SEtapr tal. Grepen uit Land- ba Tuinbouw. Zaterdag 23 Juli 19J0. 54e Jaargang. No. 4747. TWEEDE BLAD. Van dit en van dat. Bekendmakingen, GEMEENTE 8C H A 6 E V LANDWEER. Overgang van het Leger naar de Landweer. De Burgemeester der Gemeënte Schagen; Gezien het 3de lid van 12 der Landweerinstruc- i; Brengt ter kennis van belanghebbenden: lo. de dienstplichtigen bij de militie te land, die den loop van dit jaar een achtjarigen dienst bij militie hebben volbracht of alsnog zullen volbren- 3,- dat zijn in het algemeen zij, die behooren tot lichting van 1902, zullen op 1 Augustus a.s. over- a.n naar de Landweer, met uitzondering van hen, i: a. behooren tot een der bereden korpsen of tot t Korps Torpedisten; b. op 31 Juli a.s. in het genot n van ontheffing van den werkelijken dienst, om t even of de ontheffing werd verleend als geeste- ce enz., dan wel wegens kostwinnerschap of om lige andere reden van bijzonderen aard; 2o. de dienstplichtigen, die uitstel hebben geno- van eerste-oefening of van verblijf onder de wa nen, gaan evenveel jaren later naar de Landweer er als het uitstel heeft geduurd; vroeger genoten theffing rekent echter mede als diensttijd en brengt ioo geen, vertraging in den overgang naar de ndweer; 3o. zij, die overgaan naar de Landweer en binnen t Rijk eene bepaalde woonplaats hebben, moeten h vóór 31 Augustus a.s. in persoon aanmelden bij n Burgemeester hunner woonplaats en bij deze nmelding inleveren hun zakboekje met daarin ge- chten verlofpas; terwijl zij, die naar de Landweer ergaan en na hunnen overgang daarbij geene be- alde woonplaats binnen het Rijk hebben, of wel iten het Rijk verblijf houden, zich niet in persoon hoeven aan te melden, doch alsdan verplicht zijn n zakboekje met daarin gehechten verlofpas bij ngeteekenden brief waarin hun adres duidelijk volledig moet worden vermeld toe te zenden n den Burgemeester hunner laatste woonplaats bin- n het Rijk; 4o. zij, die op 1 Augustus a.s. naar de Landweer ergaan, zijn van dien datum af onderworpen aan :e voorschriften voor de Landweer gegeven; Vestigt met nadruk de aandacht op de navolgende palingen der Landweerwet: Artikel 24. De verlofganger van de Landweer meldt :h binnen dertig dagen na den dag van zijn over- ng naar de Landweer of na dien waarop hem de rlofpas is uitgereikt, bij den Burgemeester zijner lonplaats aan, ten einde deze den verlofpas, hem de Landweer of laatstelijk bij de militie uitge- Lkt, voor gezien of opnieuw voor gezien teekene. De verlofganger van de Landweer, die buiten het jk woont of verblijf houdt, of die zich bij zijn rtrek met verlof buiten het Rijk begeeft, kan, ter rvulling van de verplichting in het vorig lid om areven, binnen den daarin vermelden termijn zijn rlofpas bij aangetêekenden brief ter afteekening azenden aan den Burgemeester zijner laatste woon- iats binnen het Rijk. De verlofpas wordt hem door ïn Burgemeester bij aangeteekenden brief terugge- Ddeni. Artikel 25. De verlofganger van de Landweer, die ;h in eene andere gemeente gaat vestigen, geeft arvan kennis aan den Burgemeester zijner woon- lats. Binnen dertig dagen na den dag, waarop hij loeide kennisgeving heeft gedaan, meldt hij zich n hij den Burgemeester der gemeente, waarin hij h vestigt, ten einde deze Burgemeester zijn verlof- s voor gezien teekene. Artikel 27. De verlofganger van de Landweer be eft voor achtereenvolgend verblijf buitenslands van ïgeren duur dan een jaar de toestemming van of nwege Onzen Minister van Oorlog. Aan d -n verlofganger van de Landweer, die niet verzuim is, wordt deze toestemming, wanneer zij rraagd wordt en blijkt noodig te zijn ter zake van oefening van of opleiding tot betrekking, beroep, idbouw, handel of nijverheid, of wel tot verdere ont kkeling en vorming op het gebied van wetenschap kunst, in gewone tijden niet geweigerd. Bij de toestemming kan de verlofganger worden jgesteld van de verplichting tot deelneming aan de "eningen in artikel 11 vermeld (herhalingsoefenin- i), tot. het bijwonen van het bij artikel 29 voor schreven onderzoek en tot het komen in werkelij- a dienst in geval van oorlog, oorlogsgevaar of an- re buitengewone omstandigheden, dan wel wegens redenen in artikel liter vermeld (handhaving of 36tel der openbare orde of rust enz.). Aan de toestemming kunnen overigens zoodanige irwaarden worden verbonden als in het belang a den dienst noodig worden geoordeeld. Artikel 28. De verlofganger van de Landweer, die ikel 24, 25 of 27 niet naleeft, wordt in werkelij- n dienst geroepen en daarin gedurende ten hoog- 1 een maand gehouden. De duur van dezen dienst rdt bepaald door Onzen Minister van Oorlog, die ens het korps van het leger aanwijst waarbij de rkelijke dienst moet worden vervuld. Zij, die familiebetrekkingen hebben, die in het bui- ïland verblijf houden en in de termen vallen van srgang naar de Landweer, worden uitgenoodigd anghebbenden te herinneren aan de bepaling van ikel 24 bovengenoemd. Schagen, den 21en Juli 1910. De Burgemeester voornoemd, J. P. W. VAN DOORN. CCLVI. IN GEVAAR. „Het Noodlot bezit geen ander wapen, dan wat jzelf het reiken*" Wqsheid en Levenslot. Maeterlinck. lereid zijn," klinkt de last, zoo neem dan saam de vouwen, an 't hangende gewaad, dat ligt u struiklen doet, •bgord u met de kracht van 't vol geloofsvertrou- M wen' t christenliefde en christenmoed; steekt do lampen aan ook waar een zon van zegen n^ori]f10°nen m°''gen, in uw woning licht en lacht! nUl^L,Ui ,u°ct voort, op onbekende wegen! i>„ r e lampen het wordt nacht. ndenen omgord. De Génestet. „Ver'<x^en Maandag misschien bericht in Scha- spoeld' '1Ca LS' ^at Amsterdam ondergcregand, onder in >n 1 Wegge<lreven is, dan mag dit later gebleken anderen aii8 l>cricl't te zijn geweest, maar ver- dier en Z0U 'l Ule biet. Ik zelf heb met mijn olie-, tel<Mraofilni'jn kaplaarzen aan klaar gestaan, om naar ;ht 1© ltoor to loopen en daar althans 'n be- oest „^'zenden, dat go deze week niet op 'n brief liidda.. en' Want da* we naar allen schijn, eer g was, wei allemaal verdronken zouden zijn. Mijn juffrouw hield me legen, en zei. ,,Man, doe 't niett Kan nog opklaren, en dan is t geld wegge gooid!' En daarom heb ik 't niet gedaan, en ben ik' gaan zitten achter mijn druipende rainen, met 'n zuid wester op, mijn erker op 'n kier, klaar er uit te sprin gen als er 'n roeibootje of zoo iets voorbij zou komen, dat me dan naar den een of anderen bergtop of duin zou kunnen brengen. De trams, die ook dreven, had den voor dien dienst wel in dc termen kunnen val len; maar ze bleven te ver van mijn ramen af, en ik zat te wachten, te wachten op zoo'n schuitje, wel te verstaan totdat ik eindelijk dacht: nu wordt t lijd want 't water steeg bij de minuut - en ik maakte me klaar, om naar een der boven het water uitstekende boomtoppen te zwemmen, en daar dan maar verdei' af te wachten wat er gebeuren Zou. Maar mijn Juffrouw hield me alweer tegen en zei: „Voorzichtig, je zoudt verdrinken met al dat zware goed aan. Kleed je dan liever eerst uit 1" Maar omdat ik geen zwembroekje bij de hand had, was ik wel gedwongen te blijven zit ten zoo ik zat, steeds maar peinzend over die arme Schagers. die nu geen brief van me zouden lezen, peinzend ook over de niet op te lossen vraag, waar ik aan 't eind van de maand dan mijn huur van be talen zoudat wil zeggenals we soms eens niet ver dronken en ik gespaard zou blijvenwaar wel niet veel kans op was, maar in welk geval dan toch de huur door zou gaan. Ja, 'n mensch kan voor moei lijke gevallen komen te staan En 't bleef maar weerlichten en onwêereai en re genen, dat 't 'n aard had! Van voor zessen af zat ik daar nu al en er kwam maar geen einde aan, en ik werd hoe langer hoe ongeruster: dat wil zeggen: over dien brief en die huur. Eindelijk zei mijn Juffrouw die altijd veel kalmer is dan ik. en altijd haar hoofd bij mekaar houdt ,,'k Zal 'n kopje thee zetten, dat werkt kalmeerenden doe dan die oliejas uit, je zult 't zoo benauwd krijgen.' Maar ik ben te veel door drongen van mijn plicht om klaar te wezen, als t moet. dan dat ik mij daartoe brengen liet. Gezuidwes- terd en gelaarsd bleef ik den loop der dingen afwachten, het eene kopje thee na het andere drinkend, om wat te bedaren. Ik ben dan ook eindelijk bedaard, en 't weer ook. Tegen achten begon de regen minder overdadig te val len en hield het onweeren geheel op. De tweede Zond vloed scheen dus niet door te gaan. Maar er zullen. Noachs geweest zijn, die hun huis er la ten en hun ark bestegen hebben, en die later wel niet op 'n Ararat, maar toch hier of daar op 'n hoogte zijn aangespoeld. Het bleef den heelen ochtend nog regenen, maar tegen den middag klaarde de lucht op en werd 't droog. En de stad, mitsgaders de Ceintuurbaan verder reikte voorloopig mijn perspectief niet kwam hier en daar met haar keien en gele klinkertjes weer te voorschijn uit den telkens iets lager zakkenden vloed. De huizen waren gewasschen, de straten met slib bedekt als 'n droog geloopen Nijlvlakte. de menschen opgelucht. Men kon hier en daar weer bijna droogvoets de trams be reiken, en toen ik de stad in ging om te eten, ver wondende het mij eenigszins, dat alles er bijna uitzag als gisteren en eergisteren, toen er nog van geen Zond vloed sprake was. 't Leven scheen niet te hebben stil gestaah. Wel waren hier en daar eenige kelders volge- loopenkon hier 'n bakker zijn heele voorraad van vijftig zakken meel aan den vuilnisman meegeven, cn daar 'n huisheer zijn heele driemaanden hypotheek rente aan de versteviging van zijn onderhuis besteden wel waren aan den buitenkant van de stad hier 'n paar boomen weggeslagen en geleken de stadsparken wel veranderd in meren en meertjesmaar de Wester toren en de Munt en 't Paleis op den Dam en tde Dam zelf, en de Beurs 't nog niet genoeg geschol den ding van Berlage en 't Damrak en de Kalver- straat en heel het overig Amsterdam waren er toch nog evenals de Amsterdammers, 't Was alles geble ven zooals 't wasalleen waren de grachten 'n paar duim gestegen en liepen allen, die zich voor achten buiten hun woning gewaagd hadden, den heelen dag met 'n nat pak en natte voeten. Zoo zijn we er dus nog gelukkig afgekomenen de toeleg van den regen, om ons allemaal weg te spoe len. is niet gelukt. Voorlcopig blijven we, althans zoo ten naastenbij voltallig. Radicaal gebeurt er met of in Amsterdam, niets. De nu en dan verdwijnende kantoorloopers met 'n kwart millioen of 'n kinderspaar pot van 'n paar duizend gulden bij zich, komen 's avonds of 'n enkelen dag later weer terecht, 't Blijken wel dieven te zijn# maar dieven, die niet stelen kunnen; want bij afrekening is het te-kort nihil. Docter R. van de Keizersgracht is wel dood, maar de sluier der ge heimzinnigheid ligt zoo dicht over het geval, dat het niet uit te maken is, of we hier met doodslag Cf zelfmoord te doen hebben. Eigenlijk is het Rokin 'n vaarwater, maar vanwege al het vuil dat er in aanwe zig is houden de vele vreemdelingen, die in deze da gen Amsterdam bezoeken, het voor 'n moddersloot; cn aangezien we de courage missen om dit legen te spreken, laten we hen in dien waan; zonder te durven uitmaken of wij of zij gelijk hebben, 't Is er precies mee als met de quaestie aan de gemeentelijke Elec- tridteitsbedrijvendaar begrijpt ten slotte ook niemand iets van en tot 'n duidelijke verklaring zal 't wel nooit komen. Kolommen vol druks van het „rapport der enquête-commissie", maar de veelheid der getuigen en tuigenissen maken het geval zoo helder als water-cho colade. Wie 't nog leest, haalt bij het eind van 't epistel zijn schouders op. Er is gestolen en er is niet ge stolen; er is valsch geboekt en ei' is niet valsch ge boekt; en de kopstukken, die licht in deze duisternis konden ontsteken waaronder onze oud-burg|e>- meester Van Leeuwen, waaronder ook onze oud-wethou der Mr. Heemskerk weigeren voor de commissie van onderzoek te verschijnen. Maar Lessing gaat weg. we gens onverklaarbare handelingen in boeking en ops ag, edoch... hij krijgt bij zijn ontslag twee jaren satans uitbetaald. En Dr. De Gelder, wiens beschuldigingen en aanklachten niet te weerleggen zijn, moet ook w©g. Natuurlijk de verbied in hiërarchische lichamen moet gehandhaafd blijven. Dr. De Gelder was de mindere van Ressing, en als 'n luitenant en 'n kapitein mot krijgen, dan heeft de luitenant ongelijk. Dit is nooit anders geweest, en dit zal nooit andei's worden. Wat den heer Ressing geschiedt, zal straks „rechtheetenwat Dr. De Gelder geschiedt, „genade". Het is, of kan worden, 'n Papendrechtsche zaak in 't klein, waarbij de „Amsterdammer" met vermelding van 't jaar 1935 aantcekende: „Ziezoo, ik heb de getuigen van de getui gen tot in de zestiende graad gehoord, en de psychi atrisch laten onderzoeken, ook mijzelf en nu kan de zitting geopend worden." Zoo zal 't hier ook wel mee gaan't rechte zal wel nooit tot de kennis van t pu bliek doordringen. We schijnen in 'n zeer onduidelijken tijd te leven: alles wordt gaande gemaakt en niets komt tot 'n op lossing. Van de lintjeskwestie, waarvoor het heele land op zijn kop gestaan heeft, weten we nu nog precies evenveel als verleden jaar zomer. De Beurs, die twee jaren geleden al op invallen stond en met balken en schragen geschoord moest worden, staat er nog; en eerlijk gezegd, is er niemand meer, .die over het in- vallen ervan denkt. De vriendschap, die nu gesloten is tusschen Rusland en Japan, die elkaar 'n paar jaren geleden van 'kortjan gaven en den hals afbeten, kost aan Koréa zijn laatste glimp van vrijheid en zelfstan digheid. De diplomaten prijzen die vriendschap en noe men haar 'n waarborg te meer voor den vrede in het Oosten; maar.... China heeft er nog 'n paar dolkmessen en 'n paar oorlogscheepjes bij gekocht, en in 1912, als het leger zijn nieuwe organisaties en uitbreidingen on dergaan heeft, zal 't wel weer „olifantje" gaan spelen met Oost en West, en de muizen tegen zich op laten kruipen, 'n Waarborg van vrede heb ik in 't slijpen van messen nooit kunnen vinden. Maar dat zal wei wezen, omdat ik 't niet begrijp; evenmin als ik 't excuus van den Paus begrijp over zijn ondoordachte woorden in de encycliekevenmin als ik indertijd de trouwformule Etarepen heb van Prinses Ena van Battenberg toen zij met Koning Alphonsus trouwde en waarbij zij „allen, die niet Roomsch waren", tot haar eigen Moeder toe, vervallen verklaarde aan de eeuwige verdoemenis." Klaar .Alphonsus, óók Roomsch, óók niet wijzer of teergevoeliger nam er genoegen mee, cn ze warén i zoo knusjes eens, dat ze samen ,'n paar kindertjes kochten. Maar ik begrijp 't nietji vrouw, die haar eigen moeder aan de verdoemenis wijdt, zou mij '1 zoe nen niet waard wezenal kwam 't uit dat die moedei gestolen had, of al had ikzelf ze zien stelen. Maar misschien veis'.aat Alphonsus die woorden anders, of denkt hijzelf er 't zijne van. In elk geval komen de omstandigheden hem nu wak ker schudden, en vraagt Canalejas hem rond en dui delijk, hoe hij over een en ander denkt. En nu kiest hij partij. Hij wil 'n man van zijn tijd wezen en met zijn Lijd mee gaan, en niet langer zijn eigen denken en overtuiging gevangen geven, onder die van heersch- zuchtige priesters. Nu komt de arme jongen tusschen twee vuren, .waar aan den eenen kant de priesters en aan den anderen kant, de socialisten, alias: anar chisten, takkebossen aan dragen. Zal hij zich weten te redden'? Zal hij Hollands geschiedenis van voor drie eeuwen opslaan, om te weten wat 'n vorst doen moet, als zijn land aan den eenen kant door inquisiteurs, aan den anderen kant door vrijbuiters wordt aangevallen'? Zal hij blijken 'n „Maurits" te wezen, die „de steden bedwong", of wel 'n „Willem", die zwijgend nadenkt en bidt „pour son pauvre peuple"? Zal hij 'n vast verbond sluiten met den „Potentaat der Potentaten die „pae- pen" en guesen en inquisiteurs richt en oordeelt'? Arme AlphonsusArm SpanjeDat nu nog beginnen moet aan de les, die Holland en de Hollanders drie eeuwen geleden al van builen kendejnaar wier „be trouwen op de door hem gedane wijze keuze en op den God hunner Vaderen", zóó innig en gerust was. dat ze aanleiding gaf "tot slaperigheid en min of meer werkte als chloroform. Terwijl de vlag der „Vrijheid" van onze muren wappert, en het protest tegen eiken gewetensdwang 'n volksleuze is geworden, die over de heele wereld bekend is. vallen de wachters jn slaap en komen weemdclingen van over de bergen in onze vesten en bouwen er hun forten, kerkertorens vobr den geest, kerkertorens voor de vrije vroomheid, vanwaar uit nu reeds den binnenlandschen vrede bestookt wordt. Als straks Alphonsus en Canaléjas en nog zoovele an deren gevallen zullen zijn, en Spanje in zwaren strijd zal bevochten hebben wat Holland eens tegen Spanje bevocht: „Vrijheid van Geweten", dan zij Spanje wijzer dan Holland later bleek te zijn, en dommele het niet in. maar houde den vijand op 'n afstand en buiten zijn gouvernement, 'n Vos verliest zijn haren welzijn stre ken nooit. Arm Holland, dat zóó verdwaasd en verblind werd, dat het geen vriend van vijand meer kon onderschei den 1 Arm Spanje, dat om 'n ideaal-g'oed klaagt en er naar grijpt, en nog niet volkomen schijnt in te zien, dat het daarvoor handen en ziel vrij moet hebben God sta Holland bij en helpe Spaqje Het gevaar, dat ons hier verleden Maandag bedreig de. .bedreigt eigenlijk, in zooveel ruimeren zin, heel de wereld. En de roeibootjes, waarmee wij gered kon den worden, naderen niet altijd tot aan onze ramen. We zien kelders vol-loopen, huizen wankelen, menschen ten ondergaan, en.... als we dan de stad ingaan, om eens poolshoogte te nemen, en we hebben dan weer lekker in „Suisse" gegeten,... och, dan vinden we "t zoo erg niet meer. t Leek meer dan 't was", 'n Lek kere manilla, 'n kop geurige koffie en 'n kwartiertje op de canapé, brengen n mensch weer tot heel andere gedachten. Men kan toch niet altijd met 'n oliejekker en kaplaarzen aan zitten, of altijd verdacht zijn op gevaar. Neen, dat kan niet: maar.... In 't kort: De stortvloed van verleden Maandag is voorbij. We zijn nu aan 't leegpompen van kelders en aan 't onderstutten van geveltjes, die te veel gele den hebbenzooals we onze zielen leegpompen van overtollige bezwaren, en onze harten onderstutten en voor bezwijken behoeden, met beloften die nooit gehou den worden. Maar wijzer worden wil zeggen: Leer en uit wat gebeurd is. en nadenken over wat komen kan. Het noodlot van den muur, die op ons valt, van den storm, die ons schip doet vergaan, kunnen wij; niet ontloopen; maar het noodlot van den geest, heeft geen ander wa pen. dan wat wijzelf het reiken. Begrijp en onthoud dit. Wees bereid te weenen met hen die weenen, maar ook te strijden en te redden met hen die strijden en redden willen, wat nog gered kan wordenons leven, onze vrijheid, onze zielen, ons aller innigst ik. Neem de vouwen van uw kleed samen, opdat ge niet struikelt, en omgord u met de kracht van 't vol geloofsvertrou wen, met christenliefde en christenmoed. En steek de lampen aan en laat u vóórlichten door de lampen Gods, die Waarheid en Vrijheid en Gezond Verstand, en Rede heeten. Nu kunnen de kelders nog leeggepompt worden en de neigende geveltjes misschien nog bewaard blijven maar als er weer zoo'n onweer komt.... Zie, ik heb u gewaarschuwd. H .d. H. CXXIX. HET STATION VOOR MAALDERIJ EN BAKKERIJ TE WAGENINGEN. In het vorige jaar is Nederland wederom eene instel ling rijker geworden, die hoewel niet rechtstreeks op- gericht in het belang van den landbouw, er toch mee in betrekking staat. Wij hebben thans het oog op het Station voor Maalderij: en Bakkerij te Wagemngen Dit station, dat door de Regieering krachtig gesteund WOidt. staat in zeer ruimen zin het algemeen belang voor. Een onderdeel van den werkkring, dat reeds zijn in vloed doet gCLden, is de controle op het brood. Den 22sten November 1909 werd het Station officieel voor den dienst geopend door den Minister van Land bouw. Nijverheid en Handel. De cursus voor vakonder wijs was reeds in September begonnen in een lokaal der Rijkslandbouwschool. De onderzoekingen van gebuild tarwebrood namen de eerste plaats in om te kunnen vaststellen, welke eischen aan goed melkbrood te stellen zijn boven de algemeene eisch van microscopische en chemische zui verheid. Deze eischen zijn. dat in de droge stof va», de kruin minstens 3 p.Ct. vet aanwezig dient te zijn, terwijl het vluchtig-vetzuur-getal van het vet in het brood minstens 10 moet bedragen. (Dit is het bewijs dat het vet uit de melk is). Aan dezen redelijken eisch is door iederen bakker te voldoen. Als minimum van de in de bakkerij gebruikte melk is 2,8 pl.ct. vet aange nomen, een gehalte der melk, dat overal geëischt mag worden. Is men onkundig van de kwaliteit der melk, dan kan men die aan het Station laten onderzoeken ook particuliere laboratoria doen dit b.v. het Station voor Melkonderzoek te Schagen. De kosten zijn slechts gering. Bij een nauwkeurig onderzoek van 15 monsters melk brood, in diverse winkels gekocht, bleek, dat bij 9 veel te weinig melk gebruikt was, terwijl bij' de overige 6 het vetgehalte wel voldoende was, doch dat dit lang niet alles melkvet was. Zulk een resultaat bewijst wel, dat een voortdurende controle op het brood van groote waarde voor de afnemers is. In de tweede plaats werden aan het Station onder zoekingen verricht van tarwemeel en tarwebloem, wat betreft watergehalte en deugdelijkheid. Wat het watergehalte betreft, is weer gebleken, dat dit zeer kan uiteeuloopen, n.1. van 11,615,5 p.ct. en de bakker dus belang heeft bij de kennis van dit ge halte." Het koopen van meel op garantie van watergehalte Is voor den bakker van veel bolang, omdat kunst matige verbooging van, het watergehalte aan, vele maalderijen ln zwang is en deze gemakkelijk een paar procenten kan bedragen. Als redelijken eisch voor goede bakkersbloem mag men een watergehalte van 13 14 stellen. Waar bij onderzoekingen grooter gehalte geconsta teerd werd, was meestal bekend, dat kunstmatige watertoevoeging had plaats gehad. Bloem van diverse soorten inlandsche tarwe, welke voor andere doelein den gebruikt wordt, heeft dikwijls hooger watergehalr te, vaak zoo hoog, dat opslaan absoluut onmoge lijk is. Gehalten van 16 zelfs 17% komen bij Zeeuwsche tarwebloem voor en dat dit opslaan bui tensluit zal iedereen duidelijk zijn. Ook de tarwe uit Groningen bevat vaak zooveel water, dat er zonder drogen geen houdbare bloem van te malen is. Het klimaat en vooral de wijze van oogsten in sommige gedeelten van ons land, namelijk het dorschen di rect na het oogsten, heeft deze gevolgen. Dat het onderzoek van meel op watergehalte tot nog toe niet veel meer aangevraagd wordt, zal wel hierin zijn grond hebben, dat vele bakkers de mee ning zijn toegedaan, dat zij zelf dit gehalte gemak kelijk kunnen schatten, 't zij op het gevoel, 't zij dit blijkt uit het opnemen van meer of minder vocht. Dit is veel te oppervlakkig. Het chemisch onderzoek is het eenige nauwkeurige middel om het waterge halte van meel te leeren kennen. De kwaliteitsbeoordeeling van tarwebloem geschiedt thans zoodanig, dat de bepaling van het watergehalte en een nauwkeurige bakproef de beste resultaten geven. Bij dit onderzoek wordt den aanvrager het absorp tievermogen vochtopname) van het meel, het ge wichtsrendement en het volumerendement op brengst) aan brood meegedeeld (te zamen heet dit de „bakwaarde"), terwijl een beoordeeling van het brood, zoover het van de kwaliteit van het meel af hangt, er bijgevoegd wordt (kleur, structuur van de kruim enz.). Bij onderzoek bleek, dat er in den meelhandel nog veel tarwebloem voorkomt, waarvan het gehalte aan roggebloem te groot is. Een monster vet bleek bij onderzoek een groote hoeveelheid katoenzaadolie te bevatten. Monsters ongebuild tarwemeel, boter en roggebloem bleken bij onderzoek ook al vervalscht en ondeugdelijk van samenstelling te wezen. Treurig was het dikwijls gesteld met het zooge naamde „honigzoet" voor de beschuitbakkerijen. De samenstelling ervan was veelal: zeep, suiker, vet potasch en water. Deze gronddstoffen zijn dik wijls inferieur b.v. afvalvet, aardappelenstroop enz. Het station wil zonder uitvoerige bedrijfscontrole der fabrikanten geen controle uitoefenen op „beschuit horig" honigzoet) en geeft den bakkers den raad liever zuivere grondstoffen te koopen en zelf het honigzoet te bereiden. Het Station voor Maalderij en Bakkerij blijkt goed te werken. Reeds spoedig is het aantal aangeslo ten bakkerijen en broodfabrieken aanmerkelijk ge stegen. Het bedroeg met 1 Januari 1910 vijf en met 1 Mei reeds een en twintig. Een viertal meelfabrieken en meelhandelaren heb ben zich eveneens bij de controle aangesloten bene vens vele gisthandelaren. Dit het vorenstaande zal voldoende blijken, dat doo; deze instelling de bakkers en het publiek op den duur krachtig beschermd zullen worden tegen de knoeierijen in den groothandel en dat het Station voor Maalderij en Bakkerij een gezegende instelling zal worden voor de volksgezondheid. Ook het VAKONDERWIJS wordt door de Vereeni- ging sterk bevorderd. Te Wageningen worden sinds September 1909 een cursus gehouden voor theore tische en practische opleiding van patroonbakkers, bakkersleeraren en molenaars. Er is een technische cursus en, indien het wen- schelijk mag blijken, een vervolgcursus. De techni sche cursus heeft een duur van een jaar; de ver volgcursus duurt acht maanden. De technische cursus zal omvatten: de natuur- en scheikunde, de plant- en dierkunde, de voedingsleer, de gezondheidsleer, de warenkennis, de kennis van de werktuigen in de bakkerij en in de maalderij in gebruik, de theorie en de praktijk van de bakkerij en maalderij, teekenen, handelsrekenen, boekhouden, handelscorrespondentie en vakliteratuur. De technische cursus begint op den eersten werk dag in September en eindigt op 15 Juli. De vervolgcursus begint insgelijks op den eersten werkdag in September en eindigt op 30 April. Er zijn in den loop van de cursussen twee vacan- tiën, te weten met Kerstmis en met Paschen, welke met inbegrip van de Zon- en Feestdagen niet langer dan 10 dagen duren. Aan het einde van den cursus wordt een examen gehouden, om de leerlingen in de gelegenheid te stellen een getuigschrift van met vrucht gevolgd on derwijs te kunnen behalen. Na afloop van den ver volgcursus kan opnieuw een diploma worden be haald. De eischen van toelating zijn zoo gesteld, dat jongens, die met goed gevolg de lagere school door- loopen hebben, het examen kunnen doen. Vrijgesteld zijn zij, die een Hoogere Burgerschool met drie-jarigen cursus of een school voor meer uit gebreid lager onderwijs hebben doorloopen. Voor toelating wordt verder vereischt den leeftijd van 16 jaren. Voor jongere leerlingen wordt toestem ming der Commissie van Toezicht gevorderd. Voor het volgen van den technischen cursus is f 80 schoolgeld verschuldigd bij den aanvang van den cursus bij den Directeur te storten. Hierbij ko men nog eenige kosten voor boeken en andere leer middelen. Het onderwijs is verdeeld in 26 lesuren theorie en 16 lesuren praktijk per week. Belanghebbenden kunnen kosteloos alle inlichtingen over controle en vakonderwijs verkrijgen op aanvrage bij den Directeur van het Station voor Maalderij en Bakkerij, den heer A. Boonstra te Wageningen. D. E. LANDMAN. WEDERKEERIGE VERDENKING. 't Is al heel wat jaren geleden minstens vijf en twintig of dertig toen Keizerin Elizabeth van Oostenrijk nog niet vermoord was en Mevrouw Em- den, de zuster van Heinrich Heine, nog leefde. De Keizerin, die 'n vurig vereerster was van den dichter der „Zwei Grenadier©", „Die Wallfahrt nach Kev- laar" en honderd andere roerende balladen en ge dichten, toog naar Hamburg, om Heine's zuster, die daar woonde, eens te zien en te spreken. De Kei zerin had zich laten aandienen als Gravin Hohen- hembs, en ten antwoord ontvangen, dat Mevrouw Emden alleen 's Woensdagsmiddags menschen ontving en anders niet. De Keizerin, die voor dit bezoek heel uit Weenen was gekomen, was wel wat teleurgesteld, ofschoon zij wist, dat zij wel ontvangen zou worden, als zij haar waren naam noemde. Maar dit durfde zij niet zoo dadelijk doen. Zij bleef in haar rijtuig zitten om even na te denken, en beval den koetsier even te blijven stilstaan. Na eenige oogenblikken liet zij den palfrenier 'n ander kaartje overreiken met de boodschap erbij, dat de Keizerin gaarne ontvangen zou worden, maar er op stond, dat Mevrouw Emden geen toilet zou ma ken, en baar zooals zij was, in morgenjapon en pan toffels te woord zou staan. I Mevrouw Emden, die toen al diep ln de zeventig was, wilde haar hooge bezoekster niet laten wachten, en ging terstond naar de voorkamer. Zij was wat ze nuwachtig, greep naar 'n flacon, die op haar wasch- tafel stond en begoot er rijkelijk baar zakdoek mee. De Keizerin werd binnen gelaten, was allerliefst, praatte en vroeg, en liet zich door den zoon, baron Emden, de familiebrieven van oom Heinrich toonen en voorlezen. Intusschen was Mevrouw Emden wat tot zichzelve i gekomen, en nu trof het haar, dat er zoo'n lucht van sterken drank ln de kamer was. Zij herinnerde zich de annecdotes, die over allerlei hooge personages in omloop zijn, en dacht dat 't toch wel eens waar kon wezen, dat de Keifcarin na haar ontbijt al wat cognac of rhum als pousse café moest gebruikt heb-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1910 | | pagina 5