u
ll li
II f!
Uitlui Nitiws-
Toch onschuldig.
Uit en voor de Pers.
Binnenlandsch Nieuws.
Woensdiij» 5 Januari 11)10.
54ste Jaargang. No. 4635.
JKi
K 9
1 1 fl
f ja sB
14.
v 19
Dit blad verschijnt viermaal per weekDinsdag-, Woensdag-,
donderdag- eri Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9
re worden ADVERTENTIEN in het eerstaitkomend nummer geplaatst.
NGEZONDEN STUKKEN een dag vroeger.
Bureau SGHAESESI, Laan £2 4,
Inlere. Telephoori >.'o. 2<i.
Uitgevers i TRAPMAN Co,
Prjjs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Cent.
Dit nummer bestaat uit een blad.
DE KERKRAAD.
In een Haagsche correspondentie van het R.K. clag-
lad „De Tijd" lezen wij het volgende:
,.Had hij (Dr. Kuyperin November dadelijk een
ereraad benoemd, wij hadden misschien zijn uitspraak,
n ieder geval zou het enquête-voorstel-Troelstra dan
rnamvernood zijn vermeld, ware het niet geheel ach-
erwcge gebleven. Thans wachten wij altijd nog on-
«eduldig. steeds op den uitkijk naar den eereraad, die
vcrd toegezegd, maar zonder iets te zien komen. Van
en man, met zoo onbetwiste groote tactische gaven,
-erstaat men dit niet, tenzij dit kan alleen bij gej
oel van schuld zou gespeculeerd worden op een
crveling. die ten slotte het Nederlandsche volk voor
le gehoele Lehmann-zaak onverscliillig en ongevoelig
naakt. Een der eerste zaken, die ik van 1910 dan
x>k verwacht is de benoeming van den eereraad. He
ien verzekert men in de courant, dat deze wensch
il vervuld worden. Ik ben daarvan echter nog niet
:oo zeker, maar onder de aanstaande leden wordt ge
roemd een voormalig ambtgenoot van den heer dr.
raiyper in zijn eigen kabinet".
In ,»IIet Volk", het orgaan der S. D. A. P., lezen
wij o. m.:
„Het is nu dl gauw zes weken geleden dat „De
Standaard" mededeelde dat dr. Kuyper terstond al van
plan was geweest zijn zaak voor een eere-raad te
uren gen.
„De blijkbare bedoeling van het stukje was de in
diening van het voorstel der parlementaire enquête te
voorkomen. Nu dat niet gelukt is, en de heeren in
de Kamer toch gullen moeten stemmen, vóór of te
gen een serieus onderzoek, nu heeft de eereraad te
voren reeds zijn doel gemist. Blijkbaar heeft dr. Kuy
per niet veel haast bij de samenstelling en geen de
genen die er voor gevraagd zijn, schijnt er veel trek
in te hebben.
„Wat goen wonder is. Te meer daar degeen voor
wie'n 't gevraagd wordt, zich gedraagt alsof er noch
van parlementaire enquête, noch van eereraad sprake
behoefde te zijn."
En in de N. Arnh. Cour. het volgende:
„Voor wie dr. Kuyper. ook op grond zijner onjuist
gebleken verklaringen, niet voor onschuldig houden,
lag de plicht tot het houden eener enquête, niet min
der voor de hand. Immers voor hen gold het een vraag
van groot nationaal belang, n.1. deze. of een minister
der kroon zich al of niet schuldig heeft gemaakt aan
corruptie in de uitvoering zijner macht.
„Alle partijen, doch o. i. in 't bijzonder die der
Unie-liberalen, hadden het zich tot een plicht moeten
rekenen een enquête-voorstel in te dienen, niet mo- 1
gen wachten tot zulks door den leider der S. D. A. P.
geschiedde.
„Als zoo dikwerf, gaven de leiders der vrijzinnige
parlementaire groepen ook nu weder bewijs van ge-
mis aan politieken zin en durf.
„Kan het gepleegd verzuim niet weder goed gemaakt
worden, zoo mag althans verwacht, dat het voorstel- 1
Troelstra krachtig zal worden gesteund, en dit kan
te eerder geschieden, nu de voorsteller zorgvuldig ver- 1
meden hoeft den persoon van dr. Kuyper in het on
derzoek te betrekken, door dit uitsluitend te bepalen
tot diens handelingen als Minister, „bij de uitoefening
der uitvoerende macht."
De Haagsche correspondent der Telegraaf schrijft:
Dezer dagen werd van andere zijde uit de residentie
aan „De Telegraaf" het bericht gemeld, dat de eere
raad inzake de bekende lintjes-kwestie was benoemd.
Aan een verslaggever van de „Nieuwe Courant" heeft
de heer Kuyper daarop verklaard, „dat wel van hem
Feuilleton.
Roman van Hoeker.
40.
Graaf Wolf hield met baron van Almenrode zoo
weinig mogelijk omgang. De beide mannen behandelden
elkaar zoo koel en vormelijk de enkele maal dat zij
in eikaars gezelschap kwamen, dat er van eenige
verzoening tusschen hen onmogelijk sprake kon zijn.
De baron zag in den graaf den verwoester van het
geluk zijner dochter, den gewetenloozen schurk, die
voor geen betere gevoelens vatbaar bleek, terwijl Wolf
op zijn beurt het beschamend gevoel niet van zich
kon afzetten, dat hij de schuldige was en hij dezen
vroeger zoo vroolijken ouden man, had gemaakt tot
een tobbenden ouden stumper.
Martin Katzenberger de jonge boschboer, bevond zich
al die weken natuurlijk in een toestand van groote
opgewondenheid. Hij had den jongen graaf nooit tot
veel goeds in staat geacht, maar zulk een lage daad
had hij toch niet van hem verwacht. Het meest hin-
derde hem, dat hij het fijn opgezette plan van Wolf
niet in staat was in duigen te gooien. Wat moest hij
beginnen, om Antje, dat arme onschuldige kind, dat
I in vertrouwen een huwelijk met dezen schurk had
aangegaan, voor deze dreigende schande te bewaren?
Martin verging bijna van kommer en vrees over
het lot van haar, die hij altijd nog zoo vurig Lief
had.
Nog voordat hij Wolf geheel en al had leeren ken
nen, achtte hij hem tot alles in staat. Hoe gemakke
lijk kon hij zich op de een of ander geweldadige
wijze van Antje ontdoen. Waar moest het ongelukkige
i kind hulp en bijstand vindenJa, wanneer hij maar
wist, waar het arme schepseltje zich bevond. Maar
1 dat was het juist wat Martin het meest verontrustte
en hem de handen bond. Hij had zoo gaarne den
verraderlijken schurk willen aanvallen en te pletter
slaan. De geheele vooraf beraamde schurkenstreek lag
nu open voor hem, in al zijn naaktheid, maar wat
moest hij er tegen ondernemen?
Voor de eerste maal verloor de anders zoo kalme
en bedaarde Martin zijn bedaardheid. Nu eerst ge
voelde hij, hoe zeer hij Antje vroeger had Liefgehad
het verzoek tot samenstelling van een eereraad was
uitgegaan, doch dat hem nog geen bericht was gezonden,
wie in lezen eereraad benoemd zijn of zullen wor
den". Uit deze woorden valt op te maken, dat de
benoeming van den eereraad buiten dr. Kuyper om
zal geschieden. Het is echter de vraag of dit klopt
met hetgeen de heer Kuyper ons persoonlijk een paar
weken geleden meedeelde, toeD hij ons schriftelijk op
een desbetreffend verzoek verklaarde, dat de bespre
kingen nog wel gaande waren, doch dat hij zich „voor
de instelling van zulk een raad gereed hield".
Het wordt een steeds wonderlijker geschiedenis. Dat
dit uitstel echter geen nol-male redenen heeft, wordt
duidelijk, wanneer men weet (en dit is ons door een
bekend Kamerlid verzekerd) dat reeds lang voordat
de zaak in de Kamer besproken werd, invloedrijke
staatslieden bij dr. Kuyper op de instelling van een
eereraad hebben aangedrongen. Hij moet daartoe ech
ter onwillig zijn geweest, totdat de loop van zaken
hem aantoonde, dat het feitelijk niet anders kan. Nu
echter schijnen weer andere belemmeringen in het
spel te zijn. Verschillende bekende politici hebben ge
weigerd, zich in een eereraad met dit zaakje bezig
te houden.
Eigenaardig is in deze historie voorzeker de hou
ding van den heer Kuyper. Personen, die na de open
baarmaking der feiten in deze zaak met hem spraken,
staan verbaasd over de onverschilligheid, waarmee hij
haar bespreekt. Hij schijnt haar als een kleinigheid
te beschouwen; wij ten minste kregen dezen indruk
zeer sterk, toen wij onlangs met dr. Kuyper een kort
onderhoud lndden. Er lag iets in zijn toon van „O,
dat is de moeite niet waard om er over te spreken!'
Intusschen zal de beslissing inzake den reeds voor
z'n geboorte beroemden eereraad nu toch wel vrij
z n ge
spoedig moeten vallen.
DAT DEED DE STERKE DRANK.
Te Zwolle ging op Nieuwjaarsdag een jongmensch
van een-en-twintig jaar verleid door eenige vrien
den zich te buiten aan sterken drank. Thuis ge
komen, viel hij van de trap, tengevolge waarvan hij
zware inwendige kneuzingen beliep en den volgen
den dag overleed.
TUINPARK.
De gemeenteraad van 's-Gravenhage besloot aan
een commissie uit het „Nut", aldaar, tegen matigep
huurprijs een terrein in gebruik te geven voor aanleg
van een tuinpark voor arbeiders, waar gelegenheid
zal worden gegeven ooft en vruchten te telen.
DEBITEURS-GEDICHT.
Als antwoord op een aanmaning tot betaling ont
ving een lezer van het Handelsblad, die deurwaarder
is, het volgende bescheid:
Mijnheer!
Ik heb Zaterdag uw brief gelezen en overwogen
en ben daarop voor 't laatst, aan het schrijven nu
getogen.
U schrijft mij dat g' eerdaags mijn inboel zal ver-
koopen;
een ding stel ik mij voor, het zal zoo'n vaart niet
loopen!
'k Wou dat gij 't zoodje zag, doch de afstand is zoo
ver:
Enfin, ik ga ter biegt, ik begin met het meubilair
6 stoelen, ijzersterk, ze zijn geheel van hout
kreeg ik 15 jaar geleen, op den dag dat ik ben ge
trouwd
een dito tafel met vier flinke pooten
waar men in duister licht de voeten aan kan stooten;
ook hebben wij een kast met zes zeer diepe laden
ze is nog wel vrij goed, doch wijkt wat uit de naden;
mijn kachel kwam rechtstreeks van Moos van 't Am-
stelveld,
ik heb daarvoor in zijn hand 5 gulden neergeteld.
en welk een onrust en onzekerheid hem thans mar
telde. O, hoe gaarne had hij den .schurk, die al liaar
geluk had verwoest, alleen in het hout ontmoet, dan
had hij hem tot rekenschap kunnen roepen.
Maar Wolf vermoedde bepaald wel, hoe het in het
gemoed van den braven man gesteld moest zijn, want
hij Liet zich in den ganschen omtrek niet meer zien.
Wanneer hij eens naar het kasleel Almenrode reed,
zoo deed hij dit in een (alrijk gezelschap, zoodut de
hem op den weg opwachtende/1 boer hel niet kon
wagen, hem aan te vallen. Wanneer hij alleen was,
reed hij op zijn vurig paard een heel eind om, al
leen om Martin, waai- hij werkelijk bang voor was,
maar niet le ontmoeten.
Zoo kwam het, dat Martin er steeds tevergeefs naar
streefde om met den roover van zijn geluk af te re
kenen.
Tevergeefs bleef het ook, dat hij ongestoord aan
zijn gemoed lucht gaf en tegen ieder, die het lioo-
ren wilde, in wilde verwenschingen uitbarstte tegen den
toekomstigen majoraatsheer van Wolfenstein.
Bij de boeren, die nog altoos gebukt gingen on
der de herinnering en de gevolgen van dien vreeseLijken
nacht, en slechts met groote verbittering dachten aan
het geslacht van den Wolfensteiner, vond hij een be
reidwillig gehoor. Men hield het er voor uitgemaakt,
dat de jonge Wolf, evenals zijn vader, een geraffi
neerde, gewetenlooze schurk moest zijn; de armste
dienstmeid in het dorp sprak er openlijk over, dat
de jonge graaf met Antje Sturm was gehuwd ge
weest en deze door vergift en dolk had omgebracht,
om maar met freule van Almenrode te kunnen li-ou
wen.
Dat gerucht drong zelfs door tot de ooren van de
bewoners van Wolfenstein. Wc-lf luisterde tandenknar
send naar dit verhaal. Ja, zelfs de oude graaf kwam
het ter oore. Hij liet zijn zoon bij zich komen en on
dervroeg hem, of hij dan werkelijk iets had uit te
staan met de verdwenen molenaarsdochter.
Wederom had Wolf den treurigen moed dat te loo
chenen.
„Bah, het is maar een leugenachtig gebabbel", zei-
de de majoraatsheer, „ik heb het wel vermoed. Dat
ellendig gespuis, is bij zijn onzinnigen haat jegens
ons, dadelijk met de laaghartigste verdachtmakingen ge
er je daar maar niet om Wolf',
ststellend op den schou-
reed bekommer
ging hij voort, zijn hand
der van zijn zoon leggei
„En hoe ver ben je nu met Angelika, mijn jongen?"
„Het is alles in orde", antwoordde de jonge man
Ook heb ik een fauteuil met wasdoek overtrokken
ruim 7 jaar terug, bij Got ik zal niet jokken
(dat helpt mij toch geen zier, 't dient ook nergens
voor)
wie 2 gulden er voor biedt, hij is de koopman, hoor!
Mijn bed kreeg ik van mijn broer, die trok naar 't
verre West
al is 't niet erg zacht, ik slaap toch opperbest
en als ik dan ontwaak, ben ik weer lekker, frisch
daar een gerust geweten, toch maar het beste is.
Voorts is er nog een zeil met bloemen helder geel
dat is mijn meubilair, uitvoerig in 't geheel:
ook heb ik een kippenhok, doch 't haantje loopt
alleen
zijn hen die kreeg de Snot Diftritis en ging heen.
Ze trokken een voor een naar hoogere gewesten,
zulk kiphouden, man, verveelt je toch ten lesten
en in zoo'n stadium is, te wenschen noch te hoopen;
gij kunt dus als ge wilt, de rommel wel verkoopen,
doch zoudt ge wijzer doen, om A. intijds te zenden
dan kan 't zaakje zich nog wel ten goede wenden."
OOK EEN NIEUWJAARS WENSCH.
„Hartelijken gelukwensch aan mijne geachte b e-
gunstigers en vrienden.
J. WEGMAN,
Koster en Doodgraver, Aalsmeer."
ONTSNAPTE PATIëNTEN.
Een krankzinnige, eenigen tijd in een gesticht ver
pleegd, zat Zondagavond onder geleide van zijn broe
der en een oppasser in den sneltrein die te 8.49 van
Zwolle vertrekt, om naar zijn woonplaats Drachten
overgebracht te worden. Tusschen de stations Dedems-
vaart en Staphorst sprong hij eensklaps uit den trein;
fluks werd het remtoestel in beweging gebracht, de
trein stopte, men zocht, maar er was geen spoor
van den vluchteling te ontdekken. Gisterochtend ech
ter vond men het lijk van den ongelukkige liggende
in een plas water, hij was waarschijnlijk gestikt.
Voorts wordt ons meegedeeld:
De patiënt Arthur Jacobson, van het Rijks Krank
zinnigengesticht te Medemblik, aan wien een kort
verlof naar zijn familie te Amsterdam was toege
staan, heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt om
naar Engeland over te steken. Genoemde verpleegde
was reeds geruimen tijd in de gezinsverpleging opge
nomen en genoot ruime vrijheid. Hij spreekt vloeiend
Frai.sch, Duitsch en Engelsch.
TARIEF-HE RZIENINGS-GEVOLGEN.
Een grappig plaatje van Gould in de W. Gaz. met
het volgende leerzame onderschrift: Een huisvrouw 1
komt in een Tariefherzieningswinkel om spek te
halen. Op de toonbank ligt een stuk met het opschrift
„Buitenlandsch". Zij wijst er op en vraagt den prijs.
De winkelier antwoordt. „Maar dat is duurder dan
vroeger", zegt de huisvrouw. „Dat komt omdat on
der Tariefhervorming de vreemdeling belast wordt op
hetgeen hij hier heen zendt", merkt de winkelier op.
„Dat is zonderling!" zegt de huisvrouw. „Als de
vreemdeling betaalt, waarom moet ik dan ook nog
betalen?" „Hm", zegt de winkelier. „Wenscht u nog
iets anders?" Dan wijst de huisvrouw op een ander
stuk, als „binnenlandsch" gemerkt. Ook thans vraagt
zij den prijs, dien de winkelier opgeeft. „Maar dat is
ook al duurder, dat moet toch goedkooper zijn, want
dit is immers niet belast."
„Ja," antwoordt de koopman, „dat is nu juist het
voordeel voor de binnenlandsche productie."
„Maar, waar blijft dan mijn voordeel?" vraagt de
huisvrouw. „Het komt me voor, dat onder de tarief
herziening de prijzen stijgen en dat ik en niet de
vreemdeling de belasting heb te betalen."
„Hm," zegt de winkelier. „Wenscht u nog wat an
ders, mevrouw?"
„Dank u, niets anders," is het antwoord. „Ik ga
naar den overkant, naar de vrijhandelswinkel. Goe
dendag!"
BEDOLVEN.
Een viertal bootwerkers te Rotterdam waren gister-
op gedempten toon, terwijl hij het vermeed zijn ra
der ;ian te zien.
Deze verstond de gemoedstoestand van zijn zoon
verkeerd.
„Wel is waar doet het mij leed om Erich, den armen
jongen', zeide hij. „maar ik kan het niet helpen. Jij
staai mijn hart nader. Wolf, en ik dank den hemel
alle dagen, dat hij u in een veilige haven laat binnen-
loopan, voordat de eeuwige nacht voor mij zal aan
breken."
AVolf gaf geen antwoord, maar zuchtte diep, „de
hemel alleen weet hoe het zal eindigen", zoo dacht
hij bij zichzelven. Maar mocht hij nog op de hulp
des hemels rekenen, nadat hij was begonnen zoo mis
dadig te zondigen tegen de heiligste wet der mensch-
lijkheid. De toekomst was voor hem zoo duister. Slechis
in de verle schemerde een sehooner beeld. Maar om
tot dat beeld te komen, moest hij over den afgrond
van zorgen en vertwijfeling, en daarvoor had hij maar
een zeer smalle en gevaarlijke brug.
Maar niét alleen bij de boeren, ook in de adelijke
kringen werd de verloving van den aanstaanden ma-
joraatshoer mei Angelika van Almenrode druk bespro
ken. Niet weinige tongen verspieiden de lasterlijke
praatjes die er bij de landelijke bevolking in omloop
waren. Natuurlijk geloofden de meeste adelijken deze
praatjes niet, maar het oude spreekwoord werd ook
hier weer bewaarheid: waar het brandt, daar rookt
het.
Wolf moest al spoedig bemerken, dat hij niet meer
de gaarne geziene gast van vroeger was. Ook wilden
velen weten, dat Angelika van Almenrode alleen toe
gaf aan den dwang van haar vader, wanneer zij de
vrouw werd van Wolf van Wolfenstein.
Al was dat gerucht door niets bevestigd en lieten de
betrokken personen zich dienaangaande niet uit, zoo
was het toch voldoende om den toekomstigen heer van
Wolfenstein in de oogen zijner standgenooten verdacht
te maken. En dat Angelika geen gelukkige verloofde
was, dat kon een blinde wel zien. Want al lachten
haar lippen, zoo zagen de bezoekers toch haar rood
geweende oogen. Maar dat Wolf een jonge dame, die
in zekeren zin met zijn broeder was verloofd, tot een
huwelijk dwong vonden velen zeer onridderlijk. Zoo
geschiedde het, dat Wolf menigen koelen groet ont
ving, waar hij vroeger zeker was geweest een har
telijker handdruk te ontvangen.
De teerling was evenwel geworpen. De met zijn
geweten steeds meer in opstand komenden jongen man,
kon niet meer terug, zelfs al had hij het ook ge-
namiddag bezig met h et lossen van balen koffie uit
liet in de Rijnhaven liggende stoomschip „Hohenstau-
fen''. Plotseling verschoof een slapel van ongeveer dui
zend balen met koffieboonen, die deze werklieden be
dolf. Kameraden redden hen uit hun benarden toe
stand; zij bleken alle vier min of meer ernstige kneu
zingen aan de beenen te hebben gekregen. Drie hun
ner wei-den naar huis vervoerd. Een bleef aan boord
van het schip.
BEEREN BRULLEN!
Een lid van de Dordtsche Winkeliers-vereeniging
schrijft in de Dordr. Courant.
Een, twee. drie. vier... en zoo tot twaalf.
't Is voorbij. Blij toe.
Hé?
Ja, blij toe; niet omdat 't voorbij is, maar omdat
een nieuw begint. Geen ochtend stond zoo helder als
die op een Januari, ook al is ie nog zoo donker, die
morgenstond heeft goud in den mond.
Dricvicrel 's jaars ga je bergopwaarts. Of dat
kracht kost? Nou, en of! Bovendien, 't bergpad kan
je voeten zoo'n pijn doen en dan: overal grijnsgapen
afgronden.
't Is een moeilijke en gevaarlijke tocht, moeilijk
vooral door den zwaren last op je rug en gevaarvol
ook, omdat je geen gids, geen steun kunt 'bekomen.
En hoe hooger je komL hoe zwaarder de last wordt...
Maar zie je, op één Januari heb je den top bereikt,
dan ben je er „bovenop".
Heerlijk, om zoo eens den blik te laten weiden over
de folio's in je klantpnboek. Dat geeft je kalmte en
rust, de zoo hoog noodige en langbegeerde rust. Ja,
zeker, de morgenstond van een Januari heeft goud
in den mond.
Zoo is 't.
Alle malligheid daargelaten. De rekeningen liggen
natuurlijk, allang geschreven; alleen nog wat bijvul
len en dan optellen en afsluiten, 't Adresseeren, 'n
kwestie van een paar uur.
Morgen de beeren laten brullen!..!..?
Neen, morgen niet, overmorgen ook nog niet. 'n
Poosje wachten. Klanten moeten niet weten dat je aan
lager wal zit. Beeren nog een beetje aan den ketting
houden. Maar ze moeten toch weg! Nou, wegbren
gen dan maar, voorzichtig, oppassen. Wat zou 't beste
zijn, 's morgens of 's middags? Of 's avonds mis
schien? Stikum in de bus stoppen, niet bellen hoor!
Hopen dat meneer niet boos wordt, als-ie de rekening
ontvangt, 't Is nogal opgeloopen. Zou-ie 'tme heusch
niet kwalijk nemen, dat 'k veel geld van 'm moet
hebben?
Wat zei U? Toch mijn eigen geld? Klanten verzoe
ken spoedig te betalen? Jaarrekeningen een uitvin
ding van den booze? Jaarrekeningen afschaffen?
Gaat niet; ik kan, durf. mag, wil niet. 'k Mag al
leen wenschen, hopen, wachten.
Wenschen, dat mijn klanten zoo vriendelijk zullen
zijn mij le brengen wat ze van mij in hun ld hebben.
Hopen, dat er eindelijk een tijd komt waarin men-
schen van stand 't poffen onbeschaafd zullen vinden.
Wachten, totdat anderen niet meer op de lat leve-
rem Zie je, als anderen '1 niet meer doen, dan zou
ik 't ook laten... misschien.
Wat blief ben ik een knul?
VOOR EN TEGEN I)E KERMIS.
Te Zaandam worden van anti-rev. zijde pogingen
aangewend, om te komen tot inkrimping zoo mogelijk1!
tot algeheeie afschaffing, van de kermis. Deze actie t-n-
beantwoord woi-den door een tegen-beweging uitrak-
de van een groot aantal neringdoenden, die de°'
mis. zooals die thans .bestaat, willen behouden
WINKEL. /g van
Voor de met 1 April a.s. vaceerende betrekkinderen
Hoofd der O. L. School in den Groetpolder, 1,
zich 8 sollicitanten aangemeld.
WINKEL. 'enle te
Het voorschot uit 's Rijks kas aan de g?nu
fijn le-
wild. Daarvoor zorgde wei de daemon van I graaf
ven, de kamerdienaar Frans, die den jonoeifganlijk
regeerde en beheersehte, zonder dat deze het el
bemerkte. let zou
De dag waarop de verloving publiek gemaal 'eest
worden, kwam steeds nader. Eigenlijk had dal maar
op het kasteel Almenrode moeten plaats hebben aan"
de majoraatsheer van Wolfenstein had er sterk erfden
gedrongen, dat dit feest op zijn kasteel zou wf h'.i
gevierd. En daar baron van Almenrode inzag. dVsli£e
onder de gegeven omstandigheden toch een droèfgeèver-
en neerslachtige gastheer zou zijn, willigde hij dit 4fe.r"
zoek gaarne in. De uitnoodigingskaarlen werden Vn
zonden en daar men in de nabuurtschap natuurlijk r
de hoogste spanning verkeerde over de loopendè A
ruchten en of die op een werkelijken grond van waar
heid berusten, was er geen enkele die voor de uit-
noodiging van den graaf bedankte, om op het kasleel
Wolfenstein een kop thee te komen drinken.
Het was nog voor het vastgestelde uur, dat de
meest verschillende voertuigen zich begaven naar den
huize Wolfenstein en weldra bewoog zich in de za
len van het slot een talrijk gezetschop. Er werd ge
schertst en gebabbeld en de in zijn rolstoel zittende
slotheer werd met deelneming begroet. Niet minder
gravin Clotilde, die koel en strak aJs een steenen
beeld met een koude glimlach zich van haar taak
als gastvrouw kweet. Het was voor haar een pijn
lijke avond. Zij wist immers dat dit feest beteekende,
Jiav»nviivu«i iiiVVl lO liupvil.
De gravin vermeed het, met haar man in gezel
schap te komen. Zij dacht steeds aan hun laatste on
derhoud en zij haatte den vroeger zoo teeder bemin
den man, en wanneer haar blik toevallig dei gebo
gen gestalte van den majoraatsheer trof, dan brandde
er een booze gloed in haar oogen.
Het rijtuig van baron van Almenrode liet verbazend
lang op zich wachten. De gasten waren reeds een
geruimen poos voltallig, toen men eindelijk in vlie
gende vaart een rijtuig het slotplein hoorde oprijden.
Het rijtuig bleef voor den hoofdingang staan. De jonge
graaf die zijn bekenden had ontweken, had rusteloos
heen en weer gedrenteld, maar nu haalde hij ver
licht adem, Als een gelukkige bruigom spoedde hij'
zich naar beneden om zijn verloofde en haar vader
naar de feestzaal te geleiden.
Wordt vervolgd.