Voor Dammers. Zaterdag 25 Juni 1910. 54e Jaargang. No, 4731. DERDE BLAD. Van dit en van dat. r „Gij zijt mijne vrienden, zoo doe dan wat ik u gebied." Jezus. Evangelie van Joliannes. Hfdst. XV 1214. Godsdienstige vraagstukken, of althans vraagstuk ken, die de pretentie hebben „godsdienstig" of -fan „godsdienstigen" aard te zijn, schijnen 'n wonder lijke betooverihg op den menschelijken geest uit te oefenen. Dat is alle eeuwen door zoo geweest en dat is heden ten dage nog zoo. Geen ministerieele cri sis zelfs neemt de hoofden en harten van 'n volk zóo in beslag als 'n godsdienstkwestie, of wat daar voor doorgaat. En daarvoor schijnt heel wat door te gaan. Voor 'n deel va den godsdienst schijnt b.v. ook - door te gaan 'n fiian, die er zijn taak van maakt godsdienst te prediken; want als zoo'n man belee- digd zou worden of tegen gesproken, dan wordt er Alle. betreffende dez.Tuhriek te richten aan het gedaan alsof niet die inan maar g^sdienst Eu,eau Schager Courant e. .00,„en „n Kt „.Or,,,£rÏÏ ZZTASlZ „Damrubriek". Slagzetten in de opening. 1. Wit: 33—28. Zwart: 1823. 2. 3933. 12—18. 3. 99 4439. 712. 4. 99 5044. 27. 5. 99 3127. 1721. 6. 3329. 2126. 7. 99 3933. 2024. ft 29 20. 15 24. tf 4439. 1117? Stand na den 9den zet van Zwart. Wit. Oplossing: Wiri34—29, 40 20. 2722, 32 21, 3731, Zwart: 23 34, 14 25, 18 27, 16 27, 26 37, 42 2. Ook zonder een zwarte schijf op 24 zou wit dam kunnen slaan als volgt: 2722, 32 21, (zwart 23 32), 37 28, 28—23, 33: 2 of: 2722, 32 21 (zwart 16 27), 3731, 42 2 of 31 2. Tweede voorbeeld: 1. Wit: 3328. Zwart: 1823. 2. 3833. 1721. 3. 3127. 2126. 4. 4338. 1218. 5. 4943. 712. 6. 3731. 26 37. 7. 42 31. 27. 8. 3126. 2024. 9. 47—42. li17? Wit speelt 3429, 40 20, 2722, 32 21, 28- 33 2. 23, 1. Wit: 3328. Zwart: 1823. 2. 39—33. 12—18. 3. 44—39. 712. 4. 34—30. 2024. 5. 3025. 1—7. 6. 49—44. 17—21. 7. 4034? bedachtzaamheid, van ernst en verantwoordelijkheid, dat nog maar het best wordt weergegeven in het La- tijnsche woord „religio" 'n erkend of niet-erkend, bewust of niet-bewust eigendom is van elke men- schenziel, zoo schijnt toch ieder gerechtigd te zijn en zich gedrongen te gevoelen, het dan voor zulk 'n man op te nemen. Maar dit is 'n fout en 'n misverstand. Want het vrome gevoel, dat wij met 'n heel ongelukkig woord „gcdsdienjt'.' i onaantastbaar, heilig in ïfln duizenderlei opénbaringen, in elke menschenzlel, kan zich hoogstens vergissen in zijn voorstelling, maar is ten allen tijde waarachtig, wat van een mensch, met zijn luimen, driften, grillen, voorliefde, tegenzin, met zijn in 'n bepaalde richting geleide op voeding, niet altijd gezegd kan worden. Versta mij wel. Ik noem het geen fout of mis verstand het voor 'n mensch op te nemen want als we dit niet deden, wat zou er dan van ons allen, van 'n iegelijk in 't bizonder, terecht moeten komen? Maar ik noem 't 'n fout en 'n misverstand, daarbij dan te doen, alsof de godsdienst gevaar liep en men den godsdienst redden wilde. En omgekeerd: Wanneer 'n mensch malle theorie- en verkondigt, onlogisch, onwaar, in strijd met ge schiedenis en beschaving, in strijd met gezond ver stand en de menschelijke reden, en zoo'n man, wordt daarom aangevallen, dan blijft de godsdienst buiten spel. Want godsdienst, beter gezegd: religie, staat boven alle gehaspel en verschil van menschelijk oor deel. Religie is 'n zich eeuwig ontwikkelend be wustzijn van goed en kwaad, is 'n voortdurend zoeken naar dat evenwicht tusschen menschen en menschen, wat eens door wijzen mond werd uitgezucht in de woorden: „Onze Vader" en ,Uw Koninkrijk kome!" En al zijn er nu menschen, die doen, alsof de hoog ste Macht, die wij „God" noemen, niet „Onze Va der", maar alleen hun Vader was, die meer bidden om de komst van hun persoonlijk Koninkrijk en niet om dat van God, daar stoort zich de alomte genwoordige religie heelemaal niet aan. Die blijft haai gebed bidden, al zou zelfs het Evangelie in 't ver geetboek raken; wat niet waarschijnlijk is. En da&rom omdat de spontane drang van het geheele Menschdom leidt in de richting van „Gods Koninkrijk" en niet in de richting van het Ko ninkrijk van Dr. Kuyper of Ds. Bogerman of van den Paus, of van de een of andere synode, zoomin als j in die van eenig ander zeer geleerd of theologisch ontwikkeld menschenkind dakrom, en dkkrom al- leen zal Gods Koninkrijk komen, en Gods heilige- Wil eenmaal worden gedaan op aarde, buiten en boven Luther en den Paus, de Dordtsche Synode en het Vatikaan om. Al die stemmen zijn nu nog stemmen, die boven het koor der groote Menschheid trachten uit te schreeuwen en leelijke wanklanken veroorzaken, maar die zich eenmaal ja zeker, eenmaal! als de Pro testanten wat wijzer geworden zijn, als de Room- sche Kerk en de Paus wat wijzer geworden zijn, als de Lutherschen en de Remonstranten en de Men- nisten en de Heilssoldaten en de Oud-Roomschen en Vrije-Gemeentenaren wat wijzer geworden zijn! dan zullen al die wanklanken zich oplossen in 'n heilige, heerlijke harmonie, en aller mond den lof zingen van éenen God en éenen Al-Vader. En als dan de schaamte over vroeger begane boosheden tegen elkander zal vergeten zijn, zullen zij schater- Oplossing: Met 2429, 19 30, (wit 28 19), 14 23, 23-28, 18 49 of zoo wit 35 24, zwart 1420, 20 49 of lachen over hun eigen pedanterie en dwaasheid, die 9 49. Onderstaande stand kwam voor in een partij ge speeld door de heeren Aris de Heer (zwart) en Jb. Noome (wit) beiden te Beemster. Wit is aan zet. Zwart. Wit. 1. Wit: 27— -22. Zwart: 16 27. 2. 22 18? 2329. 3. 34 23. 2430. 4. *9 35 24. 3—8. 5. 13 2. 25—30. 6. 9 9 2 32. 30 48 wint. CCLII. PLAATS VOOK ALLEN. „Onze tyd is een tijd van critiek, van onderzoek, van wetenschap: de mystiek, hoe schoon zij vooral jn Spanje geweest zij, behoort voor goed tot het ver leden, en het eenige geloof, dat voortaan zalig maakt, is het geloof aan de God-geboren Mensch heid." Maurits Wagenvoort. nVan Madrid naar Teheran." „Deze zal zeggen: Ik ben des Heeren, en die zal zich noemen met den naam Jacobs, en gene zal met zijn hand schrijven: Ik ben des Heeren, en zich toe- noemen met den naam Israëls. Maar de Heer der lieirscharen zegt: Ik ben de ®®rste en ik ben de laatste, en behalve mij is er geen God." Jezaia. HMst. XLIV 5 en 6. „Wat is dat? Zijn wij uitnemender dan anderen? Gauschelijk niet!" Romei] P a u 1 n s. nen Hl o. als' k' 's niijn gebod, dat gij elkander liefhebt, zoo- <]e u beb liefgehad. Niemand heeft meerdere lief- denT*11 dat h(j zijn leven geeft voor zijn vrien din niet meer wezen zal. Want din zullen er geen encyclieken meer worden uitgevaardigd door den eenen z.g.n. christen tegen den anderen z.g.n. chris ten, dien hij verkettert en verdoemt; dan zal geen Luthersche Juffrouw van „twee-hoog-voor" de huur opzeggen, omdat zij iederen keer „dat leelijke Room- sche wijf van een-hoog-achter" op de trap ontmoet; dan zal geen Jood meer den omgang' schuwen met christenen, omdat deze zeer onchriste lijk op hem neerzien en hem minachten; dan zal geen christen meer 'n uitzondering zijn, als hij Joden en Buddhisten aan zijn tafel noodigt en hen vereert en liefheeft als zijn vrienden; dan zal elke onder- scheiding tusschen Christen en Jood, tusschen Roomsch en Protestant, tusschen orthodox en libe raal weggevallen zijn, weggenomen door Gods mach tige handen, omdat en hierin treedt de prioriteit van Jezus van Nazareth in haar heiligst licht om dat zij naar Z ij n les geleerd zullen hebben, elkander i niet te verachten of te verdragen, maar fief te hebben. Hoort ge dat, zeer geleerde kerkelijke menschen, die wel kerkelijk, maar niet vroom zijt en minder nog God vreest?! Hoort ge dat, Paus van Rome, die i meer over het verlies van uw eigen Koninkrijk tobt en lamenteert, dan dat ge om de komst van dat van I God bidt?! Hoort gij allen dat, die zich in uw gods- dienstig denken naar 'n mensch noemen durft?! Was Mozes' stem Gods stem niet? Trad Jezus niet op I met eischen Gods? In wiens naam predikten Paulus en Augustinus? Luther en Menno? Parker en de enkelen, die nu nog hun zwakke stem als 'n bazuin doen daveren in een ander hart, om het, als 'n an deren Lazarus, op te roepen uit het graf, waarin wil lekeur het gebonden en voor dood neerlegde,... op te roepen tot 'n nieuw en geheiligd leven? Spreken zij niet allen Gods stem, en zijn hun woorden geen woorden Gods?! Wat zeurt ge dan over menschen- namen?! Over Petrus en Paulus, over Luther en Menno, over den Paus en over de synode van Dordt, over Hugenholtz en Generaal Booth?! Wat zeurt ge daar dan nog over?! Is de God van Abraham, en de God van Origenes, en de God van Spinoza en die van Thomas van A/juino of van Dr. de Hartog dan 'n andere dan de onze, denkt ge? Zie, Hij is het en Hij alleen, die met vele namen genoemd wordt, die de hemelen en de zonnen schiep, die de leidslieden bproept en de gedachten vermenigvuldigt .Hij is het, die den eenvoudigen zijn wijsheid toedeelt, en het verstand van den hoovaardige verwart, en hem ency clieken doet schrijven, die zijn eigen huis sloopen. Hij schept en vernietigt, Hij bouwt en breekt af, Hij sticht en slecht; maar blijft reiken naar Zijn doel van volkomenheid, dat Hij eindelijk b e reiken zal. En daarin blijkt de Menschheid niet de Paus, niet de een of andere pastoor of dominéé, niet ik en niet gij maar daarin blijkt de Menschheid, de groote, machtige Menschheid het allermeest van Gods geslacht te zijn, dat Zij met God blijft reiketn Ja" gend, verlangend, smachtend, arbeidend, wijsheden en dwaasheden doende blijft reiken naar dat oog en- blik van volkomenheid, waarin het koren der alge- meene menschenliefde tot vollen wasdom zal zijn ge komen. Ons is 'n zaligheid gegeven van telkens beter in zicht van telkens te sterven en telkens weer gebo ren te worden, wijzer en heiliger dan gisteren en eer gisteren; niet zoozeer als persoon, dan wel als collectieve eenheid, als Menschheid totdat wij ein delijk blijken zullen 'n „God-geboren Menschheid" te zijn. En dan mogen de heidenen zelfs de besten on der hen, zooals Antonius Plus en MarcuB Aurelius de Christenen te vuur en te zwaard vervolgd en voor de wilde dieren geworpen hebben; dan mogen de Christenen op hun beurt, uit puren godsdienstzin lees: waanzin heidenen om 't leven hebben gebracht; dan mogen de Christenen onderling aan t bakkeleien zijn geslagen, Roomschen tegen ketters en „Geuzen" tegen „paepen"; dan mogen zij beiden de handen hebben opgeheven tegen de Joden, uit wie naar Paulus' woord „hun heil" is voortge komen; dan mogen fatsoenlijke, niet-luisterende en niet-nadenkende christenen den neus optrekken voor Heilssoldaten en andere Bohémiens buiten de kampen der erkend-godsdienstigen... God gaat Zijn gang en de Menschheid vervolgt haar weg, en stapt over 'n kruis en 'n brandstapel en 'n pauselijke encycliek heen met de gemakkelijkheid van 'n reus, wetend, bewust of onbewust wetend, dat alles haar ten goede komt, wijsheden en dwaasheden, en dat er „geen kwaad in de stad is, dat de Heer niet doet." Door Hem worden de koningen verheven en door Hem vallen zij. „Hij formeert 't licht en schept de duis ternis; Hij maakt den vrede en schept het kwaad. Hij, de Heer, doet alle dingen." (Jezaia XLV:7)4 De Heidenen overwogen, dat de Goden, wanneer zij 'n mensch ten onder wilden brengen, begonnen met hem 't verstand te ontnemen: „Quod Jupiter vult perdere, dementat prius." Wat er in de laatste dagen van uit Rome over de wereld is losgelaten, doet twijfelen aan gezond ver stand, en gelooven aan den naderenden ondergang van het kerkelijk Rome. „De bitterheid van gif wordt nooit verzoet," en bit ter en giftig tevens was de bul: „Editae saepe dei ore sententiae", die voorkwam in nummer 9 van de ,.Acta Apostolicae Sedis" onder dagteekening van 26 Mei 1910 en geschreven door Paus Pius X. De ontroering, door de daarin voorkomende woor den verwekt, heeft men getracht te doen bedaren, door te zeggen, dat de vertaling niet deugde. Denkt Merry del Val soms, dat hij en de Paus alléén latijn kennen, en dat hij evenals de Japansche gezant, na den moord op Ketteler, ze aan het Duitsche Hof alles kan wijs maken, wat hij wil? Dat hij zijn tong kan uitsteken en met zijn vuist dreigen, en dan zeg gen kan: „dit beteekent, dat wij zoo grooten eerbied voor u hebben"? Denkt hij dat? Nu, dan vergist hij zich. Het meerendeel der Protestanten is wel niet ooi ijk; maar daarvoor zijn ze toch nog niet stom genoeg. De smaad, door Pius X het Protestantsch Europa in 't aangezicht geslingerd, is verstaan, en er zul len Katholieken genoeg zijn die nu nog hehooren tot de Roomsche Kerk wien dit te bar is, en tot het besef komen, dat ware vroomheid en christenzin hier niet aan 't woord waren. En dat 't allerminst 'n „Plaatshekleeder Gods op aarde" past, te doen, zoo als nu de Paus gedaan heeft. Is dat de manier „om de gescheurde rock van Christus te heelen"? „Siet, ick ijvere goet te maacken, wat anderen kwaats de den," Heeft de Paus aan dien ijver gedacht, toen hij die bulle schreef? Hij heeft gedacht nog te kunnen doen als Grego- rius VII of Innocentius III, en gemeend tegen vorsten en volken te mogen zeggen, wat hem voor den mond kwam. Maar die tijd is voorbij. Hij heeft, in den waan zijner macht en zijner heerlijkheid zich aange steld als 'n nagekomen Nebucadnezar. „Maar terwijl het woord nog was in des konings mond, viel er 'n stem uit den hemel, die zeide: U, o koning Nebucad nezar wordt gezegd: Het koninkrijk is van u ge gaan.'" (Daniël IV:31). Zoo zal 't ook den Paus van Rome gaan. Niet alleen door die enkele bul, niet alleen door de hei ligverklaringen, niet alleen door den verkoop van wonderdoende relieken, door het wonderdoende Ma riabeeld van Kevelaer of het water van Lourdes; niet alleen door die kolommen-lange couranten-arti kelen of door deze brieven; maar door al die dingen te zamen, en door 't gezond verstand en 't zich steeds meer ontwikkelend gevoel van broederschap 'het meest. We leven in een tijd van critiek en we tenschap en onderzoek; en de mystiek van deze kracht behoort voor goed tot het verleden. We geloooven niet meer aan wonderen, evenmin als aan een alleen zaligmakende kerk of kerkleer. We gelooven nu alleer nog maar aan God en aan de God-geboren Mensch heid. En als dit geloof ons niet zalig kan maken, dan 'willen wij het niet eens worden. Ik althans niet. En er zijn duizenden en tien-duizenden Joden en Room schen en Buddhisten en Lutherschen en Remonstran ten en gewoon Hervormden, die er precies zoo over denken. Maar deze streven daarom alleen de aard- sche dingen nog niet na en maken daarom van hun huik hun God niet, zooals de Paus hen tracht aan te wrijven. Als man van de twintigste eeuw en be- hoorende te staan op 's levens hoogte, had hij dit be- hooren te weten. Maar de Paus en heel de Roomsche Kerk is in dit weten meer dan achterlijk. Goethe was hen ver vooruit, toen hij in zijn „Gedichte" schreef: „Juden und Heiden hinaus!" So duldet der christ- liche SchwSxmer. „Christ und Heide verflucht!" murmelt ein Jüdischer Bart „Mit den Christen am Spiesse und mit den Juden im Feuer!" Singt ein Türkisches Kind, Christen und Juden zum Spott. Welcher ist der Klügste? Entscheide! Aber sind diese Narren in deinem Palast, Gottheit, so geh' ich vorbei." GOETHE. En er zijn er tegenwoordig, behalve Goethe, heel wat, die van 'n hemel, waar zulke „narren" zijn zou den, niets weten willen. De Hervormers keerden zich wel af van de Roomsche kerk, maar niet van God; en zij die zich tegenwoordig van de kerk af koeren, worden daarom nog geen lichtmissen, streven daarom het aardsche nog niet na. Veeleer is het te genovergestelde op te merken; en treedt terug-trek ken in eigen vroomheid en nadenken meer en meer in de plaats van waarheden ons door anderen aan gebracht. Hoe de Roomsche Kerk echter de teekenen der tijden verstaat, moge in de dagen die komende zijn, ons Spanje leeren. Spanje heeft ook eindelijk lang zaam meegaande op het pad van Beschaving en Men- schelijkheid vrijheid van eeredienst afgekondigd Voor alle godsdiensten. Elk mensch, die iets in zich draagt van Jezus' geest, zal zich daarover verheugen, en den wensch uiten, dat Rusland nu weldra volgen mag. Maar- de Roomsche Kerk is er woest over. Al weer maar meer ketters! Alweer maar meer men schen, die hun verstand gaan gebruiken! Kardinaal Aguirre, aartsbisschop van Toledo en hoofd van het Spaansche episcopaat, zal den veldtocht leiden. Alle prelaten zijn door hem aangeschreven om vergaderin gen te beleggen en de geloovigen aan te vuren tot protest tegen die verderfelijke vrijheid van godsdienst. Het Ministerie moet ten val worden gebracht; en zelfs de Markiezin de Comilias ageert en protesteert tegen de laatste koninklijke verordening. In Rome worden vergaderingen belegd, om de Spaansche poli tiek en de Spaansche concordaatskwestie te be spreken en af te keuren. En dan kan in Spanje zooiets gebeuren als hier te lande gebeurd is in den tachtigjarigen oorlog: hard tegen hard. Want de Roomsche Kerk zal niet toege ven, en 't Spaansche Ministerie en het Spaansche volk evenmin. Een ding is zeker: de „Rosa mystica" gaat voorloo- pig niet naar Madrid. Voorzichtig Rome! Voorzichtig! Uw dagen konden wel eens spoediger geteld wezen, dan gij vermoedt. Denk aan de Geuzen, en denk aan heel het Protee- tearende Holland van voorheen! „De pols verdraagt geen keten, Leen prikkel duldt de hiel. E: vrijheid van geweten de ademtocht der ziel." De geschiedschrijver schreef waarheid, toen hij van de edelen, die aan Margaretha 't verzoekschrift voor legden. zeide, dat 't „geen boeven en piraten" wa ren", die een verbond hadden bezworen, „Maar rouwende onderzalen In 't reinst en 't dierst gewond'". Bedenk ditAlle, die 't niet met u eens zijn, zijn geen gauwdieven of misdadigers! Misdadig wordt gij, als ge 'n mensch verbiedt vrij en vroom te zijn. Denk aan Frankrijk l Denk aan de misdaad, de hebt gij het vuur tegen hem niet gestookt, waar daar gelegenheid toe was? Kom tot uzelf, beken uw dwa lingen, uw zucht tot heerschappij. Beken dat Frankrijk de misdaad tegen Dreifusz gepleegd, beantwoord heeft met aan u de gehoorzaamheid op te zeggen, zooals Holland dit deed, zooals Spanje dit doen zal. Beken, dat uw zoeken naar Gods Koninkrijk in 'n verkeer de richting was, en kniel neer voor dat groote altaar van onzen goeden God, waar voor allen plaats is, voor Allen, ook yoor U. H. d. H. FOUTEN. Als het hoofd 'n fout maakt, dan bemerkt men dat, o zoo spoedig. Uw boek klopt niet, uw rekening sluit niet, uw kas komt niet uit, In uw kleeding wordt het merkbaar en uw vijanden zullen er het ergste van vertellen. Ge zult worden nagekeken en door onop gevoede menschen worden nagewezen; vrienden zul len er met u over spreken, en als de omstandighe den 't er op toeleggen, kan 't wel wezen, dat ge voor den rechter moet verschijnen en u voor den rechter te verantwoorden hebt. En als dat dan allés en alles gebeurt en gebeurd 1 s, als dan de vrienden uitgepraat zijn met hun vriendelijkheden en de vijanden met hun vijandelijkheden, als ge dan zelf geen raad meer weet, uitgeschreid en uitgepractiseerd zijt, dan be teekent dat alles: niets! Hoort ge dat? Niets! Want 'n fout, die het hoofd maakte, kan ten allen tijde weer terecht komen, kan ten allen tijde weer in orde worden gemaakt. En 't is de vraag, als ze eens nooit weer terecht kwam, en eens nooit weer in orde gemaakt kon worden, of 't dan nog wel zoo erg zou wezen. Maar erger is 't, wanneer het hart zich vergiste en 'n fout beging. Die komt nooit terecht en kan nooit worden goed gemaakt. Want 'n fout van 't hart komt niet dadelijk aan 't licht; die bemerkt men pas na zeer langen, tijd, misschien wel na jaren en jaren, als zij zich heeft ingevreten in ons hart en zich vermengd heeft met ons hartebloed. Een fout van 't hart, 'n vergissing van onze liefde komt pas aan 't licht, als 't voor goed te laat is; ook te laat voor alles wat nog komen moet en komen zal. De fouten van 't hoofd en die van 't hart verschil len niet van graad, maar hun aard is verschillend. Die van 't hoofd raken den buiten-, die van 't hart den binnenkant van 't leven, 't leven zelf. Zoo min als 'n scheur in ons gewaad ons lichaam pijn doet, zoc min raakt 'n fout van ons hoofd ons werkelijke leven. Maar evenzeer als ons lichaam pijn gevoelt en lijdt, als 't beleedigd wordt; en ontzien moet worden, om dat het de draagster is van ons kostelijkst a.1, en dat &1 verloren zal gaan als het lichaam zou verloren gaan en behouden zal blijven, zoolang het lichaam behou den blijft; zoo zijn ook uit het hart de uitgangen, des levens, en zal verwaarloozing van dat hart en elke leugen en fout door of tegen haar begaan, zich openbaren in verwoesting, die 'n nasleep van verwoes tingen achter zich heeft, al wil de ijdele en onnaden kende mensch dit niet inzien of erkennen. Een gelogen liefde aan te nemen ls even erg als 'n gelogen liefde te geven; en 'n grooter fout dan een van die beide kan 't hart nooit begaan. Dit is des levens tweesprong; hier moet 'n mensch kiezen met zijn hart, en vergist hij zich, dan is die vergis sing nooit meer goed te maken. Dan is 't leven kapot en geen honderd hoofden zijn in staat, de dwa ling van dit éene hart te herstellen. Het verstand en het berekenend nadenken schuilt in het hoofd, en het kan den buitenkant van ons leven voor heel wat kommer vrijwaren; maar het geluk is afhankelijk van onze wijsheid, die haar troon heeft opgeslagen en gevestigd in ons hart. Wie haar beleedigt, begaat, om met de Schrift te spre ken 'n zonde tegen den Heiligen Geest, die nooit vergeven kan worden. Bewaar daarom uw hart boven alle dingen, die te bewaren, zijn, want uit hem zijn de uitgangen des levens. FRANKRIJK IN NOOD. Senator Lannelongue heeft hij den Senaat een roor- slel ingediend om de ontvolking van Frankrijk tegen Ie gaan met behulp van de volgende maatregelenver meerdering van militaire plichten voor ongehuwde man nen boven negen-en-twintig jaar; verplichting voor alle staats-, departementale en gemeente-ambtenaren om ge huwd te zijn op vijf-en-twintigjarigen leeftijd. Ambte naren, die minstens drie kinderen hebben, zullen ge-1- delijke voordeclen genieten in hun betrekking en ook bij hun pensionneeringopheffing van de bepalingen in het burgerlijk wetboek betreffende de beschikbare gedeelten eener nalatenschap, met de bedoeling, dat het recht van den vader van een gezin om vrij te beschikken over zijn ouderlijk erfdeel geen vrees kan doen ontstaan voor verbrokkeling der fortuinen door het toenemen van het aantal kinderen. I ADVERTENTIE IN 'N AMERIKAANSOH BLAD. 1 !°^n.Seraakt of gestolen een min of meer zeld- 1 zaam individu dat ik in n oogenblik van verveling zoo dom was, mij tot man té nemen, 't Is 'n jongen met zwart haar en n blonden knevel, maar die er ove rigens niet kwaad uitziet al staat zijn neus niet zui- f rm hr'-, Maar h,J heeft 11 zwak karakter en loopt gemakkelijk met onbekenden mee; ofschoon hij aan den anderen kant weer verstandig genoeg is, om terug e komen, pis hij dat in zijn hoofd krijgt, <en niet door de een of andere al te mooie vrouw in, beslair genomen wordt. Hij luistert naar den naam Jim" Wie hem weer in mijn huis terugbrengt, doet 'n daad van verstandige menschenliefde, want aan zichzelf over gelaten zal hij allerlei dwaasheden doen eh misschien wel ongelukken maken. Eenmaal weer in mijn macht zal ik hem zijn lust tot het nomadenleven wel af- leeren. Voor verdere inlichtingen thuis „at tea-time", Volgt adres en onderteekening MABEL SMITH. AAN TAFEL. Man: Maar kindlief, hoe kan je nu toch iemand zulke soep voorzetten? Ze is zoo zout, dat je ze niet eten kunt. Hoe heb je dat nu toch gedaan? Vrouw: Met zout! Man: Nu ja! Maar wie doet dat nou! Denk toch 'n beetje na bij 'tgeen je doet. En denk altijd aan de spreuk: Overdaad schaadt. Vrouw: Ik begrijp werkelijk niet, hoe je over zoo'n kleinigheid zooveel woorden gebruiken kunt Wat is er nu nog goedkooper dan zout? Er is nog voor geen cent in. TOCH WEL BAR! In het Lagerhuis is gisteren het geval ter sprake ge bracht van een Engelscnman met klinkenden naam, die buiten op een weg fietsende door een rijtuig werd over reden, waarbij hij een sleutelbeen brak, wonden aan de beenen opliep en een oor hem bijna van het hoofd werd gescheurd. De man had zijn gevoelens toen lucht gegeven in zeer krachtige vloeken. Daarvoor werd hij voor den rechter gebracht en veroordeeld tot een pond boete en de kosten van het geding. Minister Churchill vond geen aanleiding de straf ter kwijtschelding voor te dragen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1910 | | pagina 9