!f uoDrait, Zaterdag 13 Januari 15)11. 55e Jaargang. No. 4847. TWEEDE BLAD. MOORDENAARS Biiuienlandsch Nieuws. De Dierentemster. DOOR LU1>WIG THOMA. Drie moordenaars heb ik in mijn leven gezien Den eerste vóór vele jaren, toen ik als advocaat aan een Beiersch landgerecht verbonden was. Op zekeren dag werd mij meegedeeld, dat ik aangewe zen was als verdediger bij het terechtstaan van een zekeren Andreas Hiergeist. Deze persoon had zich te verantwoorden wegens moord. De keus was slechts bij toeval op mij gevallen, Men draagt alle jonge advocaten eene verdediging op. en de beurt was aan mij gekomen. Niettemin zag ik in de opdracht een bewijs van hoog vertrouwen. Moord. Dat ging dus om een leven; en dat ik in zulk eene tragedie eene rol moest spelen, gaf mij geen geringen dunk van mijne gewichtigheid. Ik begaf mij nog denzelfden dag naar de gevan genis. .,Wat verlangt u?" vroeg de cipier. „Ik wensch bij Andreas Hiergeist gebracht te wor den. Ik ben zijn verdediger." „Tot uwe orders, mijnheer." Ik wachtte in de kale kamer. Na eene poos hoorde ik eene deur zwaar in het slot vallen, en sleepende voetstappen naderden. Ben boomlange kerel trad binnen; achter hem de cipier. Ik keek den moordenaar aan, en uit mijnen blik trachtte ik goedheid, deelneming, inzicht te doen spreken. Misschien poseerde ik wel een weinig. Ik was namelijk toen nog zeer jong. „U bent Andreas Hiergeist?" vroeg ik. „Ja." „Weet ge, onder welke ;beschuldiging gij hier zijt?" „Hm?" „Ik vraag of gij weet waarom men u heeft opge sloten?" „Jawel. Wegens rustverstoring." „Wat? Rustverstoring?" Ik keek den kerel in de oogen. Hij sloeg ze niet neer. Onverschillig gluurde hij mij aan. Twee grijze, doffe oogen. „Wegens rustverstoring? Ge weet toch wel dat ge wegens moord zijt aangeklaagd?" „Jawel. Wegens moord ook."" Ik verloor mijne houding. Hij zeide dat zoo heel terloops: „wegens moord ook." Tegen" deze situatie voelde ik mij niet opgewas sen. Hier kwam 't er op aan, een sterke, verplette rende verontwaardiging aan den dag te leggen. Maar tegenover wien? Tegenover den boerenslungel, die stokstijf en on verschillig langs mij heen keek? Of tegenover deu cipier, die onbewegelijk stond en naar de zoldering staarde? „Maar mensch? Hoe zegt ge dat zoo: wegens moord 6ok? Weet ge dan niet wat dat beteekent?" Niemand antwoordde iets. Ik keek naar den cipier, van wien ik verwachtte dat hij dit tragische met mij deelen zou. Maar de oude sergeant stond als eene zoutpilaar. Dus stemde ik mijnen toon wat lager. „Hiergeist, ik ben uw verdediger." „Zoo." „Wanneer ge het wenscht, dan zal ik getuigen op roepen." „Ja ik weet niet." „Vertel mij dan uwe geschiedenis, en wat ge beurd is." Hij vertelde nu, stroef, onwillig, alsof hij het zelf de moeite niet waard vond. Hij was eigenlijk thuis in het Bayrische Wald. Sinds een paar jaren had hij werk in het Boven- Beiersehe gevonden, het laatst in een dorp bij Rosen- heim. Daar was hij vier dagen bij een boer geweest. Toen kwam de eerste Zondag. Hij ging met een an deren knecht, die op dezelfde hoeve diende,- naar het bierhuis. Zij dronken veel en de ander vertelde hem dat hij een vijand had. Dien wou hij wel eens t zien, zeide Hiergeist. Zij gingen dus naar eene twee de kroeg, waar de vijand achter de bierkroes zat. Toen zeide Hiergeist dat hij hem nu kende, en dat hij hem eens toonen zou hoe een echte Waldler met zoo'n vent omsprong. Die kerel moest de hemelvaart maken. Hij wachtte dus den vijand op, sloeg hem met een stok op het hoofd en stak hem zijn mes in de keel. Maar vooraf hadden zij in het dorp misbaar gemaakt, en daarom was hij aangeklaagd wegens rust verstoring. En wegens moord ook. „Gij hebt dus een mensch gedood, dien gij voor 't eerst gezien hadt die u niets in den weg had gelegd?" „Hij was de vijand van mijn kameraad," antwoord de Hiergeist en wees met den duim achterwaarts, ergens heen. waar buiten deze muren de kameraad moest wezen, voor wien hij den vreemden man had gekeeld. Ik wilde nog iets zeggen, een indrukwekkend woord dat het ongehoorde van deze daad zou kenschetsen. Maar ik zweeg. Want Andreas Hiergeist gluurde mij aan, drukte zijne oogen toe, en koek mij nóg eens aan, Het was de blik van een wild dier. wan neer men voor zijn hok staat strak, onverschillig, en toch met iets gluipends. De cipier opende de deur en liet deu gevangene vooruitgaan. Het slot knapte dicht, een paar grendels knarsten. Ik ging, en ik was van de grootheid mijner taak niet meer zoo vervuld, als een uur tevoren. Zeven of acht jaar later stond ik in de gerechts zaal te München. Twee moordenaars moeeten gevonnisd worden, bei- den nog jong. De een was een ambachtsman uit Saksen, een kleine, nietige knaap, van wien men op den weg bezwaarlijk veel kwaads zou hebben ver wacht. Als een hoopje ellende zat hij op de bank, het ge zicht krijtwit en van angst vertrokken, de mond half open, de oogen strak vooruit starend. Toen de rechter hem vroeg of hij tegen de ver klaringen der getuigen iets had in te brengen, stond hij deemoedig op en verzekerde met gebroken stem, dat hij niets, heelemaal niets er tegen te zeggen had. Hij haalde een bont geruiteu zakdoek voor den dag en wischte zich het koude zweet van het voor hoofd. Hij bedelde met onderdanige blikken om ge nade. Hij wilde de heeren niet ergeren door onbe scheiden praatjes, neen neen! Als zij hem maar in het leven lieten! Daarvoor wilde hij aan hunne voe ten kruipen. De ander was uit harder hout gesneden. Een oud-Beiersche boerenknecht, gedrongen van bouw, stevig van botten. De lange opsluiting had hem niet bleek gemaakt. De angst ook niet. Hij zat daar met roode wangen en liet zijne oogen nieuwsgierig ronddwalen. Voorwaar niemand in de zaal had zulk j een frissche kleur, als deze moordenaar. Op de vragen van den rechter antwoordde hij met luide stem. Hij had altoos iets tegen te werpen. Hij had den moord niet begaan, verklaarde hij. Al de schuld trof den ander, den kleinen, groen- bleeken Sakser daar naast hem. Die had 't gedaan. I Hij zelf had enkel den buit met hem gedeeld. De behandeling der zaak bracht ge§n verrassingen. De uitslag er van stond vast, onvermijdelijk, van den beginne af. I Twee doodvonnissen. Want in werkelijkheid hadden zij beiden bekend. Zij waren in eene boerenhofstede geslopen en had- den met een bijl eerst den ouden boer, daarna de vrouw afgemaakt. Zij hadden baar geld en pandbrie- ven gestolen. 1 Reeds een paar dagen later waren zij gevat. De Sakser bekende gereedelijk alles. De Beier moest deji diefstal toegeven, maar schoof den moord op zijnen kameraad. De procureur-generaal stond op en sprak kort en krachtig. Hij eischte schuldigverklaring van de laffe moordenaars. Gedurende zijne toespraak zakte de Sakser letter lijk ineen. Hij stopte zich den zakdoek in den mond en werd hoe langer hoe groener. Hij zou zoo ter stond tot ontbinding hebben kunnen overgaan. De Beier echter richtte zijne oogen op den aan klager en luisterde met zichtbare belangstelling toe. Daarna kwamen de verdedigers. Zij bepaalden zich tot eenige algemeene beschouwingen. Te redden viel hier niets. Toen zij uitgepraat waren, verschoven zich de ge zworenen onrustig op hunne zitplaats. Zij moesten zich nu ter beraadslaging verwijderen. Onder al de aanwezigen, ook onder het publiek op de galerij, heerschte de stilte der spanning. Hoe vaak men het ook hebbe bijgewoond, het heeft altoos iets klem mends, wanneer straks de uitspraak volgen zal, die een medemenscli overlevert aan den beul. De voorzitter richtte tot de beklaagden de laat ste vraag. Of zij nog iets te zeggen hadden? De Sakser wendde het hoofd langzaam links, toen rechts. Dit moest „neen" beduiden. Maar de Beier sprong weer op. „Jawel, meneer de president!" „Wat hebt gij te zeggen?" „Dat ik die menschen niet heb omgebracht. Want, kijk, meneer de president, ik kan heelemaal geen bloed niet zien. Er is een getuige hier, die kan verklaren dat ik geen bloed niet kan zien." „Wie is die getuige?" „Hij staat achteraan." „Hier? In de zaal?" „Jawel, mijnheer de president." „Hoe heet dié getuige?" ,,'t Is de slagersbaas Schlammer, bij wien ik vroe ger heb gewerkt. Die weet als dat ik geen bloed niet kan zien." De voorzitter wendde zich tot het ademloos toe luisterende publiek. „Als de slagersbaas Schammerl hier aanwezig is, dan verzoek ik hem naar voren te komen." Daar klonk van de beklaagdenbank een hartig lachen, ongedwongen, dreunend, in eene krachtige bas. Al de aanwezigen hielden den adem in de ge zworenen, de advokaten, de rechters, de toehoor ders. Allen keken naar de beklaagdenbank. En de Beier lachte nogmaals, werkelijk zoo har tig en echt gezond. De voorzitter rees op. Hij staarde met ontzetting naar dezen mensch. als naar een waanzinnige. „Gij lacht? Waarom lacht gij?" En de Beier antwoordde vrooljjk weg: „Hahaha! Omdat u gezegd hebt Schammerl! De getuige heet Schlammer! Niet Schammerl, ha haha!" N. Rt. Crt. ROTTERDAM BOVEN. De Shfppiug Gazette vergelijkt de scheepvaart van de haven van Londen met die van Hamburg, Ant werpen en den Nieuwen Waterweg. In 15)10 kwamen (van overzee) Londen binnen 10.837 schepen met 12.657.275 ton tegen 10.745) schepen met 12.026.466 ton in 1909; een vermeerdering dus met 88 schepen en 630.809 ton; d.i. een toeneming van tonnenmaat die bijna 160.000 ton grooter is dan die van Ham burg, een 20.000 ton grooter dan die van Antwer pen, maar ruim 4 50.000 ton geringer dan die van den Nieuwen Waterweg. Die uitkomst vindt de Sh. G. te minder bevredigend voor Londen, waar 1910 een record-jaar voor den Engelsehen handel is ge weest. DL! RUSSISCHE LANDVERHUIZERS. Men meldt uit Oldenzaal: De Landraad van Bentheim deelde te 5 uur aan den Ku.ssiscben vice-consul mede, dat de landverhui zers mogen vervoerd worden door Duitschland. L'e extra-trein met de landverhuizers is te 7.37 vertrokken, nadat de Russische gezant hun doorvoer had gegarandeerd. Te Bentheim zijn allen doorge laten. "Vandaar vertrok te ongeveer half éen de extra- trein der Holl. Spoor, die de emigranten tot de grens van Rusland brengt. Er heerschte groot enthousias me bij het vertrek. De vice-consul van Rusland werd door de emigranten in de barak rondgedragen! NET, TEUDIEK. Donderdagavond 12 Januari 1911, vergaderde bet alhier gevestigde Nut, „Ons Genoegen." ten lokale van den heer P. de Boer. Na opening door den voorzitter werd met de werk zaamheden aangevangen. De heer P. de Boer opende de rij met eene lezing, die zoowel wat de keuze als de wijze waarop het ge kozene „Een slot dat pakt" van J. van Maurik -- v.erd voorgedragen, rechimatigen bijval verwierf. Hein volgde de heer J. Prins met ,Eene uitnoodiging" die ook hartelijk applaus uitlokte. De heeren A. Hol- lenberg en T. Molenaar mochten eveneens de luide toejuiching der talrijke aanwezigen genieten met wat zij ieder op hun beurt ten beste gaven. Nog een drie tal vaste bijdragen schonken den talrijken aandach tig luisterenden, aanwezigen blijkbaar genot, waarna nog diverse weiwillenden het geheel, dat prettig met geaiiimeerden zang werd afgewisseld» opluisterden met allerlei vrijwillige bijdragen, 't Was laat toen men scheidde. DOOR DEN TRAP VAN EEN PAARD. Maandagmiddag kreeg de milicien-veld-artillerist Goudsier. uit Etten, in de kazerne aan de Gasthuis- velden te Breda een hevigen trap van een paard te gen huik en borst. De arme jongen bekwam zulke ernstige kwetsuren, dat hij ten spoedigste naar het militaire hospitaal moest worden vervoerd, waar hij Woensdag overleed. MOORD TE SPAARNWOUDE. Op last der justitie is nu 4 dagen gedregd in de sluiskolk bij de woning van nu wijlen den heer Mel- cnior; niets is daarbij gevonden dat met den moord in verband zou staan. - iiecrliugow aard. Woensdag 11 dezer werd te Zuidseharwoude een vergadering gehouden van besturen der tuinbouwver- eenigingen in deze omgeving. Vertegenwoordigd warei alle'besturen der vereenigingen aangesloten bij de federatie, met uitzondering van „Waarland en Om- str.", terwijl ook het. bestuur der nieuwe vereeniging te Warmenhuizen was vertegenwoordigd. De heer S. Zeeman, secretaris der federatie, opent de vergade ring, zijn leedwezen betuigende deze taak te moeten vervullen als gevolg van het plotseling overlijden van den voorz., den heer A. Nobel, in wien spr. huldigt een flink, onvermoeid, warm behartiger van de tuin- bouwbelangen dezer omgeving. De vergadering stemt door op te staan met deze huldebetuiging in, waar na de heer Zeeman de vergadering opent met de beste wenschen voor haar welslagen. Bij monde van den heer Pronk verklaart de ver eeniging Warmenhuizen zich bij de federatie te willen aansluiten, wat met applaus wordt begroet. Na lezing der notulen, worden door den heer Zee man eenige mededeelingen gedaan, o. a. dat de depu tatie, afgevaardigd naar de Dir. der Holl. Spoorweg- Maatsch. ter zake van het vervoer, van de Directie de toezegging had verkregen, dat harerzijds al het mo gelijke zal worden gedaan om daarin te voorzien; echter moet rekening worden gehouden met het vaak lang wegblijven, van waggons in Duitschland. Niette min meende de Directie nog wel maatregelen te kun nen treffen om geregelde lading te verzekeren en snel vervoer te bevorderen. Vervolgens komt de bestuursverkiezing aan de orde. De heer Zeeman wordt herkozen tot secretaris- penningmeester, terwijl als opvolger van den heer Nobel wordt gekozen de heer G. Barten te Noord- seharwoude, die op verzoek van den secretaris, di rect zijn functie aanvaardt. De nieuwe voorz. verklaart zijn beste krachten te willen geven voor zijn functie, doch roept tevens de welwillende medewerking in der vergadering. Aan do orde komt de vaststelling van bet xilari* van den secreuiria-penuingm. over het afgeloopeu Jaar. Mot algemeene stemmen wordt dit op 25 gld. gesteld. Ter inleiding van punt 3 der agenda: Vastere fede ratie, bepleit de heer Zeeman de wtnscheüjfcheid van het overgaan onzer los6c federatie in T itxbouw- bond. Nadat hierover enkelen hunne ni< -.nlng hebben gezegd, stelt de voorzitter voor. hierop Lh.ma niet verder in te gaan, dotb de zaak oer - eens in d«» ledenvergaderingen aan de orde te stellen, opdat er wellicht bepaalde voorstellen t'-r tafel kunnen komen. Nog wordt door den heer Hazeloop at inleiding gehouden over cuHuurproeven voor d-ze omgeving, voorc ook in verband met de ziekten fn de KOLHORN. Woensdag j.l. verg niesde len huize van den heer Renipl ónze gymnastiek vereeniging .^Juliana", onder voorloop!g instuur, in welk.- vergadering cr.i nieuw bestuur is gekozen en wel ui: do leden, als: G. Sclw ori. voorzatter, li. Kossen, vico-voorzitter, K, Kislenaker secrelaris-jxinningineeslor. C. den Adel en Jb. Schrue- dcr. commissarissen. Door hel nieuwe bestuur en de werkende leden zijn Donderdagïvcnd bene: ,rtd de heer J. J. de Groot tot eere-voorzaMer en den heer P. Kblcmaker Pz. tot eere lid. Aan deze heeren komt een welverdiende eercbéluiging toe. daar zij bijna een jaar lang geheel belangloos als directeur en voorwerker voor de vereeniging hunne krachten hebben gegeven. Door het bestuur zullen thans donateurs en k inst- lievendc leden worden aangeworven om zoodoende aan geld te komen om oen Directeur aan tc nemen. DE MOORD TE RENKUM. Voor het Gerechtshof ie Arnhem- werd gistermiddag met gesloten deuren behandeld de zaak tegen J. van Rennes Ie Renkum. die door de Arnhetnsche Recht bank. wegens moord op de dertienjarige Adriana Pu He. 23 Augustus te Renkum gepleegd, tot 15 jaar gevan- genisslraf werd veroordeeld. De Advocaat-Generaal eischte met vernietiging van dil vonnis veroordeeling van beklaagde tot levenslang* gevangeïrsstrnf. BERGEN. De Getneenleraad heeft in zijn Donderdag gehouden zitting B. en W. de opdracht verstrekt binnen drie maanden een voordracht in te dienen voor den bouw eener ei»en gis fabriek. Door fieze opdracht vervallen alle onderhandelingen, die met het dag. bestuur van Alkmaar aangeknoopt waren ten einde van uit deze stad de voor ohs fraaie dorp zoo hoog vereis elite en hoog noodige betere ver- iichling te bekomen. UIT COLIJN-S JONGENSJAREN. Men meldt ons, ter lypecring van het karakter van den nieuwen minister van Oorlog, den heer Cotijn, dc volgmde gebeurtenis uit zijn jongensjaren De jonge Hendrikus wou en zou in militairen dienst, ondanks allen tegenstand van vader Colijn. „Dan spring ik in 't water", was zijn antwoord op "s vaders laatste besliste weigering, en de da3d bij liet woord voegend, sprong hij pardoes in de sloot, welke toevdl'g evenwel niet veel water bevatte. Daar het echter winter was, scheen het waler hem niet te bevallen, zoodat Jiij meteen aanstalten maakte, er uit tc komen. Vader, die zich zoo maar niet de wel liet stellen, slond echter mei een hark gjwapend aan den kant, cn zorgde, dat Ilendrikus voor zijn straf nog wat in 'l water bleef. Mot vader viel niet Ie gekscheeren. Dat bad heeft echter Ilendrikus' liefde voor het sol datenleven niet kunnen bekoelen. Hij werd miiitair, en zijne volharding is beloond. N.R.Ct. IN DE DAGEN VAN DEN DIENSTBODENXOOl). Men schrijft ons uit Amsterdam: Het volgende is dezer dagen gebeurd: Een dame, die nog al te kampen had met het ko men en gaan der dienstboden, had weer den gebrui- kelijken wég gevolgd en een advertentie ln een der volksbladen gezet. Tusschen 7 en 8 zouden zij zich komen aanmel den. Nu gebeurde het dat Mie en Kee, twee „meissies' uit den Jordaan, tegelijk arriveerden om te solllcl- teeren naar de vacante plaats. Dit was te „kassu- eel". Ze moesten nou een „bak hebbe". Ze schelden aan en als is opengedaan roept een van haar: „we komme voor de avetensie". „Komt u boven." Mie en Kee gaan gearmd de trap op, en gearmd treden ze ook de huiskamer binnen, waar mevrouw van haai* zich komt aanbieden. „Allebei, mefrouw." Als mevrouw beduidt dat ze er maar een kan ge bruiken klinkt het: „o neo, mefrouw, we gane niet fan mekaar af. Alle twee of geen een." En. toen mevrouw gezegd heeft, dat ze er twee niet wil hebben, gaan de „meisïees" weer gearmd heen. Op de trap klinkt haar gelach om de uitgehaalde bak. DE NIEUWE SPOORWEGTARIEVEN. De wijziging in de tarieven der spoorwegmaatschap pijen hebben schrijft hot Hbl. aan de me-.-ste loxellen een vermeerdenn«ider werkzaamheden gebracht, doordien nu veel meer dan zulks vroeger het geval was. .gebruik wordt gemaakt van kilomcterboekics. Aan het Centraal-Slation Ie Amsterdam is de drukp aan de loketten daardoor »>.-> toegenomen dat op ver scheiden uren s'an den dag alleen reeds voor de rich ting Haarlem cn Zaandam een tweede, lekei voor hel afstempelen van kilometerbcekjes moet v.crden open- ëisleld. Reizigers die in ccslclijke richting icrirekkc.'i kunnen hun kiJcmeterboekfc aan cl? gewone 'okeltcn aanbieden. Feuilleton. 17. ROMAN VAN ROSENTHAL. Wolfgang Mölenhoff was door de ontmoeting met den ouden Hinerk wel wat van zijn stuk gebracht., en de opmerking van dezen dat hij op gevaar lijk terrein was, maakte hem woedend. Éen verwen- I sching aan diens adres kon hij dus niet binnen hou- j den. „Met een oprecht hart wensch ik, dat je daar lag, waar de zee het diepst is," voegde hij hem toe. „Ik ben je steeds dankbaar geweest, voor de wel willende gevoelens, die je mij toedraagt," meende Hinerk lachend. „Hadt jij," meende Wolfgang, „het testament toen ter tijd verbrand en niet als wapen tegen mij achter gehouden, om mij desnoods de keel af te snijden, en mij tot merg en been uit te zuigen, dan zaten wij beiden hier niet, en konden ons in weelde baden." „Beste heer,'" antwoordde Rössum, „je kunt mij niet kwalijk nemen, dat ik mij tegenover jou wa pende." „Nu je hebt 't er ver mee gébracht", hoonde Wolf gang. „Laten wij de dingen, die nu eenmaal niet meer zijn to veranderen, maar laten rusten," zeide Hinerk. 1 „lk heb aan jou een verlies van een honderd dui zend mark de vriendschap met jou is mij dus al j heel duur te staan gekomen en nu jij hier zoo ronddoolt, zal het testament ook bepaald wel gevon- 1 den worden. Of is het misschien al terecht? Weet je er ook iets van?" „.Zou jij het niet beter weten dan ik?" vroeg - Wolfgang. „lk? Waarom?" vroeg Hinerk met een sarcastisch lachje, met onrust het gelaat van Wolfgang gade slaande. „Wel, omdat het door den kantonrechter in de schrijftafel van uw zoon gevonden is. Zeg, die brave zoon van je zit nu reeds meer dan twee maanden daarvoor achter slot en grendel." „Mijn zoon?" riep Hinerk en zijn gelaat werd asch- grauw van schrik. „Jawel, je zoon, mijnheer de advocaat," zeide Wolf gang met nadruk. „Hij is aangeklaagd in gemeen schap met zijn beminnelijken vader zaken gedaan te hebben en het testament te hebben verduisterd. Ja ja, alles in overleg met u, amice." De oude Hinerk leek eensklaps versuft. Hij luis terde naar de woorden alsof zijn leven er mee ge moeid was. Toen keerde hij zich om en liet den verrasten Wolfgang alleen. „Mijn zoon, mijn arme jongen," dacht hij terwijl hij de straten doorsnelde. „Deze zou met mij ge- meene zaak hebben gemaakt en het testament heb ben gestolen. Hij bevindt zich in hechtenis, boet voor mijne schulden en onwetend speculeer ik als een waanzinnige om onzen goeden naam te redden en die is reeds vernietigd, vernietigd voor altijd door al datgene wat ik gedaan heb. Voort voort! Bij hem is mijn plaats. Ik moet naar de rechters en hen zeggen, dat ik, ik alleen het heb gedaan een duivel heeft het testament in zijn schrijftafel gelegd, om hem in het verderf te storten. Ik breng voor mijn schuldeischers geld, veel geld mee. Ik ben den laatsten tijd gelukkig geweest en voor mijD zoon blijft er nog geld over en die zaak met het testament neem ik op mij. Dat zal ik moeten aanzui veren. Mijn jongen zal dan weer als een eerlijk man voor het oog van de wereld staan en dat is het voor naamste. De rest kan mij weinig schelen. Of ik in de gevangenis kom doet niets ter zake. Ik ben al oud en zwak die vlucht, die angst waarin ik heb geleefd, hebben mijn krachten gesloopt en of ik nu die laatste dagen in de gevangenis slijt zal niet hinderen. En wat zal het einde van dit alles zijn? Zou mijn jongen nu moeten boeten voor mijn euveldaden?... Dat mag dat kan niet. Moet ik in den afgrond, dat is eigen schuld, dus verdiende straf, maar hij is onschuldig en hem mag dus geen straf treffen. Dit alles zeide de oude Hinerk tot zichzelf, terwijl hij door de drukke straten snelde. Maar langzamer hand kwam de kalmte weer en de oude man begon er zich rekenschap van te geven, waar hij zich be vond. Hij riep een koetsier aan en liet zich naar zijn woning rijden. En eenige uren later bevond de oude Hinerk zich op weg naar Ostende. HOOFDSTUK 16. Mijnheer Pieter Arendberg bevond zich in een zeer vreemden toestand. „Als wat ben ik hier eigen lijk?" Deze vraag deed hij zichzelf. Hij had verba zend -weinig aanleg voor een nar, integendeel was hij altoos even praktisch en op verdienen uit ge weest en nu reisde hij naar den meest afgelegen hoek van Duitschland een vrouw achterna als wat? eenvoudig als haar aanbidder en vereerder, als haar verloofde, ja als degeen, die haar met geweld wil trouwen en nu op een gunstige gelegenheid wacht om dat plan ten uitvoer te brengen. Dat waren de gedachten van mijnheer Arendberg, nadat hij zijn hotel had betrokken en daar iu zyu eentje op zijn kamer zat. „Dat is een dwaze positie, Pieter," zoo zeide hij tot zichzelf, „is dat wel een man van veertig jaren waardig? In elk geval heb ik tot dusverre nog nooit een vrouw ontmoet, die zooveel indruk op mij heeft gemaakt als deze. Van het eerste oogenblik af, dat ik deze vrouw heb gezien, heb ik begrepen dat zij het moest zijn, die aan mijn zijde het leven zou doorgaan. Aan haar zijde, zoo voelde ik het. zou ik kunnen uitrusten van het drukke leven, dat achter mij lag. Ik verstond de kunst nooit om met vrou wen om te gaan. Ik had in Indië in de binnenlan den al heel vreemde begrippen en manieren gekre gen en heb Therese niet weinig aan het schrikken gebracht. Ik heb daarna alle best gedaan om mij te gedragen naar de gewoonten van deze beschaafde wereld en ik vlei my wel, hare achting te hebben verworven. Zij heeft mij in genade aangenomen en zich steeds vriendelijk tegen mij betoond. Daarop kwam de geschiedenis met dien Mölenhoff, ik kon haar het leven redden en ik meende, dat zij mij nu genoeg kende en het blijde slot d?r geschiede nis zou volgen. En daar komt nu eensklaps die ad vocaat aan wien haar, ik weet niet wat bindt en nu kan ik er niet goed meer uit wijs worden en ban eensklaps weer even ver als op den dag dat ik haar voor het eerst zag neen, eigenlijk niet eens zoo ver. Alleen om haar welgevallig te zijn, om haar achting niet te verliezen, doe ik alle best om dicu advocaat uit de gevangenis te krijgen. En dat alleen misschien om dien kerel haar in de armen te voe ren als haar verloofde en dan was ik oen echte gek als ik daartoe had meegewerkt. Maar neen." zoo riep Pieter eensklaps uit. „dat zal zij niet doen valsch is zij niet wist ik dat niet zeker, ik zou haar nooit als vrouw begeeren. In haar hart is zij goed en edel een opgewekte vromv. vol '"v-nslust en levensmoed ja, ja," zoo besloot Pieter, „precies een vrouw voor mij." Mijnheer Arendberg hield deze alleenspraak terwijl hij voor het venster stond te kijken, dat op het plein uitzag. Het was daar nogal '.zvendig ou druk. Eindelijk zag Arendberg Therese's broer naderen, die regelrecht de richting naar het hotel nam. Arend berg begreep, dat dit bezoek hem gold en dit was hem niet onaangenaam. Met Mario viel wel te pra ten. Hij had door hem Therese's karakter beter Iee- ren begrijpen en zoodoende haastte hij zich Mario te ontvangen. Deze was er lichamelijk flink op vooruitgegaan. Het zekere bezit der erfenis, waardoor ook zijn toe komst was verzekerd, had zijn zenuwgestel rustiger gemaakt, en van dat vermoeiende en sloopende slaap wandelen had hij geen last meer. Hij hield zijn teekenboek onder den arm. toen hij het vertrek bU Arendberg binnentrad en legde het op de tafel, terwijl hij het bij een bepaalde pagina opensloeg. „Mijn zuster is zeer ontstemd dat de zaken van advocaat Rössum zoo slecht staan." zeide Mario. „Dat heb ik met leedwezen bemerkt," zeide Arend berg. „Maar wij hebben toch gedaan, wat maar eenigszins kon." „Daar is Therese u ook zeer dankbaar voor," zei de Mario. „Maar," zoo ging hij na enkele oogenblik- ken voort, „gelooft u, dat de getuigenis van een slaapwandelaar voor het gerecht van eenige waarde is? Ik weet zelf, mijnheer Arendberg, dat ik veel in mijn slaap heb rondgewandeld en dingen heb gezien din, die ik later dacht dat ik gedroomd had. Gelooft u dat zulk een getuigenis rechtsgeldig zal zijn? Ziet u," zeide Mario, terwijl hij in het schetsboek wees, „dat is de man, die het testameat heeft weggeno men ik heb hem in den nacht volgende op den dood van mijn tante, ^gezien en den volgenden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1911 | | pagina 5