Naar Amerika. Niervergiften Een slecht humeur mam het hemelruim tot ons komen, en aan dezelfde wei ten onderworpen zijn als welke onze planetenwereld beheerschen. En meteoren en stof, als doode kosmische mateiie, schijnbaar doelloos in het donkere heelal rond dwalend, worden aanhoudend de aarde toegevoerd, ver- cenigen zich met onze bewoonde wereld om daar mede Ie werken zelfs aan het organische, bezielde gedeelte van den eeuwigen kringloop. Amsterdam, .Tuli 1910. SCH. Door PETER ROSEGGER. Wat zat hem dwars? Zóo kwaad gemutst was hij nog zelden thuisgekomen. Hij hield namelijk al toos, wanneer hem iets in den krop stak, den linker schouder omhoog-getrokken en het hoofd schuin er over heen. Hij zeide ook heel niet „Goeden dag, Fina", toen hij binnentrad, maar schopte tegen een stoel, hoewel die hem heel niet in den weg stond. Zijne jonge vrouw keek hem aan. Hij zeide echter geen boe of ba, maar stiet den kapstok tegen den wand, toen hij den hoed er aan ophing. Nu vroeg zij: „Wat heb je, Siebert? Wat schort er aan?" Hij liet zich op een stoel vallen, dat het kraakte, en antwoordde dof: „Ik ga naar Amerika." „Hemel, man, wat Is er dan nü weer aan de hand?' „Ze willen mij een pak slaag geven!" „Wie?" „Mijn kameraads. Omdat ik niet wil meedoen met de werkstaking. En ik wil niet, omdat fit er geen heil in zie. Ik verdij 't! Ik doe 't niet!" „Daar heb je gelijk aan. Dat is braaf van je!" „Houd je mond!" snauwde hij. „Ik vraag niet naar je meening en afrossen laat ik me ook niet. Ze zullen mij van mijn lijf blijven! Met vrede zullen ze mij laten!" „Wel, loop er dan uit en zoek wat anders. Werk vindt een mensch overal." „Dat zeg je zoo maar ik weet wel beter. Hoe lang heb ik loopen zoeken, zeg, vóór ik eindelijk bij geluk iets gevonden heb in deze driemaal vervloekte ijzerdraadfabriek?" „Omdat je zoo kieschkeurig bent. Omdat niks en niemendal je naar je zin was, goed genoeg was voor meneer. Bij Klockel, den boer, had je driemaal in dienst kunnen komen." „En driemaal heb ik den brui er van gegeven. Waarom? Omdat ik geen varkenskost wil vreten, en omdat ik mij 's nachts niet wil laten opvreten van de luizen. Doe jij dat, als je er zin in hebt!" „Dank je! Bij de stadsrioleering heb je 't ook niet uitgehouden." „Jawel! Smakelijk eten! Steek jij maar je neus er eens in dan spreken we elkaar nader. O zoo? Dan zal je wel begrijpen waarom ik er renons aan heb gehad. Denk Je dat ik me de pest op mijn lijf ■wil halen?" „Nou nou honderd anderen houden 't er wel bij uit, verdienen een mooi stuk geld en loopen 's Zondags als banjerheeren langs de straat." „Opzichter bij de straatreiniging wou ik worden," liep hij stampvoetend. „Dat zou mij lijken." „Maar dat krijg je niet. Daarvoor zijn twintig an dere sollestanten je vóór." „Net zoo! En daarom ga ik op staanden voet naar Amerika. Mijn zwager heeft mij telkens al geschreven dat ik maar komen moest. Die heeft 't daar goed. Bij zit er in Abraham's schoot." Na eene poos, terwijl de vrouw boven het fornuis aan het middageten doende was, riep zij luid: „Ik zou 't je toch niet raden, Siebert! Loop nou niet wéér tegen de lamp! Dat laatste briefje van Maarten was alles behalve mooi. 't Schijnt dat de gebraden eenden daar óok al niet zoo maar door de lucht vliegen." „Ja ja, dat in Amerika niet alles goud is wat er blinkt, dat wist mijn grootje al," merkte hij diep zinnig op .„Maar ondertusschen duizend dollars heeft Maarten toch al overgelegd. Dat kan ik hier in der eeuwigheid niet, al zou ik mezelven vijftig jaar lang het bloed uit de nagels werken. Al 't vet is hier van den ketel, 't Is concurrentie overal, en ze grissen elkaar 't brood uit de vingers. Ik weet waarachtig niet meer waar ik 't zoeken moet!" „Volg mijn raad, Juul. Probeer 't nog eens met ie oude ambacht." „Kleeremaken?" schreeuwde de man, met krij- schende stem. „En waarom niet? Je bent geen slechte kleer maker geweest. De klanten werden graag van je be diend. En mijn vader wil je zoo goed vandaag als morgen weer aannemen." „Hihihi! Knecht zou ik worden bij je vader? Nee, nee, Fina," liet hij er gemoedelijk op volgen „dat nou 't allerlaatst." „En als ncu vader de zaak aan je overdoet? De man is niet meer jong, en krukkerig wordt hij óok." „Loop naar de maan! Laat mij met vrede! Ik wil geen kleermaker wezen. Ik ga naar Amerika." Nu zweeg de vrouw en bracht hem zijn bord zuur kool met een hompje rookspek er bij. Haastig sloeg hij het eten naar binnen. Zij keek naar hem en ,,ik weet het niet, dien mijnheer ken ik niet.'' „Neen maar, wat zijn die mannen toch ijdel. Steeds willen zij complimenten hooien en vleierijen. „Gij moei bepaald slechte ervaringen hebben opge daan, sedert wij elkaar de laatste maal hebben gezien." „integendeel, de allerbeste. NVij hebben ons intusschen verloofd." „Zij zeide met opzet „wij", omdat zij wilde zien, of dit hem niet ergerde. Hij zeide: „Wel, dan feliciteer ik u van ganscher harte." „Dank u. Maar ik ben niet de bruid, maar mijn zuster. Zij trouwt met een docent uit Jena." Hij herhaalde zijn gelukwensch. ,,L is bepaald zeer vlijtig mijnheer Roshauer?" „Och ja, ik doe wel wat." ,,U doel heel veel. Men vertell ware wonderen van u." „Om hemels wil juffrouw, aanstonds beginnen de menschen nog met bedevaarten naar mij toe te houden. Ziet u juffrouw ik kan die wonderen niet best ver dragen. Mij is het natuurlijke het liefst." „Dus u schilderl alleeij millionnairsmannen?" „Is mij niet bekend." „Speel toch geen, comedie. De gansche stad vertelt immers dat de hertogin van Malcestershire, met acht tien millioeu bruidsgift, van zichzelf een Cobton, met een extrareisgelegenheid van New-York naar hier is gekomen, alleen om zich door Roshauer te laten schilderen." „Dat is allemaal best mogelijk. Maar ik schilder haar niet." Tilde zette groote oogen. „Ja maar, om Godswil, waarom dan niet?" „Omdat dat gezicht mij niet mooi genoeg is en verder haar gansche gansche Hij maakte 'n handbeweging, die uitdrukken moest dat die vrouw in haar gansche optreden hem mis haagde. „Wel ja, die menschen hebben een idee, alsof zij maar behoeven te gaan zitten. Dat mensch wilde ge schilderd worden met een kroon op haar hoofd, en op een stoel met rood hermelijn met een wapen er op. Slechts de geldzakken mankeerden alleen nog maar en de zwijnen of ossen van mijnheer papa, Zoo wil ik geschilderd worden," heeft zij mij gezegd, alsof het meubel er eenig begrip van had. Toen heb ik gezegd, dat het mij zoo niet paste, en haar paste het niet, zooals ik wilde en toen heb ik gezegd: „hoogheid ik geloof, dat het beter is, dat u zich tot een ander weudt, hofschilder ben ik nu eenmaal nog niet. Daarbij is het gebleven. En ik heb goddank nooit meer iets van haar gehoord." Tilde bewonderde dezen man op dit oogenblik, dacht: „Dat hij vandaag weer zeo giftig is!... Nou ja ook als ze hem hebben willen afrossen... Veel 13 er hier niet voor hem te halen dat staat vast. En straks, na zich nog eens bedacht te hebben, begon zij weer: „Zoo? Jij gaat dus naar Amerika... Goed en weï. Maar wat moet er dan met mij gebeuren?" Hij hield even met kauwen op en keek haar groot aan. „Met jou? Wat klets je toch? Dat spreekt van zeivers. Jij gaat mee." „Mis mannetje! Nou reken je buiten den waard hoor! Naar Amerika ga ik niet mee, al zouden ze mij met zes paarden er heen trekken." „Met zes paarden ga ik er óok niet heen. Maar wel met een groot stoomschip. Dat gaat nog wel zoo glad." „Steek er nou maar den gek niet mee. Je weet wel hoe ik 't bedoel. Ik blijf bij mijne ouders. „En ik zeg je dat je mee gaat." „Zoolang de oude lui nog leven, in geen geval." „Ei ei? Ben je dan vergeten wat je in de kerk hebt beloofd?" „Wat dan?" „Vader en moeder te verlaten, en Je man te vol- gen." „'t Kan me niet schelen. Ik blijf hier al zou je op je kop gaan staan. Jij kunt doen wat je ver kiest." Daarmee was het gesprek voorloopig uit. Wanneer de vrouw zulke harde woorden bezigde, dan bestierf den man de stem in de keel, en hij kon van erger nis geen geluld meer geven. Daarbij bedacht'hij niet hoe hard zijne eigen woorden waren, om van haar te vergen dat zij zoo ineens maar huis en honk verlaten zou en heentrekken naar een wildvreemd land. Want, kijk, zij hield wel veel van den man. Maar zich met geweld, als eene koe aan een touw te laten meesjorren dat was haar toch te kras! Neen! Al zou hij ook met een stok achter haar aan zitten daar naar den overkant kreeg hij haar niet. Er verliepen weken, en over de zaak werd niet meer gesproken. Siebert bleef werken aan de ijzer draadfabriek en zijne kameraden bepaalden zich er toe, dat zij niet tegen hem spraken en over hem heen keken alsof hij er niet was. Op den langen duur was dit hem pijnlijker, dan ineens een pak slaag zou zijn geweest. Want Siebert behoorde, on danks zijne eigenzinnigheid, tot die weekhartige indi viduen, die niet goed kunnen hebben dat iemand boos op hen is. En nu waren er hier honderd-en- vijftig menschen, die hij dagelijks om zich heen had, boos op hem! Dat was toch niet om uit te houden. Straks begon hij thuis weer over Amerika; zijne vrouw deed alsof zij aan dat oor doof was. In zijne vrije uren liep hij naar bekenden en vroeg hun om raad, wat zij er wel van dachten?Ja, als hij 't zélf niet wist, antwoordde er een, dan moest hij maar liever stil thuis blijven. Het landverhuizen was wa rempel geen plezierreisje. Dat ging veeleer om leven of dood; en dus moest men 't wel terdege met zich- zeiven ééns zijn, vóór men er toe overging. Anderen weer meenden: als zij geen kinderen op hun hals hadden en zoo vrij waren als Siebert, dan gingen zij er óok heen. Want een ezel was 't, wie niet de gelegenheid aangreep om van de wijde wereld eens een stukje te zien. En dan nog wel als zijn zwager in Amerika hun een handje wilde helpen! Dan had hij zoo goed als gesneden brood. Dan behoefde hij zich warempel niet lang meer te bezinnen! Het malst deed zijn vriend Lops, de dikke zadelma ker. Die liet zijn buik schudden van 't lachen, toen Siebert vol heiligen ernst verklaarde, dat hij op staanden voet naar Amerika wou. „Je zult natte kousen krijgen, jongenlief," giegel- de hij. „Ik zou maar liever varen." Voor zulk een flauwe aardigheid trok Siebert maar weer den linkerschouder op. Van zoo'n dommen zadelmakersknecht had hij een beetje meer respect voor zijn heldhaftige plan verwacht. En Siebert broedde voort op zijn plan. Telkens herlas hij de brieven van zijn zwager Maar ten. In den eersten tijd van zijn verblijf in Amerika placht die zwager, de man van Siebert's overledene zuster, heel dringend te schrijven „Julius. kom toch over 1 Hier is geld te verdienen! Hij werkte aan den Mississippi op eene hoeve. In het derde jaar schreef hij dat hij daar zoo iets als op zichter in eene slavenkolonie was. Hierop had Sie bert ongeveer als volgt geantwoord: „Ja, zwager, ik neb er wel ooren naar. Deel mij dan maar eer.s mee, hoe je de reis gemaakt hebt. Wat ik vooraf nog thuis te doen heb, dat weet ik zelf 't best. Maar voor de nest heb ik raad noodig. Ons opgespaarde geld, van mij en mijn vrouw, bedraagt zoowat vijfhonderd gulden. Jij bent, voor zooveel ik weet, met nog minder van wal gestjken. Schrijf mij dus maar van alles, en gauw ook Want je weet niet hoe de Oude Wereld mij de keel uithangt." Aldus schreef hij aan dien zwa ger, en nu wachtte hij op nader bericht. Met zijne vrouw was hij 't na harden strijd ééns geworden. Zij had in 's hemels naam hare handen er maar bij in den schoot gelegd. Want als hij zich een maal iets in het hoofd had gezet, dan was er geen redeneeren tegen. Hij zou nu toch thuis geen rust of duur meer vinden, en voor alles wat er verkeerd want het was toch een vermogen wat hij in éen slag had vergooid, alleen om zijn smaak maar geen geweld te behoeven aandoen. Maar niet alleen een vermogen, maar een vorste lijk inkomen nog in de toekomst, want het portret van deze Amerikaansohe geldhertogin had bepaald groot opzien gebaard. Andere dollarprincessen wa ren haar daarin voorgegaan. Zij begreep niets van dezen man, niets van zijn on- buigbaren, sterken wil voor kunst, die elk klein com promis met den smaak van het publiek, of conven tie woedend van de hand wees. Hij wilde niet dat er met zijn kunst gehandeld werd als met mijnaan- deelen en dergelijken, en met een norsch gebaar wees hij dan van de hand, waarvoor anderen zich de voe ten tot bloedens toe hadden geloopen, alleen om dat te kunnen bereiken. „Weet je, ik heb nu een ander portret gemaakt die Cholevius. Ik weet niet of u haar kent." „Maar natuurlijk, die was immers op onze bazaar, zelfs bij de bazaarpost. Dat zal een heerlijk portret zijn. En dat hebt u geschilderd?" „Ja, dat wil zeggen, ik heb een schets gemaakt. Zij is een prachtvrouw. Wanneer er nog eens zulk een vrouw uit Amerika kwam, dan kon men God daarvoor n.og eens danken en de wereld op zijn kop zetten." „Vooral mijnheer Anton Roshauer zelf, naar mij toeschijnt."' Hij schudde ontkennend het hoofd. „Neen, mij niet. Voor ons deugt zoo iets niet. Wij zijn dikhuiden en staan liever op onze voeten. Op ons hoofd staan en met duizenden rondom ons smijten, dat past ons niet. Daarvoor zijn wij te dom en te gemakzuchtig, net zooals ge het wilt op vatten. Het heeft mij zeer veel genoegen gedaan u te ontmoeten. Ik heb de eer." Zij dankte met een hoogmoedig lachje. Bah, die schilders waren allen onuitstaanbaar. En wat een triomf tegenover dezen Roshauer als zij eindelijk als de verloofde van Saranoff voortstapte welk een triomf. HOOFDSTUK 6. De spoorwegdirectie kon met de verloving van München met Jena tevreden zijn. Mevrouw Von Merk was reeds menigmaal met Franzi naar Jena geweest, om een woning te huren en andere zaken te regelen en inkoopen te doen. Dr. Benedict was tweemaal kS„eu ?°udag gekomen, om zijn verloofde te bezoe ken. Met de vacantie zou de bruiloft zijn over ulUettën ee.f?nn S" hoo'de meu alleen mama Merk. di„ alles V*. eerstTHrm^hal liep zou hij de schuld geven aan zijne vrouw, dat. die zijn fortuin in den weg had gestaan. Hij moest dus maar gaan. Zij echter bleef bij hare oude en gebrekkige ouders, zoolang die nog leefden. En wan neer de oudjes het tijdelijke gezegend hadden, dan reisde zij haren man na als hij namelijk daa - ginds dan nog was. Onverschillig of 't hem in Ame rika goed of slecht ging. zij zou Hef en leed met hem deelen. Maar eerst moesten hare ouders op het kerkhof liggen, «aren man zou zij naar menschelijke berekening toch langer hebben, dan hare oade". Overigens liep het vrouwtje, nadat dit zoo beklon ken was, erg stil en in zichzelf gekeerd rond. Eigen lijk berouwde het haar toch, dat zu zoo had toe gegeven. Aan hare ouders kon zij het toch ook me zeggen, dat het wachten zou zijn op hun overladen. Dat mocht zij dien goeden zielen toch niet aandoen. Want die zouden dan altoos het gevoel hebben, dat zij zich wat moesten haasten met sterven, om o® vrouw niet langer van den man af te houden. Kort en goed, de oudelui mochten er niets van weten Siebert heeft eindelijk alles op orde gebracht en is reisvaardig. Hij wacht nu nog slechts op een brief van zijn zwager. Vorige brieven hadden heen en terug zoo ongeveer eene maand noodig gehad; en nu was het reeds de negen-en-dertigste dag, sedert Sie bert zijn schrijven naar Amerika had afgezonden. Ant woordt zwager Maarten niet, dan kan dit enkel te beduiden hebben: Goed! Kom maar. Het is all right... Ja! Zóo gretig op Amerika was de man gewor den. Wat trekt, wat lokt hem toch zoo?... Wel, zijn goed gesternte. Het voorgevoel, dat hij daarginds fortuin zal maken, zooals duizenden anderen reeds, die binnen weinige jaren daar menschen in bonts geworden en als millionnairs teruggekeerd zijn.Nu, een miliioen begeert hij niet eens. Als hu honderd duizend dollars heeft, dan zal hij óok al tevreden zijn en naar het oude land terugkomen, om zich in de huurt van Graz of van Weenen een buitentje te koo- pen en lekkertjes zijn gemak er van te gaan nemen als rentenier. Eindelijk dan was de tot het vertrek bepaalde dag aangebroken. Den nacht tevoren den laatsten nacht hadden de echtelieden Siebert nog met elkaar gepraat tot de morgen grauwde. De vrouw kon hem maar niet genoeg op het hart drukken om toch voor zichtig te wezen, en om niets aan boord te vergeten, en om goed op zijne spullen te passen, en om eerst het geld uit zijn borstrok te halen, vóór hij dien in de wasch deed. Zij had namelijk de ingewisselde Ame- rikaansche banknoten in zijn wollen lijfjak genaaid, en een klein heiligenpopje er bij, tot meerdere ze kerheid. Hij had zich een nieuw pak aangeschaft, van Tiroler wol; en in den binnenzak van de jas stak een revolver. Dat had zijn zwager eens ge schreven. In Amerika draagt men in den zak in plaats van eene tabakspijp een revolver. Fina was 's ochtends naar de vroegmis gegaan en had in de bank voor een zij-altaar geknield. Daar kon zij ongestoord en op haar gemak eens uitwee- nen. Thuis, voor h. em, speelde zij de kalme, ja zelfs een beetje de onverschillige. Nu 't er eenmaal toe lag en er niets meer aan te veranderen viel, vond zij 't doelmatiger, haar gemoed te verharden, en niet te verweeken. Nog had zij hem zijn lievelingskostje voorgezet, pannekoeken met honing. Hij taste dapper toe en peinsde: „De Hemel alleen weet wanneer ik weer pannekoeken met honing eten zal!"Fina zelf at, weinig. Zij had reeds in de keuken, onder het bakken, te veel geproefd. En toen gingen zij naar het station. Een groot va lies en een kleine handkoffer, dat was heel de ba gage. En een grijzen „sjaaldoek" had Fina hem ge kocht, om mee te nemen. Want op zee, had zij ge hoord, kon 't ongenadig koud wezen. Het biljet was genomen tot Triest. Van daar uit zou de scheepsagent voor al het overige zorgen. Het zou alles van een leien dakje gaan. In het station waren reeds menschen. Siebert's goe de vrienden en kennissen waren daar om afscheid van hem te nemen. „Gauw eens schrijven," vermaande hem menigeen. „En als 't je daarginds voor den wind gaat, dan kom ik óok over." Ook de ouders zijner vrouw waren aangesukkeld zijn schoonvader, de oude baas kleermaker, op eene kruk. „Wij zien elkaar voor de laatste maal, Julius," zeide de oude heel kalm. Siebert keek hen er eens op aan, hoe lang hij zijne vrouw wel zou moeten missen. „Gaat de reis naar boven of naar beneden?" vroeg de vader, enkel maar om iets te zeggen; want hij wist reeds lang, dat zijn schoonzoon niet over Bre inen, maar over Triëst reizen zou. De trein van Wee nen was juist ajfgeroepen. Fina stond er zoo bij, zwijgend, bleek tot over de lippen. „Pas op dat je niks verliest," fluisterde zij hem nog eens toe; en dan was zij weer stil Hij zelf hing den vroolijke uit; maar hij had toch óok niet de frissche kleur van gewoonlijk. De oude kleermakersvrouw praatte zachtjes, maar heftig, tegen een buurvrouw. Zij was verontwaardigd. „Zie je wel hoe hard 't scheiden hun valt?... Maar wat wezen moet, dat moet wezen... Hij heeft 't ge wild, die stijfkop... Ik wensch hem niet toe, dat 't hem berouwt... Maar éen ding hoop ik nog te be leven: dat hij met de kous op den kop terugk Daar de trein nog altoos niet verscheen, wiid^ I bert toch nog eens een woordje tot zijne e M zeggen. "SI „Nou dus we hebben dus alles Vergeet nu niets." „Neen neen." Daarop praatte hij weer met de anderen. Iemand kwam aangeloopen met eene flesch wc „Een glas tot afscheid!" I Maar op hetzelfde oogenblik kwam de trein J gerold. Haastig sloeg Siebert het hem gereikte wijn naar binnen. Een tweede glas moest Fi^ drinken. Zij klonk met hem hare vingers beef" en zij nam een teugje. 1 -» Nogmaals reikte Siebert naar alle kanten de b» J De twee oude menschen hielden ze lang vast, tl de trein reeds stond, zoodat hij zich met ge» f moest losrukken, om nog haastig tot zijne vrom/f zeggen: ,Houd je maar goed, meidlief! Geef me nog zoen." Siebert pakte gauw valies en koffertje, lie;) I een wagen derde klasse en sprong op de trede. I „Eerst laten uitstappen!" riep de conducteur;v I uit den wagen kwam een met pak en zak bèJJI man, die tegen den haastigen Siebert aanbotste Maar toen de uitgestapte op het plankier stond de ingestapte in den coupé uit het raampje keek de laatste een luiden schreeuw: „Heer in den---! Zwager! Ben jij 't, zwager Ma» ten?" „Ja zeker. Wie anders?" antwoordde de uitgeste te, en zijn gebruinde gezicht grinnikte. „Wel tf bert, waar moet 'Jij heen?" „Naar Amerika! ik wil naar Amerika"! „Ho! Stop! Wacht even!" schreeuwde de zwa» naar voren. En Siebert schreeuwde hij toe- p. er uit, kerel! Kom er uit!" En Siebert strompelde, terwijl reeds de trein zi, in beweging zette, met heel zijn rommeltje de tred weer af. „Wat is er dan? Wat is er dan, zwager?" rr(J hij heel verbouwereerd. „Hier blijven! Bij Je wijf blijven zal je'." \achr de zwager, en hij breidde zijne armen uit, „Ik za je de Nieuwe Wereld stinkt!" En terwijl zij elkaar in de vreugde des wederzien, omarmden, stoomde de trein het station uit. N. R. Crt RECLAMES- ontrooven den lijder zijn gezondheid, geluk en leven. De nieren zijn de belangrijkste organen van ht lichaam, omdat zij het bloed filtreeren. Wanneer z gezond zijn. dragen zij zorg voor de afscheiding var. 11 ..1 n L i Ivm ,<k 11 f L nt I ïnUnnw V alle vloeibare onzuiverheden uit het lichaam. Zijn zij daarentegen ziek, dan is het geheele lichaam ziek, omi dat het bloed de onzuiverheden op zijn weg door bet zaal lierei zon: len bestellen, stond Franzi erop het grootste deel harer kleederen zelf te knippen en preciesvolgens haar aanwijzingen in huis te laten naaien. „Maar Franzi, dat is zoo klein-hurgerlijk." „Neen moeder dat is alleen naar mijn smaak. Gezelschaps- en baljaponnen mag maken wie u 'wilt, maar mijn huisjaponnen, mijn blouses en dergelijken wil ik hebben geheel volgens mijn hoofd." Tilde zat dikwijls druk te werken aan het bruilofs geschenk voor haar zuster zij schilderde. Zij was de eenige der Merks die een weinig aanleg had en dat moest wat geleid en opgevoed worden. Nu pen seelde zij aan een stilleven. Olga Hertling kwam in deze dagen dikwijls alleen thuis om te dineeren. Zij was met mama ijverig in de weer voor het uitzet, woelde In bergen linnen, damast, kanten, zijde enz. en verheugde zich erover dat zooveel geld aan al dat moois kon. worden uitgegeven. Terwijl de vrouwen zoo in vroolijke voorbereidingen zwelgden, verloren de mannen de zaak Saranoff niet uit het oog. En op een goeden dag stond luitenant Hertling voor de elegante jonggezellenwoning in de Prinsregentenstraat. Het was nog vroeg In den mor gen, maar hij had met opzet dit uur gekozen, om Saranoff zeker te treffen. Hij had ook zijn bezoek niet te voren aangekon digd hij wilde den jongen man verrassen en hem onvoorbereid op het dak vallen. Een zeer elegante bediende opende de huisdeur, legde het kaartje van den luitenant op een zilveren blad met een groot monogram, verdween en kwam dadelijk terug: „Mijnheer laat u vragen een oogen blik geduld te hebben. Mijnheer komt dadelijk, hij is nog aan zijn toilet." De voorkamer was zeer eenvoudig, maar toch voor naam, de woonkamer zag er ook zeer net uit, alles ademde weelde. Tien minuten later verscheen de heer des huizes, zoo het scheen, goed uitgeslapen, vroolijk en vol strekt niet afgemat of nerveus zooals andere jonge lui die een vlot leventje leidden. Zijn slank lichaam was buigzaam en frisch, alsof hij juist uit de turn zaal kwam. Op zijn Slavengezicht met de vooruitste kende kaakbeenderen en de diepliggende donkere oogen, lag hier en daar nog een wit wolkje poudre- de-riz, dat bewees dat de barbier zoo juist was heen gegaan. De heele persoonlijkheid bewees dat er goe de zorgen aan lichaam en uiterlijk werden besteed, De ritmeester dacht: ik begrijp opperbest, waarom bij aan Tilde bevalt. Een l'rissche kerel dat is hij, dat moet de nijd hem 'aten. In 't geheel niet slap en verwijfd, zooa's vele Russ- 'ïeen elke mi lichaam mededrnagt en ziekte in plaats van gezond heid en kracht met zich brengt. Duizeligheid, rugpijn, rheumaliek, schele hoofdpij: waterzucht, ontsteking van de blaas, hevige lendenpij: hij hel bukken, slapeloosheid, enz. worden veroorr door de onzuiverheden in het bloed, die de nii eruit hadden dienen te verwijderen. Een goede gezot heid kan slechts verkregen worden, wanneer deze t langrijke organen gezond zijn. Het Woed moet frisdl rein en zuiver zijn. Foster's Rugpijn Nieran Pillen genezen de nie en verwijderen de ziekte-verwekkende stoffen. Zjj nezen de gevolgen van zwakke of zieke nieren, (lel dat zij de nieren genezen. Wij waarschuwen tegen namaak en maken koopc erop attent, dat op iedere doos de handteekening val James poster dient voor te komen. Foster's Hugp Nieren Pillen zijft te Schagen verkrijgbaar bij den hi J. Rotgans. Toezending geschiedt franco rui ontval van postwissel f 1.75 voer één, of 10.— voor doozen. ontstaat meestal door een slechte gezondheid en vel schijnselen als prikkelbaarheid, zenuwzwakte en luslf loosheid toonen dan ook maar al te zeker aan ds het lichaam ziek is. De Palm-Pillen hernieuwen versterken het bloed en geven daardoor het licha® nieuwe kracht en gezondheid. Dan worden ook zenuwen sterker, het humeur beter en het herstel i volkomen. Duizenden menschen hebben dal onderval den. De Palm-Pillen zullen U genezen zelfs indien aLI andere middelen niets of slechts zeer weinig uitwerk! the ten. Prijs per doos 60 cen'.s, bij alle Apothekers Drogisten. litair kijkt den kerel met genoegen aan. Maar ko®j aan, nu zullen wij eens van wal steken." De luitenant stond stram, met de linkerband 1 den sabelknop, in de rechter zijn muts. Hü ëroe J beleefd, maar toch militair-vormelijk, toen Sara»1' binnentrad en hem als man van de wereld vries lijk welkom heette en hem een plaats aanbood Nog nooit was den luitenant een gang zoo zw« gevallen. Hij was een slechte prater, daarbij z langzaam in het denken en vooral niet ?eS' féhe langs kromme wegen te gaan. Hij had in het g geen talent voor het ambt dat de familieeer mai Benedict hem op de schouders hadden geleg hij was met den besten wil bezield om ziji schap zoo fatsoenlijk mogelijk te doen. De luitenant zat in een luien stoel met een beW vel Saranoff had een leeren fauteuill bugeschoW Hij' presenteerde den luitenant zijn gouden sigare» koker. „Mag ik u presenteeren?" „Neen, dank u." Saranoff bemerkte dadelijk aan den toon, dat 41 luitenant geen vertrouwelijkheden wenschte. Hij sia7 dus het étui weer in den zak, zonder zelf een sigaa te nemen, boog zich een weinig naar zijn bezoe»e- toe, alsof hij wilde zeggen; „ik ben geheel oor.' De luitenant haalde diep adem. Zijn gelaat warm en zijn keel droog. Wat duivel. Vóór zijn daten den vijand tegemoet, dat wilde hij veel l'eï dan in zulk een lamme zaak als deze... „Mijnheer Saranoff ik moet een zeer ernstige PH met u bespreken." „Ik luister," zeide Saranoff, die met de gevouwen, zijn bezoeker aankeek. ^er(c! ,,U maakt mijn schoonzuster, juffrouw Von JD WiCVCirVL lil IJ 11 OLUUUlinUOVCH juiuuutv tv- het hof. Maakt haar zoo opvallend het hof. "yet Saranoff's gelaat, dat tot dusver een lachende1' had gehad, werd nu ernstig. Hij richtte zich u1 nonchalante houding op. „Luitenant, ik mag wel aannemen, dat u hier in de plaats van mei Von Merk komt?" „Zeker. In de plaats van mevrouw Von Mer uit naam der geheele familie." M Toen stond Sanaroff op, klapte de hakken te elkaar. ,In dat geval heb ik de eer, u de ha vragen van mejuffrouw Tilde von Merk." p; De luitenant was als uit de wolken gevalle snel en zoo beslist had hij niet durven hope do zaak zou worden geregeld. Dat was een rji sche kerel deze Rus. Had oogenblikkelijk g' waar zijn bezoeker heen wilde en liet zich eea onthalen op lange verklaringen. Ja, het w dulvelsche kerel. Wordt vervolgd-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1910 | | pagina 10