1 Grepi it Laafl- en Tiëom. De Gezelschapsjuffrouw. Zaterdag 4 Februari 1911. No. 4859. 55e Jaargang. TWEEDE BLAD. CLVIII. AANBEVELENSWAARDIGE WEG- EN SIERBOOMEN. Wil men hoornen aanplanten langs een weg, vóór een huis, op een plein, of in een park of tuin, dan moet men met verschillende omstandigheden rekening houden. Er zijn bevoorrechte streken, waar nagenoeg elke booiri tot een prachtexemplaar opgroeit en an dere, waar slechts enkele soorten zich dragelijk ont wikkelen willen. Iloc dichter aan zee, hoe erger, uit gezonderd de plaatsen in de luwte van brcede, hooge duinen gelegen. Het zoo bij uitstek vruchtbare West-Friesland is juist door de krachtige zeewinden niet een oord, waar de booinengroci zóó goed gaat, als men zulks wensohen kan. Door een verstandige keus der boomen, een zorg vuldige planting, goede bescherming, doelmatige vcit In ging en spaarzame snoeiïng kan toch ook hier wel lied wat bereikt worden. Geen boom, die het in liet Noorderkwartier zoo goed doet als de gewone llollandsehe Iep 11 mus campeslris latifoLiaDeze boom stelt zich met wei nig tevreden, verdraagt veel wind, groeit zelfs op zwa- ren grond goed, mits deze maar voldoende vochtig is. Ter oeplanting van onze buitenwegen vindt hij wer kelijk zijns gelijken niet! De iep kan opgroeien tot een forsche boom met breedgetakie kroon, maar in de luwte der huizen wordt dat juist .dikwijls hinderlijk. Op het tijdstip dat de boomen mooi en grootsch worden, móeten ze dan mis vormd worden door bijl of zaag, ter wille van hel voor de huizen noodzakelijke licht. Daarop hebben de be woners volkomen recht. Er is gelukkig een andere Iep, die smal en spits omhoog groeit en daarom zoo bij uitstek geschikt is voor wcgbeplanting in steden en dorpen cu op erven, waar de groote, brecde kronen der iepen later lost zullen veroorzaken. De door mij bedoelde lep is de pyramidaal Iep Ulmus monumentalis), weikc elke boomkweeker kan leveren, al is de prijs wat hooger dan die van gewone iepen. Zijn groeiwijze heeft veel van die der sparren. Met een regelmatig stijl opgaande kroon maakt hij in bebouwde straten een prettigen in druk. Men ziel bij den eersten oogopslag, dat hij daar door zijn spitse kroon geheel op zijn plaats is. .dat hij zicli heelcmaal aanpast bij de omgeving. Zeer groot is het voordeel van den pyramidaal iep. dat er zoo weinig aan gesnoeid behoeft te worden. Wie op een wandeling in de wintermaanden, voor al bij niet vriezend weer eens aandachtig de boomrijen langs de wegen bekijkt, zal heel dikwijls paddestoelen zien groeien op plaatsen, waar cenige jaren geleden i dikke takken zijn weggehakt. Die paddestoelen zijn mec- rendeels „moordenaars", die met hun dradennet het hout van stam en tókken uitzuigen en ten slotte den dood der boomen veroorzaken. Men zou kunnen zeg gen, dat zij de boomen de tering bezorgd hebben. Na cenige jaren zijn de boomen hol geworden, worden daardoor bij storm gevaarlijk en men is ter wille van de veiligheid genoodzaakt de nog schijnbaar forsche boomen om te doen. Men mag het jammer vinden, de noodzakelijkheid gebiedt het rooien van zulke on stevige boomen. Als de snoeiers ervaren zijn en reeds aan de nog dunne takken der jonge boomen zien, welke later hinderlijk zullen worden, behoeven zij maar kleine wonden te maken die in korten tijd door over- groeiïng van den bast gesloten en geheeld worden. Zorgt men door insmering der wonden met entwas of zuivere bruine teer (geen giftige kootteer of carbolineum). dat het hout niet kan inwateren en de paddestoelen zich niet op de wonden kunnen ontwikkelen, dan zullen de boomen wel gezond blijven. Maar hoe dikwijls ziet men zooveel zorg aan de Ite snoeien boomen beste den? Men ziet tegen de kosten op, of lacht erom! In- j tusschen J5éf ik aan iedereen, die liefde voor boomen heeft, dan wolgemeenden raad eens rond te zien en dan te oordeelen of ik ongelijk heb. De pyramidaal Iep behoeft nagenoeg niet gesnoeid te worden en is daarom voor straatbeplanting tusschen de huizen zoo zeer aan te bevelen. Het eenige, waarin j hij achterstaat bij den gewonen iep is. dat de pvra- j midaal iep eenige dagen later uitloopt, doch toch altijd j nog veel vroeger dan de platanen. Op zeer brcede wegen, in parken of op ruime erven zijn sommige Eschdoornsoorten bijzonder schóón. j De mooiste voor dit doel is naar mijn oordeel de Plataanbladerige Eschdoom Acer plalanoïdes). Het is een uitstekende boom ook op de schraalste gronden. Hij groeit nog forscher dan de gewone Eschdoorn, maar zijn blad is veel schooner. Het is elegant gepunt evenals de sierlijke plataan-bladeren. Een voordeel der Esch- 1 doorns is, dat ze zeer vroeg uilloopen, wat in hel voor jaar zoo'n prettig gezicht is, omdat het oins zoo over tuigend de nadering van den heerlijken zomer meldt. Zeer mooi is de Roodbladerige Eschdoorn f=Acer pi. Schwcdleri). De Acer Schwcdleri behoort tot onze meer in het oog loopende boomen,. voóral in het Feuilleton. NOVELLE VAN HüCKER. 3. „Nu kunt u naar de zee vader," riep Hertha, „en moeder kan u vergezellen. God heeft ons een engel gezonden. Hij zal u weer gezond maken. En hij zal ook het hart besturen van de dame van wie mijne aanstelling afhangt. Dan kan ik u beiden van mijn ruim inkomen doorloopend ondersteunen, zoodat moe der geen kans loopt haar toch reeds twijfelachtige gezondheid door hard werken te verliezen. En dan..." Zij kon niet verder spreken want de vreugdetra nen liepen haar langs de wangen. En ook in de oogen der ouders glinsterden de tranen. Toen allen zich weer hadden hersteld en het nood zakelijkste was besproken, ging Hertha uit om inkoo- pen te doen, en eens te informeeren hoe laat zij moest vertrekken. „Ik weet van wie die hülp komt," zeide mevrouw Stein nu tot haar man. „Ik heb mij eenige dagen geleden per brief ge wend tot Georgine Halder, maar heb daarvan niets tot jou of Hertha gezegd, opdat jelui beiden de te leurstelling bespaard zou blijven, als het weer tever- geefsch zou zijn mijn beroep op haar liefdadigheid. Door haar rentmeester biedt zij nu ons kind een vaste positie aan in haar huis en met dit rijke ge schenk aan geld redt zij ons uit de groote verlegen heid. Ik gevoel wel, hoe zij mij door onbekend te blijven, als 't ware verhindert haar te bedanken, en ook elke toenadering van haar vroegere vriendin af wijst. Haar hulp heeft dus wel een bitteren bij smaak, maar wij hebben het al verleerd om trotsch te zijn." „Ja, dat is zoo. Maar het is alleen geen hoogmoed die mejuffrouw Halder verhindert zich met U te bemoeien. Het is haar onverzoenlijke afkeer tegen uw huwelijk met mij. Ik heb dat altijd wel gezegd." „Nu, dat is ook eigenlijk hetzelfde. Gelukkig weet Hertha .van mijn vroegere betrekkingen tot haar meesteres niets. Het kan haar in haar betrekking al- voorjaar. als zijne jonge looien mol helJerroode 141- dercu voor den dag koincn. Later worden ze nux-r brons-rood. Ook deze booin is een forsche groeier, die goed tegen ons klimaat en onze winden bestand is. Ook de witblonde Acer plalanoïdes is een mooie boom. De beide laatstgenoemde kunnen zeer veel ef fect maken in een tuiu of park. Waar een ruime plaats is, kunnen Linden zco statieus opgroeien. De gewone hndc heeft veel last van honigdauw en laat vroeg zijn blad vaJLm, «laar- om planten kenners thans de Krimlindc Tilia dasystyla) aan. Een ervaren tuinarchitect noemt de Krimiinde een boom, die een groote toekomst heeft. De helder glanzend groene bladeren maken deze soort veel fraaier dan de gewone linde. De Krimlindc js voor lanen, wegen, bruode stralen en parken zeer aan te bevelen. De bladeren hebben geen last van honig dauw: en blijven in den herfst lang aan het hom. Een bekende, mooie boom is de wrilde Kastanje Acsculus Hippocastanum). Beschut tegen de Weste lijke winden groeit de Kastanje in onze omgeving uil- stekend. Maar de baldadigheid der jongens, die wieken achtereen de kastanjes trachten te bemachtigen, is voor velen een reden om geen kastanjcbooincn te zetten. Aan dezen overlast is thans gemakkelijk te ontkomen. De kweekers leveren heden de dubbele witto Kastanje, die even rijk en nog fraaier bloeit dan de gewone met enkele witte bloemtrossen en die nooit kastanjes draagt, want de dubbele bloemen zijn onvruchtbaar. Als kastan- jcboomen in hum jeugd goed gevormd zijn, mag er later weinig of niets aan gesnoeid worden. Statige kastanjes maken een ongewoon effect, vooral als ze prijken mot haar schoone bloemtrossen. Het zijn aresto- craten onder de boomen I Een ongeëvenaard schoone boom, waarvan men liier en daar in hel Noorderkwartier prachtexemplaren aan treft. is de bruine Beuk Fagus sylvatica atropur- purea). Op een ruim veld geplaatst, kunnen ze een enorme kroon omvang en een indrukwekkende hoogte bereiken.* Nog even noem ik als mooiste treurboom de Treur - beuk (=Fagus sylvatica peudula) en dan sluit ik deze kleine lijst van uitmuntende boomen, geschikt voor onze streken. Er zijn er nog wel meer, die goed ge dijen willen en groote sierwaarde hebben, maar ik vrees, door het geven van nog meer namen de keus voor velen te moeilijk te maken. Wij mogen ons verheugen met het verblijdend feit. dat er in onze omgeving mannen wonen van veel invloed, die krachtig ijveren om ons schoon en vrucht baar West-Friesland nog aantrekkelijker te maken, door het bevorderen der aanplanting van mooie geboomte op ruime schaal. Ik hoop, dat dit artikel aan dat zoo toe te juichen streven mede iets kan bijdragen Heel in het kort wil ik thans nog wat mocdeelcn over liet planten en verzorgen van boomen. Men plant bij voorkeur in November of December, doch nooit Iaat in het voorjaar. Herfslplanting maakt gieten onnoodig en reeds den eersten zomer groeien de boomen al heel aardig. Moet men planlen in slech ten grond, dan is het noodig een breed gat uit te gra ven b.v. 2'/a X 2y8 M. en 1/2 M. diep en dal te j vullen met goede aarde. Alle wortels, welke bij het rooien beschadigd zijn, moeten glad worden afgesneden. Dit werk mag bij liet planten van boomen of heesters nooit worden ver zuimd. Bij het planten houdt éen persoon den £00111 vast, terwijl een helper de wortels uitspreidt, in de aarde legt en laagsgewijze den grond vastdrukt. In den herfst giet men alleen, als de grond droog is. In het voor- jaaar is direct gieten aan te bevelen, mits men er zoet water voor neemt. Bij een pas geplanten boom slaat men een of twee flinke palen in den grond en daaraan maakt men met boombanden de stammen vast om ze tegen los waaien te behoeden. Vooral in de eerste maanden moet het aanbinden zóo geschieden, dat de boomen met de losse aarde mee kunnen zakken. Met boombeschermers of vlechtwerk ^gaas) houdt men vee of baldadige jongens van de stammen dei- jonge boomen verwijderd. Men kan boomen te veel gieten! Als het zeer droog is. kan gieten goed zijn. mits het enkele malen en dan zeer flink wordt uitgevoerd. Over het snoeien wil ik heden alleen zeggen, dat men vóór alles den stam moet laten doorgroeien als dc as van den kroon en de top dus ontzien moet worden. Wie het minste hout uit dc boomen behoeft te snoeien, loont daardoor een bekwaam snoeier te zijn. Men moet bij het planten de boomen direct op flinke afstanden van elkander zetten, b.v. op 810 Meters. Niet door snoeien maar door ruim te plan ten, moet men de boomen in het volle genot van licht en lucht stellen. D. E. LANDMAN. Van het Ilaagsche Binnenhof. Eerste Kamer. Den Haag, 2 Februari. Wij hebben, van-ochtend, nog gehad de uitvoerige, wei-belangwekkende verdere finantiëele beschouwin gen, van senator Van Nierop, die wij bij het antwoord van minister Kolkman (morgen aan de orde) nader zullen, ontmoeten. Voorts: de (als naar gewoonte) ietwat-bijterige, antt-Staaliaansche bitsigheden van den heer Thooft, de deftige toast-Waller, die onze finantiëele situatie nog niet zoo bar-erg blijkt in te zien, zelfbeperking tot leuze heeft gekozen; de bezadigde rede-Roëll, die zuinigheid zonder schriel heid aanbeval... Wat, bij de goden, is nu em<-nlijk nieuw, frisch, opmerkelijk, Interessant in dit alles?... Kwam dan de premier aan, het woord. Ook hij heeft weinig gezegd, dat het begroottngs-debat van onzen Senaat iu de tweede maand des nieuwen boekjaar gevoerd, stempelt tot iets van „blijvende waar de". Hij is begonnen met terzijde te laten. - - te écarteeren, veel en nog wat. Collega's Taluut en Colljn zullen antwoorden als hunne hoofdstukken aan do orde komen. Dat ruimt alvast op. Slechts ten aanzien van het oedwetje kreeg arme heer Hovy een afsnauw over „eenzijdigheid"; minister R. Regout zal hem vorder to-woord staan. De rede-Heemskerk was uitermate slap, vaag, on beduidend. De weivaartpolitiek wordt reeds door Landbouw enz. betracht. Een stuk of wat moppen, uien, kwinkslagen, oolijkheden, voorts... Verwerping der Begrooling, a la Oyens, vriendschappelijke daad? De heeren, grimlachten zuurtjes, noodgedwongen. Over den oorsprong van het Kabinet door jhr. Roëll ter sprake gebracht, In verband met de christelijke beginselen welke het beheerschen, was Z.Exc. extra-duister. De Overheid handhave het recht zooals dat is van Goddelijken oorsprong. De minis ter huldigt „in zekeren zin" een Christendom boven geloofsverdeeldheid, maar bedoelt daarmee toch niet hetzelfde als Thorbecke. Ra-ra?... Excellentie zelf!? Wij visschen uit mr. Ileemskerk's rede nog op, dat oud-minister Cool heusch geen vrijzinnig-democraat is... De „Standaard" vergiste zich indertijd lichte lijk. De crisis-Gooi was, hoe gaarne sommigen 't ook zouden gezien hebben, geen, kost voor eene Kabinets-crisis. Het twee-pioegen-stelsel? Tja, erg jammer dat het zoo geloopen is. Maar meneer Staal begon in 1906 met inkrimping van het blijvend ge deelte. Dus!?... De Militiewet zal aan de misère ver der een eind maken. En daar zal m eer-dan-bek wam e spoed mee worden betracht. Men zij gerust... Over de toekomst-plannen met de Kustverdediging geen woord. De deferentie jegens de Tweede Kamer ver biedt dat... Het onderwijs-vraagstuk wordt „warm gehouden", verder niet. Over het Unie-rapport, in verband met de .quaestie der Grondwetsherziening, later... later... Nogmaals, -gelijk in de Tweede Kamer, de verzuchting: o, ware er geen enkele openbare school meer,!... Men verlieze intusschen de niet-onbelang- rijke kwestie, der dubbeltjes niet uit het oog!... That's all... Aan den lezer de beslissing over de vraag, of een en ander belangrijk, interessant, van „historische beteekenis" mag heeten. De rede van den premier stond zoo ongeveer op dezelfde hoogte als gansch het „oraal debat" bij de Algemeene Beschouwingen over de Staatsbegrooting voor 1911 in het Nederiandsche Hoogerhuis. Morgen, Vrijdag, minister Kolkman. Dan ontmoe ten wij de pientere, frissche, schrandere taal van kloeken grijzen financier Van Nierop, die heden-och- tend tot bijna de pauze aan het woord was, weder- om Mr. ANTONIO. Van dit en van dat. WEELDE IN DE ACHTTIENDE EEUW. III. (Slot.) Het deftige, degelijke oud-Hollandsche binnenhuis nam in den loop der tijden ook 'n andere gedaante aan; de pronkzucht en de weelde, die zich meester had gemaakt van de kleeding en zich telkens meer uitte bij het geven van bals en partijen, deelden zich ook mee aan menschen eu huiselijke sieraden. Er waren kooplieden te AmBterdam, die huizen gingen bewonen of lieten bouwen, die honderdduizend en meer guldens kostten. De gevels en gangen werden met kostbaar snijwerk versierd. In, de kamers kreeg 1 men den indruk van in 'n paleis verdwaald te zijn. 1 Het marmer werd iets zeer gewoons, de trappenhui zen, met hun weelderigen bloementooi, zooals men die in 't oude Rome vond, werden ook hier gebouwd. Bo- l vendien werden de buitenwijken der hoofdstad be zaaid met buitenplaatsen, die evenals de huizen in de stad met elkaar wedijverden in pracht en kost baarheid. 't Werd mode er meer dan een huis op na te houden, om te bewonen. Vele rijke patriciërs had den 'n huis in Amsterdam voor de wintermaanden en 'n huis te Haarlem of daar ergens in de buurt voor den zomer. Elke gelegenheid om op overdadige wijze geld uit te geven, werd als 't ware met grage handen aangegrepen. Verjaarpartijen kostten duizen den, en de doopmalen waren zóo schitterend en luxu eus, dat de schrijvers van die dagen er boekdeelen aan gewijd hebben. Den doopeling werden dan ge schenken vereerd, niet alleen door „peter en meter", maar door bijna ieder, die ter feeste genoodigd was. Gouden voorwerpen waren daarbij doodgewone din gen, zilveren zeer zeldzaam. Kisten vol fijne stoffen en byouterieën werden aangeboden, soms equipages, en 't is voorgekomen, dat geheele boerderijen met stallen en veestapel, met land en heerenhuizinge den zuigeling ten deel vielen. De ouders van den nieuwen wereldburger, die dit alles niet onder zich wilden laten, beantwoordden dit alles met telkens grooter feesten aan te leggen, en hoe meer omhaal er dan gemaakt werd, hoe meer men zijn wereld heette te kennen. Het „ophouden van zijn stand" vierde toentertijd in ons brave landje zijn triomfen; alle kostbaarheden van porselein en tafelzilver werd voor den dag gehaald om te prij ken op den disch. De kostbaarste spijzen en keur van wijnen werden aan de talrijke gasten voorgezet.. Deze voorbeelden uit de groote wereld gaven aan- bov 11. De goven, leiding, dat ook de minderen «n; denken, en hij op zijn manier gen, die vaak zijn middelen Het staken van betalingen begon voor te mededeclingen van bruilóften, in die dag doen ons bijna ongcloovig het hoofd s, den luister, dien men daaraan in de 174 •- iiw vor- leende. !r alleen overtroffen door de bruiloften in 1 de 18de eeuw. In, de laatstgenoemde eeuw waren, de gewone kosten van 'n deftige trouwplechtigheid go- 1 iniddcld vier- A vijfduizend gulden. Die 't nu-' mln- der deed, was niet „deftig" en beslist niet ..rijk". Bij deze mededeclingen moge bedacht worden, dat 't geld in die dagen 'n heel wat hoogere waarde had dun tegenwoordig. Ook de begrafenissen kostten in die dagen ongeloof- lijke sommen. De teraardebestelling werd gevolgd j door '11 overvloedIgen maaltijd en soms ook wol door I 't gebruik van veel wijn; en hoe duurder en kost- 1 Gaarder zulk 'n maaltijd was, boe meer oer men dacht te bewijzen aan den overledene. In onze dagen hoewel het geld goodkooper is geworden vindt men nevens uitbundige weelde, niet zelden nijpende armoede, maar laat ons niet denken, dat dit in de dagen, waarvan hierboven j gesproken wordt, minder erg was. Er is bijna geen tijd geweest in den gansehen duur van ons volksbe staan, waarin men. in Nederland zooveel overlast ge had heeft van grove bedelarij. Het scheen wel alsof de wet van het evenwicht zich wilde wreken over de weelde aan den ecnen kant, door aan den ando ren kant de allernoodzakelijkste levensbehoeften to onthouden. Bedorven meel, verrotte groenten, boonon met torren waren voor de armen 'n zeer begeerd o spijs; de kleeren waren flarden, onderkleeren iets zeldzaams, en do armlastigen waren ontelbaar. De weelde maakte, dat het kerkbezoek van hen, die geven konden, bij de week minder werd Daaron der leed de kas der armbesturen, die altijd veel g - daan hebben om de armen in hunnen nood bij staan. De tweepondsbrooden werden verkleind tot eo: - ponds, de honderd turven voor den winter slinkten tot vijftig, de tegemoetkoming in de huur kon nivc meer worden uitbetaald en de „kleine gemeente" werd bij den dag kleiner, ofschoon haar getal wies. Het aantal bedelaars vermenigvuldigde zich bij den dag. Vooral het jaar 1777 is berucht wegens zijn bede larij, Des Woensdags en des Zaterdags kwamen gan- sche zwermen bedelaars sommige steden geregeld bezoeken; Amsterdam ontving ze ook Vrijdags, en dit was iets zoo gewoons geworden, dat de giften, die deze bedelaars ontvingen, soms den avond to voren reeds klaargelegd en afgedeeld werden, en er een van het personeel of van de familieleden werd aangewezen, om ieder die kwam zijn toekomend deel uit te betalen. De dorpen verkeerden In nog ongunstiger conditie. Deze werden als 't ware overstroomd door heele le gers van landloopers, die niet zelden de wegen onvei- vig maakten en onder wie vaak de ruwste losban digheid en zedeloosheid heerschte. Wel werden er ln onze toenmalige Republiek scher pe plakkaten uitgevaardigd tegen de bedelarij, wel mocht men 'n bedelaar grijpen en was 't toegestaan hem met zijn oor aan 'n paal vast te spijkeren, tot dat hij zich lostrok, en is dit gruwelstuk ook wel eens voorgekomen maar over het geheel wer den die plakkaten slapjes gehandhaafd; ten eerste omdat de bedelaars gewoonlijk in te grooten getale kwamen, ten andere omdat de meesten hunner to oud waren om geld te verdienen, of indien jong en sterk, toch geen werk konden krijgen. Het was een en al ellende. Er waren menschen, die dagen achtereen zonder eten doorbrachten, geeuw honger was 'n dagelijksch verschijnsel, diefstal was er het gevolg van. En de goedwillende en goedgeef- sche burger stond radeloos en machteloos. In 1773 werd Amsterdam weken lang ln onrust ge houden door 'n brutale dievenbende, die 's nachts en soms ook des daags op roof uitging, familiën. over viel en eetwaren en kostbaarheden stal. Het was 'n tijd, zooals misschien geen tweede be leefd is; 'n tijd van zoo groot maatschappelijk ver val, dat elke historieschrijver van die dagen boven bijna elk hoofdstuk woorden schreef als: „Achteruit gang", „Verwaarloozing", „Zedelijk Verval". Maar dit alles belette de hoogere standen niet. om hur. zucht naar vermaak en uitspanning zeg maar: uitspatting bot te vieren. Mag ik vragen, hoe 't nu met een en ander staat? H. d. H. Binnenlanrlsch Nieuws. HOUTSPIiOKKKLEN. Geen rechtgeaard Amsterdamsch burger Ofhüj'heèff minstens ééns in zijn leven in een ingezonden stu„ of een Onder-de-Streepje op de feilen van „den we- reld-beruchten Amsterdamschen straatjongen." ge- Geen Amsterdammer zingt mee: U heb ik lief, gij blauwgekielde. Maar als wij, rechtgeaarden en braven, nu eens een aardig trekje bij dien veel gesmade opmerken och, laten we het dan ook eens aan de groote klok hangen! Iu het Weterinfi-plantsoen worden boomen gerooid. Oud, arm vrouwtje zamelt, moeilijk bukkend, in haar uoezeiaar de lakken, die door hun grootte aan spraak maken op de rang van brandhout. Vier uur'... De scholen storten haar inhoud over straten en plantsoenen uit. leen van nut zijn, als zij er niets van, te weten komt Begint Georgine er zelf over, dan zal zij de redenen eerbiedigen, die mij dwongen het stilzwijgen tegen over mijn kind te bewaren." Stein knikte bevestigend met het hoofd. Ziekte en ongeluk hadden hem wat verstompt. Ook voelde hij zich door de ontroering der laatste oogenbllkken wat afgemat. Hij viel in slaap en toen hij wakker werd stond Hertha reeds reisvaardig voor hem en gaf hem de hand tot afscheid. Het afscheid viel zwaar, maar de hoop op een spoe dig wederzien en een heitere toekomst maakte het toch dragelijk. „Vergeet vooral niet, kindlief," zeide de moeder, „wat ik u vroeger reeds op het hart heb gedrukt. Uw verleden en fatsoenlijke afkomst geeft u vol strekt niet het recht meer voor uw meesteres te gelden dan een eenvoudige dienares. Rijkdom en armoede trekken tusschen zich onoverkomelijke hin derpalen. Den beproefde past ootmoed, zij verhoogt ons, ai lijkt het in menschenoog dat het ons ver nedert Gedraag u tegenover juffrouw Halier zeer bescheiden en val haar niet lastig met mededeelingeu over ons treurig leven tenminste wanneer zij u daarnaar niet vraagt En nu vaarwel, lieveling." Daarop kustte zij har dochter vurig op beide wan gen. Het was de eerste maal dat Hertha het ouder lijk huis verliet om onder vreemde menschen haar brood te verdienen. HOOFDSTUK V. Frits bevond zich Juist bij zijn tante, toen een bediende de komst eener jonge dame meldde en te gelijk een briefje overgaf. „Van Egbert," zeide Frits, nadat hij het briefje had gelezen. „Hij zendt ons een nieuwe gezelschaps dame." „Laat eens hooren, wat hij schrijft," zeide tante Georgine, waarop Frits de korte, maar zeer hartelijk gestelde regelen voorlas, waarmede Egbert zijn be schermelinge aanbeval. „Hertha Stein alweer Stein," zeide de blinde mismoedig. „Hoe komt het toch, dat men mij steeds met dien naam lastig valt, nadat ik hem in geen Jaren en jaren heb gehoord. Maar roep de Juffrouw maar binnen." Frits trad de voorkamer binnen, waar Hertha met een kloppend hart wachtte. Bij het zien van d.en jongen man had zij bijna een schreeuw van schrik gegeven. Zij was allesbehalve aangenaam verrast, dezen jongen man hier te zien. Maar zij dacht aan haar ouders en hun nood en voerde het dadelijk bij haar opkomend plan om maar weer reehts-om- keert te maken, niet uit. En de groote beleefdheid, waarmede de mijnheer haar ontving, terwijl hij het geluk prees haar zoo geheel onverwachts te zien, verdreef haar vrees, dat alles een opgezet spel was. En aan zijn, uitnoodiging gehoor gevend, volgde zij hem naar de salon. Mejuffrouw Halder ontving haar vriendelijk en be gon ongedwongen en weldra wat vertrouwelijker met haar te praten en het meisje maakte op haar een gunstigen indruk. En toen Hertha schitterend bewe zen had een uitstekende pianiste te zijn en ook vloeiend kon voorlezen, was zij zeker van de betrek king. Zij mocht dadelijk blijven en haar bagage kon worden nagezonden. Dat Hertha de dochter harer vroegere vriendin was, vermoedde Georgine evenzoo min, als dat Egbert, die haar het jonge meisje had gezonden, van die vroegere geschiedenissen een en kel woord wist. Sedert hij de rentmeester zijner tante was, was er nooit een brief door zijn handen gegaan, die door Louise Stein onderteekend was. De enkele teekenen van leven die Louise aan haar vrien din had gegeven, vielen nog in de periode dat Eg bert nog jong was en dus een andere rentmeester het beheer voerde. En deze had het bevel zijner meesteres steeds stipt opgevolgd en de brieven on gelezen verbrand. Georgine was zoodoende geheel onbekend gebleven met de lotsverandering die in het leven harer vrien din had plaats gehad. Het kwam dus niet in haar op, dat de vrouw van den rijken fabrikant een en dezelfde zou kunnen zijn als de vrouw van den armen boekhouder, wier dochter een ondergeschikte en loontrekkende plaats in de maatschappij moest bekleeden. Ja, zij wist niet eens, dat haar vriendin een dochter had gekregen. Wel is waar had Egbert in zijn briefje meegedeeld, dat Hertba's ouders zich vroeger ln andere omstan digheden hadden mogen verheugen en door schuld van andeien ongelukkig waren geworden, maar de naam Stein kwam in de residentie zóo veelvuldig voor, dat het volstrekt niet Iets bijzonders was, zoo te heeten en het geen enkele reden zijn kon voor de blinde om argwaan te koesteren. Om met Hertha wat uitvoeriger over haar familie-aangelegenheden te spre ken en haar tot vertrouwelijke mededeelingen te brengen, daar hield de blinde niet van, en Hertha hield zich daarover streng terughoudend, zoodoende gehoor gevend aan de opdracht van haar moeder. Terwijl tante Georgine zich in stilte gelukwenschte met haar nieuwe huisgenoote en ook Hertha geluk kig scheen, leek alles als geknipt. Hertha beklaagde zich nooit over Frits, die ln de residentie haar reeds menigmaal op straat had lastig gévallen. Zij had besloten veel te verdragen en net te doen alsoi zij zijn opmerkzaamheden niet zag De buitenlucht deed haar goed en kleurde haar wangen, zoor.<tt Eg bert zeer over haar uiterlijk tevreden was, toen hij van zijn reis terugkeerde. Terwijl Hertha voor Egbert in de eenvoudige om geving, waarin hij haar had aangetroffen een ware zonnestraal was geweest, zoo leek het hem of de deftige Tulpenhof voor haar ook niet te voornaam was. In den tuin, of in bet salon, overal bewoog zij zich gracieus en lief. ZIJ kon aardig en verstandig praten en 's avonds luisterde hij met groot genoegen naar haar meesterlijk pianospel. Steeds kreeg hij den indruk alsof het in huls steeds zoo was geweest en het altijd zoo zou blijven. Hertha beviel hem uiter mate en had hij vroeger wel eens zich een ideaal voor oogen getooverd van de vrouw met wie hij gaarne door het leven zou willen gaan, dat ideaal was nu werkelijkheid geworden. Welk leed het meisje evenwel de laatste weken op den Tulpenhof had te verduren, dat wist Egbert nieL Het leven voor het meisje was een hel. Hertha bleef niet verschoond van de indringerige betuigin gen van bewondering van Frits. Weldra ging deze alle perken te buiten en zijn optreden werd steeds brutaler en brutaler. Haar schoonheid bekoorde Frits In hooge mate en dat hier niemand was, die haar kon verdedigen, maakte den jongen man steeds koener. Overal trad hij haar in den weg en zijn liefde betuigde hij haar in den meest beleedigenden zin. Daar Hertha evenwel zijn tegenwoordigheid ont vluchtte en zich zooveel mogelijk bij haar meesteres ophifrfd, verplaatste Frits het tooneel zijner operaties

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1911 | | pagina 5