Sdv (tot
AmsteröafflSGliB Briefen.
Zaterdag 22 Januari 1910.
54e Jaargang. No, 4645.
DERDE BLAD?
ccxxx.
N. V. „HET TOONEEL".
DIRECTEUR: WILLEM ROOYAARDS.
De liefde der Naamlooze Vennootschap „Het Too
neel". Directeur Willem Rooyaards is op Engelsche
stukken gevallen. Fransche stukken raken min of meer
op den achtergrond, ook bij andere gezelschappen dan
dat van Rooyaards; Duitsche vallen niet bij ieder in
den smaak, al ptaat Südermann bij de meesten hoog
aangeschreven en al trekt „Oud-Heidelberg" nog altijd
volle zalen; Hollandsche zijn er heelemaal niet, en
als er nog eens 'n enkel verschijnt zooals nu op
:t Leidsche Plein, „Veertig" van Willem Schürmann
dan is 't zóó vol van opgeblazenheid en onzuiver
gevoel, dat men gaat denken, dat L. Bückmann, toen
deze onlangs 'n feuilleton in de „Telegraaf" schreef,
■waarboven hij als titel „Een zieke ziel" plaatste, zich
in den doopnaam van zijn held vergiste, en hij „Wil
lem" in plaats van „Jules" had moeten schrijven. Nu
weet ik wel, dat dichters anders gevoelen en zien dan
gewone menschen, maar als dit gevoelen en deze visie
op 't papier wordt gezet in leesbare letters, of op de
planken wordt vertolkt, dan dient 't toch zóó te zijn
dat „gewone" menschen er iets aan hebben. WTorden zij
er niet door opgeheven, goed, laat ze er dan door ver
pletterd worden. Maar laat er althans iets met hen
gebeuren. Laat ze schateren, als 't mogelijk is; maar
laat ze niet indutten, niet geeuwen, niet telkens op
hun horloge zien, of 't „nu nog niet bijna uit is".
Laat ze, als 't niet anders kan, vloeken en hun vuisten
ballen, maar laat ze niet half in 't onzekere wat er
nu eigenlijk gebeurt, en of ze nu lachen of schreien
moeten. Ik weet, dat men op 't Leidsche Plein dit
van de week. toen „Veertig" van Willem Schürmann
ging, niet wist. Om „Johan Renting", den verliefden
veertiger, heeft men. gelachen, wat heelemaal niet in
de bedoeling van den auteur lag; en de schrijver zelf,
heeft bij dezen en genen medelijden gewekt, wat óók
de bedoeling niet was. Waarschijnlijk heert hij: de
smart van dien veertig-jarigen verhelden man wel ge
voeld. wat geen kunst is maar hij is gebleken
niet in staat te zijn die smart weer te geven, wat wél
kunst zou geweest zijn. Hij had, voordat hij aan 't
schrijven van zijn tooneelspel begon, eens iets moe
ten lezen van Van Deyssel, dan zou hij waarschijnlijk
niet zoo lichtvaardig zulk 'n zwaar onderwerp hebben
behandeld. aL is 't ook aan te nemen, dat het in zijn
ziel tot volLe klaarheid kwam. Maar iets te gevoelen,
is heel iets anders, dan dat gevoelen aan anderen mede
te dealenwat de bedoeling der Kunst moet zijn, en
ook is. Zij' moet naar Shakespeare's woord „aan de
natuur 'n spiegel voor houden, waarin zij zuiver haar
eigein trekken ziet". Niets minder, maar ook niets
meer. „Wordt dit overdreven of niet bereikt, dan moge
het de onkundigen doen lachen, de vorstandigen moet
het verdrieten, en het oordeel van de laatsten alleen
moet" bij schrijvers en tooneelspelers „zwaarder
wegen dan een schouwburg vol der anderen". Een
tooneelspel. dat als „blijspel" neerkomt, kan slecht
vertolkt zijn. maar is naar allen schijn fout geschreven;
en dit was 't geval met „Veertig", dat bij geen der
toeschouwers 'n trilling van ontroering heeft doen ont
staan. al was de dialoog somwijlen goed en niet ont
bloot van geestigheid. Maar dit laatste is voor 'n too
neelspel niet voldoende. Willem Schürmann zal wel
kunnen schrijven, maar daarom kan hij 't nog niet
voor 't tooneel. „Doctor Luthers Schuhe sind nicht al
len Dorfpri-estorn gerecht", en 't zijn altomaal geen
Koks. die lang© messen dragen Ieder, die riemen pa
pier vol schrijft en allerlei kranten er met zijn woor
denvloed aan waagt, kan daarom nog geen tooneelstuk-
ken schrijven. Dat kon zelfs Vondel niet, al was hij 'n
groot dichter. Daarvoor moeten Aichylos en Racine
en Shakespeare bestudeerd zijn. 'n Dialoogje samen stel
len. kunnen gij en ik ook wel, maar om 't zóó te doen,
dat 't op de planken tot zijn recht zou komen, en er
door 'n tooneelspeler iets moois en ontroerends van
gemaakt zou kunnen worden, daartoe zou ik geen kans
zien. En al wil ik mij niet voorstellen, als 'n toon
beeld van waarheidsliefde en zelfkennis, '.och. durf ik
zeggen. dat, als meer menschen, die 'n pen kunnen
vasthouden, deze bekentenis deden, er dan heel wat
minder stukken geschreven zouden worden, die op de
planken tomen om te vallen en nooit meer op te
staan, 't Blijft bij 'n „première", en als die vertoond
ia. is 't afgeJoopen, ook al tracht men met bloemen
etn kransen er wat ..zjeuigheid" aan te geven, cn al
roept men bonne inirta mauvais jeu den schrij
ver voor 't voetlicht. De oomedie eischt iets andere!
en iets meer dan „comedie"; ze eischt de zuivere ver
tolking van Natuur en Waarheid, 't Is te hopen, dat
ze dit op 't Leidsche Plein ook eindelijk eens gaan
begrijpenwe hebben er nu al jaren genoeg tevergeefs
op gewacht.
Evenwel, ik zei, dat de liefde der Naamlooze Ven
nootschap „Het Tooneel", Directeur Willem Rooyaards,
op Engelsche stukken is gevallen. Er mag 'n enkel an
der stuk tusschen door gaan, zooals „Adam in Bal
lingschap" van Vondel, van welk stuk ik u verleden
jaar. evenals van Balzac's „Mercadet" groote versla
gen zond, de meerdere stukken waren van Engelschen
oorsprong. Hoe dikwijls wij „Mercadet zijn gaan zien.
met zijn eeuwige schulden, weet ik nietmaai' nog
minder, hoe vaak „Mevrouw W7arrens Bedrijf", cn
„De Vlinder". Hoeveel opstellen heb ik over die beide
stukken geschreven en hoeveel brieven naar aanleiding
daarvan van de lezers ontvangen Ik zou er mijn dag
boek voor moeten naslaan, om het te kunnen zeggen
Maar dit weet ik wel, dat al die schrijverij en ge-
dachtenwisseling tusschen mij en de lezers dezer cou
rant, te wijten of mogen we „danken" zeggen?
goed, „danken" dan te danken was, aan de bizon-
dere keuze der bizondere stukken door het gezelschap
van Rooyaards gespeeld. Dit gezelschap Jieeft bij de
keuze van zijn Directeur het diepe besef, dat de ouden
hadden, n.1. dat er van het tooneel opvoedende kracht
moet uitgaan, en de hersenen der menschen moeten wor
den wakker geschud, om t|e denken, en straks misschien
'n groot maatschappelijk of zedekundig vraagstuk op
te lossen. De vertooning op 't tooneel van Rooyaards
is 'n ontmaskering van de vertooning in het maatschap
pelijk leven. „Mevrouw Warrens Bedrijf" is daarvan
misschien wel het méést sprekend specimen. En al gaan
wij. na het in ons opnemen van zulke stukken niet dade
lijk. als gedreven door 'n heftigen wind, in onze over
wegingen over stag, we aarzelen toch koers te blijven
houden naar 'n ree, die conventie en misschien niets
anders dan conventie ons als de eenig veilige had
aangewezen. Ook de braafheid kan zich vergissen; ook
het eeuwen lang gehuldigde kan blijken '11 stroopop
cn 'n leugen te zijn. Oude gedachten en meeningen
warden door nieuwe verdrongen, zooals deze, op hunne
beurt door weer nieuwere verdrongen zulten worden.
Wij zijn er nog niet, en wie denkt, dat wjj. er zijn, is
'n vijand van ontwikkeling en 'n vijand vu 11 zijn eigen
groei. Ge zult naar uw zoon luisteren, zooais hij 't
°P zijn beurt naar den zijne zal doen. ónze opvoe
ding moet reciproque zijn, en wie denkt, dat hij al
leen aan 't woord mag blijven, vergist zich en ont
neem' -i-h 4e gelegenheid, om beter en zuiverder te
pa <tonen dan hij d *e^ Daarom zullen wij luisteren
naa torna d Sb- ais y»-. monde van „Het
Tooneel". dingen komt vertellen, die we nog nooit ge
hoord hebben, en die onze brave ouders "alleen het
hoofd zouden hebben doen schudden, maar die ons
tot nadenken brengen. „Mevrouw Warrens Bedrijf?!"
Dat is de geesel, dat is ide schorpioen, die de leugen van
den schijn ten doode toe wondt. Het valt de Maat
schappij aan. zooals deze nog hooit is aangevallen;
en wie het zagen met harten, geneigd tot leeren, voel
den ter eener zijde walging in zich groeien tegen 'n
Maatschappij, die den neus durft optrekken voor wat
zij zelf in de modder schopte; en ter anderer zijde
groot mededoogen met zoovele vermoeiden en belasten,
wier schuld de schuld van anderen is.
Een paar weken geleden zagen we van „Het Too
neel". van denzelfden schrijver Bernard Shawj: „De
Huizen van den Weduwnaar". Shaw voert in dit stuk
dat in 't Hollandsch vertaald werd door Jo Zwarten
dijk de wapenen tegen de preutschheïd en de ge
huichelde kieskeurigheid op financieel gebied. De heer
Sartorius 't stuk speelt in Engeland Ls 'n huis
jesmelker van de geraffineerdste soort, terwijl hij ook
huizen dat wil zeggen: krotten en de daarbij
beboerende administratie, beheert voor lui uit de groote
wereld. Hij heeft 'n dochter, die Blanche heet, en
die op reis kennis maakte met. en verliefd werd op,
Dr. Harry French. zooals hij het werd op haar. Dr.
French is van aanzienlijke geboorte, zijn tante is 'n
Lady Landsdale, en hij stelt zich voor, hoe aangenaam
zijn familie venast zal zijn. als hij haar zulk 'n lief
vrouwtje, als Blanche, thuisbrengt. Maar vader Sar
torius gelooft daar niet veel van. Hij kent de menschen,
en weet. dat zijn dochter, hoe rijk zij ook wezen moge.
door de Familie van French niet erkend of zal toe
gelaten worden, pis deze te weten komt, welk bedrijf
haar vader uitoefent. Hij gelooft zelfs niet, dat de
jonge French in zijn liefde zal volharden, als deze
het weten zal.
Eindelijk, door 'n samenloop van omstandigheden,
buiten Sartorius' wil, ofschoon hij er ook vaak genoeg
op gezinspeeld heeft, komt zijn huisjesmelkerschap in
al zijn wreedheid en ongevoeligheid ter oore van den
jongen Dr. French. De verwachte breuke komt, en
Blanche en Harry houden op verloofd te zijn. (Hou
den echter niet op verliefd te zijn.
Nu wil het toeval, dat de oude Sartorius ook hui
zen in beheer heeft van familieleden van French, en
waarin deze, zonder dat hijzelf daar 't rechte van weet,
betrokken is. Een ontmoeting lang nadat het enga
gement verbroken is itusschen Sartorius en Dr. French
en nog 'n makelaar, is noodzakelijk. Er zullen huizen
worden afgekeurd, als er niet dit en dat aan gebeurt,
tenzij men 'n kunstje van wetsontduiking of zooiets
toepast. De kosten zullen enorm zijn. de inkomsten
der eigenaars waaronder ook French zullen ge
ducht verminderen. French moet kiezen en beslissen:
óf met minder huur tevreden zijn. en zijn arme bewo
ners niet nog armer maken, óf het systeem van gru
welijke huisjesmelkerij blijven toepassen, en in weelde
leven van bloedgeld, zooals hij dit schoon onbewust'
tot nu toe steeds deed.
Hij kiest dan ook; maar hij kiest het geld. zooals
zijn familie dit altijd gedaan had, al trok zij den neus
op voor den man en zijn bedrijf, dien zij; voor zich de
kastanjes uit het vuur liet halen.
Leer en leven worden In deze beide stukken van
Shaw aan 'n strenge critiek onderworpen, en beide
moeten het tegen de Waarheid afleggen. Men zal zich
ergeren in „Mevrouw Warrens Bedrijf"; maar Shaw
vraagt aan wien ge u ergert, en dwingt u de hand
in eigen boezem te steken. Het stuk „De Huizen van
den Weduwnaar" speelt in Engeland, maar in Hol
land vertoont voor Hollandsche oogen en gezegd aan
Hollandsche ooren, zal menigeen vreemd opkijken,
dat ook in Engeland... Och, just as at ours...
De leugen van het geld, die dieverij en uitbuiterij
goed praat, die fatsoen liegt, wat geen fatsoen i s,
wordt overal gelogen.
En dit klaar en open te doen zien, door zelfkennis
tot zelfverbetering te brengen, is het goed, dat het
gezelschap van Willem Rooyaards ons doet. De
meeste zijner spelers zijn kunstenaars van beteeke-
nis, al zijn er ook bij, die in uitbeeldingskunst boven
de anderen uitmunten. Rooyaards zelf te zien als
„Mercadet", is om nooit te vergeten, evenmin als
Mevrouw van KerckhovenJonkers als „Mevrouw
Warren'", evenmin als Carolien van Dommelen ais
„Claire Forster" in „De Vrouw in 't Spel".
Dit laatstgenoemde stuk, dat wij dezer dagen za
gen, is van Clyde Fitch, en ook weer uit 't Engelsch
vertaald. Dit is de inhoud:
Als voor het EERSTE BEDRIJF 't scherm op
gaat, is er diner ten huize van den jongen Julian
Rolfe. Advocaat Thompson, die buiten 't diner om,
'n bezoek komt brengen, bespreekt met mevrouw
Hughes Rolfe's schoonmoeder 'n artikel, dat
iu een der avondbladen staat, en waarin de verden
king wordt uitgesproken, dat de jonge Rolfe zijn
vriend Philip Lang doodschoot. Margaret Rolfe, de
jonge vrouw, krijgt ook 't artikel te lezen, maar ge
looft er niets van. Als de gasten allen weg zijn,
gaat het jonge paar wat muziek maken. Eer het
scherm valt, wordt Rolfe gevangen genomen.
In het TWEEDE BEDRIJF zit Julian Rolfe in de
gevangenis. Mevrouw Hughes, Margaret en Advocaat
Thompson komen hem bezoeken in de ontvangkamer,
die als spreekkamer voor de gevangenen dient. Me
vrouw Hughes, die als ijdele, lichtzinnige vrouw,
geen begrip heeft van verdriet, vindt de kamer lee-
lijk en ongezellig, wil haar kaartje achter laten en
gaat heen voordat haar schoonzoon de verdachte
is binnen gebracht. Prachtige gesprekken worden
gevoerd tusschen Margaret en Thompson. Rolfe komt
binnen. Dit was prachtig-mooi stil spel van den jon
gen ChrispijD. De ontmoeting tusschen man en vrouw
maakte door haar soberheid 'n diepen indruk. Thomp
son, hoezeer Rolfe's vriend, twijfelt aan diens on
schuld. Er is 'n brief te voorschijn gekomen, die
de vermoorde aan Rolfe schreef, maar welke brief
nooit verzonden is. In dien brief wordt gesproken
van 'n bezoek door Rolfe aan Lang gebracht, op den
dag van den moord. Roli'e erkent dit bezoek gebracht
te hebben en vertelt ervan. Lang had zich verslingerd
aan 'n slet, op wie hij zelf ook eens vier dagen ver
liefd was geweest, en had bij dat bezoek, waar ook
die meid Claire Forster tegenwoordig was, ge
tracht Philip Lang terug te houden van 'n huwelijk,
dat hij met haar sluiten wilde. Voordat hij weg
ging, had hij Philip laten zweren, dat hij dat nooit
zou doen. Philip had den eed gedaan en Rolfe had
hen beiden achtergelaten.
Thompson, die Rolfe verdedigen moet, twijfelt aan
de waarheid zijner woorden en laat hem nu op zijne
beurt zweren, dat hij Philip Lang niet vermoord
heeft; wat Rolfe doet.
Toen kwam de cipier zeggen, dat het kwartier om
was, en Rolfe werd weggeleid.
Eer Thompson en Margaret de spreekkamer door
'n andere deur verlaten, wordt de komst van Claire
Forster aangekondigd. Margaret verstopt zich achter
de open deur. Het gedrag van Claire tegenover
Thompson is zoo vrijpostig en weerzinwekkend, dat
hij haar tot de orde tracht te roepen door haar te
verwijten, dat zij Rolfe door die beschuldiging van
moord, onschuldig in het verderf wil storten; waar
op Claire antwoord met „Stik". Als zij weg is, zegt
Margaret die alles woord voor woord gehoord heeft
aan Thompson, dat Claire ongetwijfeld het ge
heim van den moord bekend is, en dat zij Rolfe al
leen laat beschuldigen, om zich te wreken op hem,
voor wat hij bewerkte tusschen Philip Lang en haar.
Zij besluit haar deftig huis te verlaten en in den
omtrek van Claire, evenals deze, kamers te huren;
om dan met haar In aanraking te komen, met haar
te gaan zwieren, onder bescherming van Jimmy
O'Neill dien zij voor haar minnaar zal laten door
gaan én zoodoende van Claire het geheim te weten
te kómen. Claire is gierig, en geldgierigheid zal de
strik zijn, waarin zij zal vallen,
DERDE BEDRIJF. Margarets kamer. Morgen komt
Rolfe's zaak voor en Margaret weet nog altijd het
geheim niet. Zij kerrt. alleen thuis, weggeloopen van
•n braspartij, waar zij 't niet langer kon uithouden.
Thompson en nog iemand van 't gerecht komen bir
nen, en verstoppen zich op Margarets verzoek in 'n
aangrenzende kamer. Straks komen Jimmy O'Neil,
Claire en haar ridder Klaufski. Margaret heeft met
Jimmy afgesproken, dat hij zich zal laten wegroepen.
Hij zal Klaufski meenemen, om Margaret en Claire
alleen te laten. Dan zal Margaret Claire dronken
voeren en aan 't praten brengen over dien moord;
waarvan zij n u alles weten moet, omdat 't de laat
ste dag is vóór de rechtszitting. Dit alles gaat zoo.
Als Jimmy en Klaufski weg zijn, en de vrouwen al
leen, heeft er 'n spel p'.aats van vragen en antwoor
den, dat als 'n leerschool van geslepenheid en aar
zeling kan dienen. Eindelijk is Claire voldoende over
reed en vertelt in hare aanhankelijke dronkenschap
aan Margaret, die zij „Belle" noemt, heel het verloop
van het gesprek tusschen Rolfe en Philip, tusschen
Philip en haarzelf, en hoe Philip voor zijn bureau
staand, achter zich naar 'n revolver greep, en zich
zelf dood schoot.
Thompson en de deurwaarder, die alles gehoord
hebben, schieten te voorschijn. Morgen wordt Philip
vrijgesproken.
Al was 't voor velen een teleurstelling Rooyaards
zelf niet te zien optreden, zij die er waren en
dit waren er velen, want de zaal was vol hebben
zich dezen uitgang niet beklaagd. Wie of wien van
de hoofdpersonen den meesten lof toekomt voor de
vertolking van dit stuk, ten deele spelend in groote
ten deele in mondaine kringen, is bijna niet te zeg
gen. De jonge Chrispijn geeft altijd mooi stil spel,
meer ziel dan gebaar. Sophie de Vries deed aan haar
moeder denken, vooral in het eerste bedrijf, waar zij
als jonge vrouw 'n beetje te oud was. In 't tweede
bedrijf was zij 't best, waarschijnlijk omdat zij daar
in stiller speelde dan in het eerste en derde. Caro
lien van Dommelen, als vagebonde op sexueel en finan
tieel gebied, was schitterend. In 't tweede bedrijf
minder dan in het derde. In het tweede kwam 't ons
iets „gewild" voor, wat sommige „meiden" van de
Zeedijk ook wel hebben, en daarom weer natuurge
trouw zou kunnen heeten; maar in 't derde bedrijf
met Klaufski en haar wordende dronkenschap, kon
men zich verbeelden de werkelijkheid te zien. Louis
Gimberg, als Mr. Thompson, was 'n advocaat naar be-
hooren, 'n man van zielenzaken en gewetensvragen,
die met zijn oogen praat. Zijn optreden in 't tweede
bedrijf, was 'n succes. Mevrouw v. Kerckhoven-Jon-
kers als Mevrouw Hughes, deed ons denken aan haar
optreden in „Liefde is geen Speelgoed". Zijn er ook
karakters, die deze kunstenaresse niet zou kunnen
weergeven? Jan Musch was als Klaufski 'n echte, nog
al weerzin-wekkende, Don Juan en dronkenlap; ter
wijl Ko Arnoldi als O'Neil in deze rol niet kon geven,
wat hij te geven vermag. Als hij verleert zijn hand
niet eeuwig en altijd in zijn heup te zetten, zal de
Directie goed doen hem rollen van meer beteekenis te
laten vervullen. Als Frank in „Mevr. Warrens Bedrijf'
is hij -misschien wel om zijn jong gezicht 't
best op zijn plaats.
Waar dit gezelschap buiten Amsterdam mocht op
treden, daar zal men goed doen de gelegenheid waar
te nemen, om mooie kunst te zien.
H. d. H.
CORRESPONDENTIE.
J. M. S. Dat is niet uoodig. Bovendien zou 't kun
nen, dat Gij u vergiste. Ik herinner mij niet ooit iets
te hebben geschreven over „koeienoo'gen"; maar ik
onderschrijf gaarne, wat Gij zelf ervan zegt in uw
brief. Wees echter voorzichtig met het maken van
conclusiën. 'n Mensch gelooft zoo graag wat hij hoopt
en pleegt daardoor niet zelden zelfbedrog.
P. v. d. M. Nog niet. Men doet verkeerd met zulke
dingen te forceeren. De gelukkigste menschen acht
ik hen, die geleerd hebben te wachten. Ja, misschien
is twijfelen wel 'n ander woord voor bidden.
H. d. H.
WEEFSEL.
IMMOREEL,
Aan de manier, waarop ce meid hem gegroet had
toen hij vroeg „of de familie boven was", had Willy
al jets-vreemds gemerkt. Hij keek Daatje scherp aan.
maar hot deerntje keek zóó droevig, zóó strak-ernstig
voor zich heen. dat 't hem toch waarachtig eng om
't hart werd...
„J...juffrouw Nel is toch goed?" vroeg hij, terwijl
een brok in z'11 keel schoot van onrust...
Het meisje knikte. „O-ja, de juffer is best..."
Dat was hem een pak van 't hart... Maar toch....
En hij holde naar boven. De huiskamer in...
Sombere Stilte. Mevrouw Waanders zat in haar fau
teuil. 't hoofd achterover, met gesloten oogen. De
jongste dochter, Annie, naast haar. arm om hals
van maatje geslagen; hoofdje tegen moe d'r schouder*
Nu en dan doekje tegen de oogen drukkend... En
Nel bij het Faam. Toen Willy binnen kwam, draaide
zij het hoofd even naar hem toe... Keek hem aan.
zoo vreemd, zoo star, zoo storend...
Hij ging naar zijn meisje toe. En ze legde haar
rechterhand in de zijne, slap, kil-onverschillig; als ie
mand, die door iets-verschrikkelijks is overvallen en
nu de macht mist om eigenlijk te beseffen wat er
gebeurd is... die leeft in vage droomwereld, waaruit
hij straks zal wakker worden, gillend van schrik en van
pijn... i
Hij kuste haar op het voorhoofd. Zij liet 't toe;
doch Wil boog zich naar d'r mond... om den gebrui-
kelijken zoen van haar te krijgen. In plaats daarvan
sloeg Nel haar armen om z'n hals en begon te snik
ken... Te snikken... met schokjes, van smarte-wee, dat
Willy, zelf tranen in de oogen kreeg... Want hij hield
toch zoo dol-en-dol-veel van z'n meisje... Dat z'n ken
nissen hem dikwijls genoeg gezegd hadden: Kerel, wat
zul-jij nog eens onder de pantoffel komen..! Willy
drukte Nel tegen zich aan, streek over d'r mooie licht
bruine haren en sprak sussende troostende woordjes....
Van wat er dan toch gebeurd was... Eergisteren
luidde toch nog gegeten bij zijn aanstaande-schoonou
ders... En nu was 't wel waar dat Willy veel te ver
liefd was 0111 voor iets anders oog te hebben dan voor
Nel... En óók was 't zoo, dat zelfs hij, anders geen
scherp-opmerker, toch gevonden had, hoe Nel iets-stug
ger was dan gewoonlijk... Zoodat ze hem wel twintig
maal had moeten gerust stellen... Heusch, ze voelde
zich best. hoor!... En ze hield nog altijd even-veel
van d'r „joggie". Hij kon gerust zijn... Nel had hem,
onder tafel een innig handdrukje gegeven... tegen hem
geknikt, gelachen... Toch was ze anders... Eindelijk
troostte hij zichzelf, misschien een tikje hoofdpijn, of
zoo. Hij moest niet zoo zeurig-aanhouden.... Maar ook
bij 't heengaan was Nel zoo koeltjes, zoo vreemd-af
getrokken van houding. Willy had er den halven nacht
door wakker-gelegen, en den ochtend-erop, voordat
hij naar kantoor ging, liep hij nog eventjes bij de Waan
ders aan... Doodsbenauwd dat Nel soms „genoeg van
hem" zou hebben... Maar toen was ze weer als-al-
tijd. Hij moest op haar wachten. Ze was nog niet eens
gekleed. Eindelijk kwam Nel, in, elegant peignoirtje.
binnen-huppelen. Vroolijk, frisch, jolig... Zoende ze haar1
„joggie" onstuimig-dankhaar voor de lekkere bloemen,
die hij al ergens had weten op te diepen. Liet ze hem
uit: wuifde hem na, tot dat-ie de heele straat uit was..
Willy was gerustgesteld. En toch, terwijl hij brie
ven zat te dicteeren aan de typiste, woelde 't hem
door het brein. „Wat zou er toch wezen?..." Want
heelemaal-gewoon bij de Waanders was 't stellig niet....
Aan iets gejaagds, onrustigs, geforceerds van hartelijk
heid had hij 't gevoeld... Zelfs aan 't alte-drukke. op-
gewondene. waarmee Nel hem dien ochtend, had ver
welkomd....
Terwijl hij. dien middag dan Nel troostend
legen zich aandrukte, werd er plotseling achter hem
gesnikt. Mevrouw en .Annie hielden elkaar omklemd...
„Och", zei mama „ik heb met jou óók zoo te doen,
Willy... Arme, goeie iongen, die je toch bent
En mevrouw stak hem eene hand toe...
,-j voelde den prond onder 1 irk<
„Met mij... Met mij te doen zegt u?
/.wijgenü knikte mevrouw.
1 iob. iiem, op liaar beurt, naar zich toe. Drukte
Wiky een scttOoumoeoeriijKen kus op de wang... „Mijn
besie. goece jongen.. Dat jij nou nog.... En aio NeL..''
„.Maar ik biu kmevrouw Waanders... Ik smeek
u... Vertel me dan toch!..."
't Werd hem te kras. In zijn wanhoop; in de pij
niging der onzekerheid, van net met-weien, senruuo
hij zelf nu...
„Net, zeg-jij 't dan!... Wat is er?... Wat is er ge
beurd."
E11 Nel plotseling, wit gezicht, oogen van koort
sige overspanning...
„We zijn Wnoren! Geruïneerd. Erger dan dat:
Nou weet je 't. We staan op straat. Ik mot een betrek
king zoeken. Als caissière.. Als winkelmeid... Huis
houdster... riiiKterjuftrouw... Weet ik 't!Om niet
te sier ven van den honger!...
Hij. WiLly, had het hoofd met beide handen gegre
pen. 't Duizelde hem... hij overzag den toeslanu. In
gewone omstandigneden hadden Nel en hij toch nog
wet een jaar ot drie moeten wachten met trouwen,
met zestienhonderd gulden durfde hij niet in zee gaan..*
meneer Waanders zou dan wel voor uitzet, meube-
leenng en zoo zorgen... zeker, anders was 't ook hee
lemaal onmogelijk. Maar kapitaal had meneer Waan
ders niet genoeg om contanten mee te geven... E»
trouwens, „uit principe" deed meneer dal niet, hij
vond 't „immoreel", om eene dochter iets als bruid-;
schat te verschaffen... meneer kon daar zeer mooi,
indrukwekkend over speechen. Dat mevrouw hem met
groote bewondering zal aan te kijken... Nel en Annie
luisterden dan zwijgend en in neutrale afwachting. 4*
Maar de goeie, vemetde Willy zocht bij zoo'n gele
genheid naar de keurigste woorden om toch aan te
ioonen hoezeer hij 't met meneer z'n beschouwing in
alle deelen eens was...
Een half uur na de scène der tranen en der kussen
zat Willy tegenover meneer Waanders in het kleine
zijkamertje, dat spreekvertrek en tevens „studeercel"
voor schoonpapa was...
Meneer Waanders had de beide handen vóór het
aangezicht geslagen... Hij nam ze er af en ging naai
de deur van het vertrekje. Hij boog zich tot 't sleu
telgat en luisterde...
Willy, die in allerlei paperassen, brieven, exploi-
ten. oude wissels, quitantiën, vóói hem uitgespreid,
zat te turen, keek verschrikt op...
Hij greep meneer Waanders handen. Voelde dat er
iets ontzettends kwam...
„Beste vriend" zei a.s. schoonpapa op den plech-
tigen toon van een, die met de wereld heeft afgere
kend „je ziet, er is geen uitkomst denkbaar. De slag
hoeft mij overrompeld, kón ik drie maanden uitstel
krijgen... ik bewijs 't je met de stukken... En trouwens
wat men ooit van me zal kunnen beweren.... nooit...
nooit.
's Mans stem beefde en er glom iets tusschen neus
en oogen...
Willy drukte schoonpa's hand, tikje steviger nog...
„Nóóit zal men van Anton Johannes Waanders kin
nen getuigen dat hij een leugen in zijn leven heeft
gezegd...'
Willy wou 't bevestigen; hem doordringen van zijn
onbegrensden eerbied voor zijn nobel karakter... Doch
scboonpa legde hem, met verheven en fier gebaar, het
stilzwijgen op....
„Drie maanden uitstel" herhaalde hij; op graftoon,
„konden mij j todden, alles terecht brengen. Nu is 't
uit!.... Mijn kinderen moeten hun brood verdienen....
Natuurlijk buitenslands... Hier zou 't, voor haar ge
voel. al te vreeselijk zijn... Zoo ver mogelijk van hier...
Ergens in Amerika, in de Nieuwe Wereld... Hun brood
verdienen.... Voor zich en hun moederZoolang de
arme. arme vrouw nog leeft.... Wat niet lang zal we
zen.."
De bevende stem hokte. En na nogmaals geluisterd
te hebben of niemand hem kon hooren, voegde hij-
er, heel zacht, schor, zoodat Willy ervan huiverde,
bij:
„Gelukkig zal 't voor mij niet noodig zijn..."
Waarna meneer Waanders met de eene hand een
van Willy's polsen knelde, in heftige gemoedsbewe
ging, en de andere voor het gelaat sloeg... Onderwijl
snikkend zonder geluid...
„Dat mag niet! Dat zal niet!" riep Willy uit, en
hij greep schoonpapa's bedde schouders.... En'het echte
verdriet schreide uit de eerlijke, zachte oogen van den
jongen „dat zal niet gebeuren! Ik kan wel iets missen,
en ik houd ook veel te veel van U allen!.... Daar moei
raad op gevonden worden..."
Maar meneer Waanders wees naar de papieren op
tafel.... Voor drie maanden slechts!" riep hij nog
maals uit, en hij liet de armen slap langs het lijf
vallen... „Drie maanden I... Meer niet..."
Ze hadden elkaar zeker in geen half jaar gezien,
Willy en z'n broer Dolf. Hadden nooit goed met el
kaar kunnen opschieten. Willy een zachte, weeke,
droomerige jongen, zóó zacht en gedwee, dat d«
meisjes op dansles niks van 'm moesten hebben; gichdD
den om het suikerpoppetje; veel Liever rondhuppel
den met de stevige plagerige rekels, die aan d'r vlech
ten trokken, sneeuw in d'r hals heten glijden, en zoo
meer, dan met zoo'n nuffig ventje... En zoo was Willy
altijd gebleven. Maar Dolf had de stugge koelheid van
moeder. Aan dien kon je „nooit iets merken". Ze von
den hem saai. droog, onganietelijk. Hij en Wil voed
den niets voor elkaar...
En nu stond Dolf daar ineens op z'n kamer, 's avonds
bij halftwaalf....
Zag Dolf het wilde, gejaagd angstige rondstappen
Van den ander....
Had ie hem gezegd, raak weg, zonder iels te
verzachten, te verbloemen, wat er gebeuren zou....
van hetgeen er bij Waanders omging. En hoe ze hem,
Willy. gebruikten als middel 0111'hunne knoeierijen té
dekken. Dat ze hem voor den gek hielden... dat ie
met zich spelen liet. als een kind, als een zot, dat
ie op 't punt stond zich ongelukkig te maken...
„Ja, ongelukkig! zei Dolf, met dat snijdende van
zeggen, hem eigen; uiterlijk altijd even bedaard „dal
weet ik. dat voel ik. Spreek 't me tegen, als je kunt!"
En hij kwam naar Willy toe. Legde eene hand
op .z'n schouder, 't Deed Wil vreemd aan, die har
telijkheid van den stugge. En het plots warmere, 'I
heelemaal ongedachte van zijn praten, vervolgens
„Wel, kerel, ik ben je broer toch. Dat laat me
niet koud. al denk-je 't!Wil, als vader nog loef
de.... Vader, die liever zou gestorven zijn dan iemand
een cent te kort te doen... Willy, denk eens aan va
der. Herinner-je je nog wel, van toen jij een dubbel
tje verloren had.... Van die boodschap naar den kruiden
nier.... 't is of 't gisteren den dag was.... jij móst voor
moeder een halfpond suiker halen... Mie had d'r voeK
verstuikt.... Weet je niet meer?Toen hadt-je ee*
dubbeltje verloren. En Trui. van Oome-Daan, zei pla
gend „Zeker iets voor gesnoept hè Wil?..." Wat had
die Trui 't land aan je... Weet-je nog wel?... En hoe
woedend vader toen werd... „Mijn kind liegt niet en
steelt niet!"... En dat-ie Trui wegjoegDirect, ze
mocht in geen maand komen spelen... Omdat "Ze jou
verdacht had!.... Zeg Wil wéét-je 't nog wel?....
Dolf wist best dat het teere der oude herinne
ring op hem zou werken... Kende Wil zoo-precies...
Kneep z'n schouderKerel dénk aan vader! Wat ik
je bidden, wat ik je smeeken wil... Ik ben zoo bang,
dat je op het punt staat je ongelukkig te maken...
Wil, geef me je eerewoord... Bezweer mij, jongen,
dat je...'"
Maar toen Dolf wegging zat zijn broer daar nog
altijd aan de tafel. Het hoofd op de handen ge
leund. Hem niet durvende aanzien... Zonder dat-ie
zijn eere-woord had gegeven...
„Wij spreken niet over de speelschulden van de
laatste zes maanden," zei de verdediger van den ge
detineerden kantoorbediende, die in betrekkelijk kort
'ijdsverloop zijn patroon voor een aanzienlijk bedrag
aad bestolen
„Ik heb nu niet dat geld voor de verliezen op de