Scletses i fle Rechtzaal De Kioosterbalsem voor RHEUMATIEK. Van dit en van dat. RECLAMES Veronachtzaamt nimmer. Aambeien nuttige vogels zijn zoowel op bouwland als op gras land en ik hoop, dat dit opstel voor velen een spoor slag mag zijn om door verbod van eieren zoeken, deze vogels krachtdadig te beschermen. Als men in fruittuinen, boomgaarden en bosschen door het op hangen van doelmatige broedhokjes de insecteneten de zangvogels ruimschoots gelegenheid gaf om zich te vermenigvuldigen, zou het aantal rupsen en ke vers, dat thans de oogsten belangrijke schade toe brengt, of zelfs totaal doet mislukken, heel wat kleiner worden. Veel beter dan door sproeimiddelen kan men de parasieten uit de boomen houden door het aankweeken van een talrijken vogelstand. Zeer veel goeds doen ook de talrijke SPREEU WEN Stumus vulgaris). Wie ze eens bij hon derdtallen te gelijk zag zoeken naar dierlijk voedsel op weide of akker, zal dit dadelijk beamen. Zelfs schapen en koeien zuiveren ze van lastige insecten. Wel hebben de spreeuwen een voorliefde voor aard beien, bessen, kersen en rijpe peren, waarom de fruit- telers'hun een kwaad hart toedragen, doch met wat geraas kan men ze wel op de vlucht jagen. In de jaren, toen de karwijrupsen zooveel schade aanricht ten, kon men heele troepen spreeuwen ijverig bezig zieu met het afzoeken der vraatzuchtige rupsen vau de geteisterde karwijvelden. Groot is ook het nut van den LEEUWERIK Alauda arvensis). Deze aardige vogel vertoeft bij ons van Februari tot October. Thans kan men op zon nige dagen zijn fraaien, krachtigen trilzang hooren, terwijl hij zich hoog in de lucht verheft Zij leven hoofdzakelijk van insecten en onkruid zaden, waarmee zij ook hunne jongen voeden. Het is zeer betreurenswaardig, dat zeer vele dezer nuttige zangers in den herfst worden gevangen om het ver hemelte te streelen van verfijnde lekkerbekken. Merkwaardig is de zorg dezer lieve vogels voor hun jongen. Terwijl het wijfje op het kunstlooze nest zit te broeden, leidt het mannetje de vijanden af door ze tegemoet te vliegen en zich door hen te laten vervolgen, waardoor zij op een dwaalspoor worden geleid; onderwijl blijft het wijfje rustig zitten. De leeuwerik laat zich steeds op een afstand van het nest neer om het slechts langs omwegen te na deren. Wordt het nest ontdekt, dan brengen de ouden de jongen naar andere plaatsen over. Overal kent men de nuttige ZWALUWEN Hi- rundo rustica en H. urbica), wier voedsel uit aller lei insecten bestaat, die zij dikwijls in de Ec- -> ij - heid onzer huisdieren zoeken. Men geve deze aardige vogels zooveel mogelijk gelegenheid hunne kunstige nesten te bouwen. Ik zou deze lijst nog sterk kunnen uitbreiden'door het nut op te sommen van meezen, roodstaartjes, karekieten, winterkoninkjes, lijsters, piepers, boom kruipers enz., doch ik acht dit thans minder qoo- dig, omdat het voor heden mijn doel was de kieviten, meeuwen, spreeuwen, leeuweriken en zwaluwen in het bijzonder aan te bevelen in de bescherming van de landbouwers en allen, die land- en tuinbouw een goed hart toedragen,. In een krachtige bescherming der vogels, ligt een machtig wapen in den dikwijls zwaren strijd tegen het schadelijk gedierte. Beschermt de nuttige vogels! D. E. LANDMAN. troon, anders met de jaren zéér voorzichtig gewor- bak te-gruis getrapt den, roekeloos genoeg geweest om joviaal vriende lijk tegen hem te zijn. Had Hermans hem verteld 1 Hermans nem verieiu „Dat's óok een fijn merk... een tiep, vriendelijker klinkt van prachtige zaken, die hij deed... Cijfers genoemd, tegenwoordig niet veel meer worden a^f^°"enbj eifien ,fl./K.hr die hem waarachtig groote oogen deden opzetten, de stad" zei een der leden van vast vijfuurs-c J ge )s r te Onder zegel van diepste geheimhouding toevertrouwd zittend vóór half-opgeschoven raam van café, ie l t is i itj j T/"nyva T-Torm q nc ll £1(1 Hollandsch, meteen opspringend. Wat zegt de Senor? Ik herhaalde mijn vraag in 't Spaansch, wat en: Smeer schenen. Senor dat niet 111 je DE „SECRETARIS". EX-KAMERAAD. „Afijn, Hermans," zei de patroon, hem het laatste bundeltje brieven-met kantteekeni'ng overreikend „dat is dan alles, hè...? Denk voorhl om het telegram naar Bremen... En... Neen, voilh tout!" Meneer wuifde toen met de hand, zijn kantoorstoel met 'n rukje omwendend... Maar de ander stond daar nog. Hij wreef over z'n kin en, staarde op het pakketje... 't Waren vreemde oogen, die van den ouden bediende. Onrustige, met koortsglans erin. Ze pasten bijzonder goed in het gelaat van leerachtige trekken, teekenend mensch van geprikkeld zenuwleven; fantastischen, woeligen aanleg. Even keek patroon om... En tegelijk kwaih er een driftige, knorrige expressie op zijn gezicht. Veegde hij z'n pen aan inktlap af met van die nijdig-heftige tikjes als om z'n gramschap op iets te luchten... Als Hermans zóo deed... Patroon kende hem op 'n prikje „As-je maar niet om duiten zeurt," voorkwam hij 'm en z'n keelstem was scherp 1 van opwinding, want Hermans kon in zoo'n geval een „taaie" wezen, „je weet 'r alles van. Ik heb 't razend druk, maak nou asjeblieft dat het telegram naar Bremen, weg-komt... 't Had al weg moeten zijn...! Anders zal ik wel De Roode of Willemsen... Wanneer je dat soms liever hebt... De blanke, vleezige vingers van patroon zoch ten reeds electrisch knopje, 't Moest nu eens uit zijn met dat gezanik van den oude... Als Hermans niet een schoolkameraad van meneer zou geweest zijn, had-ie 'm een week na z'n komst op kantoor al congé gegeven. En wel tienmaal stond hij op het punt om hem weg te doen. Maar dan kön-ie, hoe weinig weekhartig ook, er niet toe raken. Die goedige, als om hulp smeekende zachte, dwee- perige oogen van Hermans waren nog precies eender als veertig jaar geleden, toen ze samen op de school banken zaten. Kees Hermans de lobbes was der klas se. Die met plezier strafwerk voor een jongen zat te pennen. Zich bij het kwanselen liet bedotten- ie een knaapje van drie jaar was. Altijd zat te knutselen met spijkertjes, touwtjes, lijm, roestige schroefjes, elastiek uit oude bretelsEn als-je hem dan vroeg: „Kees, wat doe-je daar?" Vinger op lippen legde... Sst, een groot geheim. Als dat bekend wordt... Nou! Zul-je eens zien wat meneer ervan zegt: Totdat meneer, wiens kippigheid aan den jongens vrij spel gaf om onder de les uit te voeren wat ze wilden, door den langen slungel in de voorste bank, zoo'n echten „sar", die glunderde van genot als-ie een te pakken kon krijgen... Voor wiens ijzeren, geniepig knijpende knuisten ze allemaal bang waren... Totdat de lange Hansen meneer toe fluisterde, „Hermans is weer aan 't uitvinden!" Hij, Kees, zat te plakken en te zagen... Hoorde noch zag iets van wat er gebeurde in de klas. Ook merkte hij niks van 't half gesmoorde grinneken der jongens... Dat meneer, op de teenen sluipend, nader bij kwam... Pang! Daar stortte de prachtige „uitvin ding" van z'n knieën, op den vloer. Trok meneer 'm uit de bank. De plankjes, schroefjes, klein lijm- potje... Alles in den kolenbak... Te-gruis! En hij naar beneden gejaagd met boodschap voor den direc teur. Vooruitzicht van briefje voor pa en ma Minstens een uur, eiken dag van deze week, nablij ven 't Leek patroon of 't gisteren-den dag gebeurd was, dat hij Kees Hermans zag zitten, in het kamer tje van de rekels die tijdelijk waren weggestuurd. Koud, kaal vertrekje, met potkacheltje zonder vuur. Liggend met het hoofd op een arm... zoo in-bedroefd snikkend. Over z'n vernielde „uitvinding", die bijna klaar was en nu te-gruis lag in den kolenbak. Zoodat hij weer van voren-af aan moest beginnen. Patroon wist nog best dat toen Hansen tikte tegen ruit vau strafkamertje en Kees Hermans met een van die gemeen-sarrende handwuifjes, al grijnzend tergde... Hoe hij toen, alle vrees voor knijpvuisten vergetend, had uitgeroepen: „Jij bent toch een be roerde smeerlap, Hansen!" Waarna gevolgd was een zoo verwoede vechtpartij, door den lange niet zonder moeite gewonnen, waarbij een gloed- en splinternieu we kiel, die patroon toen aan-had, een onherstelbare knauw kreeg... zoodat er thuis een orkaantje opstak, waarvan hij, piekerend over lang-vervlogen tijd, van"rtSm" „schokken" hier en daar, op z'n lichaam fi,* man, meende te voelen gemoedelijke in de natuur van patroon was Hermans geluk. Een Jaar of drie geledén had Til hem ontmoet in het café, waar patroon nog al een kwam. Zag Hermans er tamelijk netjes uit. Was pa- hoe hij op 't punt stond om mede-eigenaar te wor den van eene „concessie", welke hem al dadelijk op z'n allerminst een halve ton „waarborgde" „Nou, jij bent 'n gelukskind, hoor!" had patroon, in vollen ernst gezegd, „ik wou waarachtig dat ik hetzelfde Toch hield hij zich op afstandje. Herinnerde zich eensklaps iets omtrent een der „Vennootschappen", door Hermans in den loop van 't gesprek genoemd. Maar Kees was altijd ,?oo'n malle, lichtgeloovige, on- practische snuiter geweest „Wees maar voorzichtig!" raadde hij z'n ouden schoolkameraad. En maakte van de gelegenheid dat er om hem getelefoneerd werd, gebruik om met goed fatsoen weg te komen... Zeker hij had geen bepaal de reden. Zelfs haalde Hermans telkens een sterk op goud lijkend horloge voor den dagMaar toch Een week later was Kees bij 'm komen binnen vliegen, na aan den portier, die iedereen eerst moest aandienen, op hoogen toon te hebben gezegd: „Ik ben een intieme vriend van meneer!..." De'ur van patroonskantoor was opengesmeten. Kees kwam met uitgestoken handen naar hem toe... „Dag, Jules, dag kerel, hoe gaat 't!..." Even was patroon overbluft geweest. Portier( bang dat-ie een uitbrander zou krijgen, kwam achter na... Die meneer had hem formeel op-zij gedrongen... Nu zag hij, dat de heeren elkaar inderdaad kenden. Trok zich snel terug Patroon werd overbluft. En Kees, hem bij z'n kan toorjas vastgrijpend, had, in een adem doorpratend, gezegd: „Jules, beste jongen, geef me' s even-gauw vijftig pop. Anders mot ik weer heelemaal naar huis. Er is de grootste haast bij!..." Hoe kon ik zoo stom wezen! zegt patroon nog dikwijls genoeg tegen zichzelf. Maar Kees had er toen dadelijk bijgevoegd: „Morgen breng ik je ze terug. O, als 't je soms minder..." Met zóo'n verrassend-bedriegelijk air van door de weifeling reeds diep-gekrenkt zijn dat pa troon dacht: „Neen, dat moet echt-spel zijn..." Hij portefeuille te voorschijn haalde. Twee bankjes van vijf-en-twintig overreikte... Kees had, op een allerkeurigst visite-kaartje, reeds een woord of wat gekrabbeld... met vulpen, die hij op zak droeg Stond echt-zakenmannig Dat alles was nu drie jaar, ongeveer, géleden. Een dag of wat na dat avontuur was Kees weer bij hem gekomen. Patroon dacht natuurlijk om de vijftig pop terug te brengen. Kees had zitten schreien... Sta pels papieren vóór hem uitgespreid. Hem willen be wijzen, dat een slag 'm had getroffen)... Een slkg. anderhalve ton naar de maan... Vrucht van jaren lange inspanning. Wie had zóo-iets kunnen verwach ten? De eerste opwelling van patroon was geweest, Kees door den portier de deur te laten uitsmijten, met eene bedreiging dat, vertoonde hij zich weer, de politie eventjes zou worden opgscheld. Zulke op lichters dienden gesignaleerdPatroon had het electrische knopje al in de hand... Keek toch scher per dan vele anderen door de onrustige, smeekende, opgewonden oogen van den bedrieger. Besefte dat Hermans door het leven zelf verruwd, ontzenuwd was. Bedreven geworden, gevoelloos ook, voor allerlei lage trucs om aan geld te komen... Maar óok, hoe die man zich toch in vollen ernst verbeeldde, op zekeren dag alles te zullen goedmaken. Hij zag weer den om z'n vernielde pracht-uitvinding schrei- enden stumper, den lobbes van de klasse, die eens veertien pagina's strafwerk voor hem had zitten pennen... Zonder een seconde te denken aan beloo ning of zoo 't Eind was geweest, dat Hermans op het kantoor bleef hangen. Zonder eigenlijke vaste-aanstelling. Oui brieven aan het personeel te brengen, een enkele boodschap te doen, waarbij men iemand noodig had, die met menschen behoorlijk wist om te gaan. Spoed- boodschappen te telefoneeren. Eens buiten de stad iets te doen, waar nu niet bepaald veel „vertrou wen" voor noodig was... De procuratie-houder van de zaak, die met meneer zeer vriendschappelijk om ging, had al eens gezegd: ,Ik begrijp me niet, wat u aan dien Hermans hebt. Hij doet zich voor als een oude-kennis van u... Zelfs moet hij tegen iemand gezegd hebben, bij de zaak „geïnteresseerd" te we zen! Samen schaterden zij om de enormiteit. Geïnteres seerd De jongste bediende had hem de vorige week een gulden voorgeschoten... En patroon had Hermans, toen hij dat hoorde, gedreigd: „Hoor eens, nu is 't welletjes. Ik heb er genoeg van!" Maar tot defi nitieve scheiding was 't nog niet gekomen. Buiten de kas en de administratie van den boekhouder om stopte meneer hem elke week een tientje toe Tegenover de kennissen in het café, waar hij 's avonds biertje zat te drinken, noemde Kees zich nooit anders dan: „particulier secretaris" van pa troon... Het sterk op goud-lijkend horloge deed de rest... Op straat had men hem nooit zonder hooge- hoed gezien. Er was nog altijd iets over van de mysterieuse deftigheid, van het meneerschap, dat Her mans had weten te bewaren... En zelfs op het kan toor ook dank zij 't gerucht van zijn met patroon eenmaal op de schoolbanken te hebben gezeten, beje gende men hem töch ondanks spottoontje en min achtende oogjes van de elegante volontairs; smade- lijk-hautaine koelheid der typewritende dames met allerlaatste, alleruiterste tikje, zweempje van zekere hoffelijkheid niet kwalijk. neemt the Heb Je sublimaat-water? vroeg ik angstig Wat voor water? Alleheiligen... heb je 't niet? Agua de c nla misschien? Dat had hij, en ik desinfecteerde mijn arme gezicht zooveel mogelijk. De man bleef mij met3*1' onschuldig-vragend gezicht aanstaren, en verteld beleefd, dat dit zoo gewoonte was, dat twee rn15' zeep op de huid bijt (zijn zeep natuurlijk), dat k zóo veel zachter was. en nog veel meer' u» ,®6t zelfde, waar patroon indertijd Kees Hermans ontmoet... Toen Kees zaakje van halve-ton „zuivere winst" juist had gemaakt... En het zoo sterk op goud lijkend horloge de aandacht trok Vóór het raam stond een man met verkleurde, groenachtig-gelige overjas rafels aan de mouwen, vlekken van allerlei soort en herkomst op de borst- vlakte verspreid. Een hqed, waarvan eb' rand nog maar voor 'n kwart aan den bol vastzat. Grauwe ha- beleefd, dat^dit zoo gewoonte was, dat twee ren... Grauwen stoppelbaard. Idiote grijnslach Vreemde, wilde, oogen. Waar men onwillekeurig naar bleef kijken... Zacht, smeekend waren ze. Als om hulp roepend, klagend... Dan: met feilen koortsglans erin... Verterende gloed in haast-vernield lichaam... „Fijn lid!" zei tweede clubgenoot, „dien venr heb ik indertijd nog verdedigd. Ja, dat is een boefje, hoor...! Echt schurkje. Als 'k 't wel heb, had-ie op lichterijen gepleegd op naam van... Sapristi, zeg Waanders, heb-jij dien kerel... Dien schooier-daar... Dien bedelaar, ja-juistHeb-jij dien man niet nogdeed zijn schootsvel weer voor. De kosten°war'' Patroon zag op. De bedelaar strekte den groenig- centimos. Vaya V con Dios! zei hij me bh' 't T Glimlachte op 'n heel-aparte manier. O, 't was gaan, nogmaals een excuus stamelend, en toeuh gelen arm, met de vuile, bibberende hand, naar hen verwonderd den vreemdeling nastarend. °°es[ toe... stak doosje-lucifers door het raamj Tot negen uur bleef ik aan wal, en verliet. zeer-nederig... Smeekend... Maar, terwijl de gloed na, met een opgeruimd gezicht (hoe kon het in de onrustige oogen feller brandde, grijnsde hij anders, na een zóo vriendelijke behandeling) Bon»? toch met •iets-familiaars... Iets van: ,Ja ik ban 't, za weer, met de prettige herinnering aan de hoor!... Ik ken jelui wel1'mé „Zoo," zei eerste clublid tot advocaat, „is dat zoo'n gevaarlijk heer?" was, en nog veel meer! Hij ki"*1 IJselijk bdleefd en boog wel tienmaal, mij steeds excuus vragend. Hij ging zelfs zoo ver iu zbn leefdheid, dat hij mij vertelde, dat hij noK beleefdheid tegenover mij eerst in zyn ,Ul' gespuugd had, en die daarna pas op mijn huid 3Di bracht had, want dat hij gewone klanten maar d' in t gezicht spoog! Iets wat ik tar bij dei centimos. Vaya maar niet gelooven kon. Hij vertelde mij dit wijze van excuus, borstelde mij handig af zeer waardeerde M zek« es 10 noot vaj en óverscheren... en de hoop dat de Barbier Sevilla mij dat zindelijker leveren zou. TAAI LEVEN. De gewezen directeur en tooneelspeler van het p. rijsche Ambighu-theater, de heer Chily, verhaalt tragi-comische geschiedenis uit zijn tooneelloopbaaii waaruit men zien kan wat 'n tooneeldirecteur ?irh 1 „Heeft stellig al een jaar of twee, bij elkaar, ge zeten!" „Zou-je toch niet zeggen!" merkte de ander op „Ik had eerder gedacht, een idioot, een soort van..." waaruit men zien kan wat 'n tooneeldirecteur iJtV nTwje fn '£Z7r,'"°Z',c °*rt M hodt je nu weer dat malie laeanseeren van sen"™ zljner sujetten, Laurent genaamd, dreef zijn kcxS je.^ Dat Houtmans daar nu ook al aan meedeed, brutaliteit verder dan an£ren W€l bezat hij ft had-ie met vermoed...... gering talent, doch dit werd geheel verduisterd d™! „Zeg, Waanders!" riep advocaatje nog eens oud- °;in „n,", ™1 door patroon van Kees Hermans... Van groen-gelen be- sXncn%n Hcn^^ ft L,,*1",V3n V<M* delaar, bij half-geopend café-raam schooierend. Joé Diaa#s pivvpi 7,i ïoLnt ic icomische \oorval „Zeg, vertel jij eens van den kerel daar... Ji/nalt oP deK ^huld®, 'm toch indertijd... Of heb ik 't mis?" hfi »n!m^Taï n onmogelijke voorschotten dje Maar patroon antwoordde niet. Hij had weer ge- T1? hlJ h6f' dhU)\ zien dat smeeken van de zachte, hulpelooze, vreemd- „„n te srirekcn rWh i-83 onrustige oogen... Gedacht aan lobbesje, schreiend VerneefsvnnrtnhAi welsprekendheid was te om z'n pracht-uitvinding, die in den kolenbak ge-! moest hij aftrekken. go trapt was Hij maakte zich van den advocaat in vijfuurs-club met 'n paar woorden af... En deze zag dat Waan ders het chapiter pijnlijk, onaangenaam vond. Dat hij zelfs stiller dan anders was, nadat de bedelaar een café-verder was gestrompeld... Al-maar tikkend tegen, hoedrand, en grijnzend, om centje schooie rend „Allemaal even gek, even week-sentimenteel tegen woordig!" dacht advocaat in vijfuurs-club... En zóo driftig tikte hij om „nog een halfje", dat de dunne voet van het borrelglaasje er haast van knapte MAITRE CORBEAU. De boekhouder zag dadelijk, dat 't tusschen me neer en den „secretaris" niet pluis was geweest. Hij zat het dichtst bij de deur van patroonskamer, en had bijzonder scherp gehoorMeneer had ge schreeuwd met uijdig overprikkelde keelstem. En Hermans legde 't stapeltje brieven met beverige han den voor hem neer. Zoo moet 't gaan, dacht boekhouder 't wordt waarachtig tijd, dat we den vent hier kwijt raken... Meneer maakte zich een voudig ridikuul Toen hoorde hij het heesche, mompelende stemge luid van den man Vroeg juist zoo hard, zoo schel mogelijkHet moest nu maar eens uit zijn, met die malligheid om te denken dat zoo'n kerel hier iets had te bedui en... Vroeg juist zoo schel mogelijk: ,,Wè.t wou je., Hermans?... wat is er!?" Vruchteloos trachtte de ander hem te beduiden dat hij zoo graag stilletjes Wou praten... De ande ren op kantoor hadden toch niets te maken met... Weer mompelde de van opwinding en schaamte heesche stem... „O neen!" riep boekhouder uit, die opmerke lijk schril en schel kon praten als-ie wou O- neen! Dat weet je wel. Geld-leenen doen we hier niet... Ten-minste De rest slikte boekhouder maar weg. Riep dade lijk een klerk om te toonen dat-ie geen syllabe weer wilde verspillen Joggie duwde „secretaris" op zij, keek hem aan met gezicht van: „Wat voer-jij hier uit?..." „Kom, asjeblieft! Ik heb wat anders te doen!"., snauwde de boekhouder, Hermans, die tóch nog bleef toeven, draaien, beduidend dat-ie weg had te gaan En toen de „secretaris" langs de rjjen-lessenaars naar den uitgang strompelde, voelde hij wel heel duidelijk, dat 't laatste glimpje van meneerschap, zich vastschakelend aan zijn met patroon samen op school geweest zijn, nu ook hier, op het kan toor, vernield was... Net van ve«rti»- U" 41s z'n Pracbt-uitviuding k jaren hèr, door onderwijzer in den kolen- 'S LANDS WIJS, 'S LANDS EER. De correspondent der N. R. Crt. maakt per boot een reis naar Spanje en vertelt van een bezoek aan een barbier te Bonanza (een plaatsje aan de Gua- dalquivir) het volgende wel leuke verhaal. llij schrijft dan: Zeezieke menschen weten niets meer, behalve dat ze ziek zijn, dat een schip een onding, de zee een kwelling, hun maag een vulcaan en een haven een hemel is! „Op de zee ligt Neerlands glorie!" Wie dat gedicht heeft is nooit zeeziek geweest. Aan glo-heelemaal niet aan rie dacht ik heusch niet meer, alleen aan een ha- ven. Om half twee in den middag kwam de camerero mij waarschuwen, dat wij voor Cadix waren. Zoovè was ik mijn aardrijkskunde reeds kwijt, dat ik al leen maar vragen konIs het een haven?" Natuurlijk! De hemel zij gedankt! - Maar we varen er voorbij, Senor! Krijg dan een driedubbele zeeziekte! schreeuw de ik woedend. De man ontdaan van dezen heil- wensch, verdween, en ik leed verder op Neerlaud's glorie. Om drie uur liepen we de monding van de Guadalquivir binnen, precies een half uur te laat om de rivier te kunnen opvaren, daar de vloed zak kende was. Alleen bij vloed kunnen zeeschepen tot. Sevilla komen. Wij ankerden dus voor Bonanza, in kalm water, wat dadelijk ook een kalmeerenden in vloed op mijn maag had. Met een gezicht of er niets gebeurd was, en ik nooit zeeziek was, stapte ik aan dek. Hoe laat gaan we verder? vroeg ik den kapi tein. Vannacht om twee uur! Daar zat ik... 100 meter uit den wal, op een kaal schip, mij te vervelen! Ik was de eenige pas sagier le klasse! Echter tegen vijven kwam een barquero langs zij, die mij voor éen peseta aan wal en naar het dorp zou varen. Laat ik van Bonanza maar weinig spreken, 't is te klein, en te vervelend! In een half uur had ik er genoeg van, en wist ik reeds dat het naar de Maagd van Bonanza (mooi meer) heet ('t regende n.b.een station had, een café enz. enz.! Cer- vantes vertelt er van in La Ilustre Fregona als van een wijkplaats voor zeeroovers en smokkelaars.' Ook dat interesseerde me weinig! De eenige herinnering, die ik eraan heb, is dat ik mij er heb laten scheren! In afwachting van den Barbier van Sevilla natuurlijk! Ik gun u den barbier van Bonanza. Hij werd me aanbevolen door den viezen eigenaar van een vieze herberg, waar ik tegen den regen schuilde. Scheert hij goed? vroeg ik. Uitste kend, ik word er ook geschoren! Ofschoon mij dit niet 41 te groote waarborg scheen, waagde ik me er toch aan! De barbier was schoenlapper ook, deed zijn schootsvel af, en ter eere van mij een wit schootsvel voor... zeepte mij in! Met zijn handen natuurlijk, die naar leer stonken, terwijl uit zijn mond, bij elke beleefdheid die hij me zei, een wolk van knoflookgeuren mij tegenwoei. Wilt u de noot? vroeg hij mij opeens! Als hij een onbepalend lidwoord gebruikt had, zou ik gedacht hebben,wat een aardige vent, die geeft me daar een noot tot tijdverdrijfnü be greep ik er niets van! De noot? vroeg ik verbaasd. De man lachte om mijn onwetendheid. Ja... of u op de noot geschoren wil worden? Nee, op mijn kin natuurlijk, mijn waarde! Ik /diacht heuscJi dat s Avonds van dienzelfden dag werd er 'n zeer sen timenteel moord-drama gegeven, waarin de directeur de hoofdrol vervulde. In een der bedrijven moest hij den schurk van het stuk dit was Laurent doo- den. Met de woorden: „Sterf, verrader!" rukte hij het zwaard uit de schede en doorboorde er het hart van den voorschotvrager mede. Deze echter bleef, merkwaar digerwijze, en tot groote verbazing van het publiek en zijn tegenpartij, kalm staan. „Sterf, verrader!" brei de de directeur hem andermaal toe. Maar Laurent verroerde zich niet, en maakte niet de minste aan stalten, om, zooals 'n doodelijk gewonde betaamt, neer te; storten. Hij neigde zich integendeel eenigszins naar zijn aanvaller, den directeur, en fluisterde hem zacht toe: Krijg ik dan 'n voorschot, ja of neen? Waarop de ander thans in ernst dreigend en woe dend, andermaal antwoordde: „Sterf, verrader!" Als ik 'n voorschot krijg! antwoordde Laurent weer zachtjes, maar beslist. Goed, je zult 't hebben. Op je woord van eer? Op mijn eere woord. Toen, bij den vierden zwaardsteek viel de hardnek kige verrader, onder luide toejuichingen van het pu bliek. dood ter aarde, om 'n kwartier later op 't bureau der directie zijn zuur verdiend voorschot in ontvangst te nemen en Parijs in te dwalen op 'n manier, n pas overledene betaamt. EEN ZINDELIJK VOLK. Als zindelükheid de deugd is, die 't naast bij vroom- heid, dan staan de Japanners op 'n zeer hoogen trap van vroomheid, want bij geen volk is het baden zoo !il~ algemeen. In Tokio zijn twaalfhonderd badhuizen, es elk daarvan wordt dagelijks gemiddeld door zevenhon derd personen bezocht. Onder de noodlottige gevolgen van het veronacht zamen van eenvoudige gevallen van aambeien noe men wij bloedende aambeien, die uw levensbloed al- voeren en de oorzaak zijn van algemeene zwakte en bloedarmoede, uitstekende aambeien een de' meest pijnlijke kwalen, die het menschdom kent, verzworen aambeien, de hardnekkigste vorm, die zich voor kan doen, de ongeneeslijke fistel en verstop-1 ping van het afvoerkanaal der ingewanden, hetgeen 1 gewoonlijk in eenige uren noodlottig eindigt. 5 3 Vele mannen en vrouwen, die aan aambeien lijden, verdragen deze zoo goed als zij kunnen, omdat zij vm nature teergevoelig zijn en er tegen op zien om een behandeling te ondergaan. Derhalve verwaarloozen zij hun kwaal, totdat deze een hoogte bereikt, waarop de pijn letterlijk ondragelijk wordt en een operatie het eenige redmiddel is ter voorkoming van verdere ontwikkeling, die alleszins gevaarlijk zou zijn. Foster's Zalf geneest echter zelfs ernstige gevallen van aambeien en zonder dat gij er eenigen last van zult hebben bij uw dagelijksche bezigheden. Zij 1' wonderlijk verzachtend en heelend; reeds de eerstt aanwending geeft een ongekend gevoel van opluch ting en rust aan de aangedane deelen. Een geduldigs verdere behandeling met de zalf zal ongetwijfeld be loond worden door een volkomen genezing. Let erop, dat gij de echte Foster's Zalf krijgt Zij is te Schagen verkrijgbaar bij den heer J. ROT GANS, Toezending geschiedt franco na ontvangst van postwissel k f 1.75 voor éen, of f 10.voor aea doozen. hij eek was, wat mij geen pretje toescheen. Ineens hield hij nie een af gekauw de okkernoot onder den neus, mij uitduidend, dat de Spaansche zeelieden die achter de kiezen nemen, op dat ze dan scherper geschoren kunnen worden. Ware het een nieuwe noot geweest, bij zeven hei ligen, ik had het eens geprobeerd, maar een noot. die wie weet hoeveel Spanjaarden bij wijze van pruim al achter de kiezen hadden gehad, die er de vettige sporen van droeg, was me wel wat machtig. Grarias, ik wil liever de noot niet! Zooals de caballero dat verkiest! En ik werd geschoren Óverscheren? vroeg de barbier van Bonanza. De vent scheen op de hoogte van 't vak, en ik zeiHeel goed Hij zette zijn mes nog eens aan, spoog dan in zijn hand. Dat iemand in zijn eigen hand spuugt laat me volkomen koud, maar dat men zijn speeksel dan zorgvuldig om mijn kin en onder mijn neus smeren gaat. is heel wat anders, dat maakte me warm. Ben je bederd?' vroeg ik hem in zuiver Dat do KLOOSTERBALSEM voor rheumatiek een uitstekend middel is, bewijst wel onderstaande verkla ring, die wij kort geleden ontvingen: Mej. de Wed. H. Kuik, Noteboomstraat te Mep- pel, verklaart ons: „Eenigen tijd geleden kreeg ik op eens eene herig® pijn in mijn been. Mijn been zwol op en werd 'iaC langer hoe dikker. Ik schreeuwde het uit van de k«-'- rigo pijn, zoodat mijn huisgenooten niet wisten zij moesten doen. Op aanraden van een buurvrou* ging ik er toe over gen KLOOSTERBALSEM te .ge bruiken. Reeds den volgenden morgen was ik tot niij"ê groote vreugde weer geheel hersteld en een iédér w-J» dan ook verbaasd over de spoedige geneeskracht van den KLOOSTERBALSEM". De Kloosterbalsem, Klooster Sancta Paulo, is n®." onovertroffen middeL tegen Rheumatiek. Bovendien het een uitmuntend middel tegen oude en nieuwe wonden, zweren, iing-, baard- en dauwworm, alle zie® ten der hoofdhuid en aambeien (zoowel bloédende a andere). Prijs per pot van 20 gram 35 ct., van 50 0*? 75 ct., van 100 gram f 1.20 en van 250 gram f —d Hoe grooler pot. hoe voordeeliger dusl Verkrijgbaar bij Drogisten, Apothekers en de bekci de Depóthouders.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1910 | | pagina 6