ii'ti
J
rV
II
H
CCLXII.
HOK UK IilKFDK HEKRSCHT.
O Gotl, wir alle sind 1'i-onietlieus' erben,
Und au uns allen friszt der Geier: Liebe!
„Prometlicus".
Marie Madeleine.
1
IF'411
De Diefde dient; ze dient als *t moet
Ook klappen toe en vegen.
De Génestot.
Oeeii er.kel drama is onvermijdelijk! Maar laten we
niet ovei het nootllot praten, waar nog 'n gedachte
in staat is, de doodelijke machten te ontwapener.
Zonder nienschélijke willekeur blijft er voor het
noodlot nog ruimte genoeg over.
„Wijsheid en Levenslot." Maeterlinck.
I.
Er is '11 zeker geluk in de wetenschap en het
geeft ook 'n groote geruststelling te weten dat
andere meuschen ons liefhebben en voor ons welzijn
waken, 'n Mensch, die bemint en bemind wordt door
audoren is duizendmaal veiliger en gelukkiger dan
b.v. 'n egoïst, die alleen zichzelf liefheeft en met
zijn liefde alleen staat.
- „Beminnen en bemind zijn, Engel, o,
Weet ge wel wat dat wil zeggen?"
laat Jan van Beers „Livarda" in het gedicht van
dien naam, vragen aan den engel, die haar van uit
het Vagevuur naar den Hemel zal dragen; en het
daarop volgend gesprek tusschen die beiden is zóo
aandoenlijk mooi, dat iemand, die het eenmaal las,
net nooit vergeet.
Liefde is evenals alles watwaar is wat
van eeuwigheid was en tot in eeuwigheid zijn zal
do Moeder en Voortbrengster gebleken van alle
goeds. Zij heeft zich uitgebreid en vermenigvuldigd;
en wel verre van alleen maar als een weldoende
genius te blijven zweven boven ons of zoo nu en
dan eens iets uit te storten over onze hoofden, is
Zij de van den Hemel geborene neergedaald
o]) onze aarde, en heeft na vele gewijde monden
eerst haar lof te hebben doen spreken, en bekend
maken zich 'n plaats veroverd onder ons, naast
ons en binnen in ons. Zij is niet onzer een gewor
den. maar ons aller dierbaarste, buiten wie wij
zooals wij nu te weten zijn gekomen niet meer
leven kunnen.
Er zijn menschen, die het stellen kunnen zonder
geld, zonder kleeren, zonder een automobiel des
noods, die zonder bediende of bagage op reis gaan,
omdat zij zoomin 'n bediende als bagage bezitten,
maar die toch ongezien en onbesproken hun liefde
voor een of velen met zich mede dragen, en deze
als 'n troetelkind van den eenen landweg op den
anderen met zich voeren. En er zijn anderen
want de Liefde is niet partijdig die zich baden in
allerlei ijdele en vergankelijke weelde mooie hui
zen, mooie kleeren, vijf automobiels, zeven paraplu's,
tien wandelstokken, honderd vrienden, 'n vrouw, drie
maitressen, twintig lakeien, zes paar laarzen, duizend
ondergeschikten enzoovoort, enz. enz. die niet
minder, ja, men zou bijna zeggen: meer nog
zijn aangeraakt en begenadigd door den toover-
staf of den wiekslag der Liefde, en wier denken
en peinzen geen ander doel heeft, dan zich geheel
te stellen in den dienst van Haar, die de wereld
deed worden wat zij geworden is, en te waken en
te zorgen voor het geluk van allen, die zij bereiken
kunnen. De eersten zijn de armen, de menschen, die
als wij, wonen in kleine huisjes, waarin zij met 'n
nog kleiner inkomen, rondscharrelen of hier en daar
aankloppen om werk-, en als dit niet gelukt, om
brood; en de anderen zijn de naar den mensch ge
sproken hoog-gezetenen, geld-magnaten, invloedrijke
menschen, ministers, machthebbers, landsbestuurders,
koningen en keizers.
De Liefde heeft haar taak volbracht, zooals haar
die werd opgedragen: „volkomen". Zij is ieders gezel
lin en ieders eigendom geworden en naar apostoli
sche uitspraak zal zij „niet vergaan". Want ,,'t
zij profetiën, die zullen teniet gedaan worden, 't zij
talen, zij zullen ophouden, "t zij kennis, ze zal te
niet gedaan worden", omdat „wij ten deele ken
nen en ten deele profeteeren". „Maar de liefde
vergaat nimmermeer." „Zij is lankmoedig en goeder
tieren; zij is niet afgunstig, ze handelt niet licht
vaardig, ze is niet opgeblazen; ze handelt niet on-
geschiktelijk, ze zoekt zichzelve niet, ze wordt niet
verbitterd en ze denkt geen, kwaad; ze verblijdt zich
niet in de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in,
de waarheid; zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle
dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle din
gen." En geloof en hoop en liefde mogen de drie
fondamenten zijn waarop zich ons harteleven en het
welzijn onzer strevende maatschappij gebouwd heeft,
„de meeste van deze is toch de Liefde."
Voor de paleizen der Vorsten is zij niet staande
gebleven, en zij is er niet onaangediend of onopge
merkt voorbij gegaan. Zij is er binnen getreden met
die vrijmoedige gerustheid, waarmede 'n vriend bij
'n vriend binnen gaat, bijna onaangediend; en toen
zij eenmaal binnen was, heeft men haar den week-
sten stoel, de beste plaats bij den haard, den zetel
der eere geboden, en haar medegedeeld en doen be
grijpen. dat aller belangstelling hare lessen gold, haar
zienswijze, haar idealen. En toen zij haar weinige
lorgnet heel slecht."
Olga voelde zich zeer onbehaaglijk. De zaak was
tocu moeilijker dan zij zich had voorgesteld. Maar
zij moest nu haar mond wel open doen.
Zij begon aarzelend, zacht, zonder die souvereine
beheersching der situatie, die zij zich had voorge
steld. Stel je eens voor als deze vrouw eens een
verschrikkelijke scène maakte? Schreeuwde, tobde;
zich misschien aan haar vergreep? Haar mishandelde
en de deur uitjoeg' Thuis had zij zich dat spreken
„van vrouw tot vrouw" heel anders voorgesteld.
Mevrouw Von Marberg schreeuwde evenwel niet,
ging niet aan, maar keek op haar schoot neer, waar
op haar beide grove handen lagen. Zij liet Olga
kalm een poosje praten, sloeg de oogen dan op en
keek haar bezoekster spottend aan. „Ach zoo!! U
is dus die dame van hier uit de stad, met wie mijn
man wij trouwen!"
Olga was verbluft. Stotterde: „U u weet
hij.!.... ik
Mevrouw Von Marberg knikte.
„Ja ja, dat ken ik al reeds. Dat komt hier meer
voor. En dat schijnt nu mode te zijn, dat die dames
hier m huis komen en tot de echtgenoote zeggen:
geef mij je man. Dat is mij in Berlijn ook al reeds
eens overkomenJa mevrouw-, toen heb ik tot
die Berlijnsche dame gezegd: neem hem. Mijn zegen
heb je bovendien. Ik ben sedert vijftien jaar met
hem getrouwd. En wanneer u gelooft, dat dit een
genoegen isneemt u hem dan, tenminste als
hij gaat. I k houd hem niet vast. Maar vergis u
niet, mevrouw, hij gaat niet weg. Ik weet het wel,
hij vertelt ware roovergeschiedenissen, hoe ongeluk
kig hij met mij is, en dat hij een ware levensgezel
lin en God weet wat al meer noodig heeft. Dat ver
telt hij steeds maar wanneer het er ten slotte
op aan komt, blijft hij bij mij en de kinderen."
Haar gezicht kreeg een moede uitdrukking.
„Die domme dingen ken ik alle reeds van Ber
lijn. De vrouwen zijn dol op Marberg en gelooven
hem op zijn woord, wat hij ook vertelt. Daar is niets
aan te veranderen. Dus als hij wegloopt, neemt u
hem dan. Ik gun het u van hai'te vijftien jaar naast
hem te leven. Dat wil zooveel zeggen, als dat u het
zoo lang niet uithoudt. U moet hem eerst maar eens
looren kennen in een slechten luim... Dn wanneer
woorden van zielenadel, goedheid Gods. menschelijk
streven en menschelijke broederschap gezegd had,
heeft zij haar kleed weer saamgegrepen en is zij
weer verder gegaan, om binnen te treden in, weer
andere hutten en paleizen, en altijd weer dezelfde
boodschap te zeggen, de heele wereld rond.
En het was ze^r gelukkig voor ons kleine onbe
duidende, niets in de melk te brokken hebbende
mensthjes, dat de Liefde ook bij zulke groote lui
binnen ging. Want of zij om dan onze gewone
huiskamerpraat maar eens te praten al tegen ons
ze"t dat we altijd maar braaf moeten blijven, dat
we altijd aan 't geluk van anderen moeten denken,
dat we steeds bereid moeten zijn tot dienen en of
feren, tot geven en toewijden, och, wat geeft dat
eigenlijk? Onze braafheid staat te weinig in Gods
zonneschijn en te weinig ook aan den heirweg .van
het leven, dan dat wij er ons erg druk om zouden
maken haar op te kweeken tot 'n hemelplant. tot 'n
„rosa mystica"', die dauwt uit zichzelf en de geur
waarvan Gode tot 'n „aangename roke" is. schoon
de menschen haar niet kennen. Onze offers, onze toe
wijding, ons geven is beperkt en aan maat gebon
den. Als we ons teveel aan anderen wijden, blijven
onze eigen aaniappelen ongeschild, onze eigen tuin
ongewied, en als de rekening van den schoenmaker
zeven stuivers hooger is, dan we gedacht hadden,
komen we over heel de week te kort en is er van
„toekomen" zelfs geen sprake; minder nog van ge
ven.
En daarom is het gelukkig in 't bizonder voor
ens dat de Liefde bij haar zending om de wereld
te verlossen en te redden, aanklopte bij koningen en
keizers, om dezen 'n goed begrip te geven van den
dubbelen plicht van arbeid en toewijding, die hen
door onze zwakte en onvermogen op de schouders
is gelegd.
En er is 'n zeker geluk in de wetenschap en
het geeft ook 'n groote geruststelling te weten
dat nu die groote, stevige, kloeke, zich-in-de-ruimte-
bewegende menschen, zooals ministers en geldmen-
sc-hen, koningen en keizers, ons liefhebben en voor
ons welzijn waken.
We hebben in onze jeugd geleerd, dat er geen
leelijker ondeugd is dan ondankbaarheid, en we zijn
't daarmee steeds inniger eens geworden; en daarom
zijn we lot en toeval en de regeering, en ook de
koningen en keizers, innig dankbaar, dat zij die zware
taak op zich hebben genomen.
II.
Misschien 'n veertien dagen geleden heeft in En
geland de te water lating plaats gehad van de „Ori-
t>n", als eersteling van 'n nieuwe klasse van vier zus
terschepen. Vier jaren gleden t was in 1906
liep de „Dreadnought" van stapel en dit was 'n slag
schip, zóo geweldig, dat men vóórdien haar bouw
onmogelijk achtte. Die „Dreadnought" was 490 voet
lang, 82 voet breed en verplaatste 18000 ton water.
Toen in 1906 noemde men haar 'n „drijvende
'stad Maar de „Orion", die nu van stapel liep, lacht
haar uit en spot wat met haar grootheid, want de
„Orion" is honderd voet langer, vijf voet breeder,
en verplaatst 'n waterhoeveelheid van 22.500 ton. Bo
vendien is zij bewapend met het dubbel aantal kanon
nen, en men kan er mee vuren in alle richtingen; en
die kanonnen zijn stukken van 13.5 inch.
Maar Duitschland, die dit alles zag van zijn Brit-
sclien broeder, liet ook 'n slagschip bouwen en gaf
het kanonnen van 14 inch, die 'n granaat kunnen
uitsmijten van 1500 tot 1600 Engelsche ponden, ter
wijl de „Orion" geen zwaarder granaten kan ver
schieten dan van 1250 Engelsche ponden. En Brazilië
heefi nu de kiel gelegd voor 'n slagschip van 35000
ton. Eu omdat ieder toch graag met zijn tijd meegaat,
is men nu op Duitsche en Nederlandsche werven bezig
zeeschepen te bouwen, die worden voortbewogen door
benzine-motoren. Dit is 'n heel groot voordeel, want
zoo'n bepzine-motor kan worden bediend door een
paar man, en 't is in de ruimte waar zij staan,
heeleinaal niet warm; zoodat die gloeiend heete maj-
chfnekamers met hun onbeschrijflijke hitte komen te
vervallen, en de vele stokers en machinisten niet lan
ger hun gezondheid behoeven te bederven of in de
waagschaal te stellen. Bovendien komt het heele dek
vrij want er zijn geen schoorsteenen en kun
nen do kanonnen opgesteld worden waar en hoe men
dit wii, terwijl in het ruim allerlei schietmateriaal
kan worden geborgen. En het ontelbare leger van,
machinisten en stokers vervalt bijna geheel, zoodat
er heel wat logiesruimte vrij komt, die kan ingeno
men worden door mannetjes, die nuttiger werkzaam
kunnen zijn.
't Is allemaal voordeel en vooruitgang, van welken
kant men 't ook bekijkt. De kolenstations kunnen
vervallen, want de brandstof olie of benzine
kan meegenomen worden; en als 't noodig mocht zijn,
dan zou 'n olieschip of benzine-schip de vloot kunnen
volgen.
't Is erg kinderachtig om te vragen wie dat alles
betalen moet. De laffe „Westminster Gazette", die
verleden week, bij 't afloopen van de „Orion" ang
stig vroeg, waar - indien 't zoo doorging het
einde zal zijn, moest men uitlachen of 't zwijgen op
leggen. Begrijpt dan zoo'n stom blad niet, dat het
allemaal uitingen van wijze en redeneerende liefde
zijn? Hoe kan 'n regeering het geld van de belasting-
bel a Iers nu beter besteden dan 't weg te gooien, te
verschieten, op 't water te laten drijven 'n poosje,
en 't dan te laten zinken? Had Keizer Wilhelm zijn
rede to Koningsbergen maar 'n paar dagen ©er ge
houden, dan had die nonsens uit de „Westminster"
weg kunnen blijven. De Keizer heeft 't toen heel dui
delijk gezegd, „dat 't jonge geslacht eigenlijk maar
in e e n e deugd moet worden opgevoed, nl. in ge
hoorzaamheid, en dat 't moet leeren, niet te leven
naar eigen zin en lust, ten koste van anderen, maar
al.'een oog moet hebben voor het vaderland- „ik De-
scliouw mij" zoo eindigde de Keizer zijn toespraak
„als 'n werktuig des Heeren, en zal mij blijven
Viiden aan de „vreedzame" (sic!) ontwikkeling dos
vaderlands."
En toen de Keizer dit gezegd had, dronk hij eens,
en was hij waarschijnlijk blij, dat 't er uit was; want
'zulke woorden en overtuigingen kunnen 'n mensch
dwars zitten.
Het „Berliner Tageblatt" heeft wel 'n heeleboel
aaii te merken op deze keizerlijke rede, maar de
landsluiden zulien wijs doen, als zij zich door die
aanmerkingen niet van de wijs laten brengen en zich
niet laten opzetten. Het blad zegt, dat wat de keizer
te Koningsbergen zeide, niet vereenigbaar is met con-
stitutioneele begrippen; dat de Duitschers op die ma
nier het laatste schijntje constitutionalisme, waarin
zij zich nog mogen verheugen, opgeven kunnen; en
verder heeft 't heel wat aan te merken op Bethmann
■Hollweg, die de belofte van kiesrechthervorming tot
'li bespotting gemaakt heeft.
In 't kort, 't is natuurlijk weer van Duitschland
ii't, dat men de groote taak van liefde, die Keizers
en Kopingen op de schouders is gelegd, en die zij
op hunne beurt van getrouwe en gehoorzame die
naren stiptelijk nakomen, in verdenking tracht te
bitngen. Niet alleen, dat hun taak van liefde, liefde
l geven en liefde uitdeelen, zooveel zwaarder is dan
de onze, maar deze taak wordt hen door allerlei dwars
gedoe en betweterij van lui, die ook wel eens van
«diefde en plicht hebben hooren praten, nog zwaar
der gemaakt. Een Keizer of 'n Koning wil eigenlijk
zeggen: 'n offeraar, 'n man die altijd ziohzelf vergeet,
die geen ander ideaal heeft dan zijn volk laat mij
zeggen: zijn „kinderen" gelukkig te maken, te be
houden, te redden, te beschermen tegen vijandige
machten, die het kwaad zouden willen doen; en die
daarom groote oorlogsschepen laat bouwen en om
de veertien dagen het leger uitbreidt, grooter en
sterker maakt. Lees die rede van den Keizer maar
eens, en laten vooral vrouwen die lezen! Dan zullen
zo daaruit leeren kunnen, hoe Koningin Louise reeds
het voorbeeld gaf der ware opvoeding, en jonge man
nen alleen moeten worden opgewekt en opgevoed in
krijgsmansdeugden.
Toen de Keizer zijn woord gesproken had te Ko
ningsbergen, dronk hij eens; mag ik hier even zuch-
ten?,..
Ik las van Baron Oscar von Fielitz die wegens
verschil van opinie met den Keizer 'n poosje in 't
tuchthuis doorbracht, maar dien ik in weerwil
van deze boevenbladzijde in zijn levensboek 'n
zeer sympathiek man vond toen ik hem sprak, een
liedje, waarboven stond: „Was will Majestat mit dem
Jungen?" Hij vertelt in dat liedje van 'n jong
luitenantje, meer kind dan man, en eindigt zijn
verteliing aldus:
„Wir lagen im Feld!
Gedeckt hinter Stein und Strauch.
Ein Leutnant mit ein Kindergesicht
Lag auch dicht hinter uns auf dem Bauch.
Die Pfeife schrillt, da fahrt er empor,
Er fühlt ein pfeifendes Zischen am Ohr
Und in der Brust einen brennenden Schmertz.
In eer Rechten den Degen, die Linke auf's Hertz.
t:o rast er zehn Schritten vor die Front,
Und schreit was er nur schreien konnt
Mit der Kraft seiner zerschossenen Lunge:
„Spring! Auf! Marsch. Marsch!"
Er taumelt, er fallt.
Wir über ihm weg! Unser Hurrah geilt!
Der Sieg ist unser!
Er hört es nicht,
Tot lag er auf seinem Kindergesicht!
„D a s will Majestat mit dem Jungen!"
Omstandigheden van huishoudelijken aard zijn oor
zaak, dat ik dezen langen brief niet nog langer kan
ruakeu; ik heb geen tijd meer. Maar mijn tafel ligt
boog opgestapeld van gegevens, en mijn hoofd en
hart zijn beladen van bewustheid, dat keizers en
koningen alleen leven en arbeiden voor het welzijn
der menschen, en dat hunne regeeringen hen daarbij
trouw en moedig terzijde staan. En het geeft rust
aan ons hart, te weten, dat ons land in dien zegen
van liefde niet vergeten wordt. De Nederlandsche re
geering heeft veertig millioen aangevraagd
voor onze kustverdediging, natuurlijk alleen ten bate
onzer veiligheid en welvaart; terwijl de Koninginnen
in alle stilte het hare doen, om zooveel mogelijk leed
te verminderen of als dit mogelijk is, geheel weg te
nemen: Aan de weduwe Eikenaar te Rhaan, gemeente
Iisllen doorn, wier man onlangs bij 'n brand het le
ven liet, zond H. M. de Koningin 'n bedrag van
f 2 en H. M. de Koningin-Moeder 'n bedrag van
l 50, welke sommen aan genoemde weduwe voor 'n
deel zullen worden uitgekeerd in wekelijksche ter
mijnen,zoodat ze er eigenlijk niets anders mee
beginnen kan, dan ze stuiver voor stuiver op te
toeren, en er eigenlijk niets aan heeft.
Ja, zoolang vorst en volk door zulke innige banden
gebonden zijn, zoolang op deze wijze de Liefde haar
machtige achepter zwaait, zoolang wij zóo elkanders
I lasten blijven dragen, is er voor de Menschheid geen
gevaar.
In het boek Genesis lezen wij, dat God aan 't
einde der scheppingsweek, Zijn werk overziende, zag
„dat 't goed was".
I-leeft God zich toen vergist, of hebben wij het
„goede" in kwaad en verkeerd veranderd?
't Is maar 'n vraag, en regeeringen en individuen
mogen er wel eens over nadenken.
H. d. H.
Viin dit en van dat.
De KoninKsnrrnd
Op 'n steile rots der Alpen en Pyreneeën staande
bewondert de reiziger de prachtige natuur: de hoog9'
bergen met sneeuw bedekt, de onpeilbare rotsdiepten
het water, dat bruisend en schuimend neerstort, de'
denneboomen aan den rand van 'n afgrond, dat alJeg
houdt beurtelings zijn aandacht bezig. Maar het lev«n
ontbreekt on te midden van al die verheven tooneelen
zoekt zijn blik tevergeefs naar mensch of dier.
Toch niet geheel tevergeefs. Plotseling vorsch(jnt 'n
gems, die vlug over de hoogten springt, andere gemsen
volgen en in weinige oogenblikken dartelt 'n kudde
dezer ranke dieren aan den rand van 'n afgrond, waarin
'n enkele misstap hen kan doen nederstorten.
Midden in het gedartel heft een hunner den k0p
omhoog, tuurt 'n seconde in de lucht, stoot 'n schreef
uit, snelt pijlsnel heen, en de gansche kudde, die ham
op den voet volgt is verdwenen.
Wat kan de oorzaak zijn van die plotselinge ver.
dwijning, die op d9n toeschouwer den indruk maakt
van 'n vlucht?
Een arend ii aan hot luchtgewelf verschenen en snel
als de bliksem, als hij is, heeft hij zich op de door hem
ontdekte prooi willen werpen. Maar de gemsen, die
altijd 'n wachter bij zich hebben, en die hem ontdekt
heeft, zijn gevlucht in hun ongenaakbare schuilplaats
en de tiran der lucht zal zijn jongen althans dezen dag
geen gemsebout brengen.
Maar toch wordt er vaak door) 'n arend 'n gems
gegrepen en hoog in de lucht meegevoerd, 't Is ge
beurd, dat jagers en bergbeklimmers den roover in zijn
vlucht aanschoten, dat de arend dan zijn prooi liet
vallen en dit vermorzeld in de diepte terecht kwam,
of wel, dat arend en prooi tegelijk naar beneden stort
ten. Doch ook, dat de arend niet geraakt werd, en men
met kijkers zien kon, hoe de prooi levend in het nest
van den arend aankwam en daar werd afgemaakt en
verslonden.
Zulke tooneelen hebben in het hoog gebergte plaats
en zijn in overeenstemming met het woeste der om
geving.
Er zijn onderscheidene soorten van deze roofvogels,
van welke men den grootste, den Koningsarend, als den
Koning der Lucht beschouwt. Evenals bjj de meeste
roofvogels overtreft de vrouwelijke arend den manne
lijke in grootte. De bek van dit geduchte dier is van
'n blauwachtige kieur en sterk gekromd, de vederen
zijn bruinachtig, de nagels zwart en scherp, en in zijn
klauwen bezit hij zooveel kracht, dat hjj niet alleen
lammeren, maar ook volwassen schapen en kinderen
als prooi kan meevoeren. Ondanks de verbazende hoogte,
waartoe hij zich in de lucht verheft, zelfs ver boven
het bereik van het menschelijk gezichtsvermogen,
onderscheidt hij duidelijk 'n klein dier, 'n haas ,een
koDijn, schiet met bliksemsnelheid er op neer en vliegt
er mee heen.
i Men treft hem niet alleen aan op de hooge bergen
van Europa, maar ook in Azië en in het koude gedeelte
van Noord-Amerika. Zijn nest bouwt hij op schier on
genaakbare rotsen, op 'n droge en tegen den wind be
schutte plaats. Het is samengesteld uit stokken on
1 twijgen, bedekt met mos en planten en heeft bijna
geen holte. En wee dengene, die het waagt, in de
nabijheid van zoo'n nest te komen.
Hoe hongerig hij ook zij, de arend zal nimmer, in
tegenstelling van den condor, zich op doode licha
men werpen, 't Is bijna niet mogelijk hem te temmen,
daar hij in gevangen staat treurig wordt en, gewoon
lijk nog woester dan in zijn vrijheid. Bek en klau
wen blijven steeds gereed ieder die hem nadert aan.
te vallen. Hij schijnt en dit is voor zoo'n arend
nog al natuurlijk behoefte te hebben aan be
sneeuwde bergtoppen, donkere wolken, woeste stro-
Een oude brochure, geschreven door 'n Duitsch
"professor, beweert, dat deze vogels zouden kunnen
worden afgericht, om bijvoorbeeld dienst te doen bij
het gebruik van 'n luchtballon, zooals paarden dienst
doen bij 't gebruik van 'n wagen. Niet om den bal
lon cp te heffen, maar hem te trekken in 'n ge-
venschte richting. Dat die ontdekking nog niet in
practijk gebracht is, moet waarschijnlijk geweten
worden aan de afwezigheid van 'n bekwamen voer
man.
Of zou Zeppelin zoo'n nagekomen voerman wezen,
di-i 'f idee van zijn voorvader op zijne wijze, zonder
koniugsarend, ten uitvoer bracht? 't Is best mogelijk.
Men zegt immers, dat geesten nooit sterven en zich
telkens weer anders laten geboren worden!
De Romeinen hebben het beeld van den arend ge- I
.bruikt om hun macht aan te duiden. Hun adelaar door- I
vloog roemrijk de toen bekende drie werelddeelen. I
Maar hij deed ook wat des adelaars was, hij bracht I
vaak ramp en ontzetting, evenals honderd jaar gele- i
den de Fransche adelaar.
HEEL GEMAKKELIJK.
Professor A.: Kunt ge het gelooven, waarde col
lega, ik kan nooit den leeftijd mijner kinderen ont
houden.
Professor B.: O, daar heb ik toevallig 'n uitmun
tend en heel gemakkelijk middeltje voor. Kijk eens.
ik ben precies 2316 jaar na Socrates geboren, mijn
vrouw 1807 jaren na den dood van Tiberius, mijn
zoon Leo 2022 jaren na het optreden van Titus
Sempronius Gracchus wel te verstaan vóór het
herstel der Leges Llciniae, en onze Amanda 1504
jaren na het begin der groote volksverhuizing. Is dat
niet gemakkelijk?
hij dicht! Gerust neemt u hem ik houd hem
vandaag evenmin vast als anders. Slechts voor de
kinderen moet hij blijven zorgen. Maar gelooft u
mij maar hij loopt niet weg. Dat zijn maar van
die inbeeldingen van hem. U meent nu natuurlijk,
dat hij aan u hangt, dat hij u niet kan missen,
Maar gelooft u mij, hij hangt eigenlijk op de wereld
maar aan twee dingen, en dat is aan zijn kinderen
en aan zijn gemak. Daarvoor is hij een dichter
De kinderen ziet u, die heb ik, en voor zijn gemak
en behaaglijk leven, zorg ik. Men weet zoo onge
veer wat hij eischt, als men vijftien jaar met hem
is getrouwd geweest. Het heele huis is enkel «voor
hem ingericht en ik zelf leef slechts voor hem
Maar wanneer u denkt, dat hij dat alles ook bij u
zal vinden neem hem. Ik houd hem niet vast."
Zij was bij de laatste woorden opgestaan. Olga
ging zonder een woord te zeggen. Met een helder
heid, die haar anders vreemd was, erkende zij, dat,
Marberg's fantasie haar had bedrogen en dat zijn
vrouw in rustige nuchterheid steeds de meerdere van
dezen man zou blijven.
Hoe zij thuis kwam, wist zij zelf niet. Zij lag
eenige dagen te bed, zwak, niet in staat een lid te
verroeren, bijna zóo als bij den dood van den rit
meester. Toen zij weer opstond, schreef zij aan Mar
berg oen korten brief, waarin zij als eisch stelde
oogenblikkelijk de scheiding aan te vragen, of an
der* haar huis nooit meer te betreden.
Hij kwam nooit meer.
HOOFDSTUK 17.
De zomer ging voorbij, München behoorde, zooals
steeds in dezen tijd van het jaar, niet aan de Mün-
chenaars zelf, maar aan de vreemdelingen. Het was
in den tijd der Wagner- en Mozart-feesten. De an
ders zoo behaaglijke hoofdstad van Beieren, scheen
nu wel een Babel in miniatuur. Alle talen der be
schaafde wereld werden luid op straat gesproken,
allo nationaliteiten schenen er vertegenwoordigd.
Mooie vrouwen van alle rassen zaten in prachtige
kleedU, schitterend van juweelen in haar schouw-
tuugloges, of liepen zich vervelend en zonder doel door
museums omdat het tot den goeden toon behoorde
De berichtgevers van allerlei bulteulaudsche blad,.,,
vertelden voor de zooveelste maal hetzelfde belang
wekkende njeuws, alle hotels en café's hadden dure
prijzen ingevoerd en in de winkels werd de bezoek
ster in het Engelsch of Fransch naar haar begeeren
gevraagd en het nas een heele teleurstelling, als
men slechts in het Duitsch antwoorden kon.
De trames Merk hadden een der kleine optrekjes
in het Is&rdal tot haar buitenverblijf gekozen. Olga
had weliswaar gemeend, dat het beter was dat ma
ma met Tilde in de stad bleef, Er kwamen vele vreem
delingen, wie w.eet misschien zag een dier hee
ren Tilde en werd verliefd op haar.
Maar mevrouw Von Merk wilde daar niets van
hooren, die had begrijpelijkerwijs genoeg van al
wat vreemdeling was, vooral tegenover buitenlanders
had zij een groot wantrouwen.
Zij verlangde ock vurig een paar weken te kun
nen uitrusten. Blij, dolblij was zij, eindelijk ook
eens ios te komen van de dagelijksche beslomme
ringen van het leven in een groote stad; vrij te ko
men van haar da<elijkschen strijd met dienstboden,
slagers, kolenhandelaars en melkvrouwen. Buiten
betaalde men den vasten pensionsprijs basta! Voor
enkele weken zou tenminste dat zenuwachtige marsch-
tempo van getaJlenregimenten slechts gedempt in
haar hersens doorklinken, of misschien wei geheel
vtrstommeu.
Men zou ook niet in de gelegenheid zijn geweest
al du genoegens mee te maken, die de rijke vreem
delingen zich permitteerden en hen zoodoende op
du brandpunten van samenkomst te ontmoeten. Een
plaats in het theater 25 mark, daarbij groot toilet,
rijtuig dat liep nu boven de geldmiddelen, Vroe
ger had men zich dat misschien kunnen veroor
loven, maar wat beteekende vroeger? Het was ver
standiger nu maar direct heen te gaan, dan deed
het tenminste het hart geen pijn, als men al die
".veelde en vreugde moest aanzien, zonder mee te
kannen doen daaraan!
Tilde was het geheel met haar moeder eens. Zij
•lud niet den minsten lust, om zich overal te laten
hecnsleepen en te laten bekijken, als een mooi
ding. Die gedwongen wandelingen na Saranoffs vlucht
sfjii.den haar nog te levendig voor den geest, zoodat
een rilling haar langs den tug liep, als zij bedacht,
da» zij, al was het dan ook misschien .onder andere
omstandigheden, weer eens straat-op, straat-af zou
moeten loopen.
En Roshauer was ook niet meer in München rt
Men ging dus naar het Isaraal en Olga was het ten
slotte ook goed. Binnen een half uur sporen was
München te bereiken al de geluksmogelijkheden
van oen vreemdelingensluimer bleven alzoo in een
grijpbare nabijheid.
Zij liep in het Isardal nu juist niet zeer presen
tabel rond. Zij vond het practisch en gemakkelijk
op het land alle oude blouses op een dikke, grauwe
rok af te dragen. Onder een groenen hoed kroesden
beur haren slechter geverfd dan anders, want een
man die het veroveren waard was, was ver weg te
zor ken, hoogstens op Zondag enkele heeren. Waar
voor dus al die onkosten en moeiten zich opgelegd?
Be er dat men het dure odeur bespaarde voor de
reisjes naar München. En heel onregelmatig zat haar
eene wenkbrauw hooger op haar voorhoofd dan de
andere.
De kinderen, vroeger elegant en opgepast en ge
kleed als Engelsche babies, liepen nu rond, door de
zon terbrand in linnen kielen en met bloote voeten-
Buiten moeten die kleinen de vrijheid hebben,"
leeraarde Olga. In waarheid vond zij het zeer ge
makkelijk nergens op te behoeven te letten, en
te behoeven te naaien. Wanneer de gasten, die s
middags met haar aan één tafel aten, haar een oom-
pliment maakten over het gezonde uiterlijk harer
kleinen, lachte zij vriendelijk: „Wij hadden bepaal"
veel meer gezonde kinderen, wanneer wij maar meef
verstandige moeders hadden. Maar waar zijn z6'^s
onder de moderne vrouwen, de verstandige mo*"
ders?!"
Mevrouw Von Merk zat bijna den ganechen dag
in den tuin, deed een handwerkje, las en haalde
verlicht adem, wanneer geen onverwachte reken'0'
gen of aanmaningen verschenen. Tilde speelde h'ef
geheel de schilderes, zat halve dagen met een schets
op een eenzaam landpad, schilderde weinig, m»^
las zooveel te ijveriger briefkaarten en brieven, die
onder een cijferadres voor haar aankwamen, niet
haar pension, maar aan het station, dat op onge
veer een tien minuten gaans daarvan verwijderd big-
Wordt vervolgd-