er Brussel. Van dit en van dat. renbaan en niet dat zoogenaamde bankkantoor op 't sergeant-majoor. <>o^. I.iai het allereerste bedrag, dat gij erkend ont- Met verschrikten blik keek de jonge dokter den vreemd te hebben... Nu circa aeht maanden geleden..j commandant in de onbewogen staande oogen; hij keek Dat diende toch niet voor wedden en gokken, hé...? Dat was toen bij de twaalfhonderd gulden... Waarvoor heb! gij dat geld besteed?" De beklaagde* staarde zwijgend vóór zich uit. Er trilde iets van verontwaardiging om de neus vleugels van jong, toegevoegd advocaatje. ,,l beweert voortdurend het doel te hebben gbhad den medicus, een misselijkheid woelde in zijn maag. om door middel van wedden en spccu leeren 't mo- Hij draaide zich om i::i. »r „Mag ik u verzoeken dokter, niet met uw rug naar de afstraffing te gaan staan?" hoorde hij zich op gedempten toon door den commandant toebijten, ,uw plicht is te zorgen, dat de afstraffing ophoudt voor zich onder de suggestie van dien staalkouden terugblik. Moest dat zoo doorgaan? „Drie," De bloedplek breidde zich staag-aan uit. Nu onbe weeglijk, maar dof klagend kreunend, lag het gebon den slachtoffer. Er kwam een groote walging over gelijk te maken, dat gij kondt trouwen. U waart ook geëngageerd, toon, niet waar...?" De beklaagde fluisterde iets, en diep boog liij 't hoofd omlaag... Hij was zóó bang, de zachte, on gelukkige Willv. dat advocaatje merken zou iets als de delinquent het niet langer kan uithouden..." van de waarheid... Dat 'z'n oogen 't zouden vertol ken... Hij klampte zich nog vast aan de illusie, dat N'el hem.... Wanneer alles voorbij was.... Dat Nél hem dan toch zou nemen, nog... De arme, naïeve, goed- geloovige dwaas, die hij cgltijd geweest was... „Maar van die twaalfhonderd eerste gestolen gul dens". barstte advocaatje, in warme verontwaardig ng uit, „dóSr kunt u niet van zeggen, waar zie geble- \en zijn rita „Vier... vijf... zes..." dat kunt u geloof ik moeilijk beoordeelen als u zich niet omdraait." De dokter keek den kapitein aan met een blik vol haat; wat een bruut, dacht-i. Zijn plicht doende bleef hij verder naar dat geransel kijken; als versuft stond hij erbij. Goddank was eindelijk het twintigtal slagen vol. Vlug, als door gedresseerde apen, werd de gestrafte losgemaakt; moeilijk stond hij op en werd En hij zag beklaagde met onverholen minachting weggevoerd om in de provoost vier en twintig uur in aan... Zoo'n huichelaar.... Zoo'n ellige Tartuffe van 'n eenzame opsluiting door te brengen. Gebogen, moei- vent.... Is geëngageerd met een fatsoenlijk meisje; be- lijk loopend, het doodsbleeke gezicht verwrongen van weert Ie stelen om met haar te kunnen trouwen... 1 1 Maar blijkt achteraf de kat in het donker te knijpen... Vnders moesl-ie immers kunnen verklaren, waar die twaalfhonderd pop gebleven waren...! Neen, toegevoeg- dc-verdediger liet zich om den drommel niet om den tuin leiden... Had kereltje in de gaten.... Klapte z'n boekje dicht. Stond op... „Ik kan u weinig hoop geren" zei hij tot beklaagde „uw zaak is zeer ernstig. Ik zie weinig lichtpunten..." Stapte naar de deur. Bewaarder tikte beklaagde op den schouder... Voor uit naar cel terug.... der zijden van den grooten boulevard, die aan de stad den vorm van een bisschopsmijter geeft, en zocht op het zeer drukke stationsplein place Rogier dat uitstekend verlicht was, waar ik mijn hotel kon vinden. Ik was er geen twintig pas van af, bezorgde er mijn bagage, versterkte er den inwendigen mensch wat en ging toen op stap de stad in. Natuurlijk volgde ik den hoofdverkeersweg, de over welfde Senne, die als een bijna rechten binnen-boule- 's Middags bezocht ik de omgeving van 's Konine* paleis, liggende in het hooge gedeelte van de stad Dit paleis staat op de plaats van den vroegeren burcht der Hrabantsche Hertogen en Spaansche Stad houders. In 1731 werd de burcht door brand ver-" woest en door een moderner gebouw vervangen. Ko ning Leopold II gaf last dit paleis te verfraaien en om te bouwen en wie thans ziet op welk een groot- sche wijze de overleden vorst dit voornemen teu uitvoer dacht te brengen voelt ongetwijfeld bewonde- pijn, was er nog maar weinig over van dien brutalen stoeren kerel, die een tien mniuten geleden naar de bank werd gebracht.. 'In den stroozak was een gat gebeten, het gore stroo keek er uit De dokter groette plichtgetrouw den commandant, die zich al lachende met den luitenant van de week verwijderde. Thuis gekomen stond alles in den medicus op... Was dat een emplooi voor een dokter... het was beestachtig... zou hp dat telkens en telkens moe ten medemaken... waarom hadden ze hem niet ge waarschuwd toen hij dienst nam, dat dergelijke din- Willy schrok op.... ging bewaarder voor. En terwijl gen van een officier van gezondheid werden gevor- epn yan de vele cinematograaf-voorstellingen bijge- liij naar z'n cel stapte, troostte hem de gedachte: Toch derd. dan vas hij stil in Denemarken geh even... woond jn de hoop daar de overal aangekondigde be rj stil zat hij te staren; zijn arme vrouw stond zacht D._. snikkende naast hem niks bespeurd... Hij zou het geheim bewaren als goud, van f— waarom hij eigenlijk gestolen had, 't eerst... Nel 7/Ou hem zoo dankbaar zijn... Als die ver schrikkelijke tijd, die nu nog voor hem lag, voorbij was.... En hij voelde, besefte niels de gevangene van wat daar voor hem dreigde in de toekomst... Als zijn zoete jllu.sie zou uiteenspatten voor de werkelijkheid... bij alleen zod slaan... gansch verlaten.... MAÏTKE CORBEAU. met dat rietje gehandhaafd werd, hoe minder er ge slagen behoefde te worden. Ja, het was wel het uit schot van de maatschappij, dat hier te zamen gebrachl werd. Hij voelde zich ook al meer en meer verhar den; een indruk als die eerste maal maakte een af straffing niet meer op hem, maar toch hij was er nog lang niet geheel aan gewend. Nog nooit had hij een afstraffing behoeven te laten staken, en dit had de verhouding tot den commandant veel beter gemaakt. Nu zou hij echter moeten optreden tegen een voor genomen afstraffing. Ontdaan was hem een onderoffi cier komen rapporteeren, dat de man, die dien avond „op de bank" moest, met zijn etensblik in de hand van het bastion was geslagen met zijn „hersens" op de steenen. Hij was er dadelijk heengegaan, had den man in de ziekenzaal nauwkeurig onderzocht, maar had niets gevonden. Het was een tengere jonge man van een jaar of. vier en twintig. Of hij er wel meer last van had, van die flauwten, vroeg de dokter. „O! ja, maar hij had er maar nooit over gesproken, ze ge loofden je hier toch niet... z'n zuster was in zoo'n toeval gebleven... maar hier was je immers geen mensch meer, je was een beest..." een paar tranen liepen den man over de wangen. En toen in een wilde berusting; „Laten ze me maar dood ranselen... dan Is het uit Dat was nu toch te gek, een epilepticus af te ran selen. Hij zou nu als dokter eischen, dat die straf niet werd ten uitvoer gelegd. Hij ging dadelijk naar het bureau van den commandant. „Dag dokter, is er iets?" „Ja, commandant, ik kom u spreken over de af straffing van vanavond; die kan niet doorgaan!" „Waarom niet?"weer die harde blik. „Omdat die man aan vallende ziekte, epilepsie, lijdt." „Hoe weet u dat?" „Hij is daar straks met zijn etensblik in de hand van het bastion geslagen met zijn hoofd op de stee nen. Hij zegt, dat hij daar meer last van heeft, van die flauwten." „Heeft u dat zelf gezien en geconstateerd, dok ter?" „Nee... dat niet... maar..." „Nu, hoor dan eeDS, op praatjes ga ik niet af. U staat bij de afstraffing en als u meent, dat de de linquent de straf niet verder kan ondergaan, heeft u het maar te zeggen, we houden dan dadelijk op. Al leen als u me daar te vlug mee bent, dan zal ik uw overplaatsing moeten vragen. We hebben hier officie reu van gezondheid noodig, geen weekhartige medici, die ver van het leven bij een strafdetachement staan. De afstraffing gaat door vanavond. Was er nog iets?" „Nee, commandant..." als geslagen ging de dokter heen. Des morgens was hij te Klatten aangekomen en j Des avonds toen de motregen staag aan neer dwar- reeds denzelfden middag moest hij bij een afstraffing relde, de hoornen langzaam de druppels naar beneden grafenis van Leopold II en intocht van koning Albert te zien. Maar dat was mis, hoor! Juist afgeloopen De dokter was nu al een paar maanden bij hét dat nummer, strafdetachement. Hij kon maar niet wennen aan die Pöle Nord trof ik in volle actie, ranselpartijen. Toch, hij moest het toegeven, het Op de kunstijsbaan, die er uitziet en zoo glad is „rietje" was het eenige waar die bruten van kerels I als fijn gepolijst donker grijs marmer, zweefden heel i*og ontzag voer hadden, en hoe strenger de tucht wat paartjes en dames en heeren op de Amerikaan DOOR K. A. A. VAN HEEKEREN. Als jong Deensch dokter had hij dienst genomen bij het Nederlandsch-Indische leger. Met heel veel illusies had hij de reis aanvaard. In zijn jongen, hel deren kop spookten de idealen rond: hij zou in dat land, waar door de geïmporteerde Europeanen zoo nameloos veel geleden werd, nuttig werk kunnen doen. Wat bood het terrein der tropische ziekten niet een mooi gebied voor den onderzoekenden arts. Was daar voor hem, die zoo met hart en ziel in zijn be roep opging, niet heel veel goeds te doen? De eerste maanden in het hospitaal te Weltevreden had hij zich dokter gevoeld in de beteekenis, die hij daaraan graag gehecht zag. Geen jacht naar beta lende patiënten, eenvoudig je plicht doen omdat het je plicht was. Als hij in die groote zalen met al die patiënten rondging, troostend, leed verzachtend, als hij een doodzieke langzamerhand zag opknappen, dan voelde hij zich zoo hoog rijzen, dan zegende hij 't oogenblik waarop hij besloten had zijn klein landje maar te verlaten om hier zijn werk te doen. Wat kor hij later niet met weemoed terugdenken aan die eer ste maanden van zijn carrière als officier van ge zondheid... Dat opgewekte vervullen van zijn dag taak, die stille studieavonden, dat was wel geweest een met hart en ziel zich overgeven aan zijn vak... Het had niet lang geduurd. Op een avond vermeldde de courant, dat hij overgeplaatst was naar Klatten, naar het strafdetachement voor Europeanen. Daar zou hij de ruwe zijde van de militaire tucht, tot in het uiterste doorgevoerd, leeren kennen. Daar zou hij er als medicus bij moeten staan, telkens als er een werd afgeranseld, om te voorkomen dat de delin quent werd doodgeslagen... Was hij daarvoor nu of ficier van gezondheid geworden? Maar het „1'ordre est donné, il faut marcher", hij wist 't, was de grondslag van alle tucht; hij was niet alleen dokter, maar ook oficier. Hij ging. Bij het afpresenteeren drukte zijn chef het hem op het hart: Wees daar niet te weekhartig. Al wat bij het strafdetachement komt is zulk geboefte, dat ze het doodslaan haast niet waard zijn. Je zult het zelf ondervinden. En altijd trachten ze den dokter te bewerken om van een straf af te komen. De com mandant, die er nu zit, speelt er niet mee, maar streeft naar strikte rechtvaardigheid. vard het Noorder- en Zuider-station met elkaar ver- ring voor 's Konings stout en heerlijk idée. Koning ji- Albert zal er de vruchten van plukken, al zal er nog wel wat tijd mee heengaan eer alles is zooals het moet worden. Merkwaardig, dat zijn voorganger op zoo hoogen leeftijd nog lust gevoelde tot zulke groot- sche ondernemingen. Zijn werk bleek nog lang niet af toen zijn levensdagen reeds af waren. Uitgedra gen uit een nog onvoltooide woning werd zijn lijk bijgezet in een prachtkerk te Laeken grafkelder van het Belgische koningshuis ook nog onvoltooid, al werken er velen aan. Koning Leopold, de Congo-koning, was een man van groote wilskracht en voor zijn België vol groot- sche idealen. Geen wonder, dat reeds nu door volk en regeering geijverd wordt zijn nagedachtenis te eeren door de oprichting in 's Konings geliefde hoofdstad van een zoo'n regent waardig ruiterstand beeld. Voor 's Konings paleis, dat met zijn beide vleugels, als armen-uitgestrekt, als het ware dit park omvat, ligt eene openbare wandelplaats, rijk versierd met mooie beelden in den geest van den tijd waarin aan dit park zijn tegenwoordige gestalte werd gegeven, het einde der achttiende eeuw. In de dagen van de Hertogen van Brabant was dit park een uitlooper van het bosch van Soignes evenals het straks genoemde Bois de la Cambre - de verzamelplaats der hertogelijke jagers; in den tijd van Keizer Karei V werd er een tournooiveld van gemaakt, waar dapperè edelen elkander in rid derlijken kamp met speer en zwaard bevochten. Droeg deze strijd meestal een vreedzaam karakter en tracht te men hem liefst zonder bloedstorten te beëindi- I gen, in de dagen van den Belgisehen opstand, Sep tember 1830, werd er in dit park anders gevochten dan op vreedzame wijze. Toen lag prins Freder/fc hier met 10.000 man en knetterde van alle zijden het geweervuur, bij de vergeefsche poging het opge stane Brussel binnen te dringen en te vermeesteren. Generaal Belliard, de vriend der Belgen in die da gen Fransch gezant heeft voor zijn standbeeld in de nabijheid van dit park, in historischen zin geen slecht gekozen plaats gekregen. Van het paleis heeft de Koning recht door het park het gezicht op het paleis der Belgische Staten- Generaal, dat aan de overzijde deze schoone open bare wandelplaats op waardige wijze afsluit. Concer ten in den zomer verhoogen in dat jaargetijde nog het genot, dat ten allen tijde natuur in andere dan muzikale kunst den bezoeker van deze uitge zochte plaats aanbieden. Met de a.s. tentoonstel ling zal het dit park ook zeker niet aan gasten ont breken. (Wordt vervolgd.) M. VISSER. bindt en de oude stad precies in tweeën snijdt. Voor burgemeester Anspach, naar wien een ge deelte van den boulevard werd genoemd, en die een groot aandeel had in .de tot standkoming van de Senne-overbrugging, werd een prachtig gedenkteeken opgericht, de Anspach-fontein op de place de Brouc- kère. De boulevard telt heel wat mooie gevels. Van invloed is daarop vooral geweest de wedstrijd bij de bebouwing door de gemeente uitgeschreven, waarbij aan de twintig mooiste gevels prijzen werden toegekend, de hoogste van niet minder dan 20.000 francs. Deze hoofdprijs verwierf Beyaert's gevel, grenzen de aan de passage bij de place de Brouckère, in mijn eersten brief reeds genoemd, een smal hoog bouw werk, dat van ouds reeds den naam droeg van „In den kater en de kat". Op de binnen-boulevards is het 's middags en 's avonds zeer. zeer druk. i Ik zat een poosje in het mooie, café van hotel Mé- tropole op de place de Brouckère en was wezenlijk dien eersten avond getroffen door het grootsche I schouwspel, dat mij de drukke, bewegelijke menschen- i massa en het tal van voertuigen voor mij aanbood. Om naar opera of schouwburg te gaan was het te laat, maar om een bezoek te brengen aan de be- 1 kende uitspanning Pöle Nord, in den zomer Palais d'Eté geheeten, nog vroeg genoeg. Eerst echter even tegenwoordig zijn. Twintig rietslagen had er een ver diend voor „lachen bij de exercitie". Konden ze nog lachen in deze trieste omgeving, waar de menschen zich, onder den druk van het altijd dreigende „riet je" en de eeuwig op ontdekking van tekortkomingen loerende oogen van het kader, zich haast als auto maten bewogen stram, vlug? Maar wende je niet aan alles Des morgens had hij kennis gemaakt met de an dere officieren. En je zoudt het niet gelooven, maar een gebonden medemenseh met een rotan afranselen was ook een vak, dat je moest leeren. De een sloeg lang zoo goed niet als de ander. Een bijzonder bru taal sujet werd altijd bewerkt door de menschen, die het beste sloegen. Zoo b.v. die van dien avond. De dokter hoorde met afschuw hoe er een smakelijk over sprak, dat je lange snijpunten moet slaan, dus niet de een loodrecht op de richting van den ander slaan, maar er zooveel mogelijk mede samenvallende. „Dan sloegen ze vaak bij den tweeden slag al bloed. Bah. bah, wat een métier, dacht-i. Ook sloeg het eene „rietje" beter dan het andere. En het waren zulke rakkers, als er een rietje bijzonder pijn deed, dan kon je er zeker van zijn, dat het op een goe den dag gestolen werd en vernietigd. Nooit kwam je er achter wie het gedaan had, ze verraadden el kaar nooit. Wat een wonder, dacht-i. Het was half vijf 's avonds; op het binnenplein stond een bank met een stroozak er op; daar zou straks een mensch op gebonden worden en afgeran seld; de al dalende zon school weg achter de ka zernegebouwen. Vlug kwam een kleine afdeeling aan- marcheeren: zes gedetineerden in twee gelederen hadden in hun midden den gestrafte. Stoere vent, die om allen te tarten, brutaal rondkeek, met even een angsttrek, toen hij naar de bank keek. Automatisch haast, gevolg van een tot het uiterste doorgevoerd lieten lekken, die stugge kazernen, waar al het leed van het Indische militaire leven wel scheen opgepakt te zijn, glommen van kille natheid, stond de bank al weer klaar. Precies op tijd kwam de kleine stoet aan; weer die twee gelederen van elk drie gedetineerden, die den miezerigeu epilepticus in het midden hadden. Weer de commandant en de luitenant van de week bij elkaar, de sergeant-majoor en de twee man ka der met de rotans in afwachting. Scherp, met ner- veuzen trek om den mond, fixeerde de dokter den gestrafte, die gelaten zijn lot tegemoet ging. In een korte beweging voelde de dokter langs zijn jas, of hij alles wel bij zich had, want hier zou een ongeluk gebeuren, hij voelde het. De kleine afdeeling had de steenen bereikt, waarop de bank stond nat te regenen, de geleiders marcheer den al ter weerszijden op, toen plotseling de gestrafte achterover op de steenen sloeg; het hoofd bonsde even op, neer, de oogen draaiden in de kassen rond, de beenen waren in schok-trekking, de tot vuisten gebalde handen tastten zoekend in de lucht, langzaam rees het schuim om den mond sche schaatsen rond, die men als men ze niet in eigendom bezat in de zaal kon huren. Een orkest op een galerij boven speelde lustige wijzen, terwijl het vriendelijke groen van vele palmen en de frissche kleuren en het goud van hout en muren een pretti- gen indruk maakten. Voor mond en maag kon men aan de rijk voorziene buffetten te kust en te keur inslag doen. Vroolijk Brussel leeft en zweeft daar op het Ijs of het in de wereld alle dagen kermis is. Tegen twaalf uur verlieten velen dit pleizier-oord en zocht ik ook mijn hotel en kamer op. 's Morgens met den dag op weg om van de wei nige winter-zonneuren zooveel mogelijk te profitee- ren. Mijn eerste gang was langs de buiten-boulevards naar het geweldig groote paleis van justitie dat als een reus -boven alle gebouwen uitsteekt en met zijn door een koepel gedekte rotonde als het ware heel Brussel beheerseht. Bij het jubelfeest van het 50-jarig bestaan van het koninkrijk werd dit gebouw plechtig ingewijd. Van 1866 tot 1883 werd er aan gebouwd en nu nog is het wat de versiering betreft nog lang niet voltooid. Het is het grootste bouwwerk, dat in de 19de eeuw in Europa werd gesticht en kostte aan België niet minder dan 50 millioen francs. De lengte is 180 meter, de breedte 170. De opper vlakte, die 2.4 6 H.A. is, overtreft de groote St. Pieter: kerk te Rome nog met 3400 M.*. Het groote vier kante benedengedeelte draagt in het midden een klei ner vierkant bouwwerk waarop hooger weder een ro tonde van zuilen, gedekt door een betrekkelijk niet grooten koepel met vergulde koningskroon. Alles is in Grieksch-Romeinschen stijl gebouwd en overrijk versierd met kolommen, zuilen, zware vensteromlijs tingen, ornamenten, balkons enz. De koningskroon op den koepel is tweemaal zoo hoog geplaatst als de windvaan op den Schager ge meentetoren, dat is 122 meter boven het plein van het gebouw zelve. In gezelschap van eenige Vlaamsche jonge dames en geleid door een vriendelijken gids bezag ik het gebouw van buiten en van binnen. Dat we nu niet alle 245 kamers bezichtigden behoef ik den lezers zeker niet te zeggen, zelfs sioegen we van de 27 zittingszalen meer dan de grootste helft over. Alleen In de allerbelangrijkste en meest voltooide zalen namen we een kijkje. Voor de rechters, die in enkele zalen zitting had den en voor de daar sprekende advocaten, vond ik het nu juist niet zoo amusant mede het voorwerp van beschouwing te zijn voor de paleis-bezoekende vreemdelingen. Maar daar zijn de heeren zeker aan gewend; al thans geen hunner gaf blijken zich te engeren aan zijn positie van „kijkdier" voor ons. Bij de kolossaai-standbeelden van Demosthenes en Lycurgus in het voorportaal verliet ons onze gids en ging van ons gezelschap ieder weer zijns weegs. Mijn weg voerde over het plein Poelaert vóór het paleis, zoo genoemd naar den ontwerper van het ge bouw, voor de tram, die langs de 55 meter breede avenue Louise tot den ingang van het Bois de la Cambre leidt. Wat prachtige avenue moet die in den zomer zijn als alle tuinen voor en om de mooie vil la's en de boomen links en rechts in dubbele rijen in volle pracht van blad en bloemen staan! Heerlijke ingang tot het zoo mooie bosch met zijn weelderig hout, zijn kunstigen, wel doordachten aan leg, zijn schat van beeldhouwwerken en uitlokken de rustverblijven. Terecht het uitspanningsoord van jong en oud, van edel en onedel van geheel Brussel. Tegen dit bosch, een gedeelte van het woud van Soignes, ons bekend uit den slag van Waterloo, is de wereldtentoonstelling voor 1910 gebouwd op het heuvelachtige terrein tusschen den boschrand en den Daar hadt je het... in doodelijke stilte stonden i weg van Brussel naar Tervueren. allen naar dat griezelig doende lichaam te staren, daar hadt je het... hij had gewaarschuwd... als het nu bleek, dat de man werkelijk een epilepticus was, dan zou hij het dien kapitein toeschreeuwen, dat 't een schande was, een schande voor het Indische le ger... er mocht van komen wat wilde Een waarschuwend: „Dokter!" van den kapitein deed hem tot bezinning komen. Met twee haastige stappen was hij bij den lijder, ging schrijlings over hem heen zitten, lichtte de oogleden op... Slap vielen Nieuw aangelegde breede wegen, waaraan men druk bezig is te arbeiden, voeren tot het hart van het terrein, waar "gegraven wordt en getimmerd, gebouwd en aangelegd, opgeworpen en uitgezet dat het een aard heeft. Over enkele maanden reeds zal de opening plaats vinden en dan moet zooveel mogelijk alles voor de ontvangst van de te verwachten duizenden bezoe kers gereed zijn. Ik waagde me door een paar openstaande deuren hem de handen langs het lijf... met verontwaardiging! van de omheinende schutting op het terrein om te 1 OOI n L - nnn \Tni4/M<1nn<Ici rvOinl-ir\cin O 1 rr/XirArfl keek hij naar het nog stuiptrekkende lichaam....." langzaam richtte hij zich op, hij voelde hoe hij doods bleek werd en in zijn gebroken Hollandsch, de reeh- drilsysteem, marcheerden ze op ter weerszijden van terhand stram aan de klep van zijn pet, zei hij, diep de bank; de gestrafte, alleen gekleed met een onder broek, werd er vlug op gebonden. Twee korporaals hadden al de rotans ter hand genomen. „Jij beginnen!" klonk het kort uit den mond van den sergeant-majoor. De hoog opgeheven rotan suisde door de lucht en kwam met een venijnige kracht scherp kletsend op het zitvlak van den gebonden man. De dokter zag dat stoere lichaam wringen, zich strekken in hevige pijn; de halsaderen zwollen tot dikke koorden. „Een," telde de sergeant-majoor. Een tweede slag, een tweede klets als zuigend in het vleesch; de broek kleurde zich rood; het was htm voorspeld, de korporaals, die nu de rotan han teerden, verstonden het vak, ze hadden inderdaad bij den tweeden slag al „bloed geslagen". Een dof ge kreun klaagde van de bank; de dokter zag hoe de man zijn tanden in den stroozak zette. „Twee," zeurde weer gedempt de stem van den ademhalend: „Toorgaan, commantaut, simoelatie duidelijk consta tiert!" De gestrafte lag al op de bauk, nog een oogenblik, de eerste slag daalde met kracht op hem neer, en met den gil, dien het slachtoffer uitstiet, viel een klein, stukje zeep uit zijn mond op den grond... De afstraffing was afgeloopen. Voor het eerst had zien hoe ver ons Nederlands paviljoen al gevorderd zou zijn. „Monsieur" riep meu mij al spoedig toe „wat moet u, waar wil u heen?" en een Franschmau met uniform-pet van de a.s. tentoonstelling, waarop de woorden „Exposition-internationale", stond voor me en belette me voorloopig verder te gaan. Gelukkig verstond de Franschman mijn Fransch en beduidde hij mij op mijn vraag, dat ik nog heel wat om moest loopen om de Hollandsche afdeeling te zien, en dat ik wel buiten langs maar niet bin nen over het terrein mocht gaan. de dokter er onbewogen bij gestaan. Toen hij den hoekje grond, hoe klein ook, in de nabijheid i,nnU/,iti- „_i_. .1 van Hci ton t ruvnetollintr hloolr mo nn miin vorrlpro kapitein voor het weggaan salueerde, trof hem van die zijde een blik van deelneming N. R. Crt. ii. Ik was dan afgestapt aan het Noorderstation van Brussel, dat precies ligt tegeu het midden van een van de tentoonstelling, bleek me op mijn verdere wandeling, prijkte met een bordje „Te koop" of „Te huur" en op vele plaatsen was men bezig nieuwe ge bouwen te zetten of oude te restaureeren. Men ver wacht wat van dien tijd! De Hollandsche afdeeling zag ik over de schut ting was juist onder de kap en vertoonde reeds haar mooien trapjesgevel, eigenaardig kenmerk van den bouwstijl uit Hollands bloeitijd. Per tram keerde ik weer naar Brussel terug. AERIKAANSCHE DOKTERS. Een jonge Duitsche arts, Dr. Hermann Kersting, die graaf Götz op zijn groote reis door Afrika ver gezeld heeft, ontmoette te Uschirombo een Afrikaan- sche „collega", met wien hij 'n onderhoud had, waar omtrent hij het volgende mededeelde. De zwarte volgeling van Aesculaap was een klein, oud mannetje, Fuaga geheeten. Hij beklaagde zich bitter over de concurrentie, die de missionaris.»»» te Uschirombo hem aandeden, waaruit mag opge maakt worden, dat de dokterspraktijk in Centraal- Afrika vrijelijk mag worden uitgeoefend. Op verdere vragen van Dr. Kersting verklaarde de oude: De natuur zelve geeft medicijnen zonder tal. Het aantal zieken is te groot, dan dat 'n medi cijnmeester die hij mag zoo veelzijdig ontwikkeld strijden. Daarom, zoo verklaarde de oude, beoefent zijn als hij wil met goed gevolg zou kunnen be - ieder geneesheer 'n bepaalde rubriek. Hieruit is op te makeen, dat de zwartjes, zonder voorlichting van de blanken, er „specialiteiten" op na houden. Over de chirurgie sprak Fuaga met groote minach ting. Elke behandeling, die op bloedige wijze ge schiedt, was volgens Fuaga in zichzelf veroordeeld. Medicijnen, middelen ter genezing komen uit plan ten. Alleen koppen zetten kon er nog even mee door. maar als 't niet hoog noodig was, moest ook dit wor den nagelaten. Collega's in Uha, die een aan zware hoofdpijn en koorts lijdend patiënt, geblinddoekt op stelden en hem 'n pijl door 't voorhoofd joegen, noem de hij „domme toovenaars", die niets van de genees kunde verstaan en van de geneeskracht der plantes geen weet hebben. Er zijn zoo vertelde hij verder in. dit land plaatsen, waar zich talrijke beroemde medicijnmees ters ophouden. Wijd en zijd zijn zij bekend. Zij wonen bij elkander en van alle kanten komen er leerlingen naar hen toe, om zich onder hunne leiding in de studie der medicijnen te oefenen. Maar men volgt ge woonlijk slechts het onderwijs van éen hunner, om dat het zeker slechts zeer weinigen zou gelukken meer in zich op te nemen, dan wat de geest van éen groot man bevat, en ook, omdat het anders te kostbaar zou worden. Van de geleerdheid zijns eigen leermeesters sprak Fuaga met groote en hartstochtelijke bewondering. Hij was zoo invloedrijk geweest, dat hijzelf, na voltooide studie, met verrijkten geest in zijn woonplaats terug gekeerd .waar langen tijd groot gebrek aan regen was geweest onmiddellijk regen had kunnen ge ven, zonder dat hij daartoe zelfs eenige moeite had behoeven te doen. De volgelingen van 'n „cursus" worden theoretisch in lessen, die voorgedragen worden, onderwezen, en voor het daarop volgend practisch gedeelte, boscl» en veld ingestuurd, om medicijnen te vinden en mogelijke ontdekkingen te doen. Zij moeten b.v. op letten, wat dieren doen, die zich gewond hebben. Als de leerling het kan betalen, mag hij zich ook aan het ziekbed in de practijk oefenen; maar dit kost geld, doch daar ook komen de geheimen van het vak beter en duidelijker aan het licht. Eens per» jaar is er 'n specialiteiten-vergadering, en hebben er geheime besprekingen onder plechtige ceremoniën plaats. Planten, wortels, dieren worden medegebracht en besproken. De leerlingen, die dag later aankomen, worden aan 'n „examen" onder worpen, en als zij de geëischte proeven niet leveren kunnen en hun kennis onvoldoende blijkt, moeten zij nog 'n „zonne-omgaug" studeeren. Waarschijn lijk wordt hiermede ,,'n jaar" bedoeld. Wie echter aldus „gewogen", zwaar genoeg be vonden wordt, ontvangt zijn „diploma" in den' vorm van 'n leeuwenklauw. Dit is het uiterlijk teeken zij ner geleerdheid en wordt door den bezitter gewoon lijk aan een haarlok vastgebonden en op het voor hoofd gedragen. Een groot feest 'n promotiepartij besluit dan deze samenkomst. EEN MES, DAT VAN TWEE KANTEN SNIJDT. Muzikant: Mag ik u om 'n kleinigheied verzoeken, heeren Jawel. Maar hoeveel keeren komen jullie hier wel rond? Ik heb zoo pas ook al wat gegeven. Ja meneer, dat was voor de muziek! Maar bedel ook. HOLLANDSCH. Heer: Kellner, breng me het Journal Amusant e®114 De Kellner ziet den heer vragend aan, waarop de oherkellner tot den kellner zegt: Versta je Hollandsch? Het Journal Amusant wordt gevraagd-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1910 | | pagina 2