Toch onschuldig. Donderdag 20 Januari 1010. 54ste Jaargang. No. 4044. Bureau SOHAGEN, Laan 9 4, Uitgevers i TRAPMAM Co> Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Binnenlandsch Nieuws. Roman van Hoeker. Alpieei Nieuws- Aimttuit- LuüniUil Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag-, Woensdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure worden ADVERTENTIEN in het eer3tuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Inierc. Telephoon No. 20. Prjjs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60. 4 Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADVERTENTIEN van l tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uit een 11 td Zitting van Dinsdag 18 Januari 1910. KONIJNENLIEFHEBBERS. Een tweetal konijnenliefhebbers hielden ons van daag het allereerst bezig, toen elk, die de vorige week „behandeld" was, zijne portie had gekregen bij gelegenheid van de onmisbare uitspraken. Br was slechts éen van de beide konijnenliefheb bers op komen dagen vanmorgen. Beklaagde Piet Laa*, ook te Venhuizen woonachtig, was absent, in tegenstelling met zijnen medebeklaagde, Nicolaas Meij- link, die in vol Venhuizer boerekneggies-ornaat pre sent was op 't appèl. Den 28sten November jl. echter waren ze allebei wel terdege present. En wel op 't erf van hun dorps genoot den heer Deken, wiens 16-jarig zoontje Pe trus een achttal lieve snoezige „knijntjes" hield, half om half haasgrauw en wit. Wel te verstaan, vier haasgrauwen en vier witten, zie je! Slechts éen van die laatstgenoemde, met de kleur der onschuld gezegende knaagdieren lieten ze den armen Petrus! Alle andere zeven namen ze secuur mee in een zak, dien ze met een zakdoek solide dichtbonden. De goede jongen keek „aArdaags" nogal wat op, toen hij zeven van zijn lieve beestjes miste en er nog maar éen tot troost was overgebleven. Hij ging zijn nood klagen bij Volkert Roodenboog, den rijksveld wachter, die steeds in zulke gevallen bereid is, met raad en daad te helpen. De roovers hadden intusschen wat een pret en Laas droeg onvermoeid den welgevulden konijnen- zak, totdat ze aan 't doel van hunne reis waren. Dat was zijne ouderlijke woning, waar Pieter een paar van de liefste „witjes" onder... zijne bedstede verstopte. De rest vond ook 'n veilige plaats. Zoo meende 't tweetal tenminste. Maar ze hadden buiten den waard gerekend. Boch dat wisten ze toen nog niet en ze bekom merden zich op het moment ook totaal niets om 's werelds zorgen. En zoo al wel, dan wilden ze die nu, vanavond na gedaan werk is 't immers goed rusten! eens doorspoelen met een goed glas toddy of wat dan ook, uit den welvoorzienen kelder van den caféhouder De Boer. Diens herberg verlieten ze, toen het middernacht was geworden, in de allerbeste stemming. Doch mooi was 't lot niet, dat de volgende dag hen bracht. Want Roodenboog wist zonder politiehonden hulp nog drommels goed het „wild" te ontdekken en... binnen waren beide mannetjes. De reuzenkonijntjes werden in beslag genomen en de rest van het aandoenlijke verhaal speelt in „Justitia" (morgen-voorstelling! Meilink had tegen andere Venhuizer boerenjongens nog aardig wat praatjes gehad over konijnen en kat ten en had zich ten opzichte van dergelijk soort van viervoetige beesies in begeerigen zin uitgelaten. De Officier van Justitie constateerde, dat de aan wezige beklaagde Meilink bekende ter zitting. En zijn compagnon Laan had zulks schriftelijk gedaan. Het wettig en overtuigend bewijs was er dus en Mr. Hanegraaff eischte tegen elk 3 weken gevange nisstraf. Klaas wou asjeblief 'n geldboete. Bn nu gaan we eens even over naar Alkmaar. VERSTORING VAN EEN GODSDIENSTOEFENING. Daar woont Arle Lover, die zoowat een dertigtal jaren geleden te Oude Niedorp geboren werd en thans in de oude Victoriestad resideert. Waar hij de bitter- flesch een opvallende genegenheid schijnt toe te dragen. Tenminste, onlangs had hij 'm aardig om, toen-ie in 't repetitie-lokaal van het Leger des Heils te Alk maar, Limmerhoek, de Godsdienstoefeningen onder leiding der kaplteine mej. Stolwerk bijwoonde. Hij was tevoren in gezelschap van zijn boezem vriend Ruis. in een der meest gerenommeerde Alk- maarsche café's geweest en schepte den boel zóo op in 't Heilsleger, dat de politie hem er uit moest doen. De O. v. J. eischte tegen Lover 7 dagen gevange nisstraf. EEN ANDERMANS BAGGER. Tijmen Wiebering van Zwaag, die een echte mod- derliefhebber is, was er vandaag niet. Hij had medio December jl. de verregaande brutaliteit om ter zijner woonplaats In de Dijkgracht met behulp van een vaar tuig zich andermans bagger toe te eigenen. En dat wil 't bestuur van het Ambacht van. West- Friesland, genaamd Drechterland, niet hebben. Dirk v. d. Berg, een Hoornsche rijksveldwachter, zag Tijmen in volle actie en verbaliseerde hem we gens strooperij met behulp van een vaartuig. De O. v. J. eischte 5 gulden boete of 5 dagen hechtenis. BEDELARIJ. Uldrik Zemering is hier trots zijn even 27-jarigen leeftijd, een echte ouwe bekende. Willem Verus, die in zijn gezelschap vandaag te rechtstond en ook te Hoorn los werkman is en even eens hier te Alkmaar is gedetineerd, had in vereeni- ging met Uldrik den 27sten December jl. gebedeld. De eisch luidde 12 dagen hechtenis. VERBODEN TE VISSCHEN. Ook Kees Kramer, een tuinder en visscher uit de Beemster was heden als beklaagde present. I Hij is al 59 jaar en nog weet hij blijkbaar niet, dat hij niet mag visschen, als hem de daartoe ver- eischte vergunningen ontbreken. Den lOden Sept. jl. was mijnheer druk bezig in den Eilandspolder, die onderverdeeld is in vier bannen, te weten: Graft, De Rijp, Zuid-Schermer en Schermer- horn met Noord-Schermeer. Hij vischte met ongekenden ijver aan den West- Ringdijk in da Voordijksloot en polsterde en ploeter de en steunde en zwoegde om 't heerlijke zoetwater- banket machtig te worden dat het een aard had. En toch is Kees nog geen jaar te voren met zijn kranigen, neus tegen de lamp geloopen wegens een dergelijk feit. Wat hem nu wel 'n beetje in den weg zal kunnen zitten. Want nu wordt hij heel deftig een recidivist ge- noemd. Een compliment, dat Kees ongetwijfeld met voegzame bescheidenheid zal accepteeren. Wiebe Dijkstra, rijksveldwachter te De Rijp, zag middelerwijl Kramer's geploeter met nieuwsgierigheid aan en knapte hem met een verbaaltje op. Onze vischliefhebber was over den loop, dien de zaken zoo successievelijk namen, maar half tevreden. Eigenlijk in 't geheel niet. Wat drommel, de Burgemeester van Schermerhorn, Rodenburg genaamd, je adres als je 'n dergelijke vergunning daar moet hebben had toch zoo'n pam- piertje 'geven! En dat was nou toch immers nog net zoo goed geldig als toe dat Kees 't in zijn klavie ren kreeg van den Burgervader? Zoo dacht Kees. Maar Burgemeester, die als getuige opgeroepen en present was, dacht er anders over en verklaarde he den op 's Presidenten vraag uitdrukkelijk, dat de vergunning, destijds verstrekt, thans niet meer van kracht is. De zaak werd er toen niet beter op voor Kees. Hij had bij 't Alkmaarsche Kantongerecht in het laatst van 't vorige jaar al in vrij hevige mate I „pech" gehad en was ten slotte door Mr. Dirk Bas- tert, kantonrechter tot 6 gulden boetebetaling of een paar dagen in de „petoet" uitverkoren. Maar Kees' geduld is taai. Wat hem in zijn combinatie van visscher en beklaagde zoowel voor 't eene als voor 't andere „vak" uitstekend te stade komt! Hij ging dapper in hooger beroep. Maar zijn pogen was ijdel en mocht helaas niet veel effect sorteeren. Want de O. v. J. requireerde op nader toegelichte gronden vernietiging van 's kantonrechters vonnis, maar eischte opnieuw 6 gul den boete of 2 dagen brommen. EEN STUK PAARD GESTOLEN. De 29-jarige Hoornsche koopman Jacobus Petrus de Graaf liep er dezer dagen leelijk tusschen omdat hij onder zware verdenking stond van den lsten Kerstdag des vorigen jaars een paardenstaart voor een groot gedeelte te hebben gestolen. Zoo van 't paard af. Ja, 't beest stond te Hoorn in de Mol- steeg in den stal van slager Schager op zijn paar- dendood geduldig te wachten en werd nu vóór zijn dood nog zoo „geschandeleseerd". De Graaf werd, nadat de getuigen behoorlijk waren uitgepraat, door den heer Officier wegens den beganei diefstal opgeknapt met een eisch tot f 15 boete, subsi diair 6 dagen hechtenis. A.s. Dinsdag geen zitting. Heden over 14 dagen alle uitspraken in de van daag behandelde zaken. Feuilleton. 44. Baron van Almenrode keek Wolf lang niet vrien delijk aan en hij antwoordde Wolf op zijn hooghartige vraag: „Ik zal u eens iets zeggen mijnheer de graaf, ik ben een oud man en steeds gewoon geweest open hartig en eerlijk te zeggen wat ik meen, en bo vendien bevinden wij ons nu onder vier oogen." Graaf Wolf boog zeer afgemeten: „ik ben bereid u aan te hooren." „Nu dan, van een man, die op de puinhoopen van het geluk van zijn eigen broer zich zijn toekomst denkt te bouwen, die zich aan een meisje als echtge noot opdringt, niettegenstaande hij weet, dat dit meisje een ander vurig bemint die bovendien den vader van dat meisje tot het jawoord dwingt met de bedreiging anders smaad en schande te zullen brengen over diens eerlijken naam, zulk een man, mijnheer de graaf van Wolfenstein, acht ik tot weinig goeds en tot alles kwaads in staat." Wolf deed een stap achteruit, terwijl hij zoo bleek werd als een doode. „Mijnheer de baron van Almen rode," riep hij woedend uit, terwijl hij zich tever- geefsch wat trachtte te onttrekken aan den verplet terenden indruk dien deze woorden op hem hadden gemaakt, „u stapelt de eene beleediging op de an dere. Vergeet niet, dat gij mij hebt te vreezen en gij mij niet gaarne tot uw vijand wilt hebben." De baron maakte een minachtend gebaar met de hand. „Wees met den koopprijs tevreden. Ik heb niet bereikt wat ik wilde en ik moet u wel pardon vragen "lat ik het waagde u in uw ouderlijk huis tegenover uw gasten onder een oneerlijke verdenking te bren gen ik kwijt mij nu van dien plicht en ben ver der bereid u alle andere genoegdoening te geven. Ja, ik zou dat eigenlijk nog liever doen." voegde hij met bijtenden spot aan toe, „daar gij toch on mogelijk met mijn dichter zoudt kunnen trouwen. Wanneer gij met het pistool ln de hand tegenover den uder had gestaan." De verachting waarmede de laatste woorden wer den gezegd, joeg den jongen graaf het schaamrood naar de wangen en hij kon den vertoornden blik van den ouden baron niet langer verdragen, maar sloeg den blik neer. „U weet niet mijnheer de baron, hoe u mij pijnigt," stamelde hij, „u kunt niet vermoeden welke omstandigheden mij dwingen tot handelen ik ik De baron lachte ruw en luid. „Geen man van eer za! zich laten dwingen iets te doen wat niet met zijn plicht strookt." antwoordde hij op scherpen toon. „Het zijn holklinkende woorden, die volstrekt niet pleiten ten uwen gunste. Wanneer gij werkelijk gedwongen werd te handelen door een mij onbekend noodlot, waarom grijpt ge dan niet naar het eerste het beste pistool en handelt als een man, die weet wat hij doen moet, dan dat gij uit lage hebzucht, het geluk van twee menschen vernietigt, om zoodoende eigen bestaan te verzekeren.. Elk dezer woorden trof Wolf als een zweepslag. Tegenover dezen ouden edelman kwam hij zichzelf dubbel slecht en gemeen voor. Wanneer deze man eens wist hoe zwaar de zonde en de wroeging hem al deden lijden, als die man alles wist, hij zou zich vol verachting van hem afwenden. Hij zag in dat het vergeefsche moeite zou zijn den baron toegevender tegenover hem te stemmen. Na eenige woorden maakte hij dan ook een einde aan het bezoek. Nadat hij met den baron den datum van het huwe lijk had vastgesteld, ging Wolf naar huis terug, zonder zijn verloofde gezien te hebben, want Angelika had hem laten zeggen, dat zij hem niet kon ontvangen. Wederom maakte Wolf een grooten omweg om de hoeve van den jongen boer niet voorbij te hoeven. Wel mocht hij aannemen, nu geen last meer te zul len hebben van den onbuigzamen man, dien Wolf in het diepst van zijn hart meer vreesde dan elk ander; maar misschien was het wel een gevoel van schaamte dat hem ervan terughield de eenvoudige hoeve voorbij te rijden, wier bewoner hem beschouw de als den gemeensten leugenaar op Gods aard bodem. Toen Wolf eindelijk thuis kwam was de eerste dien hij zag Frans de kamerdienaar, die beleefd als al toos in de deur stoDd en hem ontving. „Ben je nu alweer terug, Frans?" vroeg de verbaasd. GEMEENTERAADSVERKIEZING N. NIEDORP. Bij de Woensdag gehouden candidaatstelling voor lid van den Gemeenteraad van N. Niedorp, vacature-J. v. d. Stok, zijn candidaat gesteld de heeren: J. Goet, C. Kooij, P. Saai, D. van der Stok. De stemming zal plaats hebben op a.s. Woensdag 26 Januari. HARE GENERALITEIT DE KONINGIN. In zeker straatje, ergens achteraf in Utrecht, woont een familie die 't niet al te breed heeft. Er is een zoontje, dreumes van elf jaar, dat op een goeien dag dorst thuis komen met een hondje, vondelinge tje uit de buurt. Vader en moeder wilden er eerst niet van hooren, maar na lang bidden en smeeken van 't jongske, werd het hondje in huis geduld. De joDgen over-gelukkig. Komt de vorige week een aanslagbiljet voor de hondenbelasting thuis. Moet pi. m. f 4 betaald wor den voor den kleinen huisgenoot Vader en moe der wilden er niets van hooren, hadden ook trou wens geen geld voor f 4 extra belasting. Er hielp niets aan, Fanny werd het langer verblijf in huis op gezegd. Kleine Jan radeloos. Hoe kwam hij aan vier guldens? Fanny missen? Nooit. Jan wist raad. Nam papier en pen en schreef: „Aan Hare Generaliteit de Koningin!" Jan had wel iets gehoord van Hare Majesteit, wist 't zich niet precies te herinneren en dichtte in zijD jeugdige onwetendheid „Hare Generaliteit", die allervriendelijkst werd verzocht om Jan z'n honden belasting kwijt te schelden. Jan wachtte sedert met kloppend hart op ant woord. Er kwam antwoord. Het geval kwam ter kennis van de Utrechtsche Dierenbescherming. En die heeft aan Jan f4 gegeven. Voor z*n hondenbelasting. Jan in de wolken. Fanny en hij worden niet ge scheiden. Vader en moeder hebben voor een jaar de gastvrijheid verlengd. Jan is „Hare Generaliteit" zielsdankbaar. OUDESLUIS. Jl. Dinsdagavond vergaderde in het lokaal van den heer C. Slikker de alhier gevestigde damclub Trio. Aanwezig waren 12 leden. De voorzitter, de heer J. v. d. Steen, opende de vergadering en deelde aan de leden mede, dat de koninklijke goedkeuring op de statuten was verkregen, waarna door den secre taris de notulen worden gelezen en met dank goed gekeurd. Hierna deed de penningmeester rekening en verant woording en bleek dat de rekening sloot met een ba tig saldo van f 5.45. Door een paar leden nagezien werd alles in orde bevonden. Twee nieuwe leden hadden zich opgegeven en wer den met algemeene stemmen aangenomen, zoodat het ledental thans 20 bedraagt. Ook werden de aftreden de voorzitter en secretaris, J. v. d. Steen en C. Oosterman weder als zoodanig herkozen. Daar de „Zooals u ziet, mijnheer de graaf," antwoordde Frans onderdanig, diep voor zijn meester buigend. „Wanneer u het mij toestaat, zou ik u wel naar uw kamer willen volgen.". Wolf knikte flauwtjes met het hoofd en ging toen den kamerdienaar voor. Toen hij zich met hem alleen bevond, greep hij hem onstuimig bij de schouders. „Nu, hoe is het met Antje?" bracht hij hakkelend uit, terwijl hij beurtelings rood en bleek werd. „Wat heb je met haar uitgericht?" De kamerdienaar lachte. „Het was een heel moei lijk stuk werk waarde heer graaf," zeide hij op ver- trouwelijken toon, dien hij steeds aannam als hij met hem alleen was. „Dat vrouwtje, of liever mijn teeder beminde gemalin, die moet u verbazend heb ben lief gehad... zij gaf mij een heele komedie te aanschouwen, vol vertwijfeling en wanhoop dat hadt u eens moeten zien waarde graaf, die groote blau we oogen, hoe zij zich inet een hulpelooze en onrus tige uitdrukking op mij richtten... ik dacht waarach tig dat deze scène ook mij nog zou treffen en bracht mijn hand aan het hart, maar eerst toen ik na kalm overleg mijzelf aan het verstand bracht, dat ik over zulk een overcompleet weeldeartikel niet be schik, kon ik al dat nare gedoe met droge oogen aaDzien." „Onmensch, die je bent," riep Wolf, die het gelaat met beide handen had bedekt, „het arme kind, hoe zal zij gebeefd en gesidderd hebben onder jouw on- menschelijke behandeling." „Bah, het was niet half zoo slim, als jij nu wel denkt," spotte Frans, „wat denkt ge wel, mijnheer, wanneer al de heeren cavaliers zich om de meisjes, die verstooten zijn, zoo de haren uit het hoofd zou den trekken als u dat doet, en zich een kogel door het hoofd zouden willen jagen, dan zou er bepaald in de heele wereld geen kruit genoeg zijn om dit laatste te kunnen volvoeren het ding weende en klaagde „Kerel zwijg" riep Wolf woedend uit; „ik kan je op dien toon niet hooren spreken over dat arme meisje. Mijn God!" riep hij uit en wierp zich languit op de canapé, „wat voor een schurk ben ik toch, dat ik tegen deze arme vrouw zulk een gemeene misdaad heb kunnen begaan." vrans lachte spottend om de wanhoop van zijn ester en wreef zich vergenoegd de handen. Kijk !'-jh," ,oo hoorde hij, „men krijgt gewetens rondvraag niets opleverde, sloot de voorzitter hierna de vergadering, en werd tot dammen overgegaan. UIT WOGNUM. Onze bekende zangvereeniging „Jacob Kwast" be gint Maandag a.s. een tocht in 't zuiden van ons land, waarbij 's-Bosch, Tilburg, Breda, Antwerpen, Middel burg, Goes en Dordrecht een beurt zullen krijgen. Tijdens de pauze van hun concert te Amsterdam voor „Vacantie-kolonies" werd door 'n paar damee leden onder 't auditorium in 't concertgebouw een schaalcollecte gehouden, die ruim f 280 opbracht, een aardig appeltje voor den dorst! EEN PROEF MET BEVRIEZEN EN ONTDOOIEN. Vele malen is er in verschillende tijdschriften voor tuinbouw en plantkunde geschreven over het bevrie zen en ontdooien van planten en daarbij zijn de schrij vers het er niet over eens, waaraan de planten te gronde gaan, door het bevriezen of door het te snel ontdooien. De een beweert, dat het onverschillig is of men de planten, wanneer zij bevroren zijn, snel of langzaam ontdooit, terwijl een ander beweert, dat juist door een snelle ontdooiing de planten ster ven, en door een langzame ontdooiing nog behouden hadden kunnen worden. In „Floralia" wordt nu mededeeling gedaan van de volgende proef, die vele bloemenliefhebbers zal inte resseeren. De proef werd genomen met pelargoniums (geraniums). Ik nam daarvoor zegt de proefnemer de oude en sterke variëteit Blanc de Castille, Augustusstek in kleine stekpotjes. Dit waren korte en stevige plan ten, die in een bloembak koel en vrij droog gehou den werden. Ik plaatste hiervan op een avond vier stuks buiten op een koude plaats op den bevroren grond. Het vroor dien nacht minstens vier graden Fahr. Des morgens waren de planten dan ook zoo hard als glas bevroren. Ik dacht, dat dit veel te hard aangekomeen was en de planten voorgoed den knoei weg hadden en mijne voorgenomen proef mis lukt was. Ik zette mijn plan evenwel voort en plaatst® twee er van weer in den bloembak op haar vorige plaats terug. Het was prachtig winterweer, een hel dere lucht met mooien zonneschijn, zoodat er die* dag aardig zonnewarmte in den bak kwam en de planten dan ook snel ontdooiden. Een er van liet ik gewoon droog staan, de andere besproeide ik zoo nu en dan eenige malen. De andere twee plaatste ik op een koele, donkere plaats, om ze langzaam te ontdooien, een er van weer droog, de ander besproei ende. Den nacht daarop vroor het weer, en bevroor de laatste weer een weinig; dit kwam van den voch- tigen toestand van het besproeien; aan de andere, die er naast stond, kon ik niets van vorst bespeu ren. De beide laatste plaatste ik den tweeden dag ook weer in den bak en liet ze verder rustig staan. De uitslag was, dat no. 4, die ik besproeid en langzaam ontdooid bad, dood ging, de andere drie hadden wel iets geleden maar zijn toch in 't leven gebleven en hebben van 't zomer op een perk gestaan en waren van al de andere niet te onderscheiden. Het bleek mij hiermede, dat er weinig verschil was met het snel en langzaam ontdooien, doch wel in wat toe stand de plant is tijdens het bevriezen. In drogen toestand bleken de planten hier vrij wat uit te kun nen staan, maar niet in een vochtigen, wat naar mijn meening de laatste, die den tweeden nacht weer van de vorst te lijden had, deed bezwijken, terwijl de andere, die er in drogen toestand naast stond, goed van ontkwam. Heerbogowaard. Een mooie avond geweest, gister, hè! hoorden we vandaag meermalen de een den ander toeroepen, waar op dan als antwoord volgde iets alsJa, echt leuk of. heel gezellig. Dit oordeel geldt den kunstavond, georganiseerd ten1 bate der vacantie-kolonies, voor het grootste deel tot het verleenen van financieelen steun aan liet comité „Ter wille van het kind". Met het oog op het uitgebreide programma opende de Voorzitter der afdeeling alhier, de heer S. Rrug- wroeging. Beste mijnheer, als men zulk een gevoelig hart heeft als u, dan moet men als een brave jon gen naar de kerk gaan maar dan moet men er niet aan denken om harten te breken en het geluk in volle teugen genieten." „Een mooi geluk dat van mij," fluisterde Wolf met bevende lippen, terwijl hij de handen van het gelaat liet vallen, „een geluk gekocht met het lijden en sterven misschien van een lieve vrouw." „Spreek toch niet zulke sentimenteele nonsons. Is het dan niet steeds je plan geweest, aan deze zaak een einde te maken. Het is de wanhoop van den moordenaar, wanneer hij zijn slachtoffer dood en bloedend voor zijn voeten ziet, zeg meester, het zijn de domste idioten die zoo handelen of niets, of alles, nu gij op weg zijt de beslissing te neme* over eigen lot." „En jouw slaaf te zijn voor nu en eeuwig!" klaag de Wolf terwijl hij Frans met afschuw aankeek. I „Daarover spreken wij nog wel eens een andere* keer!" meende Frans gelaten. j „Neen, neen, ik verdraag het niet langer," riep de jonge graaf uit. terwijl hij driftig van zijn stoel op sprong. „Reeds nu begin ik de wrange vruchten te plukken van mijn gemeene daden... Waarheen ik ook zie, of mij wend, overal ontmoet ik onverholen min achting... Vroeger eerde en vierde men mij, en nu kom ik mijzelf in de oogen van andere menschen reeds als een paria voor." „Ja, dat moet men kunnen verdragen," zeide Frans terwijl hij gemoedelijk op een stoel plaats nam, „wie zich stoort aan de meening van de menschen, zal nimmer hoog stijgen." „Maar ook nimmer diep vallen." „Nu ja, iemand die last heeft van duizeligheid, moet geen kerktoren gaan beklimmen, maar om op dat jonge vrouwtje terug te komen „Nu wat is er met haar?" vroeg Wolf driftig. „Toen ik den volgenden dag, nadat ik het onder houd met haar had gehad, mij weder bij haar aan diende, was zij verdwenen „Wat zeg je?" riep Wolf, „verdwenen uit het huis? Frans knikte langzaam met het hoofd. „Zij had haar kind meegenomen," vertelde hij onverschillig verder, „ik vroeg om inlichtingen aan het dichtstbij zijnde statten, maar men had haar nergens gezien." Wordt vervolgd. 1 i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1910 | | pagina 1