1
Grepi it Laafl- en Tiëom.
De Gezelschapsjuffrouw.
Zaterdag 4 Februari 1911.
No. 4859.
55e Jaargang.
TWEEDE BLAD.
CLVIII. AANBEVELENSWAARDIGE WEG- EN
SIERBOOMEN.
Wil men hoornen aanplanten langs een weg, vóór
een huis, op een plein, of in een park of tuin, dan
moet men met verschillende omstandigheden rekening
houden. Er zijn bevoorrechte streken, waar nagenoeg
elke booiri tot een prachtexemplaar opgroeit en an
dere, waar slechts enkele soorten zich dragelijk ont
wikkelen willen. Iloc dichter aan zee, hoe erger, uit
gezonderd de plaatsen in de luwte van brcede, hooge
duinen gelegen.
Het zoo bij uitstek vruchtbare West-Friesland is
juist door de krachtige zeewinden niet een oord, waar
de booinengroci zóó goed gaat, als men zulks wensohen
kan. Door een verstandige keus der boomen, een zorg
vuldige planting, goede bescherming, doelmatige vcit In
ging en spaarzame snoeiïng kan toch ook hier wel
lied wat bereikt worden.
Geen boom, die het in liet Noorderkwartier zoo
goed doet als de gewone llollandsehe Iep 11 mus
campeslris latifoLiaDeze boom stelt zich met wei
nig tevreden, verdraagt veel wind, groeit zelfs op zwa-
ren grond goed, mits deze maar voldoende vochtig is.
Ter oeplanting van onze buitenwegen vindt hij wer
kelijk zijns gelijken niet!
De iep kan opgroeien tot een forsche boom met
breedgetakie kroon, maar in de luwte der huizen wordt
dat juist .dikwijls hinderlijk. Op het tijdstip dat de
boomen mooi en grootsch worden, móeten ze dan mis
vormd worden door bijl of zaag, ter wille van hel voor
de huizen noodzakelijke licht. Daarop hebben de be
woners volkomen recht.
Er is gelukkig een andere Iep, die smal en spits
omhoog groeit en daarom zoo bij uitstek geschikt is
voor wcgbeplanting in steden en dorpen cu op erven,
waar de groote, brecde kronen der iepen later lost
zullen veroorzaken. De door mij bedoelde lep is de
pyramidaal Iep Ulmus monumentalis), weikc elke
boomkweeker kan leveren, al is de prijs wat hooger dan
die van gewone iepen. Zijn groeiwijze heeft veel van
die der sparren. Met een regelmatig stijl opgaande
kroon maakt hij in bebouwde straten een prettigen in
druk. Men ziel bij den eersten oogopslag, dat hij daar
door zijn spitse kroon geheel op zijn plaats is. .dat
hij zicli heelcmaal aanpast bij de omgeving. Zeer
groot is het voordeel van den pyramidaal iep. dat
er zoo weinig aan gesnoeid behoeft te worden.
Wie op een wandeling in de wintermaanden, voor
al bij niet vriezend weer eens aandachtig de boomrijen
langs de wegen bekijkt, zal heel dikwijls paddestoelen
zien groeien op plaatsen, waar cenige jaren geleden i
dikke takken zijn weggehakt. Die paddestoelen zijn mec-
rendeels „moordenaars", die met hun dradennet het
hout van stam en tókken uitzuigen en ten slotte den
dood der boomen veroorzaken. Men zou kunnen zeg
gen, dat zij de boomen de tering bezorgd hebben. Na
cenige jaren zijn de boomen hol geworden, worden
daardoor bij storm gevaarlijk en men is ter wille van
de veiligheid genoodzaakt de nog schijnbaar forsche
boomen om te doen. Men mag het jammer vinden,
de noodzakelijkheid gebiedt het rooien van zulke on
stevige boomen. Als de snoeiers ervaren zijn en reeds
aan de nog dunne takken der jonge boomen zien,
welke later hinderlijk zullen worden, behoeven zij maar
kleine wonden te maken die in korten tijd door over-
groeiïng van den bast gesloten en geheeld worden. Zorgt
men door insmering der wonden met entwas of zuivere
bruine teer (geen giftige kootteer of carbolineum). dat
het hout niet kan inwateren en de paddestoelen zich
niet op de wonden kunnen ontwikkelen, dan zullen
de boomen wel gezond blijven. Maar hoe dikwijls ziet
men zooveel zorg aan de Ite snoeien boomen beste
den? Men ziet tegen de kosten op, of lacht erom! In- j
tusschen J5éf ik aan iedereen, die liefde voor boomen
heeft, dan wolgemeenden raad eens rond te zien en
dan te oordeelen of ik ongelijk heb.
De pyramidaal Iep behoeft nagenoeg niet gesnoeid
te worden en is daarom voor straatbeplanting tusschen
de huizen zoo zeer aan te bevelen. Het eenige, waarin j
hij achterstaat bij den gewonen iep is. dat de pvra- j
midaal iep eenige dagen later uitloopt, doch toch altijd j
nog veel vroeger dan de platanen.
Op zeer brcede wegen, in parken of op ruime erven
zijn sommige Eschdoornsoorten bijzonder schóón. j
De mooiste voor dit doel is naar mijn oordeel de
Plataanbladerige Eschdoom Acer plalanoïdes). Het
is een uitstekende boom ook op de schraalste gronden.
Hij groeit nog forscher dan de gewone Eschdoorn, maar
zijn blad is veel schooner. Het is elegant gepunt evenals
de sierlijke plataan-bladeren. Een voordeel der Esch- 1
doorns is, dat ze zeer vroeg uilloopen, wat in hel voor
jaar zoo'n prettig gezicht is, omdat het oins zoo over
tuigend de nadering van den heerlijken zomer meldt.
Zeer mooi is de Roodbladerige Eschdoorn f=Acer
pi. Schwcdleri). De Acer Schwcdleri behoort tot onze
meer in het oog loopende boomen,. voóral in het
Feuilleton.
NOVELLE VAN HüCKER.
3.
„Nu kunt u naar de zee vader," riep Hertha, „en
moeder kan u vergezellen. God heeft ons een engel
gezonden. Hij zal u weer gezond maken. En hij zal
ook het hart besturen van de dame van wie mijne
aanstelling afhangt. Dan kan ik u beiden van mijn
ruim inkomen doorloopend ondersteunen, zoodat moe
der geen kans loopt haar toch reeds twijfelachtige
gezondheid door hard werken te verliezen. En dan..."
Zij kon niet verder spreken want de vreugdetra
nen liepen haar langs de wangen. En ook in de
oogen der ouders glinsterden de tranen.
Toen allen zich weer hadden hersteld en het nood
zakelijkste was besproken, ging Hertha uit om inkoo-
pen te doen, en eens te informeeren hoe laat zij
moest vertrekken.
„Ik weet van wie die hülp komt," zeide mevrouw
Stein nu tot haar man.
„Ik heb mij eenige dagen geleden per brief ge
wend tot Georgine Halder, maar heb daarvan niets
tot jou of Hertha gezegd, opdat jelui beiden de te
leurstelling bespaard zou blijven, als het weer tever-
geefsch zou zijn mijn beroep op haar liefdadigheid.
Door haar rentmeester biedt zij nu ons kind een
vaste positie aan in haar huis en met dit rijke ge
schenk aan geld redt zij ons uit de groote verlegen
heid. Ik gevoel wel, hoe zij mij door onbekend te
blijven, als 't ware verhindert haar te bedanken, en
ook elke toenadering van haar vroegere vriendin af
wijst. Haar hulp heeft dus wel een bitteren bij
smaak, maar wij hebben het al verleerd om trotsch
te zijn."
„Ja, dat is zoo. Maar het is alleen geen hoogmoed
die mejuffrouw Halder verhindert zich met U te
bemoeien. Het is haar onverzoenlijke afkeer tegen
uw huwelijk met mij. Ik heb dat altijd wel gezegd."
„Nu, dat is ook eigenlijk hetzelfde. Gelukkig weet
Hertha .van mijn vroegere betrekkingen tot haar
meesteres niets. Het kan haar in haar betrekking al-
voorjaar. als zijne jonge looien mol helJerroode 141-
dercu voor den dag koincn. Later worden ze nux-r
brons-rood.
Ook deze booin is een forsche groeier, die goed
tegen ons klimaat en onze winden bestand is.
Ook de witblonde Acer plalanoïdes is een mooie
boom. De beide laatstgenoemde kunnen zeer veel ef
fect maken in een tuiu of park.
Waar een ruime plaats is, kunnen Linden zco
statieus opgroeien. De gewone hndc heeft veel last
van honigdauw en laat vroeg zijn blad vaJLm, «laar-
om planten kenners thans de Krimlindc Tilia
dasystyla) aan. Een ervaren tuinarchitect noemt de
Krimiinde een boom, die een groote toekomst heeft.
De helder glanzend groene bladeren maken deze soort
veel fraaier dan de gewone linde. De Krimlindc js
voor lanen, wegen, bruode stralen en parken zeer aan
te bevelen. De bladeren hebben geen last van honig
dauw: en blijven in den herfst lang aan het hom.
Een bekende, mooie boom is de wrilde Kastanje
Acsculus Hippocastanum). Beschut tegen de Weste
lijke winden groeit de Kastanje in onze omgeving uil-
stekend. Maar de baldadigheid der jongens, die wieken
achtereen de kastanjes trachten te bemachtigen, is voor
velen een reden om geen kastanjcbooincn te zetten.
Aan dezen overlast is thans gemakkelijk te ontkomen.
De kweekers leveren heden de dubbele witto Kastanje,
die even rijk en nog fraaier bloeit dan de gewone met
enkele witte bloemtrossen en die nooit kastanjes draagt,
want de dubbele bloemen zijn onvruchtbaar. Als kastan-
jcboomen in hum jeugd goed gevormd zijn, mag er
later weinig of niets aan gesnoeid worden. Statige
kastanjes maken een ongewoon effect, vooral als ze
prijken mot haar schoone bloemtrossen. Het zijn aresto-
craten onder de boomen I
Een ongeëvenaard schoone boom, waarvan men liier
en daar in hel Noorderkwartier prachtexemplaren aan
treft. is de bruine Beuk Fagus sylvatica atropur-
purea). Op een ruim veld geplaatst, kunnen ze een
enorme kroon omvang en een indrukwekkende hoogte
bereiken.*
Nog even noem ik als mooiste treurboom de Treur -
beuk (=Fagus sylvatica peudula) en dan sluit ik deze
kleine lijst van uitmuntende boomen, geschikt voor
onze streken. Er zijn er nog wel meer, die goed ge
dijen willen en groote sierwaarde hebben, maar ik
vrees, door het geven van nog meer namen de keus
voor velen te moeilijk te maken.
Wij mogen ons verheugen met het verblijdend feit.
dat er in onze omgeving mannen wonen van veel
invloed, die krachtig ijveren om ons schoon en vrucht
baar West-Friesland nog aantrekkelijker te maken, door
het bevorderen der aanplanting van mooie geboomte
op ruime schaal. Ik hoop, dat dit artikel aan dat
zoo toe te juichen streven mede iets kan bijdragen
Heel in het kort wil ik thans nog wat mocdeelcn
over liet planten en verzorgen van boomen.
Men plant bij voorkeur in November of December,
doch nooit Iaat in het voorjaar. Herfslplanting maakt
gieten onnoodig en reeds den eersten zomer groeien
de boomen al heel aardig. Moet men planlen in slech
ten grond, dan is het noodig een breed gat uit te gra
ven b.v. 2'/a X 2y8 M. en 1/2 M. diep en dal te j
vullen met goede aarde.
Alle wortels, welke bij het rooien beschadigd zijn,
moeten glad worden afgesneden. Dit werk mag bij
liet planten van boomen of heesters nooit worden ver
zuimd.
Bij het planten houdt éen persoon den £00111 vast,
terwijl een helper de wortels uitspreidt, in de aarde
legt en laagsgewijze den grond vastdrukt. In den herfst
giet men alleen, als de grond droog is. In het voor-
jaaar is direct gieten aan te bevelen, mits men er
zoet water voor neemt.
Bij een pas geplanten boom slaat men een of twee
flinke palen in den grond en daaraan maakt men met
boombanden de stammen vast om ze tegen los waaien
te behoeden. Vooral in de eerste maanden moet het
aanbinden zóo geschieden, dat de boomen met de losse
aarde mee kunnen zakken.
Met boombeschermers of vlechtwerk ^gaas) houdt
men vee of baldadige jongens van de stammen dei-
jonge boomen verwijderd.
Men kan boomen te veel gieten! Als het zeer droog
is. kan gieten goed zijn. mits het enkele malen en dan
zeer flink wordt uitgevoerd.
Over het snoeien wil ik heden alleen zeggen, dat men
vóór alles den stam moet laten doorgroeien als dc
as van den kroon en de top dus ontzien moet worden.
Wie het minste hout uit dc boomen behoeft te snoeien,
loont daardoor een bekwaam snoeier te zijn.
Men moet bij het planten de boomen direct op
flinke afstanden van elkander zetten, b.v. op 810
Meters. Niet door snoeien maar door ruim te plan
ten, moet men de boomen in het volle genot van
licht en lucht stellen.
D. E. LANDMAN.
Van het Ilaagsche Binnenhof.
Eerste Kamer.
Den Haag, 2 Februari.
Wij hebben, van-ochtend, nog gehad de uitvoerige,
wei-belangwekkende verdere finantiëele beschouwin
gen, van senator Van Nierop, die wij bij het antwoord
van minister Kolkman (morgen aan de orde) nader
zullen, ontmoeten. Voorts: de (als naar gewoonte)
ietwat-bijterige, antt-Staaliaansche bitsigheden van
den heer Thooft, de deftige toast-Waller, die onze
finantiëele situatie nog niet zoo bar-erg blijkt in te
zien, zelfbeperking tot leuze heeft gekozen; de
bezadigde rede-Roëll, die zuinigheid zonder schriel
heid aanbeval... Wat, bij de goden, is nu em<-nlijk
nieuw, frisch, opmerkelijk, Interessant in dit alles?...
Kwam dan de premier aan, het woord. Ook hij heeft
weinig gezegd, dat het begroottngs-debat van onzen
Senaat iu de tweede maand des nieuwen boekjaar
gevoerd, stempelt tot iets van „blijvende waar
de". Hij is begonnen met terzijde te laten. - - te
écarteeren, veel en nog wat. Collega's Taluut en
Colljn zullen antwoorden als hunne hoofdstukken aan
do orde komen.
Dat ruimt alvast op. Slechts ten aanzien van het
oedwetje kreeg arme heer Hovy een afsnauw over
„eenzijdigheid"; minister R. Regout zal hem vorder
to-woord staan.
De rede-Heemskerk was uitermate slap, vaag, on
beduidend. De weivaartpolitiek wordt reeds door
Landbouw enz. betracht. Een stuk of wat moppen,
uien, kwinkslagen, oolijkheden, voorts... Verwerping
der Begrooling, a la Oyens, vriendschappelijke daad?
De heeren, grimlachten zuurtjes, noodgedwongen.
Over den oorsprong van het Kabinet door jhr.
Roëll ter sprake gebracht, In verband met de
christelijke beginselen welke het beheerschen, was
Z.Exc. extra-duister. De Overheid handhave het recht
zooals dat is van Goddelijken oorsprong. De minis
ter huldigt „in zekeren zin" een Christendom boven
geloofsverdeeldheid, maar bedoelt daarmee toch niet
hetzelfde als Thorbecke. Ra-ra?... Excellentie zelf!?
Wij visschen uit mr. Ileemskerk's rede nog op, dat
oud-minister Cool heusch geen vrijzinnig-democraat
is... De „Standaard" vergiste zich indertijd lichte
lijk. De crisis-Gooi was, hoe gaarne sommigen 't
ook zouden gezien hebben, geen, kost voor eene
Kabinets-crisis. Het twee-pioegen-stelsel? Tja, erg
jammer dat het zoo geloopen is. Maar meneer Staal
begon in 1906 met inkrimping van het blijvend ge
deelte. Dus!?... De Militiewet zal aan de misère ver
der een eind maken. En daar zal m eer-dan-bek wam e
spoed mee worden betracht. Men zij gerust... Over
de toekomst-plannen met de Kustverdediging geen
woord. De deferentie jegens de Tweede Kamer ver
biedt dat... Het onderwijs-vraagstuk wordt „warm
gehouden", verder niet. Over het Unie-rapport, in
verband met de .quaestie der Grondwetsherziening,
later... later...
Nogmaals, -gelijk in de Tweede Kamer, de
verzuchting: o, ware er geen enkele openbare school
meer,!... Men verlieze intusschen de niet-onbelang-
rijke kwestie, der dubbeltjes niet uit het oog!...
That's all... Aan den lezer de beslissing over de
vraag, of een en ander belangrijk, interessant, van
„historische beteekenis" mag heeten.
De rede van den premier stond zoo ongeveer op
dezelfde hoogte als gansch het „oraal debat" bij de
Algemeene Beschouwingen over de Staatsbegrooting
voor 1911 in het Nederiandsche Hoogerhuis.
Morgen, Vrijdag, minister Kolkman. Dan ontmoe
ten wij de pientere, frissche, schrandere taal van
kloeken grijzen financier Van Nierop, die heden-och-
tend tot bijna de pauze aan het woord was, weder-
om
Mr. ANTONIO.
Van dit en van dat.
WEELDE IN DE ACHTTIENDE EEUW.
III. (Slot.)
Het deftige, degelijke oud-Hollandsche binnenhuis
nam in den loop der tijden ook 'n andere gedaante
aan; de pronkzucht en de weelde, die zich meester
had gemaakt van de kleeding en zich telkens meer
uitte bij het geven van bals en partijen, deelden zich
ook mee aan menschen eu huiselijke sieraden. Er
waren kooplieden te AmBterdam, die huizen gingen
bewonen of lieten bouwen, die honderdduizend en
meer guldens kostten. De gevels en gangen werden
met kostbaar snijwerk versierd. In, de kamers kreeg 1
men den indruk van in 'n paleis verdwaald te zijn. 1
Het marmer werd iets zeer gewoons, de trappenhui
zen, met hun weelderigen bloementooi, zooals men die
in 't oude Rome vond, werden ook hier gebouwd. Bo- l
vendien werden de buitenwijken der hoofdstad be
zaaid met buitenplaatsen, die evenals de huizen in
de stad met elkaar wedijverden in pracht en kost
baarheid. 't Werd mode er meer dan een huis op na
te houden, om te bewonen. Vele rijke patriciërs had
den 'n huis in Amsterdam voor de wintermaanden
en 'n huis te Haarlem of daar ergens in de buurt
voor den zomer. Elke gelegenheid om op overdadige
wijze geld uit te geven, werd als 't ware met grage
handen aangegrepen. Verjaarpartijen kostten duizen
den, en de doopmalen waren zóo schitterend en luxu
eus, dat de schrijvers van die dagen er boekdeelen
aan gewijd hebben. Den doopeling werden dan ge
schenken vereerd, niet alleen door „peter en meter",
maar door bijna ieder, die ter feeste genoodigd was.
Gouden voorwerpen waren daarbij doodgewone din
gen, zilveren zeer zeldzaam. Kisten vol fijne stoffen
en byouterieën werden aangeboden, soms equipages,
en 't is voorgekomen, dat geheele boerderijen met
stallen en veestapel, met land en heerenhuizinge den
zuigeling ten deel vielen.
De ouders van den nieuwen wereldburger, die dit
alles niet onder zich wilden laten, beantwoordden dit
alles met telkens grooter feesten aan te leggen, en
hoe meer omhaal er dan gemaakt werd, hoe meer
men zijn wereld heette te kennen. Het „ophouden
van zijn stand" vierde toentertijd in ons brave landje
zijn triomfen; alle kostbaarheden van porselein en
tafelzilver werd voor den dag gehaald om te prij
ken op den disch. De kostbaarste spijzen en keur
van wijnen werden aan de talrijke gasten voorgezet..
Deze voorbeelden uit de groote wereld gaven aan-
bov
11. De
goven,
leiding, dat ook de minderen «n;
denken, en hij op zijn manier
gen, die vaak zijn middelen
Het staken van betalingen begon voor te
mededeclingen van bruilóften, in die dag
doen ons bijna ongcloovig het hoofd s,
den luister, dien men daaraan in de 174 •- iiw vor-
leende. !r alleen overtroffen door de bruiloften in
1 de 18de eeuw. In, de laatstgenoemde eeuw waren, de
gewone kosten van 'n deftige trouwplechtigheid go-
1 iniddcld vier- A vijfduizend gulden. Die 't nu-' mln-
der deed, was niet „deftig" en beslist niet ..rijk".
Bij deze mededeclingen moge bedacht worden, dat
't geld in die dagen 'n heel wat hoogere waarde had
dun tegenwoordig.
Ook de begrafenissen kostten in die dagen ongeloof-
lijke sommen. De teraardebestelling werd gevolgd
j door '11 overvloedIgen maaltijd en soms ook wol door
I 't gebruik van veel wijn; en hoe duurder en kost-
1 Gaarder zulk 'n maaltijd was, boe meer oer men
dacht te bewijzen aan den overledene.
In onze dagen hoewel het geld goodkooper is
geworden vindt men nevens uitbundige weelde,
niet zelden nijpende armoede, maar laat ons niet
denken, dat dit in de dagen, waarvan hierboven
j gesproken wordt, minder erg was. Er is bijna geen
tijd geweest in den gansehen duur van ons volksbe
staan, waarin men. in Nederland zooveel overlast ge
had heeft van grove bedelarij. Het scheen wel alsof
de wet van het evenwicht zich wilde wreken over
de weelde aan den ecnen kant, door aan den ando
ren kant de allernoodzakelijkste levensbehoeften to
onthouden. Bedorven meel, verrotte groenten, boonon
met torren waren voor de armen 'n zeer begeerd o
spijs; de kleeren waren flarden, onderkleeren iets
zeldzaams, en do armlastigen waren ontelbaar.
De weelde maakte, dat het kerkbezoek van hen,
die geven konden, bij de week minder werd Daaron
der leed de kas der armbesturen, die altijd veel g -
daan hebben om de armen in hunnen nood bij
staan. De tweepondsbrooden werden verkleind tot eo: -
ponds, de honderd turven voor den winter slinkten
tot vijftig, de tegemoetkoming in de huur kon nivc
meer worden uitbetaald en de „kleine gemeente"
werd bij den dag kleiner, ofschoon haar getal wies.
Het aantal bedelaars vermenigvuldigde zich bij den
dag.
Vooral het jaar 1777 is berucht wegens zijn bede
larij, Des Woensdags en des Zaterdags kwamen gan-
sche zwermen bedelaars sommige steden geregeld
bezoeken; Amsterdam ontving ze ook Vrijdags, en
dit was iets zoo gewoons geworden, dat de giften,
die deze bedelaars ontvingen, soms den avond to
voren reeds klaargelegd en afgedeeld werden, en er
een van het personeel of van de familieleden werd
aangewezen, om ieder die kwam zijn toekomend deel
uit te betalen.
De dorpen verkeerden In nog ongunstiger conditie.
Deze werden als 't ware overstroomd door heele le
gers van landloopers, die niet zelden de wegen onvei-
vig maakten en onder wie vaak de ruwste losban
digheid en zedeloosheid heerschte.
Wel werden er ln onze toenmalige Republiek scher
pe plakkaten uitgevaardigd tegen de bedelarij, wel
mocht men 'n bedelaar grijpen en was 't toegestaan
hem met zijn oor aan 'n paal vast te spijkeren, tot
dat hij zich lostrok, en is dit gruwelstuk ook
wel eens voorgekomen maar over het geheel wer
den die plakkaten slapjes gehandhaafd; ten eerste
omdat de bedelaars gewoonlijk in te grooten getale
kwamen, ten andere omdat de meesten hunner to
oud waren om geld te verdienen, of indien jong en
sterk, toch geen werk konden krijgen.
Het was een en al ellende. Er waren menschen, die
dagen achtereen zonder eten doorbrachten, geeuw
honger was 'n dagelijksch verschijnsel, diefstal was
er het gevolg van. En de goedwillende en goedgeef-
sche burger stond radeloos en machteloos.
In 1773 werd Amsterdam weken lang ln onrust ge
houden door 'n brutale dievenbende, die 's nachts
en soms ook des daags op roof uitging, familiën. over
viel en eetwaren en kostbaarheden stal.
Het was 'n tijd, zooals misschien geen tweede be
leefd is; 'n tijd van zoo groot maatschappelijk ver
val, dat elke historieschrijver van die dagen boven
bijna elk hoofdstuk woorden schreef als: „Achteruit
gang", „Verwaarloozing", „Zedelijk Verval".
Maar dit alles belette de hoogere standen niet.
om hur. zucht naar vermaak en uitspanning zeg
maar: uitspatting bot te vieren.
Mag ik vragen, hoe 't nu met een en ander staat?
H. d. H.
Binnenlanrlsch Nieuws.
HOUTSPIiOKKKLEN.
Geen rechtgeaard Amsterdamsch burger Ofhüj'heèff
minstens ééns in zijn leven in een ingezonden stu„
of een Onder-de-Streepje op de feilen van „den we-
reld-beruchten Amsterdamschen straatjongen." ge-
Geen Amsterdammer zingt mee: U heb ik lief, gij
blauwgekielde.
Maar als wij, rechtgeaarden en braven, nu eens
een aardig trekje bij dien veel gesmade opmerken
och, laten we het dan ook eens aan de groote klok
hangen!
Iu het Weterinfi-plantsoen worden boomen gerooid.
Oud, arm vrouwtje zamelt, moeilijk bukkend, in
haar uoezeiaar de lakken, die door hun grootte aan
spraak maken op de rang van brandhout.
Vier uur'...
De scholen storten haar inhoud over straten en
plantsoenen uit.
leen van nut zijn, als zij er niets van, te weten komt
Begint Georgine er zelf over, dan zal zij de redenen
eerbiedigen, die mij dwongen het stilzwijgen tegen
over mijn kind te bewaren."
Stein knikte bevestigend met het hoofd. Ziekte en
ongeluk hadden hem wat verstompt. Ook voelde hij
zich door de ontroering der laatste oogenbllkken wat
afgemat. Hij viel in slaap en toen hij wakker werd
stond Hertha reeds reisvaardig voor hem en gaf
hem de hand tot afscheid.
Het afscheid viel zwaar, maar de hoop op een spoe
dig wederzien en een heitere toekomst maakte het
toch dragelijk.
„Vergeet vooral niet, kindlief," zeide de moeder,
„wat ik u vroeger reeds op het hart heb gedrukt.
Uw verleden en fatsoenlijke afkomst geeft u vol
strekt niet het recht meer voor uw meesteres te
gelden dan een eenvoudige dienares. Rijkdom en
armoede trekken tusschen zich onoverkomelijke hin
derpalen. Den beproefde past ootmoed, zij verhoogt
ons, ai lijkt het in menschenoog dat het ons ver
nedert Gedraag u tegenover juffrouw Halier zeer
bescheiden en val haar niet lastig met mededeelingeu
over ons treurig leven tenminste wanneer zij u
daarnaar niet vraagt En nu vaarwel, lieveling."
Daarop kustte zij har dochter vurig op beide wan
gen. Het was de eerste maal dat Hertha het ouder
lijk huis verliet om onder vreemde menschen haar
brood te verdienen.
HOOFDSTUK V.
Frits bevond zich Juist bij zijn tante, toen een
bediende de komst eener jonge dame meldde en te
gelijk een briefje overgaf.
„Van Egbert," zeide Frits, nadat hij het briefje
had gelezen. „Hij zendt ons een nieuwe gezelschaps
dame."
„Laat eens hooren, wat hij schrijft," zeide tante
Georgine, waarop Frits de korte, maar zeer hartelijk
gestelde regelen voorlas, waarmede Egbert zijn be
schermelinge aanbeval.
„Hertha Stein alweer Stein," zeide de blinde
mismoedig. „Hoe komt het toch, dat men mij steeds
met dien naam lastig valt, nadat ik hem in geen
Jaren en jaren heb gehoord. Maar roep de Juffrouw
maar binnen."
Frits trad de voorkamer binnen, waar Hertha met
een kloppend hart wachtte. Bij het zien van d.en
jongen man had zij bijna een schreeuw van schrik
gegeven. Zij was allesbehalve aangenaam verrast,
dezen jongen man hier te zien. Maar zij dacht aan
haar ouders en hun nood en voerde het dadelijk
bij haar opkomend plan om maar weer reehts-om-
keert te maken, niet uit. En de groote beleefdheid,
waarmede de mijnheer haar ontving, terwijl hij het
geluk prees haar zoo geheel onverwachts te zien,
verdreef haar vrees, dat alles een opgezet spel was.
En aan zijn, uitnoodiging gehoor gevend, volgde zij
hem naar de salon.
Mejuffrouw Halder ontving haar vriendelijk en be
gon ongedwongen en weldra wat vertrouwelijker met
haar te praten en het meisje maakte op haar een
gunstigen indruk. En toen Hertha schitterend bewe
zen had een uitstekende pianiste te zijn en ook
vloeiend kon voorlezen, was zij zeker van de betrek
king. Zij mocht dadelijk blijven en haar bagage kon
worden nagezonden. Dat Hertha de dochter harer
vroegere vriendin was, vermoedde Georgine evenzoo
min, als dat Egbert, die haar het jonge meisje had
gezonden, van die vroegere geschiedenissen een en
kel woord wist. Sedert hij de rentmeester zijner
tante was, was er nooit een brief door zijn handen
gegaan, die door Louise Stein onderteekend was. De
enkele teekenen van leven die Louise aan haar vrien
din had gegeven, vielen nog in de periode dat Eg
bert nog jong was en dus een andere rentmeester
het beheer voerde. En deze had het bevel zijner
meesteres steeds stipt opgevolgd en de brieven on
gelezen verbrand.
Georgine was zoodoende geheel onbekend gebleven
met de lotsverandering die in het leven harer vrien
din had plaats gehad. Het kwam dus niet in haar
op, dat de vrouw van den rijken fabrikant een en
dezelfde zou kunnen zijn als de vrouw van den
armen boekhouder, wier dochter een ondergeschikte
en loontrekkende plaats in de maatschappij moest
bekleeden. Ja, zij wist niet eens, dat haar vriendin
een dochter had gekregen.
Wel is waar had Egbert in zijn briefje meegedeeld,
dat Hertba's ouders zich vroeger ln andere omstan
digheden hadden mogen verheugen en door schuld
van andeien ongelukkig waren geworden, maar de
naam Stein kwam in de residentie zóo veelvuldig voor,
dat het volstrekt niet Iets bijzonders was, zoo te
heeten en het geen enkele reden zijn kon voor de
blinde om argwaan te koesteren. Om met Hertha wat
uitvoeriger over haar familie-aangelegenheden te spre
ken en haar tot vertrouwelijke mededeelingen te
brengen, daar hield de blinde niet van, en Hertha
hield zich daarover streng terughoudend, zoodoende
gehoor gevend aan de opdracht van haar moeder.
Terwijl tante Georgine zich in stilte gelukwenschte
met haar nieuwe huisgenoote en ook Hertha geluk
kig scheen, leek alles als geknipt. Hertha beklaagde
zich nooit over Frits, die ln de residentie haar
reeds menigmaal op straat had lastig gévallen. Zij
had besloten veel te verdragen en net te doen alsoi
zij zijn opmerkzaamheden niet zag De buitenlucht
deed haar goed en kleurde haar wangen, zoor.<tt Eg
bert zeer over haar uiterlijk tevreden was, toen hij
van zijn reis terugkeerde.
Terwijl Hertha voor Egbert in de eenvoudige om
geving, waarin hij haar had aangetroffen een ware
zonnestraal was geweest, zoo leek het hem of de
deftige Tulpenhof voor haar ook niet te voornaam
was. In den tuin, of in bet salon, overal bewoog zij
zich gracieus en lief. ZIJ kon aardig en verstandig
praten en 's avonds luisterde hij met groot genoegen
naar haar meesterlijk pianospel. Steeds kreeg hij den
indruk alsof het in huls steeds zoo was geweest en
het altijd zoo zou blijven. Hertha beviel hem uiter
mate en had hij vroeger wel eens zich een ideaal
voor oogen getooverd van de vrouw met wie hij
gaarne door het leven zou willen gaan, dat ideaal
was nu werkelijkheid geworden.
Welk leed het meisje evenwel de laatste weken
op den Tulpenhof had te verduren, dat wist Egbert
nieL Het leven voor het meisje was een hel. Hertha
bleef niet verschoond van de indringerige betuigin
gen van bewondering van Frits. Weldra ging deze
alle perken te buiten en zijn optreden werd steeds
brutaler en brutaler. Haar schoonheid bekoorde Frits
In hooge mate en dat hier niemand was, die haar
kon verdedigen, maakte den jongen man steeds
koener. Overal trad hij haar in den weg en zijn
liefde betuigde hij haar in den meest beleedigenden
zin. Daar Hertha evenwel zijn tegenwoordigheid ont
vluchtte en zich zooveel mogelijk bij haar meesteres
ophifrfd, verplaatste Frits het tooneel zijner operaties