SEtapr tal.
Grepen uit Land- ba Tuinbouw.
Zaterdag 23 Juli 19J0.
54e Jaargang. No. 4747.
TWEEDE BLAD.
Van dit en van dat.
Bekendmakingen,
GEMEENTE 8C H A 6 E V
LANDWEER.
Overgang van het Leger naar de Landweer.
De Burgemeester der Gemeënte Schagen;
Gezien het 3de lid van 12 der Landweerinstruc-
i;
Brengt ter kennis van belanghebbenden:
lo. de dienstplichtigen bij de militie te land, die
den loop van dit jaar een achtjarigen dienst bij
militie hebben volbracht of alsnog zullen volbren-
3,- dat zijn in het algemeen zij, die behooren tot
lichting van 1902, zullen op 1 Augustus a.s. over-
a.n naar de Landweer, met uitzondering van hen,
i: a. behooren tot een der bereden korpsen of tot
t Korps Torpedisten; b. op 31 Juli a.s. in het genot
n van ontheffing van den werkelijken dienst, om
t even of de ontheffing werd verleend als geeste-
ce enz., dan wel wegens kostwinnerschap of om
lige andere reden van bijzonderen aard;
2o. de dienstplichtigen, die uitstel hebben geno-
van eerste-oefening of van verblijf onder de wa
nen, gaan evenveel jaren later naar de Landweer
er als het uitstel heeft geduurd; vroeger genoten
theffing rekent echter mede als diensttijd en brengt
ioo geen, vertraging in den overgang naar de
ndweer;
3o. zij, die overgaan naar de Landweer en binnen
t Rijk eene bepaalde woonplaats hebben, moeten
h vóór 31 Augustus a.s. in persoon aanmelden bij
n Burgemeester hunner woonplaats en bij deze
nmelding inleveren hun zakboekje met daarin ge-
chten verlofpas; terwijl zij, die naar de Landweer
ergaan en na hunnen overgang daarbij geene be-
alde woonplaats binnen het Rijk hebben, of wel
iten het Rijk verblijf houden, zich niet in persoon
hoeven aan te melden, doch alsdan verplicht zijn
n zakboekje met daarin gehechten verlofpas bij
ngeteekenden brief waarin hun adres duidelijk
volledig moet worden vermeld toe te zenden
n den Burgemeester hunner laatste woonplaats bin-
n het Rijk;
4o. zij, die op 1 Augustus a.s. naar de Landweer
ergaan, zijn van dien datum af onderworpen aan
:e voorschriften voor de Landweer gegeven;
Vestigt met nadruk de aandacht op de navolgende
palingen der Landweerwet:
Artikel 24. De verlofganger van de Landweer meldt
:h binnen dertig dagen na den dag van zijn over-
ng naar de Landweer of na dien waarop hem de
rlofpas is uitgereikt, bij den Burgemeester zijner
lonplaats aan, ten einde deze den verlofpas, hem
de Landweer of laatstelijk bij de militie uitge-
Lkt, voor gezien of opnieuw voor gezien teekene.
De verlofganger van de Landweer, die buiten het
jk woont of verblijf houdt, of die zich bij zijn
rtrek met verlof buiten het Rijk begeeft, kan, ter
rvulling van de verplichting in het vorig lid om
areven, binnen den daarin vermelden termijn zijn
rlofpas bij aangetêekenden brief ter afteekening
azenden aan den Burgemeester zijner laatste woon-
iats binnen het Rijk. De verlofpas wordt hem door
ïn Burgemeester bij aangeteekenden brief terugge-
Ddeni.
Artikel 25. De verlofganger van de Landweer, die
;h in eene andere gemeente gaat vestigen, geeft
arvan kennis aan den Burgemeester zijner woon-
lats. Binnen dertig dagen na den dag, waarop hij
loeide kennisgeving heeft gedaan, meldt hij zich
n hij den Burgemeester der gemeente, waarin hij
h vestigt, ten einde deze Burgemeester zijn verlof-
s voor gezien teekene.
Artikel 27. De verlofganger van de Landweer be
eft voor achtereenvolgend verblijf buitenslands van
ïgeren duur dan een jaar de toestemming van of
nwege Onzen Minister van Oorlog.
Aan d -n verlofganger van de Landweer, die niet
verzuim is, wordt deze toestemming, wanneer zij
rraagd wordt en blijkt noodig te zijn ter zake van
oefening van of opleiding tot betrekking, beroep,
idbouw, handel of nijverheid, of wel tot verdere ont
kkeling en vorming op het gebied van wetenschap
kunst, in gewone tijden niet geweigerd.
Bij de toestemming kan de verlofganger worden
jgesteld van de verplichting tot deelneming aan de
"eningen in artikel 11 vermeld (herhalingsoefenin-
i), tot. het bijwonen van het bij artikel 29 voor
schreven onderzoek en tot het komen in werkelij-
a dienst in geval van oorlog, oorlogsgevaar of an-
re buitengewone omstandigheden, dan wel wegens
redenen in artikel liter vermeld (handhaving of
36tel der openbare orde of rust enz.).
Aan de toestemming kunnen overigens zoodanige
irwaarden worden verbonden als in het belang
a den dienst noodig worden geoordeeld.
Artikel 28. De verlofganger van de Landweer, die
ikel 24, 25 of 27 niet naleeft, wordt in werkelij-
n dienst geroepen en daarin gedurende ten hoog-
1 een maand gehouden. De duur van dezen dienst
rdt bepaald door Onzen Minister van Oorlog, die
ens het korps van het leger aanwijst waarbij de
rkelijke dienst moet worden vervuld.
Zij, die familiebetrekkingen hebben, die in het bui-
ïland verblijf houden en in de termen vallen van
srgang naar de Landweer, worden uitgenoodigd
anghebbenden te herinneren aan de bepaling van
ikel 24 bovengenoemd.
Schagen, den 21en Juli 1910.
De Burgemeester voornoemd,
J. P. W. VAN DOORN.
CCLVI.
IN GEVAAR.
„Het Noodlot bezit geen ander wapen, dan wat
jzelf het reiken*"
Wqsheid en Levenslot. Maeterlinck.
lereid zijn," klinkt de last, zoo neem dan saam de
vouwen,
an 't hangende gewaad, dat ligt u struiklen doet,
•bgord u met de kracht van 't vol geloofsvertrou-
M wen'
t christenliefde en christenmoed;
steekt do lampen aan ook waar een zon van
zegen
n^ori]f10°nen m°''gen, in uw woning licht en lacht!
nUl^L,Ui ,u°ct voort, op onbekende wegen!
i>„ r e lampen het wordt nacht.
ndenen omgord. De Génestet.
„Ver'<x^en Maandag misschien bericht in Scha-
spoeld' '1Ca LS' ^at Amsterdam ondergcregand, onder
in >n 1 Wegge<lreven is, dan mag dit later gebleken
anderen aii8 l>cricl't te zijn geweest, maar ver-
dier en Z0U 'l Ule biet. Ik zelf heb met mijn olie-,
tel<Mraofilni'jn kaplaarzen aan klaar gestaan, om naar
;ht 1© ltoor to loopen en daar althans 'n be-
oest „^'zenden, dat go deze week niet op 'n brief
liidda.. en' Want da* we naar allen schijn, eer
g was, wei allemaal verdronken zouden zijn.
Mijn juffrouw hield me legen, en zei. ,,Man, doe 't
niett Kan nog opklaren, en dan is t geld wegge
gooid!' En daarom heb ik 't niet gedaan, en ben ik'
gaan zitten achter mijn druipende rainen, met 'n zuid
wester op, mijn erker op 'n kier, klaar er uit te sprin
gen als er 'n roeibootje of zoo iets voorbij zou komen,
dat me dan naar den een of anderen bergtop of duin
zou kunnen brengen. De trams, die ook dreven, had
den voor dien dienst wel in dc termen kunnen val
len; maar ze bleven te ver van mijn ramen af, en
ik zat te wachten, te wachten op zoo'n schuitje,
wel te verstaan totdat ik eindelijk dacht: nu wordt t
lijd want 't water steeg bij de minuut - en ik
maakte me klaar, om naar een der boven het water
uitstekende boomtoppen te zwemmen, en daar dan maar
verdei' af te wachten wat er gebeuren Zou. Maar mijn
Juffrouw hield me alweer tegen en zei: „Voorzichtig,
je zoudt verdrinken met al dat zware goed aan. Kleed
je dan liever eerst uit 1" Maar omdat ik geen zwembroekje
bij de hand had, was ik wel gedwongen te blijven zit
ten zoo ik zat, steeds maar peinzend over die arme
Schagers. die nu geen brief van me zouden lezen,
peinzend ook over de niet op te lossen vraag, waar
ik aan 't eind van de maand dan mijn huur van be
talen zoudat wil zeggenals we soms eens niet ver
dronken en ik gespaard zou blijvenwaar wel niet
veel kans op was, maar in welk geval dan toch de
huur door zou gaan. Ja, 'n mensch kan voor moei
lijke gevallen komen te staan
En 't bleef maar weerlichten en onwêereai en re
genen, dat 't 'n aard had! Van voor zessen af zat ik
daar nu al en er kwam maar geen einde aan, en ik werd
hoe langer hoe ongeruster: dat wil zeggen: over dien
brief en die huur. Eindelijk zei mijn Juffrouw die
altijd veel kalmer is dan ik. en altijd haar hoofd bij
mekaar houdt ,,'k Zal 'n kopje thee zetten, dat
werkt kalmeerenden doe dan die oliejas uit, je zult
't zoo benauwd krijgen.' Maar ik ben te veel door
drongen van mijn plicht om klaar te wezen, als t
moet. dan dat ik mij daartoe brengen liet. Gezuidwes-
terd en gelaarsd bleef ik den loop der dingen afwachten,
het eene kopje thee na het andere drinkend, om wat
te bedaren.
Ik ben dan ook eindelijk bedaard, en 't weer ook.
Tegen achten begon de regen minder overdadig te val
len en hield het onweeren geheel op. De tweede Zond
vloed scheen dus niet door te gaan. Maar er zullen.
Noachs geweest zijn, die hun huis er la ten en hun
ark bestegen hebben, en die later wel niet op 'n Ararat,
maar toch hier of daar op 'n hoogte zijn aangespoeld.
Het bleef den heelen ochtend nog regenen, maar
tegen den middag klaarde de lucht op en werd 't droog.
En de stad, mitsgaders de Ceintuurbaan verder reikte
voorloopig mijn perspectief niet kwam hier en daar
met haar keien en gele klinkertjes weer te voorschijn
uit den telkens iets lager zakkenden vloed. De huizen
waren gewasschen, de straten met slib bedekt als 'n
droog geloopen Nijlvlakte. de menschen opgelucht. Men
kon hier en daar weer bijna droogvoets de trams be
reiken, en toen ik de stad in ging om te eten, ver
wondende het mij eenigszins, dat alles er bijna uitzag
als gisteren en eergisteren, toen er nog van geen Zond
vloed sprake was. 't Leven scheen niet te hebben stil
gestaah. Wel waren hier en daar eenige kelders volge-
loopenkon hier 'n bakker zijn heele voorraad van
vijftig zakken meel aan den vuilnisman meegeven, cn
daar 'n huisheer zijn heele driemaanden hypotheek
rente aan de versteviging van zijn onderhuis besteden
wel waren aan den buitenkant van de stad hier 'n
paar boomen weggeslagen en geleken de stadsparken
wel veranderd in meren en meertjesmaar de Wester
toren en de Munt en 't Paleis op den Dam en tde
Dam zelf, en de Beurs 't nog niet genoeg geschol
den ding van Berlage en 't Damrak en de Kalver-
straat en heel het overig Amsterdam waren er toch
nog evenals de Amsterdammers, 't Was alles geble
ven zooals 't wasalleen waren de grachten 'n paar
duim gestegen en liepen allen, die zich voor achten
buiten hun woning gewaagd hadden, den heelen dag
met 'n nat pak en natte voeten.
Zoo zijn we er dus nog gelukkig afgekomenen de
toeleg van den regen, om ons allemaal weg te spoe
len. is niet gelukt. Voorlcopig blijven we, althans
zoo ten naastenbij voltallig. Radicaal gebeurt er met
of in Amsterdam, niets. De nu en dan verdwijnende
kantoorloopers met 'n kwart millioen of 'n kinderspaar
pot van 'n paar duizend gulden bij zich, komen 's avonds
of 'n enkelen dag later weer terecht, 't Blijken wel
dieven te zijn# maar dieven, die niet stelen kunnen;
want bij afrekening is het te-kort nihil. Docter R. van
de Keizersgracht is wel dood, maar de sluier der ge
heimzinnigheid ligt zoo dicht over het geval, dat het
niet uit te maken is, of we hier met doodslag Cf
zelfmoord te doen hebben. Eigenlijk is het Rokin 'n
vaarwater, maar vanwege al het vuil dat er in aanwe
zig is houden de vele vreemdelingen, die in deze da
gen Amsterdam bezoeken, het voor 'n moddersloot;
cn aangezien we de courage missen om dit legen te
spreken, laten we hen in dien waan; zonder te durven
uitmaken of wij of zij gelijk hebben, 't Is er precies
mee als met de quaestie aan de gemeentelijke Elec-
tridteitsbedrijvendaar begrijpt ten slotte ook niemand
iets van en tot 'n duidelijke verklaring zal 't wel nooit
komen. Kolommen vol druks van het „rapport der
enquête-commissie", maar de veelheid der getuigen en
tuigenissen maken het geval zoo helder als water-cho
colade. Wie 't nog leest, haalt bij het eind van 't epistel
zijn schouders op. Er is gestolen en er is niet ge
stolen; er is valsch geboekt en ei' is niet valsch ge
boekt; en de kopstukken, die licht in deze duisternis
konden ontsteken waaronder onze oud-burg|e>-
meester Van Leeuwen, waaronder ook onze oud-wethou
der Mr. Heemskerk weigeren voor de commissie van
onderzoek te verschijnen. Maar Lessing gaat weg. we
gens onverklaarbare handelingen in boeking en ops ag,
edoch... hij krijgt bij zijn ontslag twee jaren satans
uitbetaald. En Dr. De Gelder, wiens beschuldigingen
en aanklachten niet te weerleggen zijn, moet ook w©g.
Natuurlijk de verbied in hiërarchische lichamen moet
gehandhaafd blijven. Dr. De Gelder was de mindere
van Ressing, en als 'n luitenant en 'n kapitein mot
krijgen, dan heeft de luitenant ongelijk. Dit is nooit
anders geweest, en dit zal nooit andei's worden. Wat den
heer Ressing geschiedt, zal straks „rechtheetenwat
Dr. De Gelder geschiedt, „genade". Het is, of kan
worden, 'n Papendrechtsche zaak in 't klein, waarbij
de „Amsterdammer" met vermelding van 't jaar 1935
aantcekende: „Ziezoo, ik heb de getuigen van de getui
gen tot in de zestiende graad gehoord, en de psychi
atrisch laten onderzoeken, ook mijzelf en nu kan de
zitting geopend worden." Zoo zal 't hier ook wel mee
gaan't rechte zal wel nooit tot de kennis van t pu
bliek doordringen.
We schijnen in 'n zeer onduidelijken tijd te leven:
alles wordt gaande gemaakt en niets komt tot 'n op
lossing. Van de lintjeskwestie, waarvoor het heele land
op zijn kop gestaan heeft, weten we nu nog precies
evenveel als verleden jaar zomer. De Beurs, die twee
jaren geleden al op invallen stond en met balken en
schragen geschoord moest worden, staat er nog; en
eerlijk gezegd, is er niemand meer, .die over het in-
vallen ervan denkt. De vriendschap, die nu gesloten is
tusschen Rusland en Japan, die elkaar 'n paar jaren
geleden van 'kortjan gaven en den hals afbeten, kost
aan Koréa zijn laatste glimp van vrijheid en zelfstan
digheid. De diplomaten prijzen die vriendschap en noe
men haar 'n waarborg te meer voor den vrede in het
Oosten; maar.... China heeft er nog 'n paar dolkmessen
en 'n paar oorlogscheepjes bij gekocht, en in 1912, als
het leger zijn nieuwe organisaties en uitbreidingen on
dergaan heeft, zal 't wel weer „olifantje" gaan spelen
met Oost en West, en de muizen tegen zich op laten
kruipen, 'n Waarborg van vrede heb ik in 't slijpen van
messen nooit kunnen vinden. Maar dat zal wei wezen,
omdat ik 't niet begrijp; evenmin als ik 't excuus van
den Paus begrijp over zijn ondoordachte woorden in
de encycliekevenmin als ik indertijd de trouwformule
Etarepen heb van Prinses Ena van Battenberg toen zij
met Koning Alphonsus trouwde en waarbij zij „allen,
die niet Roomsch waren", tot haar eigen Moeder toe,
vervallen verklaarde aan de eeuwige verdoemenis."
Klaar .Alphonsus, óók Roomsch, óók niet wijzer
of teergevoeliger nam er genoegen mee, cn ze warén
i zoo knusjes eens, dat ze samen ,'n paar kindertjes
kochten. Maar ik begrijp 't nietji vrouw, die haar
eigen moeder aan de verdoemenis wijdt, zou mij '1 zoe
nen niet waard wezenal kwam 't uit dat die moedei
gestolen had, of al had ikzelf ze zien stelen. Maar
misschien veis'.aat Alphonsus die woorden anders, of
denkt hijzelf er 't zijne van.
In elk geval komen de omstandigheden hem nu wak
ker schudden, en vraagt Canalejas hem rond en dui
delijk, hoe hij over een en ander denkt. En nu kiest
hij partij. Hij wil 'n man van zijn tijd wezen en met
zijn Lijd mee gaan, en niet langer zijn eigen denken
en overtuiging gevangen geven, onder die van heersch-
zuchtige priesters. Nu komt de arme jongen tusschen
twee vuren, .waar aan den eenen kant de priesters
en aan den anderen kant, de socialisten, alias: anar
chisten, takkebossen aan dragen. Zal hij zich weten
te redden'? Zal hij Hollands geschiedenis van voor drie
eeuwen opslaan, om te weten wat 'n vorst doen moet,
als zijn land aan den eenen kant door inquisiteurs, aan
den anderen kant door vrijbuiters wordt aangevallen'?
Zal hij blijken 'n „Maurits" te wezen, die „de steden
bedwong", of wel 'n „Willem", die zwijgend nadenkt en
bidt „pour son pauvre peuple"? Zal hij 'n vast verbond
sluiten met den „Potentaat der Potentaten die „pae-
pen" en guesen en inquisiteurs richt en oordeelt'?
Arme AlphonsusArm SpanjeDat nu nog beginnen
moet aan de les, die Holland en de Hollanders drie
eeuwen geleden al van builen kendejnaar wier „be
trouwen op de door hem gedane wijze keuze en op
den God hunner Vaderen", zóó innig en gerust was.
dat ze aanleiding gaf "tot slaperigheid en min of meer
werkte als chloroform. Terwijl de vlag der „Vrijheid"
van onze muren wappert, en het protest tegen eiken
gewetensdwang 'n volksleuze is geworden, die over de
heele wereld bekend is. vallen de wachters jn slaap
en komen weemdclingen van over de bergen in onze
vesten en bouwen er hun forten, kerkertorens vobr den
geest, kerkertorens voor de vrije vroomheid, vanwaar
uit nu reeds den binnenlandschen vrede bestookt wordt.
Als straks Alphonsus en Canaléjas en nog zoovele an
deren gevallen zullen zijn, en Spanje in zwaren strijd
zal bevochten hebben wat Holland eens tegen Spanje
bevocht: „Vrijheid van Geweten", dan zij Spanje wijzer
dan Holland later bleek te zijn, en dommele het niet in.
maar houde den vijand op 'n afstand en buiten zijn
gouvernement, 'n Vos verliest zijn haren welzijn stre
ken nooit.
Arm Holland, dat zóó verdwaasd en verblind werd,
dat het geen vriend van vijand meer kon onderschei
den 1 Arm Spanje, dat om 'n ideaal-g'oed klaagt en er
naar grijpt, en nog niet volkomen schijnt in te zien,
dat het daarvoor handen en ziel vrij moet hebben
God sta Holland bij en helpe Spaqje
Het gevaar, dat ons hier verleden Maandag bedreig
de. .bedreigt eigenlijk, in zooveel ruimeren zin, heel
de wereld. En de roeibootjes, waarmee wij gered kon
den worden, naderen niet altijd tot aan onze ramen.
We zien kelders vol-loopen, huizen wankelen, menschen
ten ondergaan, en.... als we dan de stad ingaan, om
eens poolshoogte te nemen, en we hebben dan weer
lekker in „Suisse" gegeten,... och, dan vinden we "t
zoo erg niet meer. t Leek meer dan 't was", 'n Lek
kere manilla, 'n kop geurige koffie en 'n kwartiertje
op de canapé, brengen n mensch weer tot heel andere
gedachten. Men kan toch niet altijd met 'n oliejekker
en kaplaarzen aan zitten, of altijd verdacht zijn op
gevaar.
Neen, dat kan niet: maar....
In 't kort: De stortvloed van verleden Maandag is
voorbij. We zijn nu aan 't leegpompen van kelders
en aan 't onderstutten van geveltjes, die te veel gele
den hebbenzooals we onze zielen leegpompen van
overtollige bezwaren, en onze harten onderstutten en
voor bezwijken behoeden, met beloften die nooit gehou
den worden.
Maar wijzer worden wil zeggen: Leer en uit wat
gebeurd is. en nadenken over wat komen kan. Het
noodlot van den muur, die op ons valt, van den storm,
die ons schip doet vergaan, kunnen wij; niet ontloopen;
maar het noodlot van den geest, heeft geen ander wa
pen. dan wat wijzelf het reiken. Begrijp en onthoud dit.
Wees bereid te weenen met hen die weenen, maar ook
te strijden en te redden met hen die strijden en redden
willen, wat nog gered kan wordenons leven, onze
vrijheid, onze zielen, ons aller innigst ik. Neem de
vouwen van uw kleed samen, opdat ge niet struikelt,
en omgord u met de kracht van 't vol geloofsvertrou
wen, met christenliefde en christenmoed. En steek de
lampen aan en laat u vóórlichten door de lampen Gods,
die Waarheid en Vrijheid en Gezond Verstand, en Rede
heeten.
Nu kunnen de kelders nog leeggepompt worden en
de neigende geveltjes misschien nog bewaard blijven
maar als er weer zoo'n onweer komt....
Zie, ik heb u gewaarschuwd.
H .d. H.
CXXIX. HET STATION VOOR MAALDERIJ EN
BAKKERIJ TE WAGENINGEN.
In het vorige jaar is Nederland wederom eene instel
ling rijker geworden, die hoewel niet rechtstreeks op-
gericht in het belang van den landbouw, er toch mee
in betrekking staat. Wij hebben thans het oog op het
Station voor Maalderij: en Bakkerij te Wagemngen
Dit station, dat door de Regieering krachtig gesteund
WOidt. staat in zeer ruimen zin het algemeen belang voor.
Een onderdeel van den werkkring, dat reeds zijn in
vloed doet gCLden, is de controle op het brood.
Den 22sten November 1909 werd het Station officieel
voor den dienst geopend door den Minister van Land
bouw. Nijverheid en Handel. De cursus voor vakonder
wijs was reeds in September begonnen in een lokaal
der Rijkslandbouwschool.
De onderzoekingen van gebuild tarwebrood namen
de eerste plaats in om te kunnen vaststellen, welke
eischen aan goed melkbrood te stellen zijn boven de
algemeene eisch van microscopische en chemische zui
verheid. Deze eischen zijn. dat in de droge stof va»,
de kruin minstens 3 p.Ct. vet aanwezig dient te zijn,
terwijl het vluchtig-vetzuur-getal van het vet in het brood
minstens 10 moet bedragen. (Dit is het bewijs dat het
vet uit de melk is). Aan dezen redelijken eisch is
door iederen bakker te voldoen. Als minimum van de
in de bakkerij gebruikte melk is 2,8 pl.ct. vet aange
nomen, een gehalte der melk, dat overal geëischt mag
worden. Is men onkundig van de kwaliteit der melk,
dan kan men die aan het Station laten onderzoeken
ook particuliere laboratoria doen dit b.v. het Station
voor Melkonderzoek te Schagen. De kosten zijn slechts
gering.
Bij een nauwkeurig onderzoek van 15 monsters melk
brood, in diverse winkels gekocht, bleek, dat bij 9 veel
te weinig melk gebruikt was, terwijl bij' de overige 6
het vetgehalte wel voldoende was, doch dat dit lang
niet alles melkvet was. Zulk een resultaat bewijst wel,
dat een voortdurende controle op het brood van groote
waarde voor de afnemers is.
In de tweede plaats werden aan het Station onder
zoekingen verricht van tarwemeel en tarwebloem, wat
betreft watergehalte en deugdelijkheid.
Wat het watergehalte betreft, is weer gebleken, dat
dit zeer kan uiteeuloopen, n.1. van 11,615,5 p.ct.
en de bakker dus belang heeft bij de kennis van dit ge
halte."
Het koopen van meel op garantie van watergehalte
Is voor den bakker van veel bolang, omdat kunst
matige verbooging van, het watergehalte aan, vele
maalderijen ln zwang is en deze gemakkelijk een paar
procenten kan bedragen.
Als redelijken eisch voor goede bakkersbloem
mag men een watergehalte van 13 14 stellen.
Waar bij onderzoekingen grooter gehalte geconsta
teerd werd, was meestal bekend, dat kunstmatige
watertoevoeging had plaats gehad. Bloem van diverse
soorten inlandsche tarwe, welke voor andere doelein
den gebruikt wordt, heeft dikwijls hooger watergehalr
te, vaak zoo hoog, dat opslaan absoluut onmoge
lijk is. Gehalten van 16 zelfs 17% komen bij
Zeeuwsche tarwebloem voor en dat dit opslaan bui
tensluit zal iedereen duidelijk zijn. Ook de tarwe uit
Groningen bevat vaak zooveel water, dat er zonder
drogen geen houdbare bloem van te malen is. Het
klimaat en vooral de wijze van oogsten in sommige
gedeelten van ons land, namelijk het dorschen di
rect na het oogsten, heeft deze gevolgen.
Dat het onderzoek van meel op watergehalte tot
nog toe niet veel meer aangevraagd wordt, zal wel
hierin zijn grond hebben, dat vele bakkers de mee
ning zijn toegedaan, dat zij zelf dit gehalte gemak
kelijk kunnen schatten, 't zij op het gevoel, 't zij
dit blijkt uit het opnemen van meer of minder vocht.
Dit is veel te oppervlakkig. Het chemisch onderzoek
is het eenige nauwkeurige middel om het waterge
halte van meel te leeren kennen.
De kwaliteitsbeoordeeling van tarwebloem geschiedt
thans zoodanig, dat de bepaling van het watergehalte
en een nauwkeurige bakproef de beste resultaten
geven.
Bij dit onderzoek wordt den aanvrager het absorp
tievermogen vochtopname) van het meel, het ge
wichtsrendement en het volumerendement op
brengst) aan brood meegedeeld (te zamen heet dit de
„bakwaarde"), terwijl een beoordeeling van het
brood, zoover het van de kwaliteit van het meel af
hangt, er bijgevoegd wordt (kleur, structuur van de
kruim enz.).
Bij onderzoek bleek, dat er in den meelhandel nog
veel tarwebloem voorkomt, waarvan het gehalte aan
roggebloem te groot is.
Een monster vet bleek bij onderzoek een groote
hoeveelheid katoenzaadolie te bevatten.
Monsters ongebuild tarwemeel, boter en roggebloem
bleken bij onderzoek ook al vervalscht en ondeugdelijk
van samenstelling te wezen.
Treurig was het dikwijls gesteld met het zooge
naamde „honigzoet" voor de beschuitbakkerijen.
De samenstelling ervan was veelal: zeep, suiker,
vet potasch en water. Deze gronddstoffen zijn dik
wijls inferieur b.v. afvalvet, aardappelenstroop enz.
Het station wil zonder uitvoerige bedrijfscontrole der
fabrikanten geen controle uitoefenen op „beschuit
horig" honigzoet) en geeft den bakkers den raad
liever zuivere grondstoffen te koopen en zelf het
honigzoet te bereiden.
Het Station voor Maalderij en Bakkerij blijkt goed
te werken. Reeds spoedig is het aantal aangeslo
ten bakkerijen en broodfabrieken aanmerkelijk ge
stegen. Het bedroeg met 1 Januari 1910 vijf en met
1 Mei reeds een en twintig.
Een viertal meelfabrieken en meelhandelaren heb
ben zich eveneens bij de controle aangesloten bene
vens vele gisthandelaren.
Dit het vorenstaande zal voldoende blijken, dat doo;
deze instelling de bakkers en het publiek op den
duur krachtig beschermd zullen worden tegen de
knoeierijen in den groothandel en dat het Station
voor Maalderij en Bakkerij een gezegende instelling
zal worden voor de volksgezondheid.
Ook het VAKONDERWIJS wordt door de Vereeni-
ging sterk bevorderd. Te Wageningen worden sinds
September 1909 een cursus gehouden voor theore
tische en practische opleiding van patroonbakkers,
bakkersleeraren en molenaars.
Er is een technische cursus en, indien het wen-
schelijk mag blijken, een vervolgcursus. De techni
sche cursus heeft een duur van een jaar; de ver
volgcursus duurt acht maanden.
De technische cursus zal omvatten: de natuur- en
scheikunde, de plant- en dierkunde, de voedingsleer,
de gezondheidsleer, de warenkennis, de kennis van
de werktuigen in de bakkerij en in de maalderij in
gebruik, de theorie en de praktijk van de bakkerij
en maalderij, teekenen, handelsrekenen, boekhouden,
handelscorrespondentie en vakliteratuur.
De technische cursus begint op den eersten werk
dag in September en eindigt op 15 Juli.
De vervolgcursus begint insgelijks op den eersten
werkdag in September en eindigt op 30 April.
Er zijn in den loop van de cursussen twee vacan-
tiën, te weten met Kerstmis en met Paschen, welke
met inbegrip van de Zon- en Feestdagen niet langer
dan 10 dagen duren.
Aan het einde van den cursus wordt een examen
gehouden, om de leerlingen in de gelegenheid te
stellen een getuigschrift van met vrucht gevolgd on
derwijs te kunnen behalen. Na afloop van den ver
volgcursus kan opnieuw een diploma worden be
haald.
De eischen van toelating zijn zoo gesteld, dat
jongens, die met goed gevolg de lagere school door-
loopen hebben, het examen kunnen doen.
Vrijgesteld zijn zij, die een Hoogere Burgerschool
met drie-jarigen cursus of een school voor meer uit
gebreid lager onderwijs hebben doorloopen.
Voor toelating wordt verder vereischt den leeftijd
van 16 jaren. Voor jongere leerlingen wordt toestem
ming der Commissie van Toezicht gevorderd.
Voor het volgen van den technischen cursus is
f 80 schoolgeld verschuldigd bij den aanvang van
den cursus bij den Directeur te storten. Hierbij ko
men nog eenige kosten voor boeken en andere leer
middelen.
Het onderwijs is verdeeld in 26 lesuren theorie
en 16 lesuren praktijk per week.
Belanghebbenden kunnen kosteloos alle inlichtingen
over controle en vakonderwijs verkrijgen op aanvrage
bij den Directeur van het Station voor Maalderij en
Bakkerij, den heer A. Boonstra te Wageningen.
D. E. LANDMAN.
WEDERKEERIGE VERDENKING.
't Is al heel wat jaren geleden minstens vijf
en twintig of dertig toen Keizerin Elizabeth van
Oostenrijk nog niet vermoord was en Mevrouw Em-
den, de zuster van Heinrich Heine, nog leefde. De
Keizerin, die 'n vurig vereerster was van den dichter
der „Zwei Grenadier©", „Die Wallfahrt nach Kev-
laar" en honderd andere roerende balladen en ge
dichten, toog naar Hamburg, om Heine's zuster, die
daar woonde, eens te zien en te spreken. De Kei
zerin had zich laten aandienen als Gravin Hohen-
hembs, en ten antwoord ontvangen, dat Mevrouw
Emden alleen 's Woensdagsmiddags menschen ontving
en anders niet.
De Keizerin, die voor dit bezoek heel uit Weenen
was gekomen, was wel wat teleurgesteld, ofschoon zij
wist, dat zij wel ontvangen zou worden, als zij haar
waren naam noemde. Maar dit durfde zij niet zoo
dadelijk doen. Zij bleef in haar rijtuig zitten om
even na te denken, en beval den koetsier even te
blijven stilstaan.
Na eenige oogenblikken liet zij den palfrenier 'n
ander kaartje overreiken met de boodschap erbij, dat
de Keizerin gaarne ontvangen zou worden, maar er
op stond, dat Mevrouw Emden geen toilet zou ma
ken, en baar zooals zij was, in morgenjapon en pan
toffels te woord zou staan.
I Mevrouw Emden, die toen al diep ln de zeventig
was, wilde haar hooge bezoekster niet laten wachten,
en ging terstond naar de voorkamer. Zij was wat ze
nuwachtig, greep naar 'n flacon, die op haar wasch-
tafel stond en begoot er rijkelijk baar zakdoek
mee.
De Keizerin werd binnen gelaten, was allerliefst,
praatte en vroeg, en liet zich door den zoon, baron
Emden, de familiebrieven van oom Heinrich toonen
en voorlezen.
Intusschen was Mevrouw Emden wat tot zichzelve
i gekomen, en nu trof het haar, dat er zoo'n lucht van
sterken drank ln de kamer was. Zij herinnerde zich
de annecdotes, die over allerlei hooge personages in
omloop zijn, en dacht dat 't toch wel eens waar
kon wezen, dat de Keifcarin na haar ontbijt al wat
cognac of rhum als pousse café moest gebruikt heb-