DE STUUD OU DEN BAN.
Voor Dammers.
METEOREN.
ïïJMSZ? SA&rf tv. ^ufd"
Zaterdag 23 Juli 1910.
54e Jaargang. No, 4747.
DERDE BLAD.
Hl.HÉn
Feuilleton.
r
Voorbeeld II.
Stand zwart 3 schijven op: 13, 17, 42 en een dam
7 schijven op: 16, 24, 30, 33, 36, 45
Alles betreffende deze rubriek te richten aan het
ireau Schager Courant en voorzien van het opschrift
jamrubriek".
OPSLUITPROBLEMEN.
In de damrubriek van 10 Juli jl. behandelden wij
opsluitproblemen en gaven daarbij een voorbeeld,
an den heer P. J. Waiboer te Anna Paulowna ont
togen wij onderstaand aardig probleem, hetwelk wij
,oonden te moeten plaatsen alvorens wij „den tem-
5" behandelen.
Zwart.
16
26
36
46
vS
ÉS"
Zwart:
steeni*.... hoewel zij in den regel een nog grootere dicht
heid bezitten. Daar op onze aarde de dichtheid van
de gesteenten toeneemt naarmate men ze dieper onder
de oppervlakte vindt, ligt de gevolgtrekking voor de
hand, dat zich in de voor ons toegankelijke diepten
der aarde steensoorten bevinden met gelijke dichtheid
als die der steenmeteorieten. In de ijzermeteorietén
j komt het ijzer gedegen voor, doch steeds met nikkel ver-
i mengd. Gedegen ijzer wordt in de bovenste aardlagen
zeer zelden aangetroffenzelfs geloofde men vroeger
dat het in dezen vorm heelemaal niet op de aarde voor-
kwam. In den laatsten tijd heeft men echter in Groen-
schijven op te geven, zwart laat dam nemen ofmst la"d. ijzeraders ontdekt die hun oorsprong hoogstwam--
1 6 schijnlijk in de diepste diepten van den aardbol nebben.
Een blok ijzer van 25.000 kilogram, dat Xordenskiold
in 1870 aan de Noordwestkust van Groenland vond
op 15.
Stand wit
en 46.
Oplossing:
Wit: 24—19.
46—41.
41—37.
36 27.
16:27!
komt het voor,
Ook
13 35.
15 38.
42 31.
38 21.
dat wit door een of meer
verschillende schijven laat slaan en daarna den be-
slissenden slagzet doet. Zie voorbeeld no. 3.
Voorbeeld III.
Stand zwart 5 schijven op: 8, 9, 15, 17 en 27.
Stand wit 5 schijven op: 24, 26, 33, 36 en 47.
Oplossing:
Zwart: 27
36
47
Wit:
36.
47.
20.
3631.
47—41.
2621.
21 25!
Bij eenlge oefening en studie bespeurt men al
spoedig de bedoeling van den auteur. Het is zeer
verkeerd, voortdurend te probeeren, of men de op
lossing per toeval vindt. Men behoort het karakter
van het probleem te bestudeeren en dan zal men met
de noodige speelkennis en routine spoedig den be-
slissenden slagzet of fijne tempo's bemerken. Wij
en hetwelk door hem aanvankelijk voor een neerge
vallen ijzermeteoriet gehouden werd, schijnt uit een
ilezer aders afkomstig te zijn. Daar nu de gemiddelde
dichtheid van den aardbol veel grooter is dan die der bo
venste aardlagen, kunnen we aannemen dat in het in
wendige onzer planeet zeer zware stoffen verzameld
zijn. waaronder dan vrij zeker ook de gedegen meta
len. Ook de samenstelling van de ijzermeteorieten doet
ons dus aan de ontoegankelijke diepten der aarde den
ken.
Tot heden zijn in de meteoorsteenen de volgende
stoffen gevonden: waterstof, zuurstof, stikstof, koolstof,
zwavel, phosphor. chloor, calcium, natrium, kalium,
silicum, magnesium, aluminium, mangaan, ijzer, nikkel,
kobalt, arsenicum, chroom, koper, tin, titanium, argon,
hebben dan ook gemeend, door "het illustreeren met helium. In den laatsten tijd zijn ook sporen van platina
een paar voorbeelden, dit den beginnenden oplossers eu iridium, en zelfs van het op aarde zoo zeldzaam voor
duidelijk te maken, hopende, dat deze hun tot lee- komende banadium, gevonden. Het argon
ring zullen strekken.
15
25
wicht per verschietende ster 5 gram, wat zeker niet
te hoog genomen is, dan vinden we dat de aarde
ïaarlijks op zijn minsi 18 miilioen kilogram materie uit
het hemelruim ontvangt, ongerekend de meteoorstee
nen, de meteoiische siotwolken en de aanhoudend in
den dampkring dringende sloideeit)es tiie met het bloote
oog niet opgemerkt worden. Waarschijnlijk dragen deze
laatsten tezamen minstens evenveel bij aan de ge
wichtsvermeerdering der aarde als de eigenlijke ver
schietende sterren.
Tot slot nog een woord ie over de zwermen ver
schietende sterren, de sterrenregens. De meest békén-
de zijn wel de August us-zweim en de zwerm die elk
laar omstreeks 12 November verschijnt, 't Was de No-
vember-zwenn, die door zijn schitterende verschijning
in 1799 voor 't eerst de aandacht der geleerden op
deze verschijnselen vestigde; en wel doordat von Hum-
boldt en Bonplant hem te Cumana in Venezuela waar
namen. Op 12 November verschenen 's nachts om
streeks half drie plotseling duizenden verschietende ster
ren, vermengd met vuurbollen, zoodat de geheele hemel
er vol van was. Dit verschijnsel werd op vele plaatsen
der aarde waargenomen. De eerstvolgende laren werd
de November-zwerm bijna niet opgemerkt. Alleen in
de ïaren 1823 en 1832 werden omstreeks genoemden
datum ongewoon veel verschietende sterren gezien. Maar
in 1833 deed het verschijnsel zich zoo prachtig voor
als waarschijnlijk nooit tevoren. ,,De vuurbollen scho
ten als vuurpijlen van één punt uit, en wel in zoo
grooten getale, dat ze zoo dicht als sneeuwvlokken
vielen, en de gansche hemel in vuur scheen te staan."
Er zwerven dus heele wolken meteoorsteenen in het
heelal rond. waarvan er nu en dan een als een ont-
35
45
(Slot.
Dat dikwijls een groot aantal meteoorsteenen iegelijk
Wit.
i geefsch zoeken niet alleen op de aarde en als tot de
aarde behoorende, maar zelfs in de meteoorsteenen ge
vonden werd, is een, der schoonste bewijzen voor de
overtuiging dat voor den bouw van al het bestaande in
xauuu. iw.i heelal dezelfde stoffen gebruikt zijn. Want, zooals
neerkomt"ftpn ware Tchhc'n 'we "aï we nog nader zullen zien, de meteoren komen tot ons uit
eerder ^geziaa l ver buiten ons zonnestelsel, uit de wereld dor
van 1'Aigle. waarbij op 26 April 1803 meer den 2000 ^aste sterren. Voor die overtuiging spreekt verder ook
steenen tegelijk neergestort zijn. Men kan nu de vraag het feit. dat trots de meest zorgvuldige ontleding van
opwerpen of de» allen tot een en hetzelfde lichaam meteoorsteenen nog nimmer een ons onbekend element
hebben behoord, of dat er mogelijk heele zwermen van i we™ gevonden.
Zelfs ij d,e toSST
4 «MW M. SSIlW" itaU' Verder Jtdienende
P 47.
Wit 6 schijven op 11, 40, 42, 44, 50 en een dam
P 7.
Oplossing:
Wit: 7—34.
34 18.
18—34.
50—45.
34—43.
43—49.
Indien zwart niet speelt 61 dan wit 50—45,
827 en 2749.
Dit probleem is mooi samengesteld en munt uit
D L__ werd eerst
in 1894 ontdekt (Lord Raleigh); het maakt deel uit
cÜbc'^T. dampkringslucht en is zeer moeilijk van de zaglijke muggenzwerm Tri 'onzT'n dampkringdringt "om
I stikstoi te scheiden. Om deze reden kon men ver- Haar u„uil.l. 1 i-,
wachten het ook in stikstofhoudende meteoorsteenen
Ie vinden. Dat het helium, hetwelk men tot voor kort
slechts spectroscopisch op de zon waarnam, na lang ver-
daar. zooals we gezien hebben, behoorlijk "onschadelijk
rden.
steenenregen veroorzaakt; kan men dit verschijnsel niet I ?eaen onaerzocm wwaen vereerzaï ae opieueuu
me, JU één oorspmnke». lichaam .oesdn ij- m=„,d 5^®
oog als een enkele vuurbol voordeed, terwijl Schmidt hieken van lood en zink zijn aandacht hebben_geüukken
te Athene door den telescoop een aantal afzonderlijke 1 J*e' XÏS A™ nnft
lichamen zag Daarentegen kon men bij andere gele- houtskool enz), een omzettingsproduct van organische
genheden het uiteenswingen van één oorspronkelijk s(offen qu de koolstofjer meteoorsteenen van
lichaam met zekeiheid bewijzen. G'ide d st oj-g^bschen oorsprong, en is daaruit het bewijs te put-
die op 12 Mei 1861 bij Butsura in Oost-Indie neervie- ook buiten onze laneet bewerktuigde wezens
len. werden op eenige kilometers van elkander drie bes(aan? HdaaSi deze fe vraag kan niet met zeker-
steenen gevonden die P'ecies aaneenpasten. Ook beid beantwoord worden, daar men in meteoorsteenen
steenen tezamen maakten volgens hun vo f n n zekere Sporen van voormalig organisch leven
oor originaliteit Wij hadden reeds eerder het genoe- uit van een nog veel grooter hemellichaam og beeft gevonden,
en eenige goede problemen van den heer Waiboer is een geval bekend, waarbij twee stukken me jiu Qm nu de cbemisehe samenstelling van de mete-
3 plaatsen en kunnen genoemden heer feliciteeren breuken volkomen aaneen pasten. ,z oorsteenen volle bewijskracht te kunnen vinden voor de
iet zijne vorderingen. We hopen dat dit voor andere Wanneer een menigte groote en kleine steen - gelijkheid van alles wat in het heelal bestaat, is het
szers eene aanmoediging mag zijn om ook te be- gelijk neervalt dan vindt men dat op den weg n00(j^ te bewijzen dat de meteoren werkelijk vanuit
roeven problemen en eindspelen samen te stellen, het verschijnsel nam, de kleine steeds net eerst j de onejn<jj~, ruimte tot ons komen: dat ze niet van
tuit men in het begin ook op moeilijkheden, een neergekomen. Dit^is ^e^,^ard^'de aarde afkomstig zijn en dus nooit en te nimmer tot
Zwart:
47 6.
6—1.»
1—6.
6 60.
35 44.
oed resultaat geeft na eenige volharding des te meer
oldoening.
DE TEMPOZET
peelt in vele problemen een hoofdrol; het is daar
in niet van belang ontbloot de aanwijzingen
'elke wij geven te volgen, daar men er bij de op-
>ssigg van problemen zijn nut mede kan doen.
Voorbeeld I.
Zwart.
den gewonen gang van zaken het onbekeerde zou ver- haai. behoord kunnen hebben. Dit bewijs is te leveren,
wachten immers, zware lichamen vadien sneUer dan ZooaIs we hebben is de snelheid der meteoren
lichte. Wij moeten dus aannemen dat de kleinere stuk rtr/wfor Hon. Hp aarHpi haar
ken werkelijl
worden. Dit
men dikwijls
innemen aai oe Kieuiere siua- „€WOOnj;jk vee[ gr0oter dan die waarmee de aarde haar
ken werkelijk eerder van het hoofdhehaam afgeslm0erd ,aarljjkscb reisje om de zon maakt. Juist deze omstan-
worden. Dit klopt ook met het vonkensproeien dat ^evert ons voldoende bewijs, want i-
men dikwijls waarneemt aan vuurbollen voordat ze ont- vulkanische
ploffen.
iedereen zal
inzien dat een lichaam, door vulkanische of andere
maken dus de opvaUing waar-
schijnlijk. dat bij de meeste dezer steenenregens geeren dan de kosmische snelheid der aarde zelf be-
van een oorspronkelijk hemellichaam sprake kan zijn. Er echter een beter bewijs. Wanneer de
Toch heeft men ook nu en dan meerdere evenwijdig meteoren van de aarde afkomstig waren, dan zouden
gemaakt te worden
Bij deze sterrenregens vindt men dat de meteoren
allen uit één en dezelfde richting komen, het zooge
naamde radiatie-punt. Dit punt nu is en blijft voor
eiken periodieken zwerm hetzelfde onder de vaste ster
ren. De Augustus-zwerm bijv. komt onveranderlijk uit
het stenenbeeld Perseus, vandaar de benaming Peseïe-
den. De Novemher-meteoren hebben hun radiatie-punt
in het beeld de Leeuw, waarom zij: de Leonieden ge
noemd worden (Lat. Leo Leeuw). Indien men nog
een bewijs verlangt voor de stelling dat de meteoren
geen aardsche dingen zijn, dan levert dit onverander
lijke radiatie-punt onder de vaste sterren er een van
de meest overtuigende soort. Terwijl n.1. de periodieke
verschietende sterren, die in één nacht, of, bij som
mige zwermen, in twee of meer opeenvolgende nach
ten verschijnen, allen vanuit hetzelfde punt aan den
hemel komen, maakt dit punt de schijnbare dagelijk-
sche beweging van alle vaste sterren mee: als alle
buitenaardsohe dingen is dit punt onafhankelijk van
de dagelijksche wenteling der aarde om haar as.
Met behulp van het gevonden radiatie-punt kun
nen de sterrenkundigen vrij nauwkeurig de baan van
den meteoren-zwerm berekenen. Hierbij is gebleken
dat enkele zwermen volkomen dezelfde banen volgen
als voor bekende periodieke kometen gevonden zijn.
Het eerste voorbeeld hiervan vond men in de Perseïe-
den. Sehiaparelli toonde aan, dat de baan daarvan
dezelfde is al die van de komeet 1862 III, welke laatste
de aardbaan snijdt op een punt dat onze planeet op
10 Augustus van elk jaar doorloopt. Bij de Leonieden
vond men overeenstemming met de baan van de ko
meet 1866 I. De omloopstijd van deze komeet was
berekend op ruim 33 jaar; dezelfde periode werd ge
vonden hij de Leonieden, daar zij, hoewel elk jaar
omstreeks 13 November voorkomend, telkens ïia 33
jaar op bizonder schitterende wijze verschijnen. Ver
der zal men zich uit „Iets over Kometen" herinneren,
dat de komeet van Biela zich geheel opgelost heeft
in een zwerm meteoorsteenen; het zijn de Andro-
medieden uit bovenstaand tabelletje, wegens hun af
komst ook wel Bielieden genoemd.
We zien dus, dat er een nauw verband bestaat tus-
schen meteoren-zwermen en kometen. Dit verband is
echter niet steeds hetzelfde. Bij sommige zwermen be
staat werkelijk nog de komeet met welke zij hun baan
gemeen hebben. Het is 't waarschijnlijkst dat zulke
zwermen bestaan uit stukken, door de bijbehoorende
kometen afgjestooten, welke stukken zich langzamer-
den verschietende sterren ook dikwijls paarsgewijze ge
zienterwijl ten slotte de sterrenregens, het verschijnen
van ontelbare menigten verschietende sterren tegelijk,
ons straks nog bezig zullen houden.
Het uiteenspiingen van zulke harde steenen in onzen
middeld vijf steenen op de aarde ziet neerkomen. \\e
kunnen echter aannemen, dat 's nachts minstens even-
Mei Ulieenspnnaen van zume name aitencn ui uu/a-ji ,1 v.ar
dampkring bewijst wel, hoe hevig daar de uitwerking veel^ ^ehnpt°^r lxischaafdt;J „Ls^hen bewoc
is van
in warmte
tijd genoeg om door te dringe
gaan maken, werd 6evonden. dal men ïaarlijks jp- l2£!Ai*S&.Jï.tS."P! sleiTO.nre8ei'j «!k
jaar met gelijke hevigheid voor, dan zijn blijkbaar de
brokstukken in wolken bijeen gebleven. Bij andere zwer
men echter bestaat de komeet niet meer, zij heeft
zich dan geheel in meteoren opgelost; als voorbeeld
noemde ik leeds de Andromedieden of Bielieden.
Volgens Sehiaparelli moeten alle kemeten, voor zoo
ver zij werkelijk uit opeenhoopingen van kleinere licha-
Wit_
Oplossing:
Wit: 723. Zwart: 15 38.
>a 2337. 42 31.
36 27. 38 21.
16 27!
Bij sommige Problemen is zwart achter meerdere
mijven geloopen, waarbij het kan gebeuren, dat wit
i plaats daarvan een paar andere schijven geeft, om
icn van de winst te verzekeren. Zie voorbeeld no. 2.
een zeer sterke spanning, die tot het afspringen van
stukken of wel tot het uiteenspiingen van den geheelen
steen aanleiding geeft. Hoewel nu de neergevallen stuk
ken gewoonlijk zeer heet zijn, heeft men tenminste
één geval. n.1. toen te Quenggouk in Oost-Indië een
meteoorsteen onmiddellijk na het neerkomen stukgesla- „y owrvien kan 30 a 40 verschietende vuui oouen, tne ai» eiiaemigeii ui onzen aampanng onn-
gen werd. in 't inwendige van den steen een hevige ^^n peisoon ovemenJmn 3^ 40T^ietende mets met de kometen te maken. Het hemelruim
koude waargenomen. daHleel sleAiA he? 10 460ste gSleelte van den ge- >s twijfel vrij dicht en ongeveer gelijkmatig met
Pe plotselinge verhitting blijkt verder wk duidehjk j Hïeruit vo^ cijfers, van mins- stof gevuld;
uu nei ien, uai uc urercuuoirouui I stens 300 000 5 400.000 per uur, of zooiets van lo --------- -----
altijd door een zwart smeltkorstje omgeven zijn. müiioen verschietende stenen per dag. Het hemelruim wcl als het meteonsche stof hebben we nauwkeurig
De meteoren zijn te verdeelen in twee hoofdgroepen, dus wel tamelijk dicht met deze kleine onderzocht, waardoor we van dit alles feitelijk meel
de steen- en de ijzer-meteorieten. De eersten hebben ,ilaalm>]es gevuld zijn. Nemen we als gemiddeld ge- welen dan van alle andere buitenaardsche dingen. We
in 't algemeen het karakter van gekristalliseerde verge-- weten dat de meteoren uit de onbekende diepten van
ROMAN
van
CARRY BRACHVOGEL.
7.
Een ander maal sprak Franzi over de bazaar,
aarop mevrouw Cholevius het eerst weer Dr. Be-
edict s naam had genoemd. En evenals tot haar moe-
er en zuster, zoo zeide Franzi nu tot haar verloof-
e: „ik heb dadelijk geweten, dat dit iets had te be-
sekenen. Als een teeken is het voor mij geweest
„Ei. ei, kleine geloof jij dus aan voorteekenen I
■co iets had ik achter dat heldere voorhoofd niet ge-
ocht"
Zij lachte. „Mijn hemel, ik vrees, dat je daar nog
vel meer zult vinden, dat je niet heel verstandig lijkt,
riet waar, je bent zeer bevriend met de familie Cho-
evius?"
bevriend?" Zijn stem klonk klein. Ja, ik
v 4- Cholevius heel hoog. Ik had het in dat nest
va.s k niel uitgehouden, wanneer hij er niet geweest
„Hij is zeker heel knap?"
"ir a nia'i met een reuzenverstand".
zulk «Laardi€ is dat, zulk. een verstandige man, met
Hii f mooie vrouw",
heel siAÏÏstf-de wenkbrauwen. „Zij passen evenwel
j „HSSr1
éifc viihiw3'* Prieel in zijn beroep op. En zij wel
„Ach'1008e niate verslaafd aan morfine.
gvii. 's van uature geneigd tot buitengewone din-
inilie lo?, ziJ' stamt af uit een gedegenereerde fa-
spoor van menschen met talenten, maar zonder een
zoiKlr.^'1! v^-..Zij doet werkelijk ongelooflijke din-
'"reds js -. zij er eenig denkbeeld van heeft. En
'r' een i-c!- S'j hunt u dat wel denken hoe ler
kle^ - «aeine stad over dergelijke dingen wordt ge-
Hoe treurig klinkt dat alles. Wie had zoo iets
kunnen denken, op onze bazaar,, was zij zoo beeld
schoon. en werd zij zoo gevierd".
.In Jena zult ge over haar al het mogelijke hoo-
ren, maar geloof niets daarvan. Het zou mij leed doen
om Cholevius, wanneer gij zijn vrouw met wantrou
wen tegemoet kwaamt".
„Ik zal niets gelooven, alleen datgene wat gij mij
vertelt."
„Dat is ook het eenige ware, Franzi En laat ons
nu eens over iets anders praten."
Bij het verlovingsfeest leerde Benedict ook het echt
paar Hertling kennen. Olga speelde dezen avond geheel
als het geleerde en ontwikkelde deel der familie en
zeide bij elke drie woorden „superieur" want dit
was het allernieuwste van haar woordenkeus. Zij zag
't dan ook dadelijk dat Benedict op Nietzsche leek.
I „Het is toch bijzonder die kolossale gewelven on
der de wenkbrauwen het onbedriegelijke teeken van
bepaald uitmuntende menschen."
De ritmeester, wiens wenkbrauwen over een spie
gelglad vooriioofd liepen, was verbaasd, hoe zijn vrouw
dat alles wist.
Dr. Benedict antwoordde galant, met een lichten spot
om de mondhoeken, dat hem dit compliment hoogst
aangenaam was, vooral van dergelijke mooie lippen.
Olga begreep dat bijl haar huldigen wilde en lachte
dus vriendelijk. Zij gevoelde zich den ganschen avond
als het middelpunt en elk woord dat zij: tot Dr. Be
nedict zeide. begeleidde zij met een veelzeggéndén oog
opslag.
Dr. Benedict en de' ritmeester konden heel goed
samen overweg en zij voelden dat beiden, zonder dat
zij nog een enkel woord met elkaar hadden gewisseld.
Op één punt waren zij het blijkbaar volkomen eens,
over' een zaak tegenover welke hun manneninstinct ge
heel anders stond als dat der vrouwen. Het was het
punt dat elk hunner in stilte noemde: de zaak Sara-
n°Saranoff zond Tilde dagelijks de heerlijkste bloe
men haalde de dames af met de auto om tochtjes
te ondernemenzwierf zoowel in huis als in het pu
bliek rondom Tilde en huldigde haar steeds in t oog
loepend maar tot een aanzoek was het nog maar
niet gekomen.
Mama, Tilde en Olga wachtten ondanks dit, met een
triomfeerende zekerheid op het oogenblik, waarop de
vurige vereerder tot verloofde zou worden veranderd.
De ritmeester echter, ofschoon nu niet direct een
leeperd, bezat toch menschenkennis genoeg, om te vin
den, dat zijn schoonzuster leelijk gecompromitteerd werd.
Als man zoowel als officier was die Saranoff hem niet
sympathiek en hij had ook al reeds met zijn vrouw
over deze zaak gesproken, natuurlijk zonder eenig ge
volg. Olga had een zeer hoogmoedig gezicht getrokken,
Lieve Gustaaaf, alle dingen in de wereld kan men
niet meten met den smaak van een Koninklijk-Beiersch
officier. Een, Saranoff heeft nu eenmaal andere inzich
ten over een verloving dan de eerste de beste mijn-
heer Meijer of Mulder".
i De ritmeester was boos geworden. „Natuurlijk, dat
1 zijn weer echte vrouwenstreken, om maar af te wachten
tot het dien vent eindelijk eens zal behagen. Tilde komt
in opspraak."
„Wat beteekent dat: „in opspraak", de menschen
misgunnen haar die schitterende partij."
,AYel alle donders, dat is geen partij, als het een
j mensch geen ernst is. Dat is gemeen, om een meisje
zoo op straat te brengen."
Zij "hadden nog lang met elkaar gekibbeld, en het
I laatste woord was natuurlijk bij Olga gebleven. Maar
i toegegeven had de ritmeester ditmaal toch niet. Hij
ging naar zijn schoonmoeder om haar duidelijk te ma-
j keil, dat zij Tilde niet langer aan allerlei praatjes mocht
blootstellen. Maar hij vond geen gehoor.
„Lieve Hertling, de menschen praten alleen zoo uit
nijd. En beter benijd, dan beklaagd."
Dat was voor eenige maanden terug geweest. In-
tusschen was het vaste geloof van mevrouw Von Merk
wel wat minder geworden, al was het dan maar heel
even.
Het was haar nu langzamerhand toch ook wel goed
voorgekomen, dat de zaak met Saranoff eindelijk eens
in het reine kwam. Ook had Dr. Benedict wel niet
direct, maar dan toch door tusschenkomst van Franzi
zich doen hooren.
„Weet je Franzi, zoolang ik nog niet geheel tot de
familie behoor, past het niet, mij in jullie aangelegen
heden te dringen, maar jij kunt je misschien niet voor
stellen hoe het gebabbel der menschen een jong meisie
kan schaden. Zie toch eens toe, dat die zaak met
Tilde een einde neemt, hetzij zoo of zoo. Wanneer
mama het goed vindt, zal ik mij in verbinding stellen
met den ritmeester en wij mannen nemen deze zaak
eens in handen en zeggen tot dat heer och ja
hoe heet hij ook weer? O ja Saranoff. Dus zeggen wij
tot den mijnheer Saranoffhoe wil je
„Maar dat zou voor Tilde toch al te pijnlijk zijn."
„Lief kind, de tegenwoordige toestand wordt nog veel
pijnlijker."
Maar Tilde is zoo vergenoegd, zij gelooft zoo vast
in hem."
„Zooveel te meer moeten wij er voor zorgen, dat
zij niet teleurgesteld wordt."
Na het verlovingssouper, to<*ii de vier dames in ijverig
gesprek waren over de inrichting van het huis en het
uitzet, geraakten de beide heeren als vanzelf op het
thema Saranoff en waren het er spoedig over eens,
dat men Dr. Benedict's voorstel aan mama moest mee-
deelen. Nu niet dadelijk natuurlijk, maar zoo bij ge-
legenheid.
Mevrouw on Merk hoorde de l>eide heeren zeer
kalm aan, kalmer dan zij 'hadden (lurven 'hopen. Zij
had een groot respect voor Dr. Benedict en zeide:
„daar heelt u volkomen gelijk in, dat die zaak nu
eens moet afloopen. Voor Tiet oogenblik moet ik even
wel al mijn gedachten tot Franzi bepalen, maar zoo-
dra haar bruiloft voorbij, is denken wij .ernstig aan
Tilde."
j „Zeker mama, ons staat u wel toe. dat wij de noodige
staupen doen
Mevrouw Von Merk zeide ja. Tilde lachte en Vond
i haar zwager zeer komiek in zijn ernst. Wanneer zij
j alles op ae wereld zoo zeker geweten had, als .dat zij
1 eenmaal mevrouw Saranoff zou worden
Eenmaal trof zij in het postkantoor Anton Roshauer,
i Zij had hem sedert den bazaar niet meer gezien. Ook
nu bemerkte zij hem slechts, omdat er veel menschen
aan het loket stonden en ziji uit verveling den een na
den ander monsterde. Hij was een weinig onzeker in
zijn groet, omdat hij niet meer nauwkeurig wist wie
zij was, en of hij haar werkelijk kende. Zij dankte zeer
genadig.
„Hoe gaat het met den roem, mijnheer Roshauer?"-