Naar Amerika.
Niervergiften
Een slecht humeur
mam
het hemelruim tot ons komen, en aan dezelfde wei
ten onderworpen zijn als welke onze planetenwereld
beheerschen. En meteoren en stof, als doode kosmische
mateiie, schijnbaar doelloos in het donkere heelal rond
dwalend, worden aanhoudend de aarde toegevoerd, ver-
cenigen zich met onze bewoonde wereld om daar mede
Ie werken zelfs aan het organische, bezielde gedeelte
van den eeuwigen kringloop.
Amsterdam, .Tuli 1910. SCH.
Door
PETER ROSEGGER.
Wat zat hem dwars? Zóo kwaad gemutst was
hij nog zelden thuisgekomen. Hij hield namelijk al
toos, wanneer hem iets in den krop stak, den linker
schouder omhoog-getrokken en het hoofd schuin er
over heen. Hij zeide ook heel niet „Goeden dag,
Fina", toen hij binnentrad, maar schopte tegen een
stoel, hoewel die hem heel niet in den weg stond.
Zijne jonge vrouw keek hem aan. Hij zeide echter
geen boe of ba, maar stiet den kapstok tegen den
wand, toen hij den hoed er aan ophing.
Nu vroeg zij: „Wat heb je, Siebert? Wat schort
er aan?"
Hij liet zich op een stoel vallen, dat het kraakte,
en antwoordde dof: „Ik ga naar Amerika."
„Hemel, man, wat Is er dan nü weer aan de hand?'
„Ze willen mij een pak slaag geven!"
„Wie?"
„Mijn kameraads. Omdat ik niet wil meedoen met
de werkstaking. En ik wil niet, omdat fit er geen
heil in zie. Ik verdij 't! Ik doe 't niet!"
„Daar heb je gelijk aan. Dat is braaf van je!"
„Houd je mond!" snauwde hij. „Ik vraag niet
naar je meening en afrossen laat ik me ook niet.
Ze zullen mij van mijn lijf blijven! Met vrede zullen
ze mij laten!"
„Wel, loop er dan uit en zoek wat anders. Werk
vindt een mensch overal."
„Dat zeg je zoo maar ik weet wel beter. Hoe
lang heb ik loopen zoeken, zeg, vóór ik eindelijk bij
geluk iets gevonden heb in deze driemaal vervloekte
ijzerdraadfabriek?"
„Omdat je zoo kieschkeurig bent. Omdat niks en
niemendal je naar je zin was, goed genoeg was voor
meneer. Bij Klockel, den boer, had je driemaal in
dienst kunnen komen."
„En driemaal heb ik den brui er van gegeven.
Waarom? Omdat ik geen varkenskost wil vreten, en
omdat ik mij 's nachts niet wil laten opvreten van
de luizen. Doe jij dat, als je er zin in hebt!"
„Dank je! Bij de stadsrioleering heb je 't ook
niet uitgehouden."
„Jawel! Smakelijk eten! Steek jij maar je neus
er eens in dan spreken we elkaar nader. O zoo?
Dan zal je wel begrijpen waarom ik er renons aan
heb gehad. Denk Je dat ik me de pest op mijn lijf
■wil halen?"
„Nou nou honderd anderen houden 't er wel
bij uit, verdienen een mooi stuk geld en loopen 's
Zondags als banjerheeren langs de straat."
„Opzichter bij de straatreiniging wou ik worden,"
liep hij stampvoetend. „Dat zou mij lijken."
„Maar dat krijg je niet. Daarvoor zijn twintig an
dere sollestanten je vóór."
„Net zoo! En daarom ga ik op staanden voet naar
Amerika. Mijn zwager heeft mij telkens al geschreven
dat ik maar komen moest. Die heeft 't daar goed.
Bij zit er in Abraham's schoot."
Na eene poos, terwijl de vrouw boven het fornuis
aan het middageten doende was, riep zij luid:
„Ik zou 't je toch niet raden, Siebert! Loop nou
niet wéér tegen de lamp! Dat laatste briefje van
Maarten was alles behalve mooi. 't Schijnt dat de
gebraden eenden daar óok al niet zoo maar door
de lucht vliegen."
„Ja ja, dat in Amerika niet alles goud is wat er
blinkt, dat wist mijn grootje al," merkte hij diep
zinnig op .„Maar ondertusschen duizend dollars
heeft Maarten toch al overgelegd. Dat kan ik hier
in der eeuwigheid niet, al zou ik mezelven vijftig
jaar lang het bloed uit de nagels werken. Al 't vet
is hier van den ketel, 't Is concurrentie overal, en
ze grissen elkaar 't brood uit de vingers. Ik weet
waarachtig niet meer waar ik 't zoeken moet!"
„Volg mijn raad, Juul. Probeer 't nog eens met
ie oude ambacht."
„Kleeremaken?" schreeuwde de man, met krij-
schende stem.
„En waarom niet? Je bent geen slechte kleer
maker geweest. De klanten werden graag van je be
diend. En mijn vader wil je zoo goed vandaag als
morgen weer aannemen."
„Hihihi! Knecht zou ik worden bij je vader?
Nee, nee, Fina," liet hij er gemoedelijk op volgen
„dat nou 't allerlaatst."
„En als ncu vader de zaak aan je overdoet? De
man is niet meer jong, en krukkerig wordt hij óok."
„Loop naar de maan! Laat mij met vrede! Ik wil
geen kleermaker wezen. Ik ga naar Amerika."
Nu zweeg de vrouw en bracht hem zijn bord zuur
kool met een hompje rookspek er bij. Haastig sloeg
hij het eten naar binnen. Zij keek naar hem en
,,ik weet het niet, dien mijnheer ken ik niet.''
„Neen maar, wat zijn die mannen toch ijdel. Steeds
willen zij complimenten hooien en vleierijen.
„Gij moei bepaald slechte ervaringen hebben opge
daan, sedert wij elkaar de laatste maal hebben gezien."
„integendeel, de allerbeste. NVij hebben ons intusschen
verloofd."
„Zij zeide met opzet „wij", omdat zij wilde zien,
of dit hem niet ergerde.
Hij zeide: „Wel, dan feliciteer ik u van ganscher
harte."
„Dank u. Maar ik ben niet de bruid, maar mijn
zuster. Zij trouwt met een docent uit Jena."
Hij herhaalde zijn gelukwensch.
,,L is bepaald zeer vlijtig mijnheer Roshauer?"
„Och ja, ik doe wel wat."
,,U doel heel veel. Men vertell ware wonderen van u."
„Om hemels wil juffrouw, aanstonds beginnen de
menschen nog met bedevaarten naar mij toe te houden.
Ziet u juffrouw ik kan die wonderen niet best ver
dragen. Mij is het natuurlijke het liefst."
„Dus u schilderl alleeij millionnairsmannen?"
„Is mij niet bekend."
„Speel toch geen, comedie. De gansche stad vertelt
immers dat de hertogin van Malcestershire, met acht
tien millioeu bruidsgift, van zichzelf een Cobton, met
een extrareisgelegenheid van New-York naar hier is
gekomen, alleen om zich door Roshauer te laten
schilderen."
„Dat is allemaal best mogelijk. Maar ik schilder
haar niet."
Tilde zette groote oogen. „Ja maar, om Godswil,
waarom dan niet?"
„Omdat dat gezicht mij niet mooi genoeg is
en verder haar gansche gansche
Hij maakte 'n handbeweging, die uitdrukken moest
dat die vrouw in haar gansche optreden hem mis
haagde.
„Wel ja, die menschen hebben een idee, alsof zij
maar behoeven te gaan zitten. Dat mensch wilde ge
schilderd worden met een kroon op haar hoofd, en
op een stoel met rood hermelijn met een wapen er
op. Slechts de geldzakken mankeerden alleen nog
maar en de zwijnen of ossen van mijnheer papa,
Zoo wil ik geschilderd worden," heeft zij mij gezegd,
alsof het meubel er eenig begrip van had. Toen
heb ik gezegd, dat het mij zoo niet paste, en haar
paste het niet, zooals ik wilde en toen heb ik gezegd:
„hoogheid ik geloof, dat het beter is, dat u zich tot
een ander weudt, hofschilder ben ik nu eenmaal nog
niet. Daarbij is het gebleven. En ik heb goddank
nooit meer iets van haar gehoord."
Tilde bewonderde dezen man op dit oogenblik,
dacht: „Dat hij vandaag weer zeo giftig is!... Nou
ja ook als ze hem hebben willen afrossen... Veel
13 er hier niet voor hem te halen dat staat
vast.
En straks, na zich nog eens bedacht te hebben,
begon zij weer:
„Zoo? Jij gaat dus naar Amerika... Goed en
weï. Maar wat moet er dan met mij gebeuren?"
Hij hield even met kauwen op en keek haar groot
aan.
„Met jou? Wat klets je toch? Dat spreekt
van zeivers. Jij gaat mee."
„Mis mannetje! Nou reken je buiten den waard
hoor! Naar Amerika ga ik niet mee, al zouden
ze mij met zes paarden er heen trekken."
„Met zes paarden ga ik er óok niet heen. Maar
wel met een groot stoomschip. Dat gaat nog wel
zoo glad."
„Steek er nou maar den gek niet mee. Je weet
wel hoe ik 't bedoel. Ik blijf bij mijne ouders.
„En ik zeg je dat je mee gaat."
„Zoolang de oude lui nog leven, in geen geval."
„Ei ei? Ben je dan vergeten wat je in de kerk
hebt beloofd?"
„Wat dan?"
„Vader en moeder te verlaten, en Je man te vol-
gen."
„'t Kan me niet schelen. Ik blijf hier al zou
je op je kop gaan staan. Jij kunt doen wat je ver
kiest."
Daarmee was het gesprek voorloopig uit. Wanneer
de vrouw zulke harde woorden bezigde, dan bestierf
den man de stem in de keel, en hij kon van erger
nis geen geluld meer geven. Daarbij bedacht'hij
niet hoe hard zijne eigen woorden waren, om van
haar te vergen dat zij zoo ineens maar huis en honk
verlaten zou en heentrekken naar een wildvreemd
land. Want, kijk, zij hield wel veel van den man.
Maar zich met geweld, als eene koe aan een touw
te laten meesjorren dat was haar toch te kras!
Neen! Al zou hij ook met een stok achter haar
aan zitten daar naar den overkant kreeg hij haar
niet.
Er verliepen weken, en over de zaak werd niet
meer gesproken. Siebert bleef werken aan de ijzer
draadfabriek en zijne kameraden bepaalden zich er
toe, dat zij niet tegen hem spraken en over hem
heen keken alsof hij er niet was. Op den langen
duur was dit hem pijnlijker, dan ineens een pak
slaag zou zijn geweest. Want Siebert behoorde, on
danks zijne eigenzinnigheid, tot die weekhartige indi
viduen, die niet goed kunnen hebben dat iemand
boos op hen is. En nu waren er hier honderd-en-
vijftig menschen, die hij dagelijks om zich heen had,
boos op hem! Dat was toch niet om uit te houden.
Straks begon hij thuis weer over Amerika; zijne
vrouw deed alsof zij aan dat oor doof was. In zijne
vrije uren liep hij naar bekenden en vroeg hun om
raad, wat zij er wel van dachten?Ja, als hij 't
zélf niet wist, antwoordde er een, dan moest hij maar
liever stil thuis blijven. Het landverhuizen was wa
rempel geen plezierreisje. Dat ging veeleer om leven
of dood; en dus moest men 't wel terdege met zich-
zeiven ééns zijn, vóór men er toe overging. Anderen
weer meenden: als zij geen kinderen op hun hals
hadden en zoo vrij waren als Siebert, dan gingen
zij er óok heen. Want een ezel was 't, wie niet de
gelegenheid aangreep om van de wijde wereld eens
een stukje te zien. En dan nog wel als zijn zwager
in Amerika hun een handje wilde helpen! Dan
had hij zoo goed als gesneden brood. Dan behoefde
hij zich warempel niet lang meer te bezinnen!
Het malst deed zijn vriend Lops, de dikke zadelma
ker. Die liet zijn buik schudden van 't lachen, toen
Siebert vol heiligen ernst verklaarde, dat hij op
staanden voet naar Amerika wou.
„Je zult natte kousen krijgen, jongenlief," giegel-
de hij. „Ik zou maar liever varen."
Voor zulk een flauwe aardigheid trok Siebert maar
weer den linkerschouder op. Van zoo'n dommen
zadelmakersknecht had hij een beetje meer respect
voor zijn heldhaftige plan verwacht.
En Siebert broedde voort op zijn plan.
Telkens herlas hij de brieven van zijn zwager Maar
ten. In den eersten tijd van zijn verblijf in Amerika
placht die zwager, de man van Siebert's overledene
zuster, heel dringend te schrijven
„Julius. kom toch over 1 Hier is geld te verdienen!
Hij werkte aan den Mississippi op eene hoeve. In
het derde jaar schreef hij dat hij daar zoo iets als op
zichter in eene slavenkolonie was. Hierop had Sie
bert ongeveer als volgt geantwoord: „Ja, zwager, ik
neb er wel ooren naar. Deel mij dan maar eer.s mee, hoe
je de reis gemaakt hebt. Wat ik vooraf nog thuis te doen
heb, dat weet ik zelf 't best. Maar voor de nest heb
ik raad noodig. Ons opgespaarde geld, van mij en
mijn vrouw, bedraagt zoowat vijfhonderd gulden. Jij
bent, voor zooveel ik weet, met nog minder van wal
gestjken. Schrijf mij dus maar van alles, en gauw
ook Want je weet niet hoe de Oude Wereld mij de
keel uithangt." Aldus schreef hij aan dien zwa
ger, en nu wachtte hij op nader bericht.
Met zijne vrouw was hij 't na harden strijd ééns
geworden. Zij had in 's hemels naam hare handen er
maar bij in den schoot gelegd. Want als hij zich een
maal iets in het hoofd had gezet, dan was er geen
redeneeren tegen. Hij zou nu toch thuis geen rust
of duur meer vinden, en voor alles wat er verkeerd
want het was toch een vermogen wat hij in éen
slag had vergooid, alleen om zijn smaak maar geen
geweld te behoeven aandoen.
Maar niet alleen een vermogen, maar een vorste
lijk inkomen nog in de toekomst, want het portret
van deze Amerikaansohe geldhertogin had bepaald
groot opzien gebaard. Andere dollarprincessen wa
ren haar daarin voorgegaan.
Zij begreep niets van dezen man, niets van zijn on-
buigbaren, sterken wil voor kunst, die elk klein com
promis met den smaak van het publiek, of conven
tie woedend van de hand wees. Hij wilde niet dat
er met zijn kunst gehandeld werd als met mijnaan-
deelen en dergelijken, en met een norsch gebaar wees
hij dan van de hand, waarvoor anderen zich de voe
ten tot bloedens toe hadden geloopen, alleen om dat
te kunnen bereiken.
„Weet je, ik heb nu een ander portret gemaakt
die Cholevius. Ik weet niet of u haar kent."
„Maar natuurlijk, die was immers op onze bazaar,
zelfs bij de bazaarpost. Dat zal een heerlijk portret
zijn. En dat hebt u geschilderd?"
„Ja, dat wil zeggen, ik heb een schets gemaakt.
Zij is een prachtvrouw. Wanneer er nog eens zulk
een vrouw uit Amerika kwam, dan kon men God
daarvoor n.og eens danken en de wereld op zijn
kop zetten."
„Vooral mijnheer Anton Roshauer zelf, naar mij
toeschijnt."'
Hij schudde ontkennend het hoofd.
„Neen, mij niet. Voor ons deugt zoo iets niet. Wij
zijn dikhuiden en staan liever op onze voeten. Op
ons hoofd staan en met duizenden rondom ons
smijten, dat past ons niet. Daarvoor zijn wij te dom
en te gemakzuchtig, net zooals ge het wilt op
vatten. Het heeft mij zeer veel genoegen gedaan u
te ontmoeten. Ik heb de eer."
Zij dankte met een hoogmoedig lachje. Bah, die
schilders waren allen onuitstaanbaar. En wat een
triomf tegenover dezen Roshauer als zij eindelijk
als de verloofde van Saranoff voortstapte welk
een triomf.
HOOFDSTUK 6.
De spoorwegdirectie kon met de verloving van
München met Jena tevreden zijn. Mevrouw Von Merk
was reeds menigmaal met Franzi naar Jena geweest,
om een woning te huren en andere zaken te regelen
en inkoopen te doen. Dr. Benedict was tweemaal
kS„eu ?°udag gekomen, om zijn verloofde te bezoe
ken. Met de vacantie zou de bruiloft zijn
over ulUettën ee.f?nn S" hoo'de meu alleen
mama Merk. di„ alles V*. eerstTHrm^hal
liep zou hij de schuld geven aan zijne vrouw, dat.
die zijn fortuin in den weg had gestaan. Hij moest
dus maar gaan. Zij echter bleef bij hare oude en
gebrekkige ouders, zoolang die nog leefden. En wan
neer de oudjes het tijdelijke gezegend hadden, dan
reisde zij haren man na als hij namelijk daa -
ginds dan nog was. Onverschillig of 't hem in Ame
rika goed of slecht ging. zij zou Hef en leed met
hem deelen. Maar eerst moesten hare ouders op het
kerkhof liggen, «aren man zou zij naar menschelijke
berekening toch langer hebben, dan hare oade".
Overigens liep het vrouwtje, nadat dit zoo beklon
ken was, erg stil en in zichzelf gekeerd rond. Eigen
lijk berouwde het haar toch, dat zu zoo had toe
gegeven. Aan hare ouders kon zij het toch ook me
zeggen, dat het wachten zou zijn op hun overladen.
Dat mocht zij dien goeden zielen toch niet aandoen.
Want die zouden dan altoos het gevoel hebben, dat
zij zich wat moesten haasten met sterven, om o®
vrouw niet langer van den man af te houden. Kort
en goed, de oudelui mochten er niets van weten
Siebert heeft eindelijk alles op orde gebracht en is
reisvaardig. Hij wacht nu nog slechts op een brief van
zijn zwager. Vorige brieven hadden heen en terug
zoo ongeveer eene maand noodig gehad; en nu
was het reeds de negen-en-dertigste dag, sedert Sie
bert zijn schrijven naar Amerika had afgezonden. Ant
woordt zwager Maarten niet, dan kan dit enkel te
beduiden hebben: Goed! Kom maar. Het is all right...
Ja! Zóo gretig op Amerika was de man gewor
den. Wat trekt, wat lokt hem toch zoo?... Wel, zijn
goed gesternte. Het voorgevoel, dat hij daarginds
fortuin zal maken, zooals duizenden anderen reeds,
die binnen weinige jaren daar menschen in bonts
geworden en als millionnairs teruggekeerd zijn.Nu,
een miliioen begeert hij niet eens. Als hu honderd
duizend dollars heeft, dan zal hij óok al tevreden zijn
en naar het oude land terugkomen, om zich in de
huurt van Graz of van Weenen een buitentje te koo-
pen en lekkertjes zijn gemak er van te gaan nemen
als rentenier.
Eindelijk dan was de tot het vertrek bepaalde dag
aangebroken. Den nacht tevoren den laatsten nacht
hadden de echtelieden Siebert nog met elkaar
gepraat tot de morgen grauwde. De vrouw kon hem
maar niet genoeg op het hart drukken om toch voor
zichtig te wezen, en om niets aan boord te vergeten,
en om goed op zijne spullen te passen, en om eerst
het geld uit zijn borstrok te halen, vóór hij dien in
de wasch deed. Zij had namelijk de ingewisselde Ame-
rikaansche banknoten in zijn wollen lijfjak genaaid,
en een klein heiligenpopje er bij, tot meerdere ze
kerheid. Hij had zich een nieuw pak aangeschaft,
van Tiroler wol; en in den binnenzak van de jas
stak een revolver. Dat had zijn zwager eens ge
schreven. In Amerika draagt men in den zak in
plaats van eene tabakspijp een revolver.
Fina was 's ochtends naar de vroegmis gegaan en
had in de bank voor een zij-altaar geknield. Daar
kon zij ongestoord en op haar gemak eens uitwee-
nen. Thuis, voor h. em, speelde zij de kalme, ja zelfs
een beetje de onverschillige. Nu 't er eenmaal toe
lag en er niets meer aan te veranderen viel, vond
zij 't doelmatiger, haar gemoed te verharden, en niet
te verweeken. Nog had zij hem zijn lievelingskostje
voorgezet, pannekoeken met honing. Hij taste dapper
toe en peinsde: „De Hemel alleen weet wanneer ik
weer pannekoeken met honing eten zal!"Fina
zelf at, weinig. Zij had reeds in de keuken, onder
het bakken, te veel geproefd.
En toen gingen zij naar het station. Een groot va
lies en een kleine handkoffer, dat was heel de ba
gage. En een grijzen „sjaaldoek" had Fina hem ge
kocht, om mee te nemen. Want op zee, had zij ge
hoord, kon 't ongenadig koud wezen.
Het biljet was genomen tot Triest. Van daar uit
zou de scheepsagent voor al het overige zorgen.
Het zou alles van een leien dakje gaan.
In het station waren reeds menschen. Siebert's goe
de vrienden en kennissen waren daar om afscheid
van hem te nemen.
„Gauw eens schrijven," vermaande hem menigeen.
„En als 't je daarginds voor den wind gaat, dan
kom ik óok over."
Ook de ouders zijner vrouw waren aangesukkeld
zijn schoonvader, de oude baas kleermaker, op
eene kruk.
„Wij zien elkaar voor de laatste maal, Julius," zeide
de oude heel kalm.
Siebert keek hen er eens op aan, hoe lang hij zijne
vrouw wel zou moeten missen.
„Gaat de reis naar boven of naar beneden?" vroeg
de vader, enkel maar om iets te zeggen; want hij
wist reeds lang, dat zijn schoonzoon niet over Bre
inen, maar over Triëst reizen zou. De trein van Wee
nen was juist ajfgeroepen.
Fina stond er zoo bij, zwijgend, bleek tot over de
lippen.
„Pas op dat je niks verliest," fluisterde zij hem
nog eens toe; en dan was zij weer stil
Hij zelf hing den vroolijke uit; maar hij had toch
óok niet de frissche kleur van gewoonlijk.
De oude kleermakersvrouw praatte zachtjes, maar
heftig, tegen een buurvrouw. Zij was verontwaardigd.
„Zie je wel hoe hard 't scheiden hun valt?... Maar
wat wezen moet, dat moet wezen... Hij heeft 't ge
wild, die stijfkop... Ik wensch hem niet toe, dat 't
hem berouwt... Maar éen ding hoop ik nog te be
leven: dat hij met de kous op den kop terugk
Daar de trein nog altoos niet verscheen, wiid^ I
bert toch nog eens een woordje tot zijne e M
zeggen. "SI
„Nou dus we hebben dus alles
Vergeet nu niets."
„Neen neen."
Daarop praatte hij weer met de anderen.
Iemand kwam aangeloopen met eene flesch wc
„Een glas tot afscheid!" I
Maar op hetzelfde oogenblik kwam de trein J
gerold. Haastig sloeg Siebert het hem gereikte
wijn naar binnen. Een tweede glas moest Fi^
drinken. Zij klonk met hem hare vingers beef"
en zij nam een teugje. 1 -»
Nogmaals reikte Siebert naar alle kanten de b» J
De twee oude menschen hielden ze lang vast, tl
de trein reeds stond, zoodat hij zich met ge» f
moest losrukken, om nog haastig tot zijne vrom/f
zeggen:
,Houd je maar goed, meidlief! Geef me nog
zoen."
Siebert pakte gauw valies en koffertje, lie;) I
een wagen derde klasse en sprong op de trede. I
„Eerst laten uitstappen!" riep de conducteur;v I
uit den wagen kwam een met pak en zak bèJJI
man, die tegen den haastigen Siebert aanbotste
Maar toen de uitgestapte op het plankier stond
de ingestapte in den coupé uit het raampje keek
de laatste een luiden schreeuw:
„Heer in den---! Zwager! Ben jij 't, zwager Ma»
ten?"
„Ja zeker. Wie anders?" antwoordde de uitgeste
te, en zijn gebruinde gezicht grinnikte. „Wel tf
bert, waar moet 'Jij heen?"
„Naar Amerika! ik wil naar Amerika"!
„Ho! Stop! Wacht even!" schreeuwde de zwa»
naar voren. En Siebert schreeuwde hij toe- p.
er uit, kerel! Kom er uit!"
En Siebert strompelde, terwijl reeds de trein zi,
in beweging zette, met heel zijn rommeltje de tred
weer af.
„Wat is er dan? Wat is er dan, zwager?" rr(J
hij heel verbouwereerd.
„Hier blijven! Bij Je wijf blijven zal je'." \achr
de zwager, en hij breidde zijne armen uit, „Ik za
je de Nieuwe Wereld stinkt!"
En terwijl zij elkaar in de vreugde des wederzien,
omarmden, stoomde de trein het station uit.
N. R. Crt
RECLAMES-
ontrooven den lijder zijn gezondheid,
geluk en leven.
De nieren zijn de belangrijkste organen van ht
lichaam, omdat zij het bloed filtreeren. Wanneer z
gezond zijn. dragen zij zorg voor de afscheiding var.
11 ..1 n L i Ivm ,<k 11 f L nt I ïnUnnw V
alle vloeibare onzuiverheden uit het lichaam. Zijn zij
daarentegen ziek, dan is het geheele lichaam ziek, omi
dat het bloed de onzuiverheden op zijn weg door bet
zaal
lierei
zon:
len bestellen, stond Franzi erop het grootste deel
harer kleederen zelf te knippen en preciesvolgens
haar aanwijzingen in huis te laten naaien.
„Maar Franzi, dat is zoo klein-hurgerlijk."
„Neen moeder dat is alleen naar mijn smaak.
Gezelschaps- en baljaponnen mag maken wie u 'wilt,
maar mijn huisjaponnen, mijn blouses en dergelijken
wil ik hebben geheel volgens mijn hoofd."
Tilde zat dikwijls druk te werken aan het bruilofs
geschenk voor haar zuster zij schilderde. Zij was
de eenige der Merks die een weinig aanleg had en
dat moest wat geleid en opgevoed worden. Nu pen
seelde zij aan een stilleven.
Olga Hertling kwam in deze dagen dikwijls alleen
thuis om te dineeren. Zij was met mama ijverig in
de weer voor het uitzet, woelde In bergen linnen,
damast, kanten, zijde enz. en verheugde zich erover
dat zooveel geld aan al dat moois kon. worden
uitgegeven.
Terwijl de vrouwen zoo in vroolijke voorbereidingen
zwelgden, verloren de mannen de zaak Saranoff niet
uit het oog. En op een goeden dag stond luitenant
Hertling voor de elegante jonggezellenwoning in de
Prinsregentenstraat. Het was nog vroeg In den mor
gen, maar hij had met opzet dit uur gekozen, om
Saranoff zeker te treffen.
Hij had ook zijn bezoek niet te voren aangekon
digd hij wilde den jongen man verrassen en hem
onvoorbereid op het dak vallen.
Een zeer elegante bediende opende de huisdeur,
legde het kaartje van den luitenant op een zilveren
blad met een groot monogram, verdween en kwam
dadelijk terug: „Mijnheer laat u vragen een oogen
blik geduld te hebben. Mijnheer komt dadelijk, hij
is nog aan zijn toilet."
De voorkamer was zeer eenvoudig, maar toch voor
naam, de woonkamer zag er ook zeer net uit, alles
ademde weelde.
Tien minuten later verscheen de heer des huizes,
zoo het scheen, goed uitgeslapen, vroolijk en vol
strekt niet afgemat of nerveus zooals andere jonge
lui die een vlot leventje leidden. Zijn slank lichaam
was buigzaam en frisch, alsof hij juist uit de turn
zaal kwam. Op zijn Slavengezicht met de vooruitste
kende kaakbeenderen en de diepliggende donkere
oogen, lag hier en daar nog een wit wolkje poudre-
de-riz, dat bewees dat de barbier zoo juist was heen
gegaan. De heele persoonlijkheid bewees dat er goe
de zorgen aan lichaam en uiterlijk werden besteed,
De ritmeester dacht: ik begrijp opperbest, waarom
bij aan Tilde bevalt. Een l'rissche kerel dat is hij,
dat moet de nijd hem 'aten. In 't geheel niet slap
en verwijfd, zooa's vele Russ- 'ïeen elke mi
lichaam mededrnagt en ziekte in plaats van gezond
heid en kracht met zich brengt.
Duizeligheid, rugpijn, rheumaliek, schele hoofdpij:
waterzucht, ontsteking van de blaas, hevige lendenpij:
hij hel bukken, slapeloosheid, enz. worden veroorr
door de onzuiverheden in het bloed, die de nii
eruit hadden dienen te verwijderen. Een goede gezot
heid kan slechts verkregen worden, wanneer deze t
langrijke organen gezond zijn. Het Woed moet frisdl
rein en zuiver zijn.
Foster's Rugpijn Nieran Pillen genezen de nie
en verwijderen de ziekte-verwekkende stoffen. Zjj
nezen de gevolgen van zwakke of zieke nieren, (lel
dat zij de nieren genezen.
Wij waarschuwen tegen namaak en maken koopc
erop attent, dat op iedere doos de handteekening val
James poster dient voor te komen. Foster's Hugp
Nieren Pillen zijft te Schagen verkrijgbaar bij den hi
J. Rotgans. Toezending geschiedt franco rui ontval
van postwissel f 1.75 voer één, of 10.— voor
doozen.
ontstaat meestal door een slechte gezondheid en vel
schijnselen als prikkelbaarheid, zenuwzwakte en luslf
loosheid toonen dan ook maar al te zeker aan ds
het lichaam ziek is. De Palm-Pillen hernieuwen
versterken het bloed en geven daardoor het licha®
nieuwe kracht en gezondheid. Dan worden ook
zenuwen sterker, het humeur beter en het herstel i
volkomen. Duizenden menschen hebben dal onderval
den. De Palm-Pillen zullen U genezen zelfs indien aLI
andere middelen niets of slechts zeer weinig uitwerk!
the
ten. Prijs per doos 60 cen'.s, bij alle Apothekers
Drogisten.
litair kijkt den kerel met genoegen aan. Maar ko®j
aan, nu zullen wij eens van wal steken."
De luitenant stond stram, met de linkerband 1
den sabelknop, in de rechter zijn muts. Hü ëroe J
beleefd, maar toch militair-vormelijk, toen Sara»1'
binnentrad en hem als man van de wereld vries
lijk welkom heette en hem een plaats aanbood
Nog nooit was den luitenant een gang zoo
zw«
gevallen. Hij was een slechte prater, daarbij z
langzaam in het denken en vooral niet ?eS' féhe
langs kromme wegen te gaan. Hij had in het g
geen talent voor het ambt dat de familieeer mai
Benedict hem op de schouders hadden geleg
hij was met den besten wil bezield om ziji
schap zoo fatsoenlijk mogelijk te doen.
De luitenant zat in een luien stoel met een beW
vel Saranoff had een leeren fauteuill bugeschoW
Hij' presenteerde den luitenant zijn gouden sigare»
koker. „Mag ik u presenteeren?"
„Neen, dank u."
Saranoff bemerkte dadelijk aan den toon, dat 41
luitenant geen vertrouwelijkheden wenschte. Hij sia7
dus het étui weer in den zak, zonder zelf een sigaa
te nemen, boog zich een weinig naar zijn bezoe»e-
toe, alsof hij wilde zeggen; „ik ben geheel oor.'
De luitenant haalde diep adem. Zijn gelaat
warm en zijn keel droog. Wat duivel. Vóór zijn
daten den vijand tegemoet, dat wilde hij veel l'eï
dan in zulk een lamme zaak als deze...
„Mijnheer Saranoff ik moet een zeer ernstige PH
met u bespreken."
„Ik luister," zeide Saranoff, die met de
gevouwen, zijn bezoeker aankeek. ^er(c!
,,U maakt mijn schoonzuster, juffrouw Von
JD WiCVCirVL lil IJ 11 OLUUUlinUOVCH juiuuutv tv-
het hof. Maakt haar zoo opvallend het hof. "yet
Saranoff's gelaat, dat tot dusver een lachende1'
had gehad, werd nu ernstig. Hij richtte zich u1
nonchalante houding op. „Luitenant, ik mag
wel aannemen, dat u hier in de plaats van mei
Von Merk komt?"
„Zeker. In de plaats van mevrouw Von Mer
uit naam der geheele familie." M
Toen stond Sanaroff op, klapte de hakken te
elkaar. ,In dat geval heb ik de eer, u de ha
vragen van mejuffrouw Tilde von Merk." p;
De luitenant was als uit de wolken gevalle
snel en zoo beslist had hij niet durven hope
do zaak zou worden geregeld. Dat was een rji
sche kerel deze Rus. Had oogenblikkelijk g'
waar zijn bezoeker heen wilde en liet zich eea
onthalen op lange verklaringen. Ja, het w
dulvelsche kerel.
Wordt vervolgd-