. Maar erger is 't wanneer praatjes kwaad van and' ren behelzen en van de daken gepredikt of stil geflui terd worden; wanneer 't iemands goeden naam geldt. Dan komt het halve koninkrijk op de parade. Met de grootste belangstelling luistert men naar: en toen ging de deur openen toen zegt zij, want ze wist niet, datmaar hij vertrouwde 't niet en wien denkt je, dat ze tegen 't lijf liep?Maar der eigen moeder had 't haar gezegden die zelfde jongen, waar ze nouGroote God, mensch, je hadt ze eens moeten zienas honden en kat ten't eenigste waar ze zich nog eenigszins voor schamen, isze komt nog in 't tuchthuis, en hij ook En dan zijn er menschen, wien bij zulke vertellin gen niet de schrik om 't hart slaat, wien 't niet gaat walgen, die niet stil opstaan, zwijgend en be- leedigd, en niet hun hoed grijpen en hard wegloo- pen uit zulk 'n hol vol slangen en venijnig gedierte in menschengedaante. Dan zijn er menschen, die rustig luisteren, rustig luisteren, en genieten, alsof er 'n mooi sprookje werd verteld. „O, mankind, mankind!" Want or is niets, dat zoo welig groeit, zoo gemak kelijk elke borst en flesch aanneemt, die men het biedt, en dat zoo gauw en voorspoedig uit de kluiten schiet, als 'n praatje; vooral als 't kwaad van ande ren betreft, en laster de hiaten aanvult. Weten die hoorders niet, dat de laster en de leu gen 'n reis om de wereld maken, eer dat de Eer en de Waarheid haar schoenen hebben aangetrokken? Weten zij niet: „Der uebel dich von Anderen spricht, Der schaut auch dich bei Anderen nicht." Weten zij niet, dat 'n goede naam kostbaarder is dan zoete olie, en dat 'n mensch 'n goeden naam evenveel waard is, als 'n goed geweten? Men heeft 'n goed geweten noodig tegenover God, maar niet minder 'n goeden naam tegenover de menschen, met wia wij leven moeten. Bedenken zij niet, dat niet iedereen de macht gegeven is, op schorpioenen en slangen te treden, zonder dat deze heD schaden? Ik wil er niets van weten van al dat kwaads van anderen; ik wil er niets van weten, en als de mededeeler uitgepraat is, denk ik het mijne van hem. Ik weet wel, dat de menschen zondaars zijn; ik ben er zelf ook eeD, en als ik dan toch kwaad moet spreken, laat ik 't dan in Godsnaam maar van mijzelf doen, misschien dat ik dan nog 'n woord en 'n reden van excuus vind, omdat ik alles van 't begin af aan weet en in zijn ontwikkeling heb kunnen na gaan, terwijl dit bij het kwaad van anderen niet 't geval is. Dat staat daar voor ons als 'n monu ment van schande, en wij weten niet, hoe 't zoo ge worden is. We behoeven er geen kransen aan to hangen, heelemaal niet; maar nog minder zijn ,wij verplicht het grooter te maken. Dit is maar 'n „praatje"; ik heb 't zelf gezegd. En ik wenschte ook voor dit mijn „verzinsel" wel, vooral voor wat het laatste gedeelte ervan betreft dat het vele borsten en flesschen geboden werd, en dat het óok gauw en voorspoedig opgroeide en uit de kluiten schoot, om eenigszins de gelijke van zijn broertjes te worden, die ook voor 't meerendeel uit 'n „verzinsel" geworden zijn. Mag ik dit causerietje beëindigen met 'n heel ern stig poëtisch woord van Tolstoi? Ik las in zijn „Kathia": „Verzwijg 'n zonde van uwen naaste, misschien zal God er u twee der uwen om kwijt schelden," i Toen ik dit las, zette ik er 'n streepje bij, en nu schrijf ik 't hier voor u over, om hetzelfde te doen. H. d. H. BOEVEKIND. DE „NIEUWE". In haar vaal japonnetje, met de glad-weggestre ken haren en het smalle, witte gezichtje leek ze zóó nietig, zoo nederig. daar in het ruime kantoor- vertrek, dicht bij den lessenaar van den boekhouder... wrijvend over elkaar de beverige handjes, en turend naar de punten van Haar grofLeeren schoenen.... Van 't eerste uur af, dat de nieuwe juffrouw op 't kantoor was gekomen, ih'adden de anderen zich op voorzich tig afstandje van 'r gehouden. Zij1 voelde 't en werd er door gedrukt. Als ze iets zei, dan was 't fluiste rend, bedeesd, met angst in de oogen, dat men haar zou afsnauwen. Ze was aan meneer-zetf gereconj.- mandeerd door een van z'n kennissen en dat werd óók al druk befluisterd. Juffrouw Anne, elegante blondine met keurig toiletje en prachtig-gesoigneerde handen. die met den volontair wat aardigjes kon koketteeren, kreeg als „de nieuwe" haar naderde, een viezig trekje om de lippen. Drukte bij-voorbaat met reukwater besprenkeld, fijn-batisten doekje tegen haar neusje.;, nam de „nieuwe" dan met koud-min- aehtende oogen en ongeduldig grijnsje van top tot tee- ncn op. Van het papieren kraagje, waar een verlept stuk-das uit kwam kijken tot de grove laarzenPre cies dingen zooals de werkmeid droeg... Een schandaal, feitelijk .om zoo-iemand als collega te hebben.... Om je ilood-tc-schamen en een andere betrekking te zoe ken... Juffrouw Betsy was een lachebekje, dat tevens vemjnig-scherp kon zijn. Die had als de „nieuwe" haar twaalfuurtje zat te kauwen, al eens naar het kale boterhammetje-met margarine gekeken, zóó dicht bij. dat haar neuspunt 't bijna raakte. En toen de boekhouder net-toevallig de „nieuwe" riep voor iets, zei Betsy, tusschen twee proestbuien in: „Hè. meneer, juffrouw Stevens zit juist te lunchen.... Stoort u haar toch niet!" De „nieuwe" werd vuurrood, maar duldde de grof heid gelaten, haastte zich. naar den boekhouder.... En toen juffer Anna gereed was om heen te gaan die had een klein uurtje vrij1 tusschen een en twee zei ze tot Bets: „Moet-jij vandaag niet lunchen?" En nog in den gang hoorde men het schamper-proésten van de blon dine.... j Zoo waren er een paar weken voorbij gegaan. Eens op 'n keer, kwam plotseling meneer-zelf op het kan toor Als bij tooverslag slechts door over-ijverig penge- kras en getjinkel van de schrijfmachine verbroken werkstilte. De boekhouder stond, in z'n schrik, zoo haastig uit z'n stoet op. dat een inktpotje wankelde en een por tefeuille met papieren op den grond viel... De blondine deed, al type-writend, haar best om het poezele blanke van haar gesoigneerde handen goed te laten uitkomen. Bets zat met 't hoofd heel diep over haar werk gebogen.... En do patroon ging naar de „nieuwe" toe. Juffro-uw Anna hield op met Lettertjes-tjinkelen om meneer niet te hinderen, en om te luisteren... Meneer praatte zachtjes, vriendelijk met de „nieu we." Zij, van het vale japonnetje en de meide schoenen was eerbiedig opgestaan, keek meneer aan met iels zoo dankbaars; als kind, dat bescherming zoekt bij een heel-sterke,, omdat 't geplaagd wordt. Op de wangen der blondine kwam blosje van woede... 't Was waarachtig of meneer met een dochter sprak, zoo vriendelijk en zacht.... Tegen zoo'n burgerdeern.,... 't Was om je te verknijpen.... En in het gemoed van blondine werd vaster het plan om iets anders te zoe ken. Voordat ze ging, zou zij: meneer dan toch wel eens eventjes duidelijk maken, hoe geen meisje van nette familie naast zoo'n meid zou verkiezen te zitten. Op 't laatst zouen de menschen je met zoo'n mensch op een lijn stellen... En als jufffrouw Cato weer met den volontair, zoon van een handelsvriend des pa troons een „ommetje" maakte, dan zou ze toch wel eens eventjes.... Om voor zoo'n mensch het veld te a'uimen, dat was toch ook al te kras.... Voordat meneer, dien keer, van het kantoor ging, gaf hij de „nieuwe" een hand, Cato gaf collega Betsy een duwtje met de knie... Of zij 't wel merkte?".... De „nieuwe" was bLoedrood van verlegenheid, maar d'r oogen straalden van-dankbaarheid... En dien heelen middag durfden de anderen geen hatelijkheid te zeggen. Maar aan de manier, waarop Cato lettertjes tikkelde, en aan het gekras van Bets d'r pen, kon-je zoo duidelijk merken, hoe '1 in die twee harten stormde, kookte van woede.... 't Zat een dag of vijf, zes laler geweest zijn dat de blondine bij meneer, op het fparticulier kantoor, moest zijn, om een ppar orders te ontvangen... De boekhouder was ziek en zij was tijdelijk chef... Zn had al haar buiging gemaakt en was bij de deur, toen meneer plotseling, op vreemden toon, 'r terug riep.... „Juffrouw Wagemans..." Verbaasd, tikje-ontsteld.... Want meneer keek bijzon der ernstig... keerde zij terug.... Bleef wachtende staan... Werd bleek,.... want 't moest inderdaad iets bijzon ders wezen.... Meneer schoof een vouwbeen tusschen duim en wijsvinger op en neer... Zocht blijkbaar naar 'n begin... Zei toen opeens „Juffrouw AVagenaars, ik had u al lang iets wil len zeggen... 't Betreft namelijk uwe collega juffrouw Stevens." Meneer tuurde strak naar het ivoren vouwbeen en kon daarom niet merken het vonkje, dat in de oogen der elegante blondine brandde... Het trillen van liaar neusvleugels.... „Ik zou graag zien" ging meneer voort, „dat 't juf frouw Stevens op 't kantoor wat prettig werd gemaakt.... Dat de dames zich een beetje voor haar interesseer den. 't Is een braaf meisje, dat medelijden verdient. Ik kan daar nu niet in bijzonderheden over treden. Maan wel wil ik u verzekeren, dat juffrouw Stevens veel verdriet lijdt... Als de dames daar een beetje reke ning mee wilden houden... Een oom van haar, mét wien ik bevriend ben, heeft me het meisje indertijd gereco mma ndeerd. De elegante blondine deed 't uiterste óm kalm to schijnen maar verhoeden kon ze niet dat haar stem trilde toen ze zei: „Als ik vragen mag, meneer.... Heeft juffrouw Ste vens zich beklaagd over iemand?" De patroon koek op en zag wat er in de blondine omving.... „Volstrekt niet", zei hij' droogjes „ik heb u alleen to kennen gegeven wat mij, om de redenen die ik u noemde, aangenaam zou zijn...." En hij knikte van dit juffrouw Cato gaan kon... Zette zich wat dichter bij z'n bureau.... 't Was door de ziekte van z'n boekhouder to druk om iets anders te doen dan werken. Maar Betsy hoorde aan elke beweging van Cato, jjat er iets héél ergs moest gebeurd zijn.... 't werd haar elke minuut dui delijker. En toen de waarn. chef op honigzoctcn toon iets aan de „nieuwe" opdroeg... „Och, juffrouw Stevens, als 't u niet te veel moeite is. zoudt u dan nog even d«£en briet... maar doet u 't liever niet, zegt u 't dan gerust, hoor'Dan zal ik 't zelf wel doen... Zegt u 't maar precies zooals 't u hot aangenaamst is.... ....Toen beefde de pen toch in Bets d'r vingers.... Kon ze haast niet wachten tot zij' en Cato even alleen waren... En eindelijk waren ze samen... stond de blon dine vóór haar met oogen als karbonkels. Do keurige coiffure in do confusie verward geraakt.... Een blad papier verfrommeld tot stijfgeknepen bal.... „Nou is 't welletjes!" riep ze uit en vertelde het gevalletje met een paar kokende driftzinnetjes.... Voeg de er. in haar woede, een grove insinuatie bij.... In zeer onelegante termen... Bets stond verslagen te luisteren... „Je zult alten, dat het creatuur hier nog de baas gaat spelen... Wjj zullen naar de pijpen moeten dan sen van zoo'n... van zoo'n.... maar daarvoor weet ik gelukkig nog wat ik aan mijn stand en aan mijn fat soen verschuldigd ben!.... De blondine s tond daar in de pose van beleedigde vorstin. En door de eerste ontroering over het buiten gewone, niet in staat om iets te zeggen, peinsden do twee juffers over het beste middel om de „nieuwe" onschadelijk te maken... De blondine, wier trek in twaalfuurtje was verdwenen, met groote passen heen en weer stappend.... Betsy almaar krasjes pennend op een stuk papier... Allemaal korte, scherpe, elkaar krui sende krasjes.... „U weet", zei de boekhouder, en hij1 schoof z'n bril 1 van den neus op het voorhoofd, weet, juffrouw Stevens, dat meneer eens-voor-al het geven van voor schot heeft verboden, 't Spijt me erg, maar ik kan dus niet... De „nieuwe" fluisterde iels... Wrong krampachtiger de vingers tegen elkaar... Drukte plotseling een hand tegen de oogen, want de marteling werd haar te zwaar.... Boekhouder was een gemoedelijk, goedig man. liet verdriet van dat schamele vrouwtje trof hem... En hij herinnerde zich, dat meneer onlangs. toen hij had gezinspeeld op het zeer middelmatige der bedrevenheid van de „nieuwe", zich uitliet: „Och. 't is een stumper. Jo weet er toch alles van, De Gee, van d'r vader... Een hondsvot van een vent.... Alles er door gejaagd.... En als z'n broer niet zou geholpen heb ben..." „Is zij' eene dochter van Hendrik Stevens, den ge wezen makel...." liet boekhouder, die anders tegen over patroon zeer deferent en op afstand bleef, zich ontvallen eer hij 't zelf wist.... Maar meneer legde een vinger tegen do tippen... Hij' wou den naam van den schurk niet zoo luide op z'n kantoor uitgesproken heb ben.... Knikte alleen van ja; van dat 't zoo was.... „Och" zei patroon toen, na een poosje, waarin boek houder excuses had gemompeld„Och, De Gee, la ten we maar een beetje geduld met 'r hebben.. Heusch, 't is een stakkert!" ....Dat alles herinnerde boekhouder zich, terwijl de „nieuwe", - hand tegen schreiende oogen gedrukt daar stond... In wanhoop over de weigering van voor schotje.... „Hebt u 't dan zóó dringend noodig?" vroeg hij... Zij knikte... Kon geen woord uitbrengen... En het schrale lichaampje werd geschokt door het wilde snik ken, dat ze niet meer kon beteugelen.... „Voor deze ééne maal" zei boekhouder, en héél langzaam, heel aarzelend nog, tastte hij naar het geldkistje... „Voor deze ééne maal, bij h-ooge exceptie, wil ik 't dan voor mijne rekening nemen. Let wél, juffrouw Stevens, ik schiet 't u persóóniijk voor. En bij uit zond errng!.... Ik noteer 't op mijn eigen rekening.... Omdat u zoo erg.... Zoo héél erg..." Het gele lapje had hij' nu in z'n rechterhand. Maar hij kon 't niet van zich verkrijgen 't haar over te reiken't Was fciteLijk een schande.... Want hij' wist jweL, -de boekhouder, dat ergens in een zijstraat.... dicht bij het kantoorgebouwnu stond to wachten een verloopen kerdfe1 met waterige oogen en wit-bolle wangen... met opgedraaide, gepunte grijze knevels... .Kerel, die habitué was in groote en kleine kroegjes.... Die het schamele meisje in z'n macht had.... in mysterieuse macht... Die haar dag aan dag geld afperste.... om 't te verdobbelen en te verdrinken in lugubre speelholletjes en schunnige herbergjes.... Hij wist wel, boekhouder, dat het gele lapje bestemd was voor den gewezen makelaar, dien ze indertijd met zooveeL moeite uit de gevangenis hadden gehouden.... Voor den schooier, den vader van schamel juffie, wiens naam meneer immers niet wilde hooren uitspre ken op z'n kantoor En zij voelde óók wel dat boekhouder 't begreep... Want zij durfde hem niet aanzien, terwijl ze het bankje aannam. Ze kon de woorden van dank haast niet fluiste ren.... En toen was ze weggesloperf, duurde 't toch wel minstens een kwartier, voordat boekhouder „hoofd" vond om z'n werk weer kalm en geregeld te hervat ten... Er was, dien ochtend, een moment waarop de boekhouder zoo droog eentonig als-ie toch leek zich moest omwenden. En dat-ie, uit de achter zak van de gekleed© jas, die hij1 altijd aantrok wan neer meneer hem in het particulier kantoor riep, z'n grooten hagelwitten zakdoek haaLde... Zij, dia „nieuwe" lag op haar knieën, bij do tafel. Ze had het hoofd tegen haar arm gedrukt en zacht jes, haast zonder geluid, schreide zij.... schreide ze... Meneer stond bijl z'n bureau. En schaamde zich niet over de aandoening, die hem overstelpte.... „Maar als ik toch zeg, dat u gerust blijven kunt... Als ik u zelf in bescherming zal nemen.... „Neen, meneer", zei het meisje bij de tafel, ,,ik ben u dankbaar.... Maar 't kan niet... De dochter van een dief... van een dief! En de vingers woelden, in dolle wanhoop, door de losgeraakte dunne haren.... Meneer legde eene hand op haar schouder, sprak zachte, vertroostende woorden.... En het tengere vrouwtje van 't vale japonnetje en do grove meisjesschoenen greep plotseling zijne hand en drukte er een kus op. Toen stond ze op, schrikkend van haar doen.... En do twee anderen, de patroon en de boek houder begrepen dat ze niet anders kon. Dat nu het algemeen bekend was hoe d'r vader, samen met een paar bekende schavuiten, gemeenen diefstal had gepleegd..?. Dat ze niet kon blijven... ook al wilde meneer-zelf 't, omdat de foltering te groot zou zijn voor haar, met blondine en lachebekje Bets op 't kantoor.... Toen ging de „nieuwe". Ze schreide niet meer, en 't was of zij' gevoelloos werd voor al wat er over haar gekomen was.... Ze ging langs een achtertrap uit het gebouw, om do anderen niet te ontmoeten.... Toen ze de straat wou opgaan, tikte iemand haar op den schouder, zo zag het goedige, bedroefde gezicht van den boekhouder. Hij reikte haar een gesloten cou vert.... Met de complimenten van meneerZo nam] do gift aan en mompelde iets. Voelde dat de hand Van boekhouder de hare drukte... Zoo hartelijk als ze 't noodt van den dorren man gedacht had.... Zij glimlachte er over... Merkt© dat meneer De Gee haar nog nakeek.... Sloeg snel een zijstraat in. Doolde rond, hoo- rend het stadsgegons om zich heen als van eene vreem de wereld, waar zij' plotseling in verplaatst was.... Voelde de enveloppe met geld in haar handDacht er aan, dat d'r vader, die in preventieve hechtenis was haar dit nu niet zou kunnen aftroggelen... Maar 't kon haar niet schelen, 't Was of er in haar, iets gestorven, uitgedoofd was.... Zóó doolde ze, dien ochtend. rond, de doch ter van den dief, uren lang, er zich niet over bekom merend, wéér ze was... waarheen ze liep MAtTRE CORBEAU. LEER EN LEVEN. Vader: Ik merk in den laatsten tijd, dat je niet oprecht bent. Wen je het liegen niet aan; het is 'n leelijke gewoonte. Beloof je me nu, dat Je nooit meer liegen zal? Zoontje: Ja pa. Er wordt gebeld. Vader: O, dat is zeker die vervelende Thomas weer. Loop eens even naar de deur, en zeg, dat ik niet thuis ben. 'N HELDHAFTIG VOORBEELD. Mevrouw heeft haar dienstmeisje 'n kaartje voor da comedie gegeven en Informeert den anderen morgen, hoe het geweest ls. Jans: Prachtig, mevrouw, en Gerrit zei, dat 't ook zoo leerzaam was. U had eens moeten hooren wat die meid tegen haar mevrouw dorst te zeggen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 5