tot 1 Januari a.s.
Toch onschuldig,
Woensdag 15 December 1901).
53ste Jaargang. No. 4025.
üieuwe Jlbo^né's
ontvangen
de Courant GRATIS.
Binnenlandsch Nieuws.
F e 11 i 11 e t o i).
mm-
Alltfflttl iisisi
irax^^oaagTvca«g^>vAgo»g^&j>«^jiKMarr^m-t'fc5a3T^u.y -m, „C
Dit biad verschijnt viermaal per weekDinsdag-, Woensdag-,
Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9
ure worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkoinend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger
CflU
m sp
AtaMiit- Mïi
Swreaw SCHAGOI, Liaan £S 4=
Interr Telephunn' No. 20.
Uitgevers z TRAPRBASfi Co*
avwrw iiMmnmrHuamuMwri mi h fWKWwjwwsvi!o»»««fssmvii'Miiiib iiioiiiii—znin
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0 25: iedere regel meer 5 Cent.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
jDjÏ ntmner bestaat uit een blad
Bekendmaikingem
G E M E E T K SCHAGEN.
—0—t I
Burgemeester en Wethouders van Schagen
gelet op art. 264 der Gemeentewet
brengen ter kennis ;van belanghebbenden, dat het
door Heeren Gedeputeerde Staten op den 8en Decem
ber 1909 goedgekeurde suppletoir kohier voor de be
lasting op de honden, dienst 1909. geduren- j
de vijf maanden ter Secretarie der gemeente voor een
ieder" ter lezing is nedergelegd.
Bezwaren tegen den aanslag kunnen binnen 3 maan
den na den dag der uitreiking van het aanslagbiljet,
bij den Raad, op ongezegeld papier, worden inge- j
bracht.
Schagen, den 13 December 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
P. BUIS Jz., l.B.
De Secretaris,
ROGGEVEEN.
Burgemeester en Wethouders van Schagen;
gelet op art. 264 der Gemeentewet,
brengen ter kennis van belanghebbenden, dat het
door Heeren Gedeputeerde Staten op den 8©n Decem
ber 1909 goedgekeurde suppletoir kohier van den hoof-
delijken omslag dezer gemeente, dienst 1909, geduren
de vijf maanden ter Secretarie der gemeente voor een
ieder ter lezing is nedergelegd.
Bezwaren tegen den aanslag kunnen binnen 3 maan
den na den dag der uitreiking van het aanslagbiljet,
bij den Raad, op ongezegeld papier, worden inge
bracht.
Schagen, den 13 December 1909.
De lo.-Burgemeester,
P. BUIS Jz.
De Secretaris.
ROGGEVEEN.
RAAD VAN BARSINGERHORN.
Vergadering op heden Dinsdag 14 December 1909,
des middags te 2 uur.
Aanwezig alle leden.
Voorzitter de heer J. Spaans Dz., burgemeester,
secretaris de heer P. Bronder.
Na opening der vergadering volgt de lezing en
goedkeuring der notulen.
Van Ged. Staten is goedgekeurd terugontvangen de
rekening over 1908, de kohieren van Hoofdelijken
Omslag en Hondenbelasting; besluit verkoop gedeelte
gemeenteland; de regeling jaarwedde gemeente-ont
vanger.
Van Ged. Staten was eveneens Ingekomen dat geen
vrijstelling kan worden gegeven van bet onderwijs in
de vrije- en orde-oefeningen.
Voorzitter deelt mede dat hij met den districts
schoolopziener een conferentie had gehad over de
wijze waarop hij dit onderwijs wenschte te hebben
ingevoerd. De schoolopziener is er vanmorgen juist
geweest en uit dit onderhoud bleek, zooals voorzit
ter uitvoerig meedeelde, dat deze het meest voelde
voor overdekte schoolpleinen, met een kant open,
of als dat door den wind en regen niet kan, met
schuifdeuren. De vloeren dan van beton. In Kolhorn
was evenwel een leegstaand lokaal, van een grootte
van 6% maal 5% meter; dit was evenwel te
klein, daar 50 M.2 noodig was. B. en W. wenschten
dit lokaal geschikt te maken door een muur door te
trekken. De schoolopziener achtte het beter dit
lokaal met een deur te verbinden met het lokaal,
waar handwerkonderwijs werd gegeven. De schoolop
ziener wilde dat het onderwijs in de vrije- en orde
oefeningen meer aan de jongens dan aan de meisjes
zou worden gegeven, met het oog op hun latere
vorming als militair.
lo Barsingerhorn en Haringhuizen zou evenwel een
overdekte speelplaats gemaakt moeten worden. Wordt
alles naar eisch utigevoerd, zoo geeft liet Rijk 25 o/0
vergoeding.
De heer Breebaart meent, dat het doortrekken der
muur te Kolhorn niet voldoende is, met het oog' op
de gehoorigheid. Spr. vraagt verder of de gemeente
verplicht kan worden lokalen voor dit onderwijs te
bouwen. Waar staat dat in de wet?
Voorzitter: in de wet staat het niet bepaald om
schreven, maai- als de gemeente niet voldoet aan de
bepalingen voor het Lageronderwijs en dus niet zorgt
dat 't voorgeschreven onderwijs in doelmatige gebouwen
kan worden gegeven, verliest net zijn recht op de Rijks
subsidie.
De heer Breebaart blijft van oordeel, dat de ge
meente niet verplicht kan worden lokalen te bouwen,
en spr. is er daarom zeer sterk voor niet te veel te
doen, vooral ook omdat de ouders nog kunnen zeggen,
ik wil niet hebben dat mijn kinderen aan het onderwijs
deelnemen. Alle onkosten zouden we dus kunnen maken
en misschien geen leerlingen.
De heer Schoorl sluit zich bij deze redeneeiing aan,
ook spreker wil de minst mogelijke onkosten.
De lieer Breebaart vindt het bovendien erg, dat dezen
schoolopziener 31/2 uur per week aan dit onderwijs
wil besteden, dat is ongeveer een zevende deel van
alle uren. En als dat alles maar moet, omdat een
schoolopziener dat maar wenschelijk vindt, acht spr.
het niet noodig zich te haasten en is dus tegen
het maken van veel kosten.
De heer Geertzema vindt die vele kosten niet het
ergst, maar wel dat het heele onderwijs op kleine scho
len door dit gymnastiekonderwijs in de war zal wor
den gestuurd.
Na nog eenige discussie, waarbij de heeren zich
allen als tegenstanders verklaren is het resultaat dat
een onderzoek zal worden ingesteld naar de kosten
aan gebouwen etc. verbonden.
Van den heer Swagermann te Bovenkarspel is rap
port ingekomen over den toestand van den toren te
Haringhuizen. Herstellen wordt ondoenlijk geacht en
dus geadviseerd de bestaande toren af te breken
en een nieuwe aan de bestaande kerk te plaatsen
De onkosten van den nieuwen toren worden begroot
i op f 4300. De westermuur der kerk zal moeten wor-
den vermetseld, het dak gedeeltelijk gerepareerd, wat
f 550 zal kosten.
I B. en W. adviseeren het werk uit te voeren, mits
de f 550 zullen betaald worden door het kerkbestuur
te Haringhuizen en hun gedeelte in de opzichtkosten,
begroot op f 300. Het kerkbestuur te Haringhuizen,
waarmee is geconfereerd, was zeer voor het behoud
van den toren, maar haar geldmiddelen tieten niet
toe het bedrag van f 550 te betalen. Het kerkbestuur
zal evenwel pogen dat bedrag bijeen te krijgen.
Voor de gemeente zal nog te betalen zijn een be
drag van f 700 voor een nieuw uurwerk.
Op de bovengenoemde bepaling ten opzichte van
het kerkbestuur en dat als de bouw meer of minder
kost de gemeente en bet kerkbestuur ieder voor
zijn deel meer of minder zal betalen en dat voor
X April 1910 antwoord van het kerkbestuur is ont
vangen, stellen B. en W. voor in beginsel te beslui
ten tot het stichten van een nieuwen toren.
De heer Spaans verklaart zich niet tegen een
nieuwen toren, maar had liever dat een nieuwe kerk
en nieuwe toren werd gebouwd. Dat behoefde volgens
spr. niet meer te kosten dan f 5500, en als de men-
schen te Haringhuizen zich daar nu eens voor wftden
beijveren om het geld bijeen te krijgen zou spr. lie
ver willen.
De heer Jonker acht de oude kerk nog wel een
nieuwen toren waard. Zou het idee van den, heêr
Spaans gevolgd worden, dan zou het een kleine kerk
en klein torentje worden, en was er misschien geen
gelegenheid een goed uurwerk aan te brengen. Spr.
gaat met B. en W. mee, niet uit principe, maar omdat
het nu eenmaal niet anders kan. Wel is waar is er
nu niet veel behoefte aan een kerk en toren te Ha
ringhuizen, maar deze tijden kunnen veranderen. En
als we dep toren niet vernieuwen is de kerk ook
tot afbraak verplicht. De toren, moet vernieuwd, het
gebouw is te slecht om gerepareerd te worden en
gebeurt er niets aan, dan wordt hij te gevaarlijk.
Was er iets anders, minder kostbaars te bedenken,
spr. zou het graag willen.
De heer Breebaart gaat met B. en W. mee. Over
het maken van een nieuwe kerk kan de raad slecht
heslissen.
Voorzitter meent ook, dat als de vernieuwing ge
schiedde ais de heer Spaans wil, alles heel klein zou
worden en er slechi een uurwerk in geplaatst zou
kunnen worden. En bovendien de gemeente kan niet
beslissen over den bouw van een kerk. De menschen
op Haringhuizen zullen nu reeds met moeite de f 550
bijeenbrengen, er zou door hen dus nooit een nieuwe
kerk gebouwd kunnen worden. De gemeente hetzelfde
bedrag laten verbouwen, maar nu voor een kerk in
plaats voor een toren, dat gaat niet, met dergelijke
dingen kan een gemeente zich niet bemoeien. De toren
is er nu eenmaal en al wonen er nu niet zooveel
menschen op Haringjhuizen, dat kan veranderen,
en al voelen de menschen zich nu niet aangetrokken
tot de kerk, ook op deze lijden kunnen anderen vol
gen, en daarom willen B. 'en Wi. aan den bestaanden
toestand niets veranderen. De toren is er eenmaal en
die willen we gaarne daar behouden. Had de uitgaaf
van dit geld meer nut, het zou ook B. en Wi. zeer
1 aangenaam zijn, maar zij zien geen anderen uitweg.
Do heeren Geertzema en Schoorl bepleiten het voor
deel dat een lageren toren dan op het ontwerp staat,
i met zich zou meebrengen. Hoe minder hoog hoe min
der kostbaar. De heer Schoort is vooral voor een la-
geren toren, omdat deze voorgestelde spr. te hoog lijkt
in overeenstemming met het kerkgebouw.
Voorzitter zal den deskundig© op deze aanmerkingen
attent maken.
Met algemeene stemmen besluit de Raad tot den
bouw van een toren.
Van de vereeniging „Denk en Doe" te Kolhorn was
oen adres ingekomen over het verbieden van de loop
straat tot gebruik ran rijwielpad. Adressante vraagt of
dat gedeelte .s'lraat tusschen goot en den rijweg niet
voor rijwielpad mag worden gebruikt en dat de toe
stand daarvan zóó wordt gemaakt, dat dit pad vol
doende daarvoor kan worden geacht..
Het bestuur van de banne Barsingerhorn had even
eens een schrijven ingezonden over dit rijwielpad. Het
bestuur zou de gemeente wel willen toestaan dat rijwiel-
pad te verbroeden, mits de kosten op dal werk vallend
door de gemeente t© dragen. Dan kon dil pad tot
80 c.M. worden verbreed.
De banne was wel genegen dit werk uit te voeren,
mits met subsidie der gemeente.
Voorzitter deelt mede dat het volstrekt niet verbo
den is op het zijpadje tusschen goot en rijweg te fiet
sen, maar dat men daarvoor moet hebben een verlof
van B. en W. Dit is aan verschillende personen, die
dit hadden verzocht, door B. en W. toegestaan.
Maar erkend moet worden, dat dit padje niet in
voldoenden staat geacht kan worden.
De Wethouder Smit heeft meegedeeld, dat het de
doeling van het Banbestuur is, om het geheele paar-
denpad uit te breken en te vernieuwen, dan zou met
een het rijwielpad verbreed kunnen worden. Mogelijk
is, het, dat dan de steenen uit het paardenpad ge
bruikt kunnen worden voor het rijwielpad.
Spr. vreest, dat dit niet wel mogelijk zal zijn, daar
deze steenen daarvoor veel te slecht zullen zijn, te
meer, omdat het rijwielpad verbreed zal worden de
rijtuigen spoedig bij het uithalen ook van dat pad
zullen moeten gebruik maken. Het beste zal zijn dat
in een conferentie met het Banbestuur, eens zal wor
den overlegd op welke wijze het 't best is saam te
werken.
De heer Geertsema oordeelt eveneens dat die straat
steenen voor het rijwielpad te gebruiken, half werk
zal zijn.
De heer Spaans stelt zich voor, dat B. en W. eens
een paar gedeelten van het paardenpad laten opbre
ken, om te zien hoe de steenen zijn. Zijn die onge
schikt, spr. is voor een nieuw rijwiel- en paarde-
pad.
De heer Breebaart zou het niet zoo ongeschikt ach
ten, om nu het paardenpad toch moet worden verlegd
en het rijwielpad verbreed, om den geheelen rijweg
maar te bestraten. Spr. denkt dat dit niet zooveel
meer zal kosten.
De heer Spaans acht dit ongewenscht.
Voorzitter deelt mede, dat als voor het rijwielpad
de oude steenen worden gebruikt, het f 600 zal kos
ten, anders met nieuwe steenen f 1200. Spr. acht het
wei het best dat de Banne het werk uitvoert met
een subsidie van de gemeente.
De raad is blijkbaar algemeen voor een rijwielpad
en zullen dus B. en W. met nadere voorstellen moe
ten komen.
Verschillende betalingen uit den post voor onvoor
ziene uitgaven en af- en overschrijvingen worden goed
gekeurd. Hieruit zal moeten worden bestreden de
50 storting voor de tram WieringenSchagen.
Tot leden van de Commissie tot Wering van School
verzuim worden benoemd de heereu: J. de Groot, A.
Schenk, C. Schoorl, P. Schuitemaker, W. de Boer,
A. Droog, Jb. Bood IJz., J. C. Visser en W. Kooij-
man.
Mede op het dubbeltal stonden de heeren: P. Bron
der, C. Rol, A. Spaans, K. Schoorl, L. W. v. d. Meer,
G. Blaauboer, J. G. Geertsema, D. P. P. Westenberg
en K. Jonker.
Als leden van het Burgerlijk Armbestuur moesten
aftreden de heeren K. Jonker en A. J. L. Wisseker-
ke. Door het Armbestuur waren met deze heeren op
de voordracht geplaatst de heeren W. Kooijman en
A. Klare; door B. en W. W. Kooijman en A. Droog.
De heer Wisselcerke wordt benoemd met 4 stem
men, de heer A. Droog kreeg er 3.
De heer Jonker kreeg 3 stemmen, de heer Kooij
man eveneens 3. De heer Jonker mocht hier zelf niet
meestemmen. Bij loting werd de heer K. Jonker ver
kozen.
Als lid van het Weezen-armbestuur moest aftreden
de heer J. Bood IJz., die met algemeene stemmen
üömïssi van locker.
33.
„Uwe bespiegelingen laten mij koud," gaf Wolf zijn
broer ten antwoord. Het zenuwachtig trillen van zijn
gelaat bewees evenwel hoezeer hij leed onder de
minachting van Erich. „Ik kan onmogelijk anders han
delen, de handen zijn mij gebonden, ik moet An-
geiika trouwen. Wanneer gij verstandig zijt, dan zult
go mij in plaats van bespotten, beklagen... Ik ben
een diep ongelukkig man." Daarbij verborg hij zijn
gelaat in beide handen en was aan een groote ont
roering ten prooi.
Maar Erich verkeerde niet in eep stemming om
in dit oogenblik de gemoedsaandoeningen van zijn
broer te kunnen begrijpen. Hij kon in dezen niet an
ders dan den vermetelen indringer zien, die geweten
loos het heerlijkste en heiligste geluk, dat hem in
het leven had verbeid, bereid was te verwoesten. „Je
bent een schurk," antwoordde hij met trillende lip
pen, „maar nog is er gerechtigheid op aarde. God
zal het niet toelaten, dat terwille van de valsche
streken van éen enkel man, twee menschen levenslang
ongelukkig zullen worden gemaakt."
Daarop stormde hij de kamer uit, zonder aan zijn
broer verder eenige aandacht te schenken.
Wolf voelde zich werkelijk als vernietigd, omdat
hij bang was voor de bedreigingen van zijn broeder.
Hij had het reeds lang verleerd zijn hulpe van God
te verwachten. En hij voelde zich als verlamd door
de geweldige minachting die er had gesproken uit
de woorden van zijn broer. Was hij dan werkelijk zuil'
een schurk als de ander beweerde?
Ja, ja klink het in zijn binnenste en hij kon zich
zelf niet dermate bedriegen dat hij den vermanen
den klopper in zijn binnenste niet hoorde.
Maar kon hij dan anders handelen? Sedert het uur
der verklaring tusschen hem en Frans den kamerdie
naar was Wolf de oude niet meer. Hij had zijn zelf
bewustzijn, al zijn trotsche en overmoedige eigenschap
pen, die hem vroeger tot zulk een schitterend en be
nijd cavalier hadden gemaakt, geheel verloren. Hij
kwam zichzelf voor een man te zijn, gedoemd tot ge
heelen ondergang, hij leek zich een wrak op den
oceaan des levens. Hij gevoelde zich afgemat en
klein.
Geheel verslagen zocht Wolf den kamerdienaar op
en beduidde hem, hem naar zijn kamer te volgen.
Daar aangekomen zonk Wolf afgemat in een stoel
neer, en het hoofd diep op de borst latende zak
ken, zuchtte hij: „Mensch, je bent een duivel. Het
is iets onmenschelijks wat je van mij verlangt! Ik
kan het niet volbrengen."
Frans glimlachte flauwtjes en keek met minachting
op den jongen man neer.
„Er zal u wel geen anderen uitweg overblijven," ant- j
woordde Frans kalm. „Voor den duivel, wees toch een
man en geen knaap. Wat is het toch eigenlijk voor j
belangrijks, wat ik van u verlang? Wanneer gij het i
goed nagaat, wil ik niets anders dan de domme
streek herstellen, dien gij in uw jeugdigen over- j
moed hebt begaan."
Wolf steunde. „Onmensch die je bent... je wilt!
mij tot een misdadiger maken, tot een gewillig werk
tuig van je luimen."
De kamerdienaar lachte. „Roep dat nu niet in
alle vier windstreken uit. Moeten de muren dan met
geweld hooren, wat wij met elkaar hebben te be
spreken," beet hij Wolf onvriendelijk toe. „Spreek
toch niet zoo dwaas... alsof ik een misdadiger van
ie wilde maken. Hoe dwaas Wat is je vader dan
sedert vele jaren? Een hooggeacht en algemeen be
nijd man. Laat je toch niet bang maken door die kin-
derspreukjes, die goed zijn voor het onbeschaafde
gepeupel, alsof er nog eeu gerechtigheid en vergel
ding zou bestaan als wij sterven. Een misdaad is het,
wanneer men zich vangen laat, maar wanneer men
met koenen moed het geluk weet te beheerschen en
aan zichzelf dienstbaar weet te maken, dan noem
ik het slimheid."
"Wolf gaf geen antwoord.
„Wees voor het overige maar heel blij," zoo ging
de kamerdienaar voort, terwijl hij kalm een stoel na
derbij schoof, „het gaat alles immers naar wensch.
Dat er een stormpje opsteekt, daarop kondet ge toch
zijn voorbereid. Maar hoe mannelijker en beslister ge
optreedt, des te eerder zullen deze onaangename din
gen overwonnen zijn. Nu ge reeds om de hand van
Angelika van Almenrode hebt gevraagd, en deze u
is toegezegd, is het natuurlijk ook alle tijd, dat je
een einde maakt aan die verhouding met die mole
naarsdochter."
Wolf liet de handen van het gelaat wegvallen en
keek den ander verschrikt aan. Wat voor een nieu
we schurkerij mocht die kerel nu weer voor hem
hebben uitgedacht. „Wat is er met Antje?" riep hij
ruw en wild, „wat wil jij met dit onschuldige kind?"
„De hemel behoede mij, ik wil niets met haar,"
antwoordde Frans lachend, „ik bedoel alleen maar,
dat gij het met haar m°et afmaken. Begrijp je me
niet? Je moet van haar scheiden."
Wolf liet het hoofd weer zakken. „Ja, dat moet
ik," klaagde hij, „maar ik zie geen mogelijkheid om
tot mijn doel te geraken... zij is mijn wettige vrouw
waarmee ik getrouwd hen."
„Ik heb je immers reeds gezegd, dat dit geen be
letsel behoeft te zijn," riep Frans driftig uit. „Er
is alleen maar sprake van om op een fatsoenlijke
manier van je vrouw af te komen. Je moet eenvou
dig naar haar toegaan, en haar verklaren, dat zeer
dringende toestanden voor den duivel," viel hij
zichzelf in de rede: „je kunt haar voor mijn part een
heel lijstje roerende geschiedenissen opdisschen
kortom, dat alleen hoogst ernstige verwikkelingen je
dwingen alle betrekkingen met haar af te breken.
fia nog meer, dat je met een bloedend hart een an
dere vrouw moet trouwen."
„Moet ik dat zeggen, tegen dat onschuldige kind,
dat zich zoo vol vertrouwen aan mij heeft overge
geven. Dat bovendien spoedig een kind, mijn kind j
zal bezitten?" riep Wolf hartstochtelijk uit.
„Waarde graaf, je wordt zoo langzamerhand dra-
matisch," spotte Frans. „Het handelt hier alleen over j
een eenvoudig zaakje dat in alle kalmte moet wor-
den afgedaan. Met al die overdreven dingen komen
we niet verder. Dat heeft ook uw vader tot zijn
eigen voordeel bij tijds bedacht. Die beeft er voor
bedankt om den bedelaarszak op den rug te nemen
en de ellende tegemoet te gaan. De bergen van ge
luk zijn moeilijk te beklimmen jongmensch, en het
is heel natuurlijk dat men bij deze gevaarlijke lief
hebberij menige dappere naar heneden ziet tuimelen,
zonder dat zij een vast steunpunt hebben kunnen
vinden. Maar dat is nu eenmaal niet anders, flink
en ferm de zaken onder de oogen te zien, dat is de
eenige manier waarop slagen mogelijk is, die mede
klimmers naar hoven amice, moet je, als zij je in
di.n weg zijn, in den afgrond slingeren, dat is de ze
kerste manier om geen last van hen te hebben. En
daarom eenvoudig tot die Antje Sturm gezegd, ik kan
je niet meer gebruiken, kortom zeg tegen haar
wat je wilt, maar zorg dat je geen last meer van
haar hebt. Ik ken dat kind niet," voegde hij er schou
derophalend aan toe, „en volgens jou is het een toon
beeld van deugdzaamheid en zedelijkheid. Dan zal
het je heel gemakkelijk vallen om bij haar te slagen,
als je'de dame maar in haar zwakke zijde tast, dan
kan je haar dwingen tot lijdzaamheid en stilzwijgend
heid.'"
„Maar mensch, in welk krankzinnig spel wilt ge
mij verwikkelen?" riep Wolf boos, des te woedender
wordend naarmate hij voelde dat hij steeds vaster
in de knuisten van den ander verzeild geraakte. „Ik
kan immers, als ik werkelijk die schurkenstreek bega,
geen oogenblik meer rustig en kalm leven steeds
moet ik vreezen met het gerecht in aanraking te
komen en achter de tuchthuismuren te verzeilen."
Frans lachte schaterend. „Ik zeide u immers reeds.
dat ik een waarborg moet bezitten om van uw per
soon en uw goeden wil volkomen verzekerd te zijn,"
antwoordde hij, terwijl er een valsche gloed in zijn
oogen lichtte. „Het zal u wel eenige moeilijkheden
baren maar wat doet dat er ten slotte toe. Op
mijn stilzwijgendheid kunt gij rekenen."
„Maar Antje Sturm? Zal die alles zonder verzet
verdragen?" riep Wolf uit. „Een vrouw kan alles
verdragen van den man dien zij lief heeft, maar dat
die haar eer ontsteelt en haar eerbaarheid in het
slijk vertreedt, neen dat is iets dat zij niet zal
kunnen verdragen."
„Prachtig opgemerkt," luidde de opmerking. „Ga
vat verder!"
„Nu, gesteld het geval eens, dat ik deze schurken
streek waag en de jonge vrouw van mij afschud, moet
ik dan niet vreezen dat zij mij voor de wereld ont
maskert, mij het mombakkes van gehuichelde deugd
van het gelaat rukt, en mij aan de kaak stelt, zoo
naakt en verachtelijk, dat niets mij meer zal kunnen
redden en de menschen mij zullen vloeken en ver
foeien?"
„U wordt weer dramatisch. Wie zegt u nu, dat de
zaak moet uitkomen? Het is zelfs onmogelijk dat er
iets van bekend wordt, zoo iets gebeurt dagelijks, als
de bedrijvers maar leep en bedachtzaam zijn. Het is
het beste, dat je het arme vrouwtje de een of andere
verschrikkelijke geschiedenis voorliegt, die haar edel
moedigheid opwekt, en haar er uit 'eigen wille toe
beweegt u uwe vrijheid terug te geven... Gij geniet
toch de eer in alle kringen der maatschappij een
zeer volmaakt cavalier te zijn," daarbij hoog Frans
spottend voor den jongen graaf, die zich woedend
de tanden aan bloeden beet, „en aan een vol
maakt cavalier kan het liegen toch niet zoo moeilijk
vallen. Het is in de wereld tegenwoordig toch mode
om elkaar wat wijs te maken.... Maar laat ons eens
aannemen dat de jonge vrouw hemel en aarde in
beweging zal brengen, dan zal haar dat toch weinig
helpen. Volg bedaard mijn raad op en waag het niet,
u in eenig opzicht aan mijn leiding te onttrekken...
Ik ben maar een gewoon menschenkind, draag geen
graventitel, maar heb een aardige dosis menschen-
kennis en koelbloedigheid."
„Dat weet ik," zuchtte de graaf.
„Welnu, handel daarnaar. En wat moet die vrouw
tegen ons uitrichten? Eerstens is zij in een vreemd
land, bovendien geeft ge haar een klein jaargeld,
waarvan zij karig kan leven, maar niet genoeg over
houdt, om er ooit aan te kunnen denken hierheen
te komen... Zij weet bovendien dat zij thuis niet be
hoeft te komen, haar vader heeft haar geheel ver-
stooten."
Wordt vervolgd.