Toch onschuldig.
Donderdag 20 Januari 1010.
54ste Jaargang. No. 4044.
Bureau SOHAGEN, Laan 9 4,
Uitgevers i TRAPMAM Co>
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Binnenlandsch Nieuws.
Roman van Hoeker.
Alpieei Nieuws-
Aimttuit- LuüniUil
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag-, Woensdag-,
Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9
ure worden ADVERTENTIEN in het eer3tuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Inierc. Telephoon No. 20.
Prjjs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60. 4
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van l tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit een 11 td
Zitting van Dinsdag 18 Januari 1910.
KONIJNENLIEFHEBBERS.
Een tweetal konijnenliefhebbers hielden ons van
daag het allereerst bezig, toen elk, die de vorige
week „behandeld" was, zijne portie had gekregen bij
gelegenheid van de onmisbare uitspraken.
Br was slechts éen van de beide konijnenliefheb
bers op komen dagen vanmorgen. Beklaagde Piet
Laa*, ook te Venhuizen woonachtig, was absent, in
tegenstelling met zijnen medebeklaagde, Nicolaas Meij-
link, die in vol Venhuizer boerekneggies-ornaat pre
sent was op 't appèl.
Den 28sten November jl. echter waren ze allebei
wel terdege present. En wel op 't erf van hun dorps
genoot den heer Deken, wiens 16-jarig zoontje Pe
trus een achttal lieve snoezige „knijntjes" hield,
half om half haasgrauw en wit.
Wel te verstaan, vier haasgrauwen en vier witten,
zie je!
Slechts éen van die laatstgenoemde, met de kleur
der onschuld gezegende knaagdieren lieten ze den
armen Petrus! Alle andere zeven namen ze secuur
mee in een zak, dien ze met een zakdoek solide
dichtbonden.
De goede jongen keek „aArdaags" nogal wat op,
toen hij zeven van zijn lieve beestjes miste en er nog
maar éen tot troost was overgebleven. Hij ging zijn
nood klagen bij Volkert Roodenboog, den rijksveld
wachter, die steeds in zulke gevallen bereid is, met
raad en daad te helpen.
De roovers hadden intusschen wat een pret en
Laas droeg onvermoeid den welgevulden konijnen-
zak, totdat ze aan 't doel van hunne reis waren.
Dat was zijne ouderlijke woning, waar Pieter een
paar van de liefste „witjes" onder... zijne bedstede
verstopte. De rest vond ook 'n veilige plaats. Zoo
meende 't tweetal tenminste.
Maar ze hadden buiten den waard gerekend.
Boch dat wisten ze toen nog niet en ze bekom
merden zich op het moment ook totaal niets om 's
werelds zorgen. En zoo al wel, dan wilden ze die
nu, vanavond na gedaan werk is 't immers goed
rusten! eens doorspoelen met een goed glas toddy
of wat dan ook, uit den welvoorzienen kelder van
den caféhouder De Boer. Diens herberg verlieten ze,
toen het middernacht was geworden, in de allerbeste
stemming.
Doch mooi was 't lot niet, dat de volgende dag hen
bracht. Want Roodenboog wist zonder politiehonden
hulp nog drommels goed het „wild" te ontdekken
en... binnen waren beide mannetjes.
De reuzenkonijntjes werden in beslag genomen en
de rest van het aandoenlijke verhaal speelt in
„Justitia" (morgen-voorstelling!
Meilink had tegen andere Venhuizer boerenjongens
nog aardig wat praatjes gehad over konijnen en kat
ten en had zich ten opzichte van dergelijk soort
van viervoetige beesies in begeerigen zin uitgelaten.
De Officier van Justitie constateerde, dat de aan
wezige beklaagde Meilink bekende ter zitting. En
zijn compagnon Laan had zulks schriftelijk gedaan.
Het wettig en overtuigend bewijs was er dus en
Mr. Hanegraaff eischte tegen elk 3 weken gevange
nisstraf.
Klaas wou asjeblief 'n geldboete.
Bn nu gaan we eens even over naar Alkmaar.
VERSTORING VAN EEN GODSDIENSTOEFENING.
Daar woont Arle Lover, die zoowat een dertigtal
jaren geleden te Oude Niedorp geboren werd en thans
in de oude Victoriestad resideert. Waar hij de bitter-
flesch een opvallende genegenheid schijnt toe te
dragen.
Tenminste, onlangs had hij 'm aardig om, toen-ie
in 't repetitie-lokaal van het Leger des Heils te Alk
maar, Limmerhoek, de Godsdienstoefeningen
onder leiding der kaplteine mej. Stolwerk bijwoonde.
Hij was tevoren in gezelschap van zijn boezem
vriend Ruis. in een der meest gerenommeerde Alk-
maarsche café's geweest en schepte den boel zóo op
in 't Heilsleger, dat de politie hem er uit moest doen.
De O. v. J. eischte tegen Lover 7 dagen gevange
nisstraf.
EEN ANDERMANS BAGGER.
Tijmen Wiebering van Zwaag, die een echte mod-
derliefhebber is, was er vandaag niet. Hij had medio
December jl. de verregaande brutaliteit om ter zijner
woonplaats In de Dijkgracht met behulp van een vaar
tuig zich andermans bagger toe te eigenen.
En dat wil 't bestuur van het Ambacht van. West-
Friesland, genaamd Drechterland, niet hebben.
Dirk v. d. Berg, een Hoornsche rijksveldwachter,
zag Tijmen in volle actie en verbaliseerde hem we
gens strooperij met behulp van een vaartuig.
De O. v. J. eischte 5 gulden boete of 5 dagen
hechtenis.
BEDELARIJ.
Uldrik Zemering is hier trots zijn even 27-jarigen
leeftijd, een echte ouwe bekende.
Willem Verus, die in zijn gezelschap vandaag te
rechtstond en ook te Hoorn los werkman is en even
eens hier te Alkmaar is gedetineerd, had in vereeni-
ging met Uldrik den 27sten December jl. gebedeld.
De eisch luidde 12 dagen hechtenis.
VERBODEN TE VISSCHEN.
Ook Kees Kramer, een tuinder en visscher uit de
Beemster was heden als beklaagde present.
I Hij is al 59 jaar en nog weet hij blijkbaar niet,
dat hij niet mag visschen, als hem de daartoe ver-
eischte vergunningen ontbreken.
Den lOden Sept. jl. was mijnheer druk bezig in den
Eilandspolder, die onderverdeeld is in vier bannen,
te weten: Graft, De Rijp, Zuid-Schermer en Schermer-
horn met Noord-Schermeer.
Hij vischte met ongekenden ijver aan den West-
Ringdijk in da Voordijksloot en polsterde en ploeter
de en steunde en zwoegde om 't heerlijke zoetwater-
banket machtig te worden dat het een aard had.
En toch is Kees nog geen jaar te voren met zijn
kranigen, neus tegen de lamp geloopen wegens een
dergelijk feit. Wat hem nu wel 'n beetje in den weg
zal kunnen zitten.
Want nu wordt hij heel deftig een recidivist ge-
noemd. Een compliment, dat Kees ongetwijfeld met
voegzame bescheidenheid zal accepteeren.
Wiebe Dijkstra, rijksveldwachter te De Rijp, zag
middelerwijl Kramer's geploeter met nieuwsgierigheid
aan en knapte hem met een verbaaltje op.
Onze vischliefhebber was over den loop, dien de
zaken zoo successievelijk namen, maar half tevreden.
Eigenlijk in 't geheel niet.
Wat drommel, de Burgemeester van Schermerhorn,
Rodenburg genaamd, je adres als je 'n dergelijke
vergunning daar moet hebben had toch zoo'n pam-
piertje 'geven! En dat was nou toch immers nog net
zoo goed geldig als toe dat Kees 't in zijn klavie
ren kreeg van den Burgervader? Zoo dacht Kees.
Maar Burgemeester, die als getuige opgeroepen en
present was, dacht er anders over en verklaarde he
den op 's Presidenten vraag uitdrukkelijk, dat de
vergunning, destijds verstrekt, thans niet meer van
kracht is.
De zaak werd er toen niet beter op voor Kees.
Hij had bij 't Alkmaarsche Kantongerecht in het
laatst van 't vorige jaar al in vrij hevige mate
I „pech" gehad en was ten slotte door Mr. Dirk Bas-
tert, kantonrechter tot 6 gulden boetebetaling
of een paar dagen in de „petoet" uitverkoren. Maar
Kees' geduld is taai. Wat hem in zijn combinatie
van visscher en beklaagde zoowel voor 't eene als
voor 't andere „vak" uitstekend te stade komt!
Hij ging dapper in hooger beroep.
Maar zijn pogen was ijdel en mocht helaas niet
veel effect sorteeren. Want de O. v. J. requireerde
op nader toegelichte gronden vernietiging van 's
kantonrechters vonnis, maar eischte opnieuw 6 gul
den boete of 2 dagen brommen.
EEN STUK PAARD GESTOLEN.
De 29-jarige Hoornsche koopman Jacobus Petrus
de Graaf liep er dezer dagen leelijk tusschen omdat
hij onder zware verdenking stond van den lsten
Kerstdag des vorigen jaars een paardenstaart voor
een groot gedeelte te hebben gestolen. Zoo van 't
paard af. Ja, 't beest stond te Hoorn in de Mol-
steeg in den stal van slager Schager op zijn paar-
dendood geduldig te wachten en werd nu vóór zijn
dood nog zoo „geschandeleseerd".
De Graaf werd, nadat de getuigen behoorlijk waren
uitgepraat, door den heer Officier wegens den beganei
diefstal opgeknapt met een eisch tot f 15 boete, subsi
diair 6 dagen hechtenis.
A.s. Dinsdag geen zitting.
Heden over 14 dagen alle uitspraken in de van
daag behandelde zaken.
Feuilleton.
44.
Baron van Almenrode keek Wolf lang niet vrien
delijk aan en hij antwoordde Wolf op zijn hooghartige
vraag: „Ik zal u eens iets zeggen mijnheer de graaf,
ik ben een oud man en steeds gewoon geweest open
hartig en eerlijk te zeggen wat ik meen, en bo
vendien bevinden wij ons nu onder vier oogen."
Graaf Wolf boog zeer afgemeten: „ik ben bereid
u aan te hooren."
„Nu dan, van een man, die op de puinhoopen van
het geluk van zijn eigen broer zich zijn toekomst
denkt te bouwen, die zich aan een meisje als echtge
noot opdringt, niettegenstaande hij weet, dat dit
meisje een ander vurig bemint die bovendien den
vader van dat meisje tot het jawoord dwingt met de
bedreiging anders smaad en schande te zullen brengen
over diens eerlijken naam, zulk een man, mijnheer
de graaf van Wolfenstein, acht ik tot weinig goeds
en tot alles kwaads in staat."
Wolf deed een stap achteruit, terwijl hij zoo bleek
werd als een doode. „Mijnheer de baron van Almen
rode," riep hij woedend uit, terwijl hij zich tever-
geefsch wat trachtte te onttrekken aan den verplet
terenden indruk dien deze woorden op hem hadden
gemaakt, „u stapelt de eene beleediging op de an
dere. Vergeet niet, dat gij mij hebt te vreezen en gij
mij niet gaarne tot uw vijand wilt hebben."
De baron maakte een minachtend gebaar met de
hand. „Wees met den koopprijs tevreden. Ik heb niet
bereikt wat ik wilde en ik moet u wel pardon vragen
"lat ik het waagde u in uw ouderlijk huis tegenover
uw gasten onder een oneerlijke verdenking te bren
gen ik kwijt mij nu van dien plicht en ben ver
der bereid u alle andere genoegdoening te geven.
Ja, ik zou dat eigenlijk nog liever doen." voegde hij
met bijtenden spot aan toe, „daar gij toch on
mogelijk met mijn dichter zoudt kunnen trouwen.
Wanneer gij met het pistool ln de hand tegenover den
uder had gestaan."
De verachting waarmede de laatste woorden wer
den gezegd, joeg den jongen graaf het schaamrood
naar de wangen en hij kon den vertoornden blik van
den ouden baron niet langer verdragen, maar sloeg
den blik neer. „U weet niet mijnheer de baron, hoe
u mij pijnigt," stamelde hij, „u kunt niet vermoeden
welke omstandigheden mij dwingen tot handelen
ik ik
De baron lachte ruw en luid. „Geen man van eer
za! zich laten dwingen iets te doen wat niet met zijn
plicht strookt." antwoordde hij op scherpen toon. „Het
zijn holklinkende woorden, die volstrekt niet pleiten
ten uwen gunste. Wanneer gij werkelijk gedwongen
werd te handelen door een mij onbekend noodlot,
waarom grijpt ge dan niet naar het eerste het beste
pistool en handelt als een man, die weet wat hij doen
moet, dan dat gij uit lage hebzucht, het geluk van
twee menschen vernietigt, om zoodoende eigen bestaan
te verzekeren..
Elk dezer woorden trof Wolf als een zweepslag.
Tegenover dezen ouden edelman kwam hij zichzelf
dubbel slecht en gemeen voor. Wanneer deze man eens
wist hoe zwaar de zonde en de wroeging hem al
deden lijden, als die man alles wist, hij zou zich vol
verachting van hem afwenden.
Hij zag in dat het vergeefsche moeite zou zijn den
baron toegevender tegenover hem te stemmen. Na
eenige woorden maakte hij dan ook een einde aan
het bezoek.
Nadat hij met den baron den datum van het huwe
lijk had vastgesteld, ging Wolf naar huis terug, zonder
zijn verloofde gezien te hebben, want Angelika had
hem laten zeggen, dat zij hem niet kon ontvangen.
Wederom maakte Wolf een grooten omweg om de
hoeve van den jongen boer niet voorbij te hoeven.
Wel mocht hij aannemen, nu geen last meer te zul
len hebben van den onbuigzamen man, dien Wolf
in het diepst van zijn hart meer vreesde dan elk
ander; maar misschien was het wel een gevoel van
schaamte dat hem ervan terughield de eenvoudige
hoeve voorbij te rijden, wier bewoner hem beschouw
de als den gemeensten leugenaar op Gods aard
bodem.
Toen Wolf eindelijk thuis kwam was de eerste dien
hij zag Frans de kamerdienaar, die beleefd als al
toos in de deur stoDd en hem ontving.
„Ben je nu alweer terug, Frans?" vroeg de
verbaasd.
GEMEENTERAADSVERKIEZING N. NIEDORP.
Bij de Woensdag gehouden candidaatstelling voor lid
van den Gemeenteraad van N. Niedorp, vacature-J. v.
d. Stok, zijn candidaat gesteld de heeren:
J. Goet, C. Kooij, P. Saai, D. van der Stok.
De stemming zal plaats hebben op a.s. Woensdag
26 Januari.
HARE GENERALITEIT DE KONINGIN.
In zeker straatje, ergens achteraf in Utrecht, woont
een familie die 't niet al te breed heeft. Er is een
zoontje, dreumes van elf jaar, dat op een goeien
dag dorst thuis komen met een hondje, vondelinge
tje uit de buurt. Vader en moeder wilden er eerst
niet van hooren, maar na lang bidden en smeeken
van 't jongske, werd het hondje in huis geduld. De
joDgen over-gelukkig.
Komt de vorige week een aanslagbiljet voor de
hondenbelasting thuis. Moet pi. m. f 4 betaald wor
den voor den kleinen huisgenoot Vader en moe
der wilden er niets van hooren, hadden ook trou
wens geen geld voor f 4 extra belasting. Er hielp
niets aan, Fanny werd het langer verblijf in huis op
gezegd. Kleine Jan radeloos. Hoe kwam hij aan vier
guldens? Fanny missen? Nooit. Jan wist raad. Nam
papier en pen en schreef:
„Aan Hare Generaliteit de Koningin!"
Jan had wel iets gehoord van Hare Majesteit,
wist 't zich niet precies te herinneren en dichtte in
zijD jeugdige onwetendheid „Hare Generaliteit", die
allervriendelijkst werd verzocht om Jan z'n honden
belasting kwijt te schelden.
Jan wachtte sedert met kloppend hart op ant
woord.
Er kwam antwoord. Het geval kwam ter kennis
van de Utrechtsche Dierenbescherming. En die heeft
aan Jan f4 gegeven. Voor z*n hondenbelasting.
Jan in de wolken. Fanny en hij worden niet ge
scheiden. Vader en moeder hebben voor een jaar de
gastvrijheid verlengd.
Jan is „Hare Generaliteit" zielsdankbaar.
OUDESLUIS.
Jl. Dinsdagavond vergaderde in het lokaal van den
heer C. Slikker de alhier gevestigde damclub Trio.
Aanwezig waren 12 leden. De voorzitter, de heer J.
v. d. Steen, opende de vergadering en deelde aan
de leden mede, dat de koninklijke goedkeuring op
de statuten was verkregen, waarna door den secre
taris de notulen worden gelezen en met dank goed
gekeurd.
Hierna deed de penningmeester rekening en verant
woording en bleek dat de rekening sloot met een ba
tig saldo van f 5.45. Door een paar leden nagezien
werd alles in orde bevonden.
Twee nieuwe leden hadden zich opgegeven en wer
den met algemeene stemmen aangenomen, zoodat het
ledental thans 20 bedraagt. Ook werden de aftreden
de voorzitter en secretaris, J. v. d. Steen en C.
Oosterman weder als zoodanig herkozen. Daar de
„Zooals u ziet, mijnheer de graaf," antwoordde
Frans onderdanig, diep voor zijn meester buigend.
„Wanneer u het mij toestaat, zou ik u wel naar uw
kamer willen volgen.".
Wolf knikte flauwtjes met het hoofd en ging toen
den kamerdienaar voor. Toen hij zich met hem alleen
bevond, greep hij hem onstuimig bij de schouders.
„Nu, hoe is het met Antje?" bracht hij hakkelend
uit, terwijl hij beurtelings rood en bleek werd. „Wat
heb je met haar uitgericht?"
De kamerdienaar lachte. „Het was een heel moei
lijk stuk werk waarde heer graaf," zeide hij op ver-
trouwelijken toon, dien hij steeds aannam als hij
met hem alleen was. „Dat vrouwtje, of liever mijn
teeder beminde gemalin, die moet u verbazend heb
ben lief gehad... zij gaf mij een heele komedie te
aanschouwen, vol vertwijfeling en wanhoop dat
hadt u eens moeten zien waarde graaf, die groote blau
we oogen, hoe zij zich inet een hulpelooze en onrus
tige uitdrukking op mij richtten... ik dacht waarach
tig dat deze scène ook mij nog zou treffen en
bracht mijn hand aan het hart, maar eerst toen ik
na kalm overleg mijzelf aan het verstand bracht, dat
ik over zulk een overcompleet weeldeartikel niet be
schik, kon ik al dat nare gedoe met droge oogen
aaDzien."
„Onmensch, die je bent," riep Wolf, die het gelaat
met beide handen had bedekt, „het arme kind, hoe
zal zij gebeefd en gesidderd hebben onder jouw on-
menschelijke behandeling."
„Bah, het was niet half zoo slim, als jij nu wel
denkt," spotte Frans, „wat denkt ge wel, mijnheer,
wanneer al de heeren cavaliers zich om de meisjes,
die verstooten zijn, zoo de haren uit het hoofd zou
den trekken als u dat doet, en zich een kogel door
het hoofd zouden willen jagen, dan zou er bepaald
in de heele wereld geen kruit genoeg zijn om dit
laatste te kunnen volvoeren het ding weende en
klaagde
„Kerel zwijg" riep Wolf woedend uit; „ik kan je
op dien toon niet hooren spreken over dat arme
meisje. Mijn God!" riep hij uit en wierp zich languit
op de canapé, „wat voor een schurk ben ik toch,
dat ik tegen deze arme vrouw zulk een gemeene
misdaad heb kunnen begaan."
vrans lachte spottend om de wanhoop van zijn
ester en wreef zich vergenoegd de handen.
Kijk !'-jh," ,oo hoorde hij, „men krijgt gewetens
rondvraag niets opleverde, sloot de voorzitter hierna
de vergadering, en werd tot dammen overgegaan.
UIT WOGNUM.
Onze bekende zangvereeniging „Jacob Kwast" be
gint Maandag a.s. een tocht in 't zuiden van ons land,
waarbij 's-Bosch, Tilburg, Breda, Antwerpen, Middel
burg, Goes en Dordrecht een beurt zullen krijgen.
Tijdens de pauze van hun concert te Amsterdam
voor „Vacantie-kolonies" werd door 'n paar damee
leden onder 't auditorium in 't concertgebouw een
schaalcollecte gehouden, die ruim f 280 opbracht, een
aardig appeltje voor den dorst!
EEN PROEF MET BEVRIEZEN EN ONTDOOIEN.
Vele malen is er in verschillende tijdschriften voor
tuinbouw en plantkunde geschreven over het bevrie
zen en ontdooien van planten en daarbij zijn de schrij
vers het er niet over eens, waaraan de planten te
gronde gaan, door het bevriezen of door het te snel
ontdooien. De een beweert, dat het onverschillig is
of men de planten, wanneer zij bevroren zijn, snel
of langzaam ontdooit, terwijl een ander beweert, dat
juist door een snelle ontdooiing de planten ster
ven, en door een langzame ontdooiing nog behouden
hadden kunnen worden.
In „Floralia" wordt nu mededeeling gedaan van de
volgende proef, die vele bloemenliefhebbers zal inte
resseeren. De proef werd genomen met pelargoniums
(geraniums).
Ik nam daarvoor zegt de proefnemer de oude
en sterke variëteit Blanc de Castille, Augustusstek
in kleine stekpotjes. Dit waren korte en stevige plan
ten, die in een bloembak koel en vrij droog gehou
den werden. Ik plaatste hiervan op een avond vier
stuks buiten op een koude plaats op den bevroren
grond. Het vroor dien nacht minstens vier graden
Fahr. Des morgens waren de planten dan ook zoo
hard als glas bevroren. Ik dacht, dat dit veel te
hard aangekomeen was en de planten voorgoed den
knoei weg hadden en mijne voorgenomen proef mis
lukt was. Ik zette mijn plan evenwel voort en plaatst®
twee er van weer in den bloembak op haar vorige
plaats terug. Het was prachtig winterweer, een hel
dere lucht met mooien zonneschijn, zoodat er die*
dag aardig zonnewarmte in den bak kwam en de
planten dan ook snel ontdooiden. Een er van liet ik
gewoon droog staan, de andere besproeide ik zoo
nu en dan eenige malen. De andere twee plaatste
ik op een koele, donkere plaats, om ze langzaam te
ontdooien, een er van weer droog, de ander besproei
ende. Den nacht daarop vroor het weer, en bevroor
de laatste weer een weinig; dit kwam van den voch-
tigen toestand van het besproeien; aan de andere,
die er naast stond, kon ik niets van vorst bespeu
ren. De beide laatste plaatste ik den tweeden dag ook
weer in den bak en liet ze verder rustig staan. De
uitslag was, dat no. 4, die ik besproeid en langzaam
ontdooid bad, dood ging, de andere drie hadden wel
iets geleden maar zijn toch in 't leven gebleven en
hebben van 't zomer op een perk gestaan en waren
van al de andere niet te onderscheiden. Het bleek
mij hiermede, dat er weinig verschil was met het
snel en langzaam ontdooien, doch wel in wat toe
stand de plant is tijdens het bevriezen. In drogen
toestand bleken de planten hier vrij wat uit te kun
nen staan, maar niet in een vochtigen, wat naar mijn
meening de laatste, die den tweeden nacht weer van
de vorst te lijden had, deed bezwijken, terwijl de
andere, die er in drogen toestand naast stond,
goed van ontkwam.
Heerbogowaard.
Een mooie avond geweest, gister, hè! hoorden we
vandaag meermalen de een den ander toeroepen, waar
op dan als antwoord volgde iets alsJa, echt leuk
of. heel gezellig.
Dit oordeel geldt den kunstavond, georganiseerd ten1
bate der vacantie-kolonies, voor het grootste deel tot
het verleenen van financieelen steun aan liet comité
„Ter wille van het kind".
Met het oog op het uitgebreide programma opende
de Voorzitter der afdeeling alhier, de heer S. Rrug-
wroeging. Beste mijnheer, als men zulk een gevoelig
hart heeft als u, dan moet men als een brave jon
gen naar de kerk gaan maar dan moet men er
niet aan denken om harten te breken en het geluk
in volle teugen genieten."
„Een mooi geluk dat van mij," fluisterde Wolf met
bevende lippen, terwijl hij de handen van het gelaat
liet vallen, „een geluk gekocht met het lijden en
sterven misschien van een lieve vrouw."
„Spreek toch niet zulke sentimenteele nonsons. Is
het dan niet steeds je plan geweest, aan deze zaak
een einde te maken. Het is de wanhoop van den
moordenaar, wanneer hij zijn slachtoffer dood en
bloedend voor zijn voeten ziet, zeg meester, het
zijn de domste idioten die zoo handelen of niets,
of alles, nu gij op weg zijt de beslissing te neme*
over eigen lot."
„En jouw slaaf te zijn voor nu en eeuwig!" klaag
de Wolf terwijl hij Frans met afschuw aankeek.
I „Daarover spreken wij nog wel eens een andere*
keer!" meende Frans gelaten.
j „Neen, neen, ik verdraag het niet langer," riep de
jonge graaf uit. terwijl hij driftig van zijn stoel op
sprong. „Reeds nu begin ik de wrange vruchten te
plukken van mijn gemeene daden... Waarheen ik ook
zie, of mij wend, overal ontmoet ik onverholen min
achting... Vroeger eerde en vierde men mij, en nu
kom ik mijzelf in de oogen van andere menschen
reeds als een paria voor."
„Ja, dat moet men kunnen verdragen," zeide Frans
terwijl hij gemoedelijk op een stoel plaats nam, „wie
zich stoort aan de meening van de menschen, zal
nimmer hoog stijgen."
„Maar ook nimmer diep vallen."
„Nu ja, iemand die last heeft van duizeligheid,
moet geen kerktoren gaan beklimmen, maar om op
dat jonge vrouwtje terug te komen
„Nu wat is er met haar?" vroeg Wolf driftig.
„Toen ik den volgenden dag, nadat ik het onder
houd met haar had gehad, mij weder bij haar aan
diende, was zij verdwenen
„Wat zeg je?" riep Wolf, „verdwenen uit het huis?
Frans knikte langzaam met het hoofd. „Zij had
haar kind meegenomen," vertelde hij onverschillig
verder, „ik vroeg om inlichtingen aan het dichtstbij
zijnde statten, maar men had haar nergens gezien."
Wordt vervolgd.
1
i