uu Lal- au T Hoe gij kunt vaststellen Van dit en van dat. RECLAME. S. Iedereen leze de verklaring van twee Rij ksvel d wachters daaromtrent. fel hen aandachtig beluisterd had. Nu stond die man op, verontschuldigde zich wegens zijne vrijpostigheid en vroeg of hij bij geval ook met iets van dienst kon zijn. Het lokaal was slecht verlicht, en de drie vrien den hadden nog den donkersten hoek gekozen. De •vreemdeling was goed. gekleed en leek een heer te wezen. Zijn gezicht bleef, daar hij met den rug naar de gasvlam zat, in de schaduw. De drie vrienden oogden hem vluchtig aan. Mis schien was hij wel een schatrijke Maeceen. Mogelijk had hij van den Dichter eenige verzen gelezen in een tijdschrift, van don Schilder oen stuk gezien bij een uitdrager in het Quartier St. Anloine, en van den Componist eeno nocturne gehoord in een café-con cert. Mogelijk dus interesseerde hij zich voor hen en wilde iels voor hen doen. Dus was het geraden, den man hoffelijk te bejegenen. De minzame vreemdeling bestelde iets te drinken en liet havana's rondgaan. En toen „Vóór wij verder gaan", zeide hij glimlachend, „is het mij een waar genoegen, u mee te deelen dat gij allo drie bestemd zijl beroemd te worden." De cognac was van een fijner merk, dan de drie al tisten ooit te proeven kregen, en de sigaren geurden voortreffelijk. Dus leek het de natuurlijkste zfrak lei- wereld, dat de schenker van deze goede dingen ook de toekomst voorspellen kon. Roem en rijkdom zullen uw deel worden", hernam de aangename Vreemdeling. „Al het begeerenswaardigsto zal u in den schoot vallen: de aanbidding der vrou wen, de vereering der mannen, de wierook der samen leving, lachende omgeving, kostelijke spijzen, gerief en weelde, al de genietingen die deze wereld bieden kan, spiritueel en materieel." De groezelige wanden Van het muffige eethuis ver dwenen reeds voor de oogen der drie jongelingen, en zij zagen zich wandelen als goden in lusthoven naar dén trant van Mohammed's paradijs. „Maar, helaas", ging de vreemdeling voort en bij den veranderden toon zijner stem keerden de groe zelige wanden terug „deze heerlijkheden vereischen tijd. Gij zult dus alle drie een goed stuk over den middelbaren leeftijd getreden zijn, alvorens gij .van uw talent en uwen arbeid de rechtmatige vruchten oogsten zult. Middelerwijl zult gij de oude geschiedenis door leven. Talent, worstelend om erkenning tegen stomp zinnigheid, afgunst en spot. Op winterdagen zult gij verkleumen, bij een kachel zonder vuuren op wanne zomerdagen zult gij niet in het zonlicht kunnen gaan bij gebrek aan behoorlijke kleeren." De vreemdeling zweeg, terwijl de oude garcon de geledigde glazen weer vulde. De dne vrienden nip ten in stilte. „Ik stel voor" zeide de vreemdeling, met een be- tooverenden glimlach „ik stel voor, mijne heeren, dat wij over dezen gebruikelijken tijd van beproeving de spons halen, dat wij over de tusschenliggende jaren heenstappen, en zoo ineens arriveeren op de plaats onzer ware bestemming." En aan den man vvas iets de drie vrienden zou den niet hebben kunnen zeggen wét het was iets, dat alle td.ingen mogelijk deed schijnen. „Niets is eenvoudiger", verklaarde de vreemdeling. „Een beetje slapen, een beetje vergaten en de ja ren liggen achter ons... Komaan, heeren, heb ik uwe toestemming? Dit was eene vraag, op welke nauwelijks een ant woord noodig scheen... Met éénen stap te ontsnappen aan He lange en zware worsteling zonder strijd de overwinning te behalen!De jonge mannen ke ken elkander aan, en alle drie knikten zij gretig den vreemdeling toe. J Daar scheen eensklaps het licht voor hen uit te gaan, en eene duisternis als een sterk gedreven wind zweefde over hen, gepaard met velerlei geluiden. Hier op volgde eene diepe stille en straks vvas het weer licht. Zij zaten aan eene tafel, schitterend van zilver eo fijn porselein en kristal, waaraan de roode wijn in Venetfeansche bokalen, de vruchten en de bloemen kleur verleenden. De kamer, al te weelderig gesierd deed denken aan een particulier kabinet in een der grootste restaurants. In zulke interieurs hadden de drie artisten in zomernachten door de open vensters wel eens een blik geworpen. Lampen met groote kappen verspreidden er een aangenaam gesluierd licht. Het ge laat van den vreemdeling echter was nog altoos in de schaduw. Maar wat elk der drie het meest verbaas de, vvas, tegenover hen twee tamelijk kaalhoofdige en korpulente 'heeren te zien zitten, wier phvsionomieën hun echter min of meer bekend leken. De Vreemdeling had zijn wijnglas opgeheven in zijne hand. „Onze waarde Paul", sprak hij. „heeft, met zijne bekende bescheidenheid, elke openbare viering van zii- nen triomf afgewezen. Toch wil hij niet aan drie oude vrienden het genoegen ontzeggen van hem hunne har telijkste felicitatie aan te bieden. Mijne heeren, ik drink niet enkel op onzen waarden Paul. maar ook op de Académie Frangaise, die door hem te eeren, zich- zeW en Frankrijk eert." Én de Vreemdeling, opslaande, vestigde zijne door dringende oogen het éénige wat duidelijk van hem zichtbaar was op den verbaasden Dichter. De twee oude heeren tegenover hem. blijkbaar even verbaasd als Paul zelf volgden het voorbeeld van den Vreem deling en ledigden hunne glazen En eveneens naar het voorbeeld van den Vreemd drukten zij Paul over de tafel de hand. „Houdt mij ten goede", zeide de Dichter „maar ik vrees werkelijk dat ik moe! hebben geslapen.... Zou u mii wel willen veroorloven" zoo richtte hij zich lot den Vreemdeling „zou u mij Wel willen ver oorloven. te vragen waar ik hier ben?" Weer flikkerde er op des Vreemdelings gelaat de glim'ach, die meer gevoeld werd dan gezien. „Wiel zeker", antwoordde hii. ,.U is hier in eene kamer van het Café Pretali. Wij zijn van avond hier, om 'uwe benoeming tot lid van de Académie te vie ren." „Aha?" zeide de Dichter. „Zeer veel oer.'' „De Académie", hernam de Vreemdeling, „komt al toos met bare hulde wat achteraan. Ik zélf zou uwe benoeming gewenscht hebben tien jaren geleden, toen gansch Frankrijk over u sprak. Op vijf-en-vijftigjari- gen leeftijd" de Vreemdeling raakte even met zijne vingers aan des Dichters vette hand „op vijf-en- vijftig-jarigen leeftijd vloeit er door de dichtader niet meer hetzelfde vuur als op vijLen-veertigen." langzaam kroop de heugenis van het groezelige ca feetje in d.e Rue St. Louis en van hei >n daar zoo vreemds gebeurde op een avond toen h;: jong was, in des Dichters brein terug. „Zou ik ook wel mogen vragen", zeide hij, „wat er eigenlijk met mij voorgevallen is?" „Met alle genoegen", antwoordde de voorkomende Vreemdeling. „Uw levensloop is hoogst belangwekkend geweest in de eerste jaren hoofdzakelijk voor u zélf. 1' trouwdo Marguérjte. U herinnert u Marguérile loch nog wel. De Dichter herinnerde zich haar. „Een kolossaal dwaze streek, naar het oordeel van de meeste menschen", hernam de Vreemdeling, „want gij had! geen van beiden een stuiver op de wereld. Maar ik voor mij moest ti gelijk geven. De jeugd komt slechts éénmaal tot ons en mot rijf- en-twintig iaar hebben wij niets beters te doen dan oen nieuwe toon, oen diepte, die tot dusverre er aan en Noorwegen werden over zee aangevoerd en svoor- had Hot was liet beste wat er ooit voor iaars verkocht, terwijl de vette ossen vanal den laai- ontbroken had. Het was het beste wat er ooit voor u komen kon uwe liefde voor Marguérite." De Vreemdeling vulde zijn glas en schoof de karaf verder. Maar de Dichter liet den wijn onaangeroerd. „En toen ach ja toen volgde die excursie op het veld der politiek. Die bijtende artikelen, die u schreeft in de Liberté! Het is geen overdrijving, wanneer ik zeg dat geheel de politieke strooming in Frankrijk er door gewijzigd werd... En die wonder bare redevoeringen bij uwe verkiezingscampagne te Angers! Wat lag het volk aan uwe voeten! U hadt binnen veertien dagen de ministerportefeuille onder den arm kunnen dragen, als u het hadt gewild. Maar gij dichters zijt zulke onberekenbare individuen. En ik geloof ook dat u nog méér hebt uitgewerkt met uwe tooneelstukken. Zal ik ooit de eerste opvoering vergeten van „La Conquête"? Mij dunkt, dat was het glanspunt van uwe carrière. Uw huwelijk met Madame Deschenelles ik geloof niet dat het pu- pliek er wel bij gevaren is. Des ouden Deschenelles' millioenen niet waar? Millioenen en poëzie, evenwel... Maar, duizendmaal pardon, mijn waarde Paul! Gij hebt in uw leven zoo vóel gedaan. Het is dus niet meer dan billijk, dat gij nu eens uw gemak er van neemt. Uw werk is volbracht." De dichter antwoordt niet. Hij zit voor zich heen te staren, met oogen die in het verleden zijn gericht. En de Schilder? En de Musicus? Wat brachten hun de jaren? De Vreemdeling vertelt ook hun van alles wat zij hebben verloren: van de grieven en de zorgen, het hopen en het vreezen, dat zij nimmer hebben gekend; van hunne tranen, die eindigden in lachen; van de triomfen die tot hen kwamen, in dagen toen het nog zoet smaakte, het triomfeeren... Dit alles was voor hij nu. De Vreemdeling had ook hun gegeven wat; hij hun had beloofd en wat zij gewenscht hadden: de overwinning zonder den strijd, het loon zonder het zwoegen. En nu stuiven zij op en rebelleeren. „Wat heb ik er aan," roept de Schilder „wat heb ik er aan, dat ik nu de gouden medalje van het Salon mag dragen, terwijl ik niet de flauwste herinnering heb van hetgeen ik deed om haar te ver dienen?" De Vreemdeling brengt hem onder het oog dat hij niet logisch redeneert. Want zulke herinneringen zou den gepaard hebben moeten gaan met lange visioe nen van schrale maaltijden in sjofele restaurants, van ateliers onder de hanebalken, van allerlei misère en ontbering. En aan dit alles wenschte hij immers te ontsnappen. De schilder zwijgt op deze terechtwijzing. „Ik verlangde waardeering," roept de Musicus „dat de menschen naar mij zouden luisteren. Niet dat mijne muziek mij zou ontnomen worden in ruil voor de vetpotten van een voorspoedigen koopman. Nu is mijne inspiratie uitgedoofd. Ik voel 't. De muziek, die eertijds mijne ziel vervulde, is stom als een visch." „Die muziek was geboren uit strijd en nood," ant woordt hem de Vreemdeling „uit de liefde die stierf, uit de hoop die bedrogen werd, uit de illu- siën die in rook vervlogen kortom, uit den lan gen kamp die Leven heet, uit de worsteling welke gij niet hebt willen bestaan." Dan komt de Dichter aan het woord. „Gij hebt het Leven ons ontroofd!" roept hij. „Gij spreekt ons van doode lippen, wier kussen wij nooit hebben gevoeld; van triomfzangen, gezongen voor onze doove ooren. Gij hebt ons het vuur ontnomen, en niets hebt gij ons gelaten dan de asch." „Welnu," zegt de Vreemdeling „het is nog niet te laat. Dit alles kan slechts een verwarde droom wezen, die na het ontwaken verbleekt. Wilt gij uwe Jeugd terugkoopen tot den prijs van weelde en ge mak? Wilt gij het Leven terugkoopen tot den prijs van vele tranen?" En alle drie roepen zij als uit éenen mond: „Geef ons onze Jeugd terug met hare lasten en een hart om die te dragen! Geef ons het Leven te rug, met zijne mengeling van bitter zoowel als zoet!" Daar, eensklaps, staat de vreemdeling voor hen ge openbaard. Zij zien nu dat hij zélf het Leven is het Leven, geboren van strijd, gestaald door stre ven, het Leven, dat liederen leert zingen door lij den, het Leven, dat, om genoten te worden, moet worden geleefd, de Overwinning, die, om gesmaakt te worden, moet worden bevochten. Zij ontwaken in het muffige cafeetje in de Rue St. Louis. De oude garcon maakt aanstalten om het lokaal te sluiten, want de tijd loopt naar middernacht. De Dichter haalt een handvol klein geld uit den zak en vraagt wat er te betalen is. „Niets," antwoordt de gargon. „Niets?" „Neen, Monsieur. Want de vreemde heer, die met de heeren zat te praten vóór zij in slaap vielen, heeft het gelag betaald." De drie artisten kijken elkander aan. Geen van drieën zegt een woord, maar elk denkt het zijne. Dan trekken zij hunne overjassen aan en gaan naar buiten." De straten zijn ledig. Er valt een kille motregen. De drie artisten zetten hunne kragen op en stap pen voort in den nacht. En terwijl hunne voetstappr nat glinsterende plaveise', gevoel van eene nieuw moed tot wen tot GOUDVELDEN. bijna alle groote goud-ontdekkingen zijn aan 'n blo,., toeval ie danken. In het jaar 1857 zocht een arm fa boorling zijn ezels, die weggeloopen waren, hij der en vond het goudland van Ouiana, waarnaar gi Walter Raleigh tevergeefs gezocht had. Het goudland in New-Scotland werd in 1861 door 'n man ontdekt die aan een heek zijn dorst lesehte. Onder de kiezep steenen bemerkte hij 'n stukje goud, en toen hii de bedding der beek doorzocht, vond hij meer derge. lijke stukjes. De goudvelden van Noord-Carolina wer] den door 'n knaap ontdekt, die op zekeren morgen in 'n rivier van het graafschap Cabanas 'n bad nam. Hij struikelde over 'n gelen steen, die 'n goudklomp bleek te zijn en 12 K.G. woog. In Californlë werd het eerst goud ontdekt door James Wilson Marshall, toen hij uien uit den grond groef. Het goudstof bleef aan de spade hangen, waar. mede hij dit werk verrichtte. Maar het was reeds aan Sir Francis Drake bekend, dat er goud in Cali- fornië gevonden zou worden. Tijdens de regeering van Koningin Anna, meldde kapitein Shelvocke, dat Cali. fornië rijk aan goud was en in de „Mineralogie" van Philip^, die in 1815 werd uitgegeven, komt de zfa voor: „Aan de Californische kust ligt 'n veertien mij. len lange streek, waar goudklompen in den bodem gevonden worden. De eertijds beroemde goudgroeven te Wickow, wer- den d -on sportsman bij het vissehen ontdekt, door dat hij goud in het zand zag glinsteren. Gedurende twintig jaren hield hij zijn ontdekking geheim. Toen trouwde hij met een jong meisje, aan wie hij zjjn Men was genoodzaakt in het buitenland kleine, min- geheim meedeelde. Zijn vrouw meende, dat hij niet rwaardice dieren aan te koopen, doch liet was ver- wel bij 't hoofd was en maakte de zaak wereldkundig. jaars verkocht, terwijl .sten Maandag in October tot den tweeden Maandag in November werden verhandeld. Reeds in 1435 werd rundvee uit Friesland naar Holland getransporteerd en in den aanvang der 15e eeuw voerde Noordholland reeds vee naar Gelderland uit, alsmede naar Spanje en Portugal. Al vroegtijdig moet Holland uitstekend vee bezeten hebben, want de Staten van Holland boden in 15(58 aan Atvia twee vette ossen aan, waarvan ©en 3000 pond woog'! In November 1(518 werd in do waag te Hoorn een os van 2100 pond gewogen en in het na jaar van 1738 te Amsterdam een vette koe van 2300 pond. Zeker was de veehandel met het buitenland: De nemarken, Zweden, Holstein, Spanje en Portugal in de 16e eeuw van veel belang. De kronieken melden inlusschen vele rampen, die den Nederlandschen veestapel geteisterd hebben. Hon derdduizenden dieren zijn er omgekomen door de veel vuldige en geweldige overstroomingen en besmettelijke ziekten. De ergste van deze was de rundvee pest. De eerste meer nauwkeurige opgaven van deze ziekte dateeren van 1713 en 1711, toen do veepest in Hol land ©n Friesland vreeselijk gewoed heeft en in Ne derland 300.000 stuks rundvee doodde. Van 1744 "tot 1756 woedde de pest andermaal en Hollands Noorder kwartier verloor vijf zevende deel van zijn rundvee. Van 1769 tot 1782 teisterde -de pest Holland opnieuw In do beide Hollanden stierven circa 400.000 runde ren en genazen er 175.000 stuks. Tengevolge der zware overstroomingen, do geweldige veeziekten en de vele oorlogen verkeerde de véésla- pel omstreeks 1780 in een treurigen toestand. derwaardige wonderlijk hoe snel dit vee hier vooruitging. Na en keto geslachten geleken de afstammelingen weer op het aloude, uitstekende Holiandsche ras. In 1800 was de toestand wederom veel verbeterd, doch tijdens de Fransche overheersching werd alweer veel vee weggenomen ter proviandeering der reusach tige legers van Napoleon. Door een vrceselijkcn .storm van 2 tot 4 Februari 1825 werden op vele plaatsen geweldige overslroomin- gen veroorzaakt waardoor veel vee verdronk. Groote verliezen bracht later nog de „longziekte", die vooral van 1833 tot 1849 tal van slachtoffer eischtc. De veepest woedde wederom hevig van 18651867. In dien tijd verloor Nederland ruim 115.000 runde ren. Na 1870 was het voor de Nederlandsche veeteelt een gunstige tijd; de uitvoer naar het buitenland nam voortdurend toe en bereikte omstreeks 1880 haar top punt. in 1884 zond één exporteur 800 stuks Friesch fok- vee naar Amerika. Duitschland, Oostenrijk-Ilongarijc, België, Frankrijk, Rusland, Spanje, Italië, Zweden. Zuid- Afrika, Austrabë, Argentinië en Japan, hebben van toen af meer of minder met ons veehandel gedreven; vooral na 1900. De geschiedenis van het Nederlandsche rundvee, broksgewijze opgeteekend m verschillende kronieken cn j andere geschriften, is door G. J. Hengevcld, in een uitmuntende studie, getiteld ..Het Rundvee" bijeenge bracht. Tevergeefs zal men daar echter zoeken naai den oorsprong der haarkleur van ons vee. Ten onrechte hebben achttiende-eeuwsehe buitenland I sche schrijvers de voortreffelijkheid van ons rundvee toegeschreven aan invoer uit Indische runderen; diij is een fabeltje. „Es ist nicht die Rasse und die Jahrtausende al te Reinzucht derselbe. sondern aucii das Hollander Vieh war een groszer Misehmasch und eine Kreuzung aller möglichen Rinderschlage, sondern es ist der Boden, und es ist das Ivlima. dasz allen Tieren, die hier le- hon. in ihren Nachkommenschaft den Stempel sein Eigenart aufdrücken, die so überaus gut den züchtè* ris,Ken Bedürfnissen enlsprechen.1) Zoo lees ik iii de „Inaugural-Dissertation" van Dr. D. L. Bakker. Rijks veearts te Enschede, die dit jaar promoveerde op ©en doorwrochte studie over het Nederlandsche Rundvee aan de Iloogeschool te Bern. „In den folgenden Seiten hoffe ich nun den hin- rcichenden Beweis anzufuhren für die These, das l>eim urspriinglichen niedcrlandischen Vieh die schwarze Farbe nicht vorkam und diese .Farbe erst vom 2ten Halfte des achtzehnten Jahrhunderls datirt"; 2) kan men in deze dissertatie lezen. Bij de reorganisatie van het Nederlandsch Rund vee Stamboek heeft men in Nederland drie typen aan genomen: „Zwartbont", „Zwartwitkop' en „Roodbont' In alle drie veeslagen treft men echter de roode :kleur aan. In Friesland treft men „roodbont" nog al eens aan en deze kleur erft zeer constant over. Op grond van verschillende daadzaken komt Dr. In twee maanden tijds werd toen voor f 120.000 aan goud uit het rivierzand gewonnen. De ontdekker stierf krankzinnig na een half jaar getrouwd te zijn geweest. DE OUDSTE TAAL. Professor Hummel van Munchen vermaard taal geleerde en oriëntalist heeft 'n werk uitgegeven over de oudste taal, waarvan men weet. Die taal is volgens genoemden professor die der Sumeriërs, een zeer beschaafd Arisch volk, dat in Mesopotamië woonde en waar de beschaving zich ontwikkelde, waar in later eeuwen de Babyloniërg de dragers van waren, bij wie zelfs de oude Egyptena- ren ter schole gingen. Toen het volk der Sumeriërs te gronde ging, bleef zijn taal behouden als taal der geleerden, evenals la ter het Latijn. Deze Sumerische taal is nauw verwant met de Turco-Tartaarsche talen aan den eenen en de Arische aan den anderen kant. of gij eenig teckcn van de vei nier- of blaasziekte hl 'Vraag 1Hebt gij 's morgens bij ellendig gevoel in uw rug? Vraag 2. Zijn uw oogleden opgei- lila uwe zwellingen onder de oogen? Zijn uw en kels en handen opgezwollen? (De eerste ken- tockencn van waterzucht.) Vraag 3. Is uw urine bewolkt, met bezinksel of schrijnend? Loost gij te veel of te weinig urine? Vraag 4. Zijn uw ledematen bevend of rlieuma- lisch, vooral hij slecht en vochtig weer? Vraag 5. is uw rug pijnlijk, wanneer gij u bukt of uit een stoel tracht op te staan? Vraag 6. Hebt gij hoofdpijn of klopt uw hoofd? Werkt het hart onregelmatig? Wordt gij duizelig na eenigen tijd gestaan te hebben? Vraag 7. Lijdt gij aan graveel, lenden- of lieup- jicht? Nierkwalen doen niet iedereen op dezelfde wijze aan geen enkele patiënt heeft alle kentoekeneri, maar iedere patiënt heeft sommige kenteekenen. Indien gij echter eenige aanwijzing voor nier- of blaaszwaktc hebt. is uw kwaal misschien reeds tot een hoogeren graad geklommen dan gij denkt, en verliest de blaas misschien plotseling haar kracht om liet water op te hou den. Alleen een nierengencesmiddel kan een nierziekte tot in haar wortels uitroeien. Foster's Rugpijn Nie ren Pillen dienen speciaal voor nier- en blaaskwn- Ien. Zij lossen het urinezuur volkomen op en werken rechtstreeks op de lijdende nieren. Zij staan hen op een zachte wijze bij in hun grootsch werk om het bloed te filtreeren en de urinevergiften af te voeren, die Bakker~tot de conclusie, dat de mogelijkheid niet is i zoovele noodlottige ziekten bij mannen en vrouwen klinken op het eik hunner het u een nieuwen o leven. N. R. Crt. uitgesloten, dat de zwartbonte kleur van ons heden- teweegbrengen. (11) XCVII. DE GESCHIEDENIS VAN ONS RUNDVEE IN VERBAND MET DE HAARKLEUR. I Reeds tweeduizend jaren geleden, bij de komst dei- Romeinen in Nederland, hielden de Friezen groote kudden tamme runderen en voerden gezoulen vieesch en huiden uit. Met huiden betaalden zij ook de be lasting aan de Romeinsche overheci-schers. Het 'woord boter afgeleid van het Latijnsche „butyrum" en kaas van „caseus" duiden aan, dat de zuivelbereiding eerst van de Romeinen geleerd is. Ook de meel- in liet Zuiden van Nederland wonende Batavieren hielden runderen als huisdieren en beide volksstammen legden weiden aan en wierpen terpen of vluchtheuvels op om bij hoogen waterstand hun we voor verdrinken te bewaren. Onder den invloed der Romeinen werden de lan derijen in vele gewesten reeds in „plaatsen" van circa 10 il.A. ingedeeld. In de vierde eeuw na Christus' geboorte woonden in het Westen en Noorden van -Nederland de Frie zen, in het Oosten de Saksers en in het Zuiden de Franken. In woningbouw, gewoonten en volksaard kan men dit afstammingsverschil heden ten dage onder de landbouwende bevolking van ons land nog ontdek ken. Gaandeweg werd. de veehouderij en ook de akker-1 bouw belangrijker. Men wierp reeds dammen op tc- gen gewone vloeden en vermeerderde het aantal ter- r> -f 11 iu ,Pe,t. Di de dertiende eeuw begon men voor hel eerst Ie leven. Ongetwijfeld ook heeft hel huwelijk u voor- zware dijken aan te leturen uitgeholpen. U leiddet destijds een idyllisch bestaan Reeds in 660 schijnt ci daagsr-h veeslag afkomstig is van den grooten invoerGeen doos is echt, wanneer er niet de volledige van Deensch vee in de vorige eeuwen. Zelfs heeft naam Foster's Rugpijn Nieren Pillen op voorkomt, het veel schijn, dat vroeger zwartbont vee in Neder- Zij zijn te Schagen verkrijgbaar bij den heer J. Rotgans, land zeldzaam was! Toezending geschiedt franco na ontvangst van post- Wat dei geleerde schrijver uit boeken niet afleiden wissel f 1.75 voor één, of f 10 voor zes doozen. kon, zocht hij op de meesterlijke .schilderijen onzer zeventien- en achttiende-eeuwsehe landschapschilders; o. a. onderzocht hij alle schilderstukken van ons wereld beroemd Rijksmuseum te Amste'rdam. En het resul taat van dit zeer oorspronkelijke onderzoek heeft de schrijver aldus geformuleerd Het Nederlandsche vee was oorspronkelijk niet zwartbont, de zwartbonte kleur dateert eerst uit den laatsten tijd der achttiende eeuw, stamt af van zwart bont Jutlander vee, terwijl van de oudste tijden af „de blaarkop" (Groninger slag) reeds veelvuldig bij onze runderen voorkwam. Eertijds was de roode kleur bij het Nederlandsche vee de overheerschende. „Das niederlandische Rind gehort schon von Alters her zum sogenannten roten Landschlag, dem ur- sprunglichen Rind ganz Mitteleuropas". 3) Tusschen 1840 en later trachtte men op verschil lende plaatsen in Nederland ons veeras vooruit te brengen door kruising van ons vee met Engelsche „Shorthorns", hier als „bontpooten" bekend. In 1844 voerde I. G. I. van den Bosch in Zeeland reeds 6 stieren en 8 koeien van het Shorthornras in Nederland in. Langen tijd heeft men hiermee voort- gefokt en op 15 Juni 1888 stelde genoemde heer nog een Shorthornstier van buitengewoon gewicht te Goes ten toon. Ook in andere provinciën had men Shorthorns in gevoerd. Aanvankelijk was men over de resultaten voldaan, maar op den duur deed men de ervaring op, dat de melkproductie achteruitging. Het eenige wat er van de Shorthorns nog over is zijn de veel gewraakte zwarte vlekken aan de on- derbeenen, zóo angstvallig uit de registers van het Noderlandsch Rundvee-Stamboek geweerd door den Hoofdinspecteur I. G. I. van den Bosch. „Het kan verkeeren!" zei Brederode. D. E. LANDMAN. m een vilaatje !o Surennes. met een tuin aan de ri- markt vier. Arm waart gij, natuurlijk zoo arm als kerk muizen. Maar wie vreest er armoede, wanneer hoop en liefde ziften zingen op oen groenen tak?.... Ik ge loof waarlijk dat uw beste werk geschreven werd in die drie jaren te Surennes. Ach, boe toodcr. boe warm hoe liefelijk waren die verzen! Fr is niets koslelij- kers in heel de Fransche poëzie. Terstond opgang maak- i r'11'f'- Maar tien jaar later waren zij bij het publiek dc rage Marguérite was toen al gestorven. Het arme kind! Hot had oen zwaren tijd doorgemaakt en zij was zooals u zich herinneren zult, nooit van <1© ■Uerkstcn. Maar zelfs met haren dood. geloof il< hielp zij u. Daardoor toch kwam er in uwe poëzie hijnt cr te Utrecht eene vet bestaan Ie hebben, hoewel de meeste markten pas na 1100 zijn gesticht. Schiedam b.v. kreeg eene markt in 1270. Haarlem in 1266, Hoorn in 1311. In de 14e eeuw brachten de Denen hier 's zomers vele ossen, die in Noordholland werden vetgeweid en ge regeld te Hoorn werden verkocht. Hot privilegie de zer weekmarkt werd in 1389 aan Hoom verleend, doch in 1605 ontnomen, toen deze markt naar Enk huizen werd verplaatst. In het najaar van 1621 wer den er op deze weekmarkten 11769 vette ossen ver kocht. In 1710 werd deze markt naar Amsterdam vcr- P ne sUld bezat TCcds veemarkten vanaf 1220 en -70. De magere ossen uit Denemarken Zweden 1) „Het is niet het ras en de eeuwen lange zuivere teelt hiermede, want ook het Holiandsche vee was een waar mengelmoes en eene kruising van alle moge lijke veeslagen, maar het is de bodem en het klimaat, dat op alle dieren, welke hier leven, in hunne afstam melingen zijn eigenaardigen stempel drukt, die zoo buitengewoon goed beantwoordt aan de behoeften der fokkerij. 2) „In de volgende bladzijden hoop ik nu het over tuigende bewijs te leveren voor de stelling, dat bij het oorspronkelijke Holiandsche vee de zwarte kleur niet voorkwam en deze kleur pas dateert van de twee de helft der 18e eeuw." 3) „Het Nederlandsche rund behoort reeds sinds de vroegste tijden tot het zoogenaamde roode land- slag, het oorspronkelijke rund van geheel Middel- Europa." Wat u^iroop is. De Gemeente- en Rijksveldwachter C. Stadiander, te Wagenborgen, ©en plaatsje in Groningen, verzocht ons het volgende op te nement „Mijn dochtertje Harmke, een kind van drie jaar. had het vreeselijk aan de longen; zij was zeventien weken hevig ziek. Allerlei geneesmiddelen, die ik ter genezing voor haar aanwendde, hielpen niet. Nacht op nacht hieven wij bij haar waken en ik dacht ieder oogenblikstraks is het gedaan met mijn schat. Een vriend, die hel zieke kind kwam bezoeken, riep: Ge bruik toch Abdijsiroop! Ik liet toen een fiescli Ab dijsiroop halen hij J. Pronger, ©n na haar daarvan een lepeltje tc hebben ingegeven, begon het kind twin tig; minuten daarna slijm to spuwen, terwijl deze al tijd zoo vast had gezeten, dat -naar niet los ko men kon. Ik liet de kleine de Abdijsir p doorgebruiken en na 5 flacons te hebben ingenomen was zij radicaal genezen. Bovenstaande gebeurtenis had een jaar ge leden plaats en nog steeds is het kind zoo gezond als hel maar wezen kan." De 'heer J. Roynljes, Gemeente- 011 onbez. Rijks veldwachter te Chaam (N.-B.schrijft ons, dat zijn dochtertje Cornelia, oud 3 jaar, gedurende een half jaar ziek was van hel vrecselijke hoesten, dat zij voort durend .deed, terwijl zij zichtbaar vermagerde. Daar hij voor zijn kind alle denkbare geneesmiddelen ge probeerd had, terwijl zij maar niet beter werd, )>e- gon hij zich ongerust ie maken. „Hel was voor wij en mijne vrouw verschrikkelijk 0111 aan te zien, zoo als het kind leed" zoo schrijft hij. Ik hoorde (oen. dat do Abdijsiroop, Klooster Sancta Paulo zulk een uitstekend geneesmiddel was en kocht deze bij don winkelier H. Donkers, alhier. Na die ééne flacon Ab dijsiroop to hebben ingenomen, was mijn dochtertje genezen en is jlhans weer gezond en alles is ,vec' De Abdijsiroop geneest zoowel kinderen als ouden van dagen van alle horst- en longaandoeningen, aslhma, pleuris, bronchitis, keelpijn, verkoudheid, e"e- 0 1 rijs per flacon van 230 ar f 1 van -)->0 gr. 1 2. van 1000 gr. f 3.50. Hoe grooter flacon, hoe voordee- liger dus! Cenlraal-Dcpót L. I. Akker Van Alkmadestraat, Rot terdam. Verkrijgbaar hij dc bekende wederverkoopers, alle Drogisten en dcmcesle Apothekers.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 6