uu Lal- au T
Hoe gij kunt vaststellen
Van dit en van dat.
RECLAME. S.
Iedereen leze de verklaring van
twee Rij ksvel d wachters
daaromtrent.
fel hen aandachtig beluisterd had. Nu stond die man
op, verontschuldigde zich wegens zijne vrijpostigheid
en vroeg of hij bij geval ook met iets van dienst kon
zijn. Het lokaal was slecht verlicht, en de drie vrien
den hadden nog den donkersten hoek gekozen. De
•vreemdeling was goed. gekleed en leek een heer te
wezen. Zijn gezicht bleef, daar hij met den rug naar
de gasvlam zat, in de schaduw.
De drie vrienden oogden hem vluchtig aan. Mis
schien was hij wel een schatrijke Maeceen. Mogelijk
had hij van den Dichter eenige verzen gelezen in een
tijdschrift, van don Schilder oen stuk gezien bij een
uitdrager in het Quartier St. Anloine, en van den
Componist eeno nocturne gehoord in een café-con
cert. Mogelijk dus interesseerde hij zich voor hen en
wilde iels voor hen doen. Dus was het geraden, den
man hoffelijk te bejegenen.
De minzame vreemdeling bestelde iets te drinken
en liet havana's rondgaan. En toen
„Vóór wij verder gaan", zeide hij glimlachend, „is
het mij een waar genoegen, u mee te deelen dat gij
allo drie bestemd zijl beroemd te worden."
De cognac was van een fijner merk, dan de drie al
tisten ooit te proeven kregen, en de sigaren geurden
voortreffelijk. Dus leek het de natuurlijkste zfrak lei-
wereld, dat de schenker van deze goede dingen ook de
toekomst voorspellen kon.
Roem en rijkdom zullen uw deel worden", hernam
de aangename Vreemdeling. „Al het begeerenswaardigsto
zal u in den schoot vallen: de aanbidding der vrou
wen, de vereering der mannen, de wierook der samen
leving, lachende omgeving, kostelijke spijzen, gerief en
weelde, al de genietingen die deze wereld bieden kan,
spiritueel en materieel."
De groezelige wanden Van het muffige eethuis ver
dwenen reeds voor de oogen der drie jongelingen, en
zij zagen zich wandelen als goden in lusthoven naar
dén trant van Mohammed's paradijs.
„Maar, helaas", ging de vreemdeling voort en
bij den veranderden toon zijner stem keerden de groe
zelige wanden terug „deze heerlijkheden vereischen
tijd. Gij zult dus alle drie een goed stuk over den
middelbaren leeftijd getreden zijn, alvorens gij .van uw
talent en uwen arbeid de rechtmatige vruchten oogsten
zult. Middelerwijl zult gij de oude geschiedenis door
leven. Talent, worstelend om erkenning tegen stomp
zinnigheid, afgunst en spot. Op winterdagen zult gij
verkleumen, bij een kachel zonder vuuren op wanne
zomerdagen zult gij niet in het zonlicht kunnen gaan
bij gebrek aan behoorlijke kleeren."
De vreemdeling zweeg, terwijl de oude garcon de
geledigde glazen weer vulde. De dne vrienden nip
ten in stilte.
„Ik stel voor" zeide de vreemdeling, met een be-
tooverenden glimlach „ik stel voor, mijne heeren,
dat wij over dezen gebruikelijken tijd van beproeving
de spons halen, dat wij over de tusschenliggende jaren
heenstappen, en zoo ineens arriveeren op de plaats
onzer ware bestemming."
En aan den man vvas iets de drie vrienden zou
den niet hebben kunnen zeggen wét het was iets,
dat alle td.ingen mogelijk deed schijnen.
„Niets is eenvoudiger", verklaarde de vreemdeling.
„Een beetje slapen, een beetje vergaten en de ja
ren liggen achter ons... Komaan, heeren, heb ik uwe
toestemming?
Dit was eene vraag, op welke nauwelijks een ant
woord noodig scheen... Met éénen stap te ontsnappen
aan He lange en zware worsteling zonder strijd
de overwinning te behalen!De jonge mannen ke
ken elkander aan, en alle drie knikten zij gretig den
vreemdeling toe. J
Daar scheen eensklaps het licht voor hen uit te
gaan, en eene duisternis als een sterk gedreven wind
zweefde over hen, gepaard met velerlei geluiden. Hier
op volgde eene diepe stille en straks vvas het weer
licht.
Zij zaten aan eene tafel, schitterend van zilver eo
fijn porselein en kristal, waaraan de roode wijn in
Venetfeansche bokalen, de vruchten en de bloemen
kleur verleenden. De kamer, al te weelderig gesierd
deed denken aan een particulier kabinet in een der
grootste restaurants. In zulke interieurs hadden de drie
artisten in zomernachten door de open vensters wel
eens een blik geworpen. Lampen met groote kappen
verspreidden er een aangenaam gesluierd licht. Het ge
laat van den vreemdeling echter was nog altoos in
de schaduw. Maar wat elk der drie het meest verbaas
de, vvas, tegenover hen twee tamelijk kaalhoofdige en
korpulente 'heeren te zien zitten, wier phvsionomieën
hun echter min of meer bekend leken. De Vreemdeling
had zijn wijnglas opgeheven in zijne hand.
„Onze waarde Paul", sprak hij. „heeft, met zijne
bekende bescheidenheid, elke openbare viering van zii-
nen triomf afgewezen. Toch wil hij niet aan drie oude
vrienden het genoegen ontzeggen van hem hunne har
telijkste felicitatie aan te bieden. Mijne heeren, ik drink
niet enkel op onzen waarden Paul. maar ook op de
Académie Frangaise, die door hem te eeren, zich-
zeW en Frankrijk eert."
Én de Vreemdeling, opslaande, vestigde zijne door
dringende oogen het éénige wat duidelijk van hem
zichtbaar was op den verbaasden Dichter. De twee
oude heeren tegenover hem. blijkbaar even verbaasd
als Paul zelf volgden het voorbeeld van den Vreem
deling en ledigden hunne glazen En eveneens naar
het voorbeeld van den Vreemd drukten zij Paul
over de tafel de hand.
„Houdt mij ten goede", zeide de Dichter „maar
ik vrees werkelijk dat ik moe! hebben geslapen.... Zou
u mii wel willen veroorloven" zoo richtte hij zich
lot den Vreemdeling „zou u mij Wel willen ver
oorloven. te vragen waar ik hier ben?"
Weer flikkerde er op des Vreemdelings gelaat de
glim'ach, die meer gevoeld werd dan gezien.
„Wiel zeker", antwoordde hii. ,.U is hier in eene
kamer van het Café Pretali. Wij zijn van avond hier,
om 'uwe benoeming tot lid van de Académie te vie
ren."
„Aha?" zeide de Dichter. „Zeer veel oer.''
„De Académie", hernam de Vreemdeling, „komt al
toos met bare hulde wat achteraan. Ik zélf zou uwe
benoeming gewenscht hebben tien jaren geleden, toen
gansch Frankrijk over u sprak. Op vijf-en-vijftigjari-
gen leeftijd" de Vreemdeling raakte even met zijne
vingers aan des Dichters vette hand „op vijf-en-
vijftig-jarigen leeftijd vloeit er door de dichtader niet
meer hetzelfde vuur als op vijLen-veertigen."
langzaam kroop de heugenis van het groezelige ca
feetje in d.e Rue St. Louis en van hei >n daar zoo
vreemds gebeurde op een avond toen h;: jong was,
in des Dichters brein terug.
„Zou ik ook wel mogen vragen", zeide hij, „wat er
eigenlijk met mij voorgevallen is?"
„Met alle genoegen", antwoordde de voorkomende
Vreemdeling. „Uw levensloop is hoogst belangwekkend
geweest in de eerste jaren hoofdzakelijk voor u
zélf. 1' trouwdo Marguérjte. U herinnert u Marguérile
loch nog wel.
De Dichter herinnerde zich haar.
„Een kolossaal dwaze streek, naar het oordeel van
de meeste menschen", hernam de Vreemdeling,
„want gij had! geen van beiden een stuiver op de
wereld. Maar ik voor mij moest ti gelijk geven. De
jeugd komt slechts éénmaal tot ons en mot rijf-
en-twintig iaar hebben wij niets beters te doen dan
oen nieuwe toon, oen diepte, die tot dusverre er aan en Noorwegen werden over zee aangevoerd en svoor-
had Hot was liet beste wat er ooit voor iaars verkocht, terwijl de vette ossen vanal den laai-
ontbroken had. Het was het beste wat er ooit voor
u komen kon uwe liefde voor Marguérite."
De Vreemdeling vulde zijn glas en schoof de karaf
verder. Maar de Dichter liet den wijn onaangeroerd.
„En toen ach ja toen volgde die excursie
op het veld der politiek. Die bijtende artikelen, die
u schreeft in de Liberté! Het is geen overdrijving,
wanneer ik zeg dat geheel de politieke strooming in
Frankrijk er door gewijzigd werd... En die wonder
bare redevoeringen bij uwe verkiezingscampagne te
Angers! Wat lag het volk aan uwe voeten!
U hadt binnen veertien dagen de ministerportefeuille
onder den arm kunnen dragen, als u het hadt gewild.
Maar gij dichters zijt zulke onberekenbare individuen.
En ik geloof ook dat u nog méér hebt uitgewerkt met
uwe tooneelstukken. Zal ik ooit de eerste opvoering
vergeten van „La Conquête"? Mij dunkt, dat was
het glanspunt van uwe carrière. Uw huwelijk met
Madame Deschenelles ik geloof niet dat het pu-
pliek er wel bij gevaren is. Des ouden Deschenelles'
millioenen niet waar? Millioenen en poëzie,
evenwel... Maar, duizendmaal pardon, mijn waarde
Paul! Gij hebt in uw leven zoo vóel gedaan. Het is
dus niet meer dan billijk, dat gij nu eens uw gemak
er van neemt. Uw werk is volbracht."
De dichter antwoordt niet. Hij zit voor zich heen
te staren, met oogen die in het verleden zijn gericht.
En de Schilder? En de Musicus? Wat brachten
hun de jaren?
De Vreemdeling vertelt ook hun van alles wat zij
hebben verloren: van de grieven en de zorgen, het
hopen en het vreezen, dat zij nimmer hebben gekend;
van hunne tranen, die eindigden in lachen; van de
triomfen die tot hen kwamen, in dagen toen het nog
zoet smaakte, het triomfeeren... Dit alles was voor
hij nu. De Vreemdeling had ook hun gegeven wat; hij
hun had beloofd en wat zij gewenscht hadden: de
overwinning zonder den strijd, het loon zonder het
zwoegen. En nu stuiven zij op en rebelleeren.
„Wat heb ik er aan," roept de Schilder „wat
heb ik er aan, dat ik nu de gouden medalje van
het Salon mag dragen, terwijl ik niet de flauwste
herinnering heb van hetgeen ik deed om haar te ver
dienen?"
De Vreemdeling brengt hem onder het oog dat hij
niet logisch redeneert. Want zulke herinneringen zou
den gepaard hebben moeten gaan met lange visioe
nen van schrale maaltijden in sjofele restaurants, van
ateliers onder de hanebalken, van allerlei misère en
ontbering. En aan dit alles wenschte hij immers te
ontsnappen.
De schilder zwijgt op deze terechtwijzing.
„Ik verlangde waardeering," roept de Musicus
„dat de menschen naar mij zouden luisteren. Niet dat
mijne muziek mij zou ontnomen worden in ruil voor
de vetpotten van een voorspoedigen koopman. Nu is
mijne inspiratie uitgedoofd. Ik voel 't. De muziek, die
eertijds mijne ziel vervulde, is stom als een visch."
„Die muziek was geboren uit strijd en nood," ant
woordt hem de Vreemdeling „uit de liefde die
stierf, uit de hoop die bedrogen werd, uit de illu-
siën die in rook vervlogen kortom, uit den lan
gen kamp die Leven heet, uit de worsteling welke
gij niet hebt willen bestaan."
Dan komt de Dichter aan het woord.
„Gij hebt het Leven ons ontroofd!" roept hij. „Gij
spreekt ons van doode lippen, wier kussen wij nooit
hebben gevoeld; van triomfzangen, gezongen voor
onze doove ooren. Gij hebt ons het vuur ontnomen,
en niets hebt gij ons gelaten dan de asch."
„Welnu," zegt de Vreemdeling „het is nog niet
te laat. Dit alles kan slechts een verwarde droom
wezen, die na het ontwaken verbleekt. Wilt gij uwe
Jeugd terugkoopen tot den prijs van weelde en ge
mak? Wilt gij het Leven terugkoopen tot den prijs
van vele tranen?"
En alle drie roepen zij als uit éenen mond:
„Geef ons onze Jeugd terug met hare lasten en
een hart om die te dragen! Geef ons het Leven te
rug, met zijne mengeling van bitter zoowel als zoet!"
Daar, eensklaps, staat de vreemdeling voor hen ge
openbaard. Zij zien nu dat hij zélf het Leven is
het Leven, geboren van strijd, gestaald door stre
ven, het Leven, dat liederen leert zingen door lij
den, het Leven, dat, om genoten te worden, moet
worden geleefd, de Overwinning, die, om gesmaakt
te worden, moet worden bevochten.
Zij ontwaken in het muffige cafeetje in de Rue St.
Louis.
De oude garcon maakt aanstalten om het lokaal
te sluiten, want de tijd loopt naar middernacht. De
Dichter haalt een handvol klein geld uit den zak en
vraagt wat er te betalen is.
„Niets," antwoordt de gargon.
„Niets?"
„Neen, Monsieur. Want de vreemde heer, die met
de heeren zat te praten vóór zij in slaap vielen, heeft
het gelag betaald."
De drie artisten kijken elkander aan. Geen van
drieën zegt een woord, maar elk denkt het zijne. Dan
trekken zij hunne overjassen aan en gaan naar
buiten."
De straten zijn ledig. Er valt een kille motregen.
De drie artisten zetten hunne kragen op en stap
pen voort in den nacht.
En terwijl hunne voetstappr
nat glinsterende plaveise',
gevoel van eene nieuw
moed tot wen tot
GOUDVELDEN.
bijna alle groote goud-ontdekkingen zijn aan 'n blo,.,
toeval ie danken. In het jaar 1857 zocht een arm fa
boorling zijn ezels, die weggeloopen waren, hij
der en vond het goudland van Ouiana, waarnaar gi
Walter Raleigh tevergeefs gezocht had. Het goudland
in New-Scotland werd in 1861 door 'n man ontdekt
die aan een heek zijn dorst lesehte. Onder de kiezep
steenen bemerkte hij 'n stukje goud, en toen hii
de bedding der beek doorzocht, vond hij meer derge.
lijke stukjes. De goudvelden van Noord-Carolina wer]
den door 'n knaap ontdekt, die op zekeren morgen
in 'n rivier van het graafschap Cabanas 'n bad nam.
Hij struikelde over 'n gelen steen, die 'n goudklomp
bleek te zijn en 12 K.G. woog.
In Californlë werd het eerst goud ontdekt door
James Wilson Marshall, toen hij uien uit den grond
groef. Het goudstof bleef aan de spade hangen, waar.
mede hij dit werk verrichtte. Maar het was reeds
aan Sir Francis Drake bekend, dat er goud in Cali-
fornië gevonden zou worden. Tijdens de regeering van
Koningin Anna, meldde kapitein Shelvocke, dat Cali.
fornië rijk aan goud was en in de „Mineralogie" van
Philip^, die in 1815 werd uitgegeven, komt de zfa
voor: „Aan de Californische kust ligt 'n veertien mij.
len lange streek, waar goudklompen in den bodem
gevonden worden.
De eertijds beroemde goudgroeven te Wickow, wer-
den d -on sportsman bij het vissehen ontdekt, door
dat hij goud in het zand zag glinsteren. Gedurende
twintig jaren hield hij zijn ontdekking geheim. Toen
trouwde hij met een jong meisje, aan wie hij zjjn
Men was genoodzaakt in het buitenland kleine, min- geheim meedeelde. Zijn vrouw meende, dat hij niet
rwaardice dieren aan te koopen, doch liet was ver- wel bij 't hoofd was en maakte de zaak wereldkundig.
jaars verkocht, terwijl
.sten Maandag in October tot den tweeden Maandag
in November werden verhandeld.
Reeds in 1435 werd rundvee uit Friesland naar
Holland getransporteerd en in den aanvang der 15e
eeuw voerde Noordholland reeds vee naar Gelderland
uit, alsmede naar Spanje en Portugal.
Al vroegtijdig moet Holland uitstekend vee bezeten
hebben, want de Staten van Holland boden in 15(58
aan Atvia twee vette ossen aan, waarvan ©en 3000
pond woog'! In November 1(518 werd in do waag te
Hoorn een os van 2100 pond gewogen en in het na
jaar van 1738 te Amsterdam een vette koe van 2300
pond.
Zeker was de veehandel met het buitenland: De
nemarken, Zweden, Holstein, Spanje en Portugal in
de 16e eeuw van veel belang.
De kronieken melden inlusschen vele rampen, die
den Nederlandschen veestapel geteisterd hebben. Hon
derdduizenden dieren zijn er omgekomen door de veel
vuldige en geweldige overstroomingen en besmettelijke
ziekten. De ergste van deze was de rundvee pest.
De eerste meer nauwkeurige opgaven van deze ziekte
dateeren van 1713 en 1711, toen do veepest in Hol
land ©n Friesland vreeselijk gewoed heeft en in Ne
derland 300.000 stuks rundvee doodde. Van 1744 "tot
1756 woedde de pest andermaal en Hollands Noorder
kwartier verloor vijf zevende deel van zijn rundvee.
Van 1769 tot 1782 teisterde -de pest Holland opnieuw
In do beide Hollanden stierven circa 400.000 runde
ren en genazen er 175.000 stuks.
Tengevolge der zware overstroomingen, do geweldige
veeziekten en de vele oorlogen verkeerde de véésla-
pel omstreeks 1780 in een treurigen toestand.
derwaardige
wonderlijk hoe snel dit vee hier vooruitging. Na en
keto geslachten geleken de afstammelingen weer op
het aloude, uitstekende Holiandsche ras.
In 1800 was de toestand wederom veel verbeterd,
doch tijdens de Fransche overheersching werd alweer
veel vee weggenomen ter proviandeering der reusach
tige legers van Napoleon.
Door een vrceselijkcn .storm van 2 tot 4 Februari
1825 werden op vele plaatsen geweldige overslroomin-
gen veroorzaakt waardoor veel vee verdronk.
Groote verliezen bracht later nog de „longziekte",
die vooral van 1833 tot 1849 tal van slachtoffer eischtc.
De veepest woedde wederom hevig van 18651867.
In dien tijd verloor Nederland ruim 115.000 runde
ren.
Na 1870 was het voor de Nederlandsche veeteelt
een gunstige tijd; de uitvoer naar het buitenland nam
voortdurend toe en bereikte omstreeks 1880 haar top
punt.
in 1884 zond één exporteur 800 stuks Friesch fok-
vee naar Amerika. Duitschland, Oostenrijk-Ilongarijc,
België, Frankrijk, Rusland, Spanje, Italië, Zweden. Zuid-
Afrika, Austrabë, Argentinië en Japan, hebben van
toen af meer of minder met ons veehandel gedreven;
vooral na 1900.
De geschiedenis van het Nederlandsche rundvee,
broksgewijze opgeteekend m verschillende kronieken cn j
andere geschriften, is door G. J. Hengevcld, in een
uitmuntende studie, getiteld ..Het Rundvee" bijeenge
bracht. Tevergeefs zal men daar echter zoeken naai
den oorsprong der haarkleur van ons vee.
Ten onrechte hebben achttiende-eeuwsehe buitenland I
sche schrijvers de voortreffelijkheid van ons rundvee
toegeschreven aan invoer uit Indische runderen; diij
is een fabeltje.
„Es ist nicht die Rasse und die Jahrtausende al te
Reinzucht derselbe. sondern aucii das Hollander Vieh
war een groszer Misehmasch und eine Kreuzung aller
möglichen Rinderschlage, sondern es ist der Boden,
und es ist das Ivlima. dasz allen Tieren, die hier le-
hon. in ihren Nachkommenschaft den Stempel sein
Eigenart aufdrücken, die so überaus gut den züchtè*
ris,Ken Bedürfnissen enlsprechen.1)
Zoo lees ik iii de „Inaugural-Dissertation" van Dr.
D. L. Bakker. Rijks veearts te Enschede, die dit jaar
promoveerde op ©en doorwrochte studie over het
Nederlandsche Rundvee aan de Iloogeschool te Bern.
„In den folgenden Seiten hoffe ich nun den hin-
rcichenden Beweis anzufuhren für die These, das l>eim
urspriinglichen niedcrlandischen Vieh die schwarze
Farbe nicht vorkam und diese .Farbe erst vom 2ten
Halfte des achtzehnten Jahrhunderls datirt"; 2) kan men
in deze dissertatie lezen.
Bij de reorganisatie van het Nederlandsch Rund
vee Stamboek heeft men in Nederland drie typen aan
genomen: „Zwartbont", „Zwartwitkop' en „Roodbont'
In alle drie veeslagen treft men echter de roode
:kleur aan. In Friesland treft men „roodbont" nog al
eens aan en deze kleur erft zeer constant over.
Op grond van verschillende daadzaken komt Dr.
In twee maanden tijds werd toen voor f 120.000 aan
goud uit het rivierzand gewonnen. De ontdekker
stierf krankzinnig na een half jaar getrouwd te zijn
geweest.
DE OUDSTE TAAL.
Professor Hummel van Munchen vermaard taal
geleerde en oriëntalist heeft 'n werk uitgegeven
over de oudste taal, waarvan men weet.
Die taal is volgens genoemden professor die der
Sumeriërs, een zeer beschaafd Arisch volk, dat in
Mesopotamië woonde en waar de beschaving zich
ontwikkelde, waar in later eeuwen de Babyloniërg de
dragers van waren, bij wie zelfs de oude Egyptena-
ren ter schole gingen.
Toen het volk der Sumeriërs te gronde ging, bleef
zijn taal behouden als taal der geleerden, evenals la
ter het Latijn. Deze Sumerische taal is nauw verwant
met de Turco-Tartaarsche talen aan den eenen en de
Arische aan den anderen kant.
of gij eenig teckcn van de vei
nier- of blaasziekte hl
'Vraag 1Hebt gij 's morgens bij
ellendig gevoel in uw rug?
Vraag 2. Zijn uw oogleden opgei-
lila uwe zwellingen onder de oogen? Zijn uw en
kels en handen opgezwollen? (De eerste ken-
tockencn van waterzucht.)
Vraag 3. Is uw urine bewolkt, met bezinksel of
schrijnend? Loost gij te veel of te weinig urine?
Vraag 4. Zijn uw ledematen bevend of rlieuma-
lisch, vooral hij slecht en vochtig weer?
Vraag 5. is uw rug pijnlijk, wanneer gij u bukt
of uit een stoel tracht op te staan?
Vraag 6. Hebt gij hoofdpijn of klopt uw hoofd?
Werkt het hart onregelmatig? Wordt gij duizelig na
eenigen tijd gestaan te hebben?
Vraag 7. Lijdt gij aan graveel, lenden- of lieup-
jicht?
Nierkwalen doen niet iedereen op dezelfde wijze aan
geen enkele patiënt heeft alle kentoekeneri, maar
iedere patiënt heeft sommige kenteekenen. Indien gij
echter eenige aanwijzing voor nier- of blaaszwaktc
hebt. is uw kwaal misschien reeds tot een hoogeren
graad geklommen dan gij denkt, en verliest de blaas
misschien plotseling haar kracht om liet water op te hou
den.
Alleen een nierengencesmiddel kan een nierziekte
tot in haar wortels uitroeien. Foster's Rugpijn Nie
ren Pillen dienen speciaal voor nier- en blaaskwn-
Ien. Zij lossen het urinezuur volkomen op en werken
rechtstreeks op de lijdende nieren. Zij staan hen op
een zachte wijze bij in hun grootsch werk om het
bloed te filtreeren en de urinevergiften af te voeren, die
Bakker~tot de conclusie, dat de mogelijkheid niet is i zoovele noodlottige ziekten bij mannen en vrouwen
klinken op het
eik hunner het
u een nieuwen
o leven.
N. R. Crt.
uitgesloten, dat de zwartbonte kleur van ons heden- teweegbrengen.
(11)
XCVII. DE GESCHIEDENIS VAN ONS RUNDVEE
IN VERBAND MET DE HAARKLEUR.
I Reeds tweeduizend jaren geleden, bij de komst dei-
Romeinen in Nederland, hielden de Friezen groote
kudden tamme runderen en voerden gezoulen vieesch
en huiden uit. Met huiden betaalden zij ook de be
lasting aan de Romeinsche overheci-schers.
Het 'woord boter afgeleid van het Latijnsche
„butyrum" en kaas van „caseus" duiden aan, dat
de zuivelbereiding eerst van de Romeinen geleerd is.
Ook de meel- in liet Zuiden van Nederland wonende
Batavieren hielden runderen als huisdieren en beide
volksstammen legden weiden aan en wierpen terpen
of vluchtheuvels op om bij hoogen waterstand hun
we voor verdrinken te bewaren.
Onder den invloed der Romeinen werden de lan
derijen in vele gewesten reeds in „plaatsen" van circa
10 il.A. ingedeeld.
In de vierde eeuw na Christus' geboorte woonden
in het Westen en Noorden van -Nederland de Frie
zen, in het Oosten de Saksers en in het Zuiden de
Franken. In woningbouw, gewoonten en volksaard kan
men dit afstammingsverschil heden ten dage onder de
landbouwende bevolking van ons land nog ontdek
ken.
Gaandeweg werd. de veehouderij en ook de akker-1
bouw belangrijker. Men wierp reeds dammen op tc-
gen gewone vloeden en vermeerderde het aantal ter-
r> -f 11 iu ,Pe,t. Di de dertiende eeuw begon men voor hel eerst
Ie leven. Ongetwijfeld ook heeft hel huwelijk u voor- zware dijken aan te leturen
uitgeholpen. U leiddet destijds een idyllisch bestaan Reeds in 660 schijnt ci
daagsr-h veeslag afkomstig is van den grooten invoerGeen doos is echt, wanneer er niet de volledige
van Deensch vee in de vorige eeuwen. Zelfs heeft naam Foster's Rugpijn Nieren Pillen op voorkomt,
het veel schijn, dat vroeger zwartbont vee in Neder- Zij zijn te Schagen verkrijgbaar bij den heer J. Rotgans,
land zeldzaam was! Toezending geschiedt franco na ontvangst van post-
Wat dei geleerde schrijver uit boeken niet afleiden wissel f 1.75 voor één, of f 10 voor zes doozen.
kon, zocht hij op de meesterlijke .schilderijen onzer
zeventien- en achttiende-eeuwsehe landschapschilders; o.
a. onderzocht hij alle schilderstukken van ons wereld
beroemd Rijksmuseum te Amste'rdam. En het resul
taat van dit zeer oorspronkelijke onderzoek heeft de
schrijver aldus geformuleerd
Het Nederlandsche vee was oorspronkelijk niet
zwartbont, de zwartbonte kleur dateert eerst uit den
laatsten tijd der achttiende eeuw, stamt af van zwart
bont Jutlander vee, terwijl van de oudste tijden af
„de blaarkop" (Groninger slag) reeds veelvuldig bij
onze runderen voorkwam.
Eertijds was de roode kleur bij het Nederlandsche
vee de overheerschende.
„Das niederlandische Rind gehort schon von Alters
her zum sogenannten roten Landschlag, dem ur-
sprunglichen Rind ganz Mitteleuropas". 3)
Tusschen 1840 en later trachtte men op verschil
lende plaatsen in Nederland ons veeras vooruit te
brengen door kruising van ons vee met Engelsche
„Shorthorns", hier als „bontpooten" bekend.
In 1844 voerde I. G. I. van den Bosch in Zeeland
reeds 6 stieren en 8 koeien van het Shorthornras in
Nederland in. Langen tijd heeft men hiermee voort-
gefokt en op 15 Juni 1888 stelde genoemde heer
nog een Shorthornstier van buitengewoon gewicht te
Goes ten toon.
Ook in andere provinciën had men Shorthorns in
gevoerd. Aanvankelijk was men over de resultaten
voldaan, maar op den duur deed men de ervaring op,
dat de melkproductie achteruitging.
Het eenige wat er van de Shorthorns nog over is
zijn de veel gewraakte zwarte vlekken aan de on-
derbeenen, zóo angstvallig uit de registers van het
Noderlandsch Rundvee-Stamboek geweerd door den
Hoofdinspecteur I. G. I. van den Bosch. „Het kan
verkeeren!" zei Brederode.
D. E. LANDMAN.
m een vilaatje !o Surennes. met een tuin aan de ri- markt
vier. Arm waart gij, natuurlijk zoo arm als kerk
muizen. Maar wie vreest er armoede, wanneer hoop
en liefde ziften zingen op oen groenen tak?.... Ik ge
loof waarlijk dat uw beste werk geschreven werd in
die drie jaren te Surennes. Ach, boe toodcr. boe warm
hoe liefelijk waren die verzen! Fr is niets koslelij-
kers in heel de Fransche poëzie. Terstond opgang maak-
i r'11'f'- Maar tien jaar later waren zij bij het
publiek dc rage Marguérite was toen al gestorven.
Het arme kind! Hot had oen zwaren tijd doorgemaakt
en zij was zooals u zich herinneren zult, nooit van
<1© ■Uerkstcn. Maar zelfs met haren dood. geloof il<
hielp zij u. Daardoor toch kwam er in uwe poëzie
hijnt cr te Utrecht eene vet
bestaan Ie hebben, hoewel de meeste markten
pas na 1100 zijn gesticht. Schiedam b.v. kreeg eene
markt in 1270. Haarlem in 1266, Hoorn in 1311. In
de 14e eeuw brachten de Denen hier 's zomers vele
ossen, die in Noordholland werden vetgeweid en ge
regeld te Hoorn werden verkocht. Hot privilegie de
zer weekmarkt werd in 1389 aan Hoom verleend,
doch in 1605 ontnomen, toen deze markt naar Enk
huizen werd verplaatst. In het najaar van 1621 wer
den er op deze weekmarkten 11769 vette ossen ver
kocht.
In 1710 werd deze markt naar Amsterdam vcr-
P ne sUld bezat TCcds veemarkten vanaf 1220
en -70. De magere ossen uit Denemarken Zweden
1) „Het is niet het ras en de eeuwen lange zuivere
teelt hiermede, want ook het Holiandsche vee was
een waar mengelmoes en eene kruising van alle moge
lijke veeslagen, maar het is de bodem en het klimaat,
dat op alle dieren, welke hier leven, in hunne afstam
melingen zijn eigenaardigen stempel drukt, die zoo
buitengewoon goed beantwoordt aan de behoeften der
fokkerij.
2) „In de volgende bladzijden hoop ik nu het over
tuigende bewijs te leveren voor de stelling, dat bij
het oorspronkelijke Holiandsche vee de zwarte kleur
niet voorkwam en deze kleur pas dateert van de twee
de helft der 18e eeuw."
3) „Het Nederlandsche rund behoort reeds sinds
de vroegste tijden tot het zoogenaamde roode land-
slag, het oorspronkelijke rund van geheel Middel-
Europa."
Wat u^iroop is.
De Gemeente- en Rijksveldwachter C. Stadiander,
te Wagenborgen, ©en plaatsje in Groningen, verzocht
ons het volgende op te nement
„Mijn dochtertje Harmke, een kind van drie jaar.
had het vreeselijk aan de longen; zij was zeventien
weken hevig ziek. Allerlei geneesmiddelen, die ik ter
genezing voor haar aanwendde, hielpen niet. Nacht op
nacht hieven wij bij haar waken en ik dacht ieder
oogenblikstraks is het gedaan met mijn schat. Een
vriend, die hel zieke kind kwam bezoeken, riep: Ge
bruik toch Abdijsiroop! Ik liet toen een fiescli Ab
dijsiroop halen hij J. Pronger, ©n na haar daarvan
een lepeltje tc hebben ingegeven, begon het kind twin
tig; minuten daarna slijm to spuwen, terwijl deze al
tijd zoo vast had gezeten, dat -naar niet los ko
men kon.
Ik liet de kleine de Abdijsir p doorgebruiken en
na 5 flacons te hebben ingenomen was zij radicaal
genezen. Bovenstaande gebeurtenis had een jaar ge
leden plaats en nog steeds is het kind zoo gezond als
hel maar wezen kan."
De 'heer J. Roynljes, Gemeente- 011 onbez. Rijks
veldwachter te Chaam (N.-B.schrijft ons, dat zijn
dochtertje Cornelia, oud 3 jaar, gedurende een half
jaar ziek was van hel vrecselijke hoesten, dat zij voort
durend .deed, terwijl zij zichtbaar vermagerde. Daar
hij voor zijn kind alle denkbare geneesmiddelen ge
probeerd had, terwijl zij maar niet beter werd, )>e-
gon hij zich ongerust ie maken. „Hel was voor wij
en mijne vrouw verschrikkelijk 0111 aan te zien, zoo
als het kind leed" zoo schrijft hij. Ik hoorde (oen.
dat do Abdijsiroop, Klooster Sancta Paulo zulk een
uitstekend geneesmiddel was en kocht deze bij don
winkelier H. Donkers, alhier. Na die ééne flacon Ab
dijsiroop to hebben ingenomen, was mijn dochtertje
genezen en is jlhans weer gezond en alles is ,vec'
De Abdijsiroop geneest zoowel kinderen als ouden
van dagen van alle horst- en longaandoeningen, aslhma,
pleuris, bronchitis, keelpijn, verkoudheid, e"e- 0
1 rijs per flacon van 230 ar f 1 van -)->0 gr. 1 2.
van 1000 gr. f 3.50. Hoe grooter flacon, hoe voordee-
liger dus!
Cenlraal-Dcpót L. I. Akker Van Alkmadestraat, Rot
terdam.
Verkrijgbaar hij dc bekende wederverkoopers, alle
Drogisten en dcmcesle Apothekers.