mm Voor Dammers. §gf 9 ai Nieuwe abonné's GRATIS. Zaterdag 25 Maart 1911. 55e Jaargang. No. 4887. DERDE BLAD. Alles deze rubriek betreffende te zenden aan het Bureau der Schager Courant, onder het opschrift: ..Bamrubriek". PARTIJ Xo. 2. (Hollandscke opening.) Gespeeld in den wedstrijd, uitgeschreven door den Nationalcn Dambond, te Schagen, 19 Februari 1911, I usscben de lieeren C. D. Rezelman te Anna Paulowna (wit) en A. Slijkerman te !t Zand (zwart). Wit: Zwart Wit: Zwart 1. 33—28 18—23. 2 31—27 17—21. Deze zet heeft alleen waarde in dien inen de be doeling heeft latei- 2128 te spelen, zoo niet dan as 2024 verkieselijker. 3. 39—33 12—18. Zie vorige opmerking. 4. 44—39 7—12. 5. 34—30. Waarom? 3731. 2126 is de beste voortzetting. 5. 20—24. 7. 23 14 9 20. 6. 30—25 14—20. 8. 40—31 4— 9. Uitruilen met 2429 verdient de voorkeur. 9 3430! 2126. 14. 4137 1721. 10. 37—31 26 37. 15. 37—31 1— 7. 11. 42 31 11—17. 16. 17—42 12—18. 12. 27—2218 27. 17. 50—44 7—12. 13. 31 11 6 17. Indien zwart 21—26 of 21—27 dan wit 30—25. 18. 28—22 18 27. 19. 31 22. Een kansrijke uitruil, hoewel niet soliedhet beste antwoord van zwart is 2126! 19. 12—18? 20. 32—28. Best gespeeld, wit wint nu zeer mooi een schijf. Stand na den 20slen zet van wit. Zwart Wit. 20. 23 32. 22. 30—25 18 27. 21. 38 27 21 32. 23. 25 23 24— 29. Zwart kan 't verlies van een schijf niet voorkomen, desniettemin,is de gekozen voortzetting niet de sterkste; 812 is sterker. Neemt wit nu de schijf door 3329 enz., dan behoudt hij een geisoleerde schijf op 23. Wit kan niet 3328 spelen, dan zwart 2429, even min kan wit op 812 2319 spelen dan zwart 24—29. 24. 23 34 10—21. 28. 41—37 7—11. 25. 43—38 32 43. 29. 37—31 12—18. 26. 49 38 8—12. 30. 31 22 18 27. 27. 46—41 2— 7. 31. 42—37 3— 8. Zwart kon hier veilig 1116 spelen, daar op I 3731 van wit zwart zeer goed kan uitruilen door 27—32. 32. 34—29. Waarom ophouden met zwart aan te vallen 3731 is de zet, zwart 812, 1218; wiit 4842, 4237 I «n zoodra zwart een schijf op 2" met 3328 enz. 32. 10—14. 34. 33. 45—40 11—16. 35. Indien wit hier speelde 3430. zou zwart voor- deelig uitruilen door 2731, 812, 14 32. 35, 27 38. 37. 39—33 14—19. 36. 33 42 8—12. 38. 14—39 19—24. Uitruil zonder doel 1218 verdient de voorkeur. 39. 29:20 15:24. 41. 37—31 9—13. 40. 34—301 13—19. 42. 42—38 13—18. 21—26? dan wit 33—28. 28—23. 43. 31—26 12—17. Gedwongen 2127 dan wit 2621, i plaatst te vervolgen 40—34 5—10. 28—32. 44. 45. 46. 47. 48. 36—31 48—43 30—25 25 14 39—34 10—14. 18—23. 14—20. 19 10. 10—14. 49. 50. 51. 52. 34—20 30—25 31 11 26—21 14—19. 21—27. 16 7. 7—12. Zwart geeft op. SLAGZET IN DE PARTIJ. Onderstaand is een gedeelte uit een partij, gespeeld lusschen de heeren T. D. te Rolterdam (wit) en H. te Amsterdam (zwart). 1. Wit: 33—29. Zwart: 1924. 2. 39—33. 13—19. 3. 44—39. J 8—13. 4. 49—44. 2— 8. 5. 31—26. 19—23. 6. 37—31. 14—19. 7. 41—37. 10—14. 8. 47—4!. 4—io. 9. 31—27. 17—22. 10. 37—31. 11—17? Stand na den lCden zet van zwart,- Zwart m m. w, m w 'W, 'm m m m m ccxc. TEN VERVOLGE OP BRIEF CCLXNXVIIJ. „Wbat ónnuot be eschew'd, must be embwwcil." „Merry iVtre» of Wtndsor." Shakespeaie. „Ga du9 tot Adam toon hem zijn toestand, le«- Hem inzien, dat hijzelf voor zijn geluk moet waken waarschuw hem Voor vreemden invloed; laat hem lnist'ren naar de stem Va» zijn geweten." „Paradisc lost". Milton. „Godsdienst is een zich buigen voor die Heilige Macht, die in het geweten haar „gij moet" «loet hoo- ren." P. H. HugenJioltz «Fr. 't Is niet altijd goed en, nog veel minder ver standig, om op sommige dingen, die gepasseerd zijn, terug te komen. Uit de neiging daartoe worden za niken geboren, zuchters. zemelaars; die met al hun gezucht en gejeremieer geen enkele ruit heel ma ken, die ze gisteren en eergisteren hebben ingegooid. Lieve hemel, ik heb zooveel in mijn leven uitge voerd, waarvan ik later dacht: „Nou ventje, dat hadt je wel mogen laten!" maar moet ik daar nu heel mijn leven over blijven tobben? Ik denk er piet aan; en bevind mij er nog maar 't beste bij, om me ernstig en deugdelijk voor te nemen het nooit weer te doen. Totdat... och, lieve hemel! hoe ging 't toch met die arme kleine monnikjes in 't klooster van Sint Gallus, die, tusschen het zingen van psalmen en vigiliën door, elkaar in de kuiten knepen en appelen gapten? Lees den roman „Ek- kehard", 'n verhaal uit de tiende eeuw door Joseph Victor Scheffel; nadat hij „der Trompeter von Sac- kingen" schreef, tot „Von" Scheffel bevorderd. Welnu, zooals 't dien kleinen monnikjes ging, gaat 't vaak ook mij; 't is 'n zware beproeving, om onaan gevochten die mand met appelen telkens voorbij te komen. En hoor eens, geachte Mevrouw en Weledel geboren Meneer, voor dat Uw hoogwelgeborenheid tegen mij gaat uitpakken, zal ik U maar zeggen, dat ik van precies 'tzelfde verdenk. Dezelfde vleermui zen, die over m ij n hoofd vliegen, vliegen ook over het uwe, en zoo 't al niet dezelfde zijn, dan zijn ze toch familie van elkaar; en als er een op mijn haar neerstrijkt, dan had dat U óok kunnen over komen. Wilt U dit onthouden asjeblieft? En boven dienwie niet met glazen omgaat, zal moeilijk glazen breken, en de wolf uit het sprookje, die zich op vastendag van vleesch onthield, omdat het geitje zich niet wou laten vangen, was toch de rechte „vas ter" en „onthouder" niet. En er zijn weinig katten, die op korenzolders wonen en Vrijdags geen muizen eten; of 't moeten al bijzonder brave katten zijn. Maar ik vertrouw ze niet altijd; vooral niet, als ze met haar oogen dicht gaan zitten en veinzen te slapen. En zulke katten ken ik er heel wat. Maar dat nu zoo'n kat die dan op Vrijdag wel eens 'n muis gegeten heeft daar heel haar leven over zou moeten zuchten en tobben, neen, dat wil er btj mij niet in. Alles kan overdreven worden, ook het doen van boete. Ik zou tegen zoo'n kat zeggen wat ik dan ook wel eens tegen mijn eigen kat gezegd heb „Kijk eens, „Mies" 'n kat heet immers „Mies"? kijk eens, dat is nou gebeurd, en ronduit gezegd, vind ik 't wel Infaam gemeen van je, want je wist. toen $et, zoo goed, als jo 't. op 't oogenblik weet, dat je op Vrijdag geien vleesch mag eten, ook geen muizenvleesch; maar je hebt er spijt van en je hebt jezelf beloofd, het nooit in der eeu wigheid meer te doen. Nu weet ik wel niet, hoe lang zoo'n „eeuwigheid" bij jullie gewoonlijk duurt ik ken b.v. families, waar ze geregeld duren tot de volgende gelegenheid maar in elk geval, je hebt er spijt van en jezelf beterschap beloofd. Goed! Laat 't daar dan nu bij blijven, en schei nu in 's hemels naam uit met zuchten en amen toeren, want daar maak je die muis toch niet levend mee. „Ik zucht niet over die muis I" zei toen m'n kat. j Waarover dan? I Over mijn arme ziel! en toen zachter; Ofschoon die muis wel lekker was I I Nou ja, dat zal óók wel over gaan. In elk geval bezwaar je dan die „arme ziel" van jou nog maar des te meer met ai dat klagen en stenen. Wees welgemoed I wees tierig klim eens langs de goot Toen ik dit zoii, keek mijn'kal in eens op en zei„Door j zitten zulke lekkere mosjes Nou I" en zij likte der Jip- i pen. Jawel, antwoordde ik, maai- 'n mo6je is óók van vleesch I O ja, mnar dat is heel wat anders I Nu heb ik voldoende met menschen omgegaan, om deze „logica" van 'n kat te kunnen begrijpen, en ik antwoordde kalm: „Ja, dat is zoo". Later is ze er nooit meer op terug gekomen. Ze is speelscb. en tierig, klimt in do boomen en wandelt over !t dak, en als ze door de grngen en de kamers dwaalt of op 'n stoel welbehagelijk ligt te spinnen, is 't dezelfde lieve kat van al Lijd, Als ze nog eens zucht, dan denk ik, dat zij médileert over die „\rijdag- sche" muis, die ze niet eten mocht, maar „toch wel lek ker" vond. En ik zie met mijn brave menschenoogen, wat er in haar brave kattenhart omgaat, 't Is 'n won- deilijk lief dier, misschien wel juist om die teeenstrijdis- heid in haar. Hoe ze nCi Wet en Verlangen uit elkander houdt of verzoent, weet ik niet want ik heb geen tijd en och. geen begeerte ook om haar te bespieden: ik heb genoeg met mijzelf te stellen. Ik ben altijd maar blij als ze tierig en opgewekt is, en of ze nu Vrij dags muizen eet of niet, dat kan mij niets schelen. Al leen spijt 't mij voor haar. als ze er zich bezwaard over gevoelt. Okchoon... daórvoor is ze weer „kat", en... 'n kat, die soms doen moet, alsof ze geen muizen lust. Ja. !t is wat I Arme kal I Natuur en Wet hebben we.n'g medelijden met je; heb 't althans met jezelf I En weet met Sha- kespeare en met mij„What cannot be escliewed, must be embraced". En daar wij onszelf niet altijd ontloo- pen kunnen, is hei misschien hel brxle, dat wij tra-hlen onszelf te omhelzen, wat zeggen wil: „liefhebben". Ik bedeel niet met die arme-menschenliefde. d e den groot sten koek voor zich begiert, het meeste gild, dc beste plaats; maar die mach ige liefde, waar Maeterlinck van spreekt, en die hij voor ons noodig acht te bezitten, om aan het gebod te voldoen, onze naasten lief te hebben als onszelf. Want als wij onszelf niet liefheb ben, hoe zullen wij.'t dan onze naasten doen? Deze les goed te begrijpen heeft evenveel waarde als de bede ons door Jezus op de l:pp;n gelegd om schuldvergiffenis.gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren", hi Onverzoenlijk en niet tot vergeving geneigd mensch kan dit gebed niet bidden; en omge keerd: Wie zichzelf niet liefhebben en vergeven kan, zal 't minder nog zijn naasten kunnen. En men merke wel cp. dat Jezus gezegd heeft: „Bemin uw naasten als uzelven"; niet: meer dan. t Schijnt, dal heel wat menschen zich gislootcn heb ben aan 't opschrift van dien brief; al ben ik eerlijk heidshalve verplicht, te erkennen, dut ik ook vele vvo r- den van instemming mef den inhoud van brief raocii- hooren. Eil daarom om t een zoowei aLs om 'i ander kom ik in weerwil van die overtuiging nog eens op dien brief terug of liever: zal deze olie. er n soort van vervolg op worden. Over de afschuwelijke houding van vctreweg hel iiuc- rendecl der „Christenen" tegenover dc Joden, waren alle lezers het met mij eens. De herinnering, dal Jezus n „Jood was. schijnt op enkelen 'n indruk van nieuw heid gemaakt te hebben. Dat ons „heil uit de Joden" is, werd door 'n enkel lezer niet oiigees;ig veis laan als, dat hel er dus nu „uit" is. Mijn door elkander bezi gen van de woorden „Jezus" en „Christus" werd mij door den een als 'n „inconsequentie", door een ander als ji „dwaling" aangerekend, 'n Ander schreef mij, dat ik de Joden niet kende, en de eigenlijke zending van Jezus, als den „Voleinder des Geloofs', niet bi grepen had. Mijn citaat uit Shylock verklaarde mijn „vooringenomenheid" met al wat Jood is', anders zou ik l niet voor 'n moordenaar opgenomen hebben, j „Heel de wereld spuwt op dien vrek, alleen Hcinriui j Heine niet; inaar die was zelf 11 Jood". Plus nog wel tien andere verwijten en bedenkingen, die men had tegen dien brief van 11 Maart. En ik heb, gedurende al den tijd, die er sedert is verloopen. nagedacht, wat ik op dit alles antwoorden moet. Ik zou den goeden raad. waarmede ik altijd zoo ful tegenover anderen ben, en dien ik ook in t be ende geval, aan mijn eigen kat gaf, zelf in toepassing kunnen brengen, en ei- niet ineer aan denken of over zuchten. Nu zuchten' er over doe ik niet, laat dat u 'n geruststelling zijn; en de beetje haren, die ik nog heb, er om uit mijn hoofd trekken, nog veel minder. Ik ben geen „zuchter" en nog veel minder h wanhopeling. Wat gebeurd is, is gebeurd, en ja. ge moogt me als ge wilt voor ontoerekenbaar verslij ten ik heb nog nooit spijt gehad of wanhoop gekend over de genoegens ik zal dan nu mam- „genoegens" zejgen die ik gisteren en eergisteren heb gehad. En één van die „genoegens" was het schrijven Van dien brief. Eén van die genoegens was, het voor 'n onderlig gende partij op- te nemen. En 'n ander genoegen was - ofschoon van minder allooi die onchristelijke „christenen" mijn waarheid, mijn overtuiging, mijn menschenliefde. mijn rechtvaardigheidsgevoel die ge toetsen moogt aan Christus en Zijn Evangelie als zoovele verwijten in 't gezicht te slaan, en een enkele hunner misschien tct inkeer te brengen. Ik ben geen „Jood", meneer V. d. B., maar even min "n „Gristen" naar 't patroon door u geborduurd, welk borduursel nog al afwijkt van dat der Bergrede] Ik ben geen kasplant, tot bloesem gestoomd bij zoo veel graden Fahrenheit of Calvijn. Zoodra ik bemerkte, dat er menschen waren, die 't „wisten" die 't onom stootelijk „wisten", zeg ik welke voorwaarden God in Zijn hoogen Hemel gesteld heeft, om menschen za lig te maken, begreep ik ook, dat ik met ijdeltuiten, dvvazelingen. idioten of geraffineerde schurken te deen liad, die ei- zelfs niet tegen op zien beslag te leggen op 'n menschenziel, welke alleen Gods eigendom is. Zijt ge zóó bang van oorspronkelijkheid, dat Ge U niet bewegen of uitspreken durft, zonder 't een of ander hoekje geraadpleegd te hebben? Welnu, dan is uw vinden van den rechten weg zelfs dwaling; dan is uw hoogste waarheid 'n leugen; dan is uw deugd voor schrift van anderen, en komt uw vurig duwen aan den wagen Gods op den berg 'Zijner Heiligheid, al léén den Booze èn het onverstand en de onbenulligheid ten goede. Dan is uw vroomheid die van 'n boekje, welke u met 'n boekje uit de handen kan worden geslagen. Al zoudt ge kruipen voor 'n crucifix, al zoudt ge bezwijmen van ontroering, bij de toediening van een of ander sacrament, en ga zoudt niet met heel uw hart weg kunnen zinken in aanbidding voor wat oor spronkelijk en natuurlijk goed en heilig is én waar. dm zal ik u noteeren als 'n „bijgeloovig', niet als 'n „gf'lsdieiistig" mensch. Want van godsdienst hebt ge danniet het minste benul. Denkt ge misschien, dat Christus ons heeft willen opleiden tot ledeprppen, tot marionetten, tot jabroers?! „Zalig zijt ge, indien gij weet, wat gij doet"; heeft Hii cezesd. ..maar wee n 11. 12. 13. 14. 35—301 33—28. 27—21. 31 2. 24 35. 22 24. 16 27. Reeds meermalen gaven wij s'agzetlen in de ope- rdrg. waa op men, cvena s b j hoven t u.nd, kan ipd-n zonder zijn stand te veronachtzamen. weet, wat gij doet"; heeft Hij gezegd, „maar wee u, indien gij 't niet weet". En in dit „niet-weten" van t geen zij doen. hebben tal van Zijn zocg nar mde „be lijders" het ver gebracht. Want het is niet aan te ne men, dat de grofste en meest menschonteerende ondeug den. als geloofs- en rassenhaat, zóózeer tot de men- schelijke natuur zouden behooren, als men nu somwij- Jen zou gaan gelooven. Als dit niet van enkele rad- draaiende kopstukken ui!ging, zou de Menschheid er I zich voor schamen; want de Menschheid gevoelt zich ibewust of onbewust - verwant aan de Hoogste 1 RechLvaaixligheid en de Hoogste Goedheid, die wij „God' noemen, en die voor allen dezelfde is. Want Ige kunt wel bij ,n mensch aankomen met uw ge- i geloofshaaf, met uw gereglementeerd zal'gheidssy.steem, met uw .Todenverguizing, met uw scheiden op Heils soldaten en andere zoekers naar innerlijken vrede, en ge kunt van 'n mensch misschien wel eens gelijk krijgen ook; maar gij behoeft er niet mee aan te komen bij God. Waarschijnlijk zal Hij zoo'n onmachtig naar Hem uitgestoken Ieege hand eer grijpen, dan de uwe, die alleen vol is van eigengerechtigheid en van bitterheid tegenover anderen. En nu kan 't wel waar wezen, dat ik mar vergis en ten zeerste dwaal maar weet dan. dat dit mijn eigen dwaling is, mijn eigen zelfbewuste, wel overwogen. e r n s t ig-doordaohte dwaling, dat ik „weetvat ik in deze „doe"; en dat deze mijne „dwaling' meer solide en waarachtig is, dan uwe „waar heid". die ge eigens ontvreemd of wel gestolen' moet heb!>eri, en evenmin „uwe" waarheid is, als de waar heid van Calvijn die van Christus was. Ge hebt haar alleen anderen nagezegd en is daarom- niet slechts 'n oneerlijk bezit, maar nog leugen op den koop toe, wat zelfs Christus' waarheden rijn voor ieder, die meent, dat hij ze cadeau kan krijgen. Als ge deze paradox niet begrijpt, dan moet ge het Evangelie nog maar eens ernstig overlezen; misschien hebt ge 'n gezegend oogen blik van begrijpen, dat u uwe armoede zal doen inzien: maar datzelfde uur zal 't geboorte-uur zijn van 'n zoo grooten geestelijken rijkdom, van 'n zoo groot e liefde voor God en uw medemenschen, dat ge uzelf er over verbazen zult, hoe ge ooit, Ln uw kleine hokje van bekrompenheid en liefdeloosheid, u gelukkig hebt kun nen voelen. Dan zult ge met De Génestet de overtuiging bekomen in weerwil van alle kommer „dat God g2en aalmoezen uitreikt, geen brood", maar' „De volheid van Zijn rijkste zegeningen" schenkt, aan allen. En een van die zegeningen is Zijn vrede, die ge dan in Zijnen naam moogt uitdee- len aan allen, die gij ontmoet, evenals de Zon, die ook in Zijnen dienst schijnt en srhitert. verwarmt en zegent, en zelf noo t verandert maar trouw haar loop en naar roeping volbrengt. Ja. er rijn beschamende voorbeelden genoeg, en God heeft ons verstand gegeven om die voo-beeldm op te merken, en 'n deel van zijn Rede „Logos" zouden de geleerden zeggen, era er 'n dankbaar en nuttig geb~uik van te maken. Ik bid u. denk daar eens over na. t.t H. d. H. Evenwel... laat mij terugkeeren tot de eigenlijke be doeling van dezen brief en nog eens herhalen, „dat 't niet al'iid g>ed is en nog veel minder verstandig, om op sommige dingen, die gepasseerd zijn, terug te komen", „t Is mijn gewoonte niet. En ik zou over den brief van nu twee weken geleden den 288ste.n, getiteld: „Van zeker soort „Christenen" hebben, als niet vele stemmen Van dit en van dat. INNEMING VAN DEN BRIEL. Op den eersten van Grasmaand, ontrent twee uren namiddag, komen eerst twee sJicpen, daarna nog vïer en-1 win: ig, tot dit log (zeegat) inslreven, en strijken 't vcor 't hoofd van Den Bnel. D' inwoonders van beide de voorgemelde plaatsen niet meer gerept verwonderden zich ten hoogste over zulk een' menigte persoonlijk en per j van koopvaa:ders. zoo zij waanden, zijnde hunne minste brief tot mij gekomen waren, om mij te vertellen, gedachten niet, dat de Watergeuzen daar met zoo fel en dat ik abuis had. m langdurig een oorlog kwamen aangezeild, U «-iunI. (Let) Uiral, v. e n vv 1 g-*:iaa;iui Jan Pieterszoon KoppcsU»k. Dccz p ndc rijn ••.•voeten i.i itiKie.t ..i tui in i.iil. i najat -l>on Briel te brengen, dewelke, daarover bed ach zich Ie rug en aan land deden zetten. Hij daarna ro.-I! der rtote aan boord en vereischt (vraag mar Tres'o.i-, Trestong. te voorschijn gekomen en bcwvlk onsd v u lï.-m, brengt den man bij den (haaf (van der Man k, In-er van i.umrv i en zeit dien. dat hij dc rechte was, «1 e i' hunnen voor nemen diende. Dies begeert men op li ni. l il hij ecu boodschap in dc shd gi doen. Ko; p Vo„ getroost als dje wceiüg te wagen had, hec-id den last aan en', net zich voor gelo >fiiisbriof Treslong, zeg l-iii». wc! bekend daar der plaatse, mits dit z-.jn vader Baljuw van den Briel geweest was. Voorts te linde gwaet. maakt hij gang na/ar de. poortp, die hem geopend werd en van daar nafar l stadhuis. Eiken Jx-nieuwde. wal h:j brengen inochle. en werden hem onderweg- vele woorden, sommige naar gunst, andere ::;uir mgtinst fmakende, nafari 't hoofd geworpen. Vindende die van der we; v.Tgiderd. di hij hun aan, hoe hein bij den Admiraal, milsgpdcr-. Treslong oti d andere Hopluiden des Prinsen, gevergd was te ver zoeken. dat de Majcstraal, om met hun te spreken, twee gemachtigden wilden buiten schikken, denwvlkcn niet miaschieden zoude. Want die hem gezonden hadden, verklaarden aldaar te rijn. om hen van den tienden penning te verlossen en tevens dc dwingelandij van AJva en de Spanjaarden to beschermen. leffens toont hij den ring tot bewijs van zijn onthiet. (bevel, last Men vraagd' hem. oft zij sterk waren. Hij, meer uit ioslMat dan uit list. zeit: wel vijf duizend nonnen. Dit deed ieder schrikken en voorts tol bezending stemmen. Maar dezelfde schrik maakte hen zoo beteuterd, dat er niemand geemc aankwam. Endlijk hij kreeg" er twee met ach. om 's Graven voorstel te liooren. Die eischt de stad op. uit naam \an den Prinse als Stad houder; des Koninks, geeft hun twee uren beraads en laat zo stedewaarts keeren. Toen wast dc verslegcnbeid't gaat er op een zak ken. pakken en vluchten, te wagen, te paarde, ter Zuid poort uit. .'t Krij(g]svo!k, geland daarcntussch'cn en ten deel voor dc poorten, vraagde degenen, die over de muren keken, oft mèn hun opdoen zoude, oft rij zich zelf moeten inhelpen. Dc Majestraat warde met 'ant woorden: thans, speurende» meest een iegelijken, die te verliezen had, op de loop, andren gezind tot die van buiten, ziet rij ook om een goed heenkomen. De uren van bedenken om zijnde en te zorgen (te vree zen zijnde) dat men zich binnen sterken öi ter were bereiden mochle, rukt de Graaf toe aan twee troepen, iy eene. geleid van Treslong na(ar) de Zuid- poort. beliep aklaar den Rentmeester, Johan van Dui ven voorde, in opzet om te wijken, dien de soldaat te lijf wilde. Maai- Treslong was er voor (eerder) en bewcegd' hem tot blijven. I>' andrc troep, ander Roo- boJ. zamelt pek, rijs, stroo en ander licht óntfonkelijk tuig aan de Noordpoort, steekt er 't vuur in en loopt ze voort open met een eind van een' mast. Vóór negen uur waren rij meester en trok de Graaf te dezer poorle. Treslong tot d' ander in met ontrent twee honderd vijftig mannen in alles, eensdeels Luiker- walen, rapsch volk, maai' moedwillig, eensdeels gevluchte Nederlanders. De vernaamsten, die met dit stout bestaan den eerste»» steen van 't gebouw dor vrijheid leiden, vind ik, bo ven de drie voorgemelde, geweest te rijn Bariholt Entes van Mentheeda, onderammiraaJ, Niklaas Ruykhaver van Haarlem Jakob Simonszoon de Rijk, Jan Klaas zoon Spiegel Dirk Duyvel alle drie van Amsterdam; Jonker Jakob Kabeljauw. Willem dc Graaf van Gent, Wouter Franssen, Fokke en Jan Abelszonen, Hopman Izxw Hopman Daam, Hopman Gilain, Hopman Jelmer' Marten Merons, Gillis Steltman, Henrik Thomaszoon, EUert Vlierhcp, Marinus Brandt, Bruyn van Uitrecht Kornelis Louwszoon van Eeverdingen. Oom I redding', en d' Oovelens. Nochtans ('t welk wonder en jammer is komen de schrijvers in deze namen niet overeen. In de hitte van den.overval werd de burger verschoond en al de geweldenarij tegens de geestelijken gewend. D<^ anderen daags ging 't op een stormen cn beelden, roo- ven van kappen, koorklceden, karzuifcls en allerlei mis gewaad. samit andere kerk- en kloostergoederen, en ber gen van den buit in de schepen. Want zelfs Ltimev hebbende geen wijder wit (doel j dan "t gemest te ploncfe- ren. sprak van de stad in brand te steken en met dien stank te ruimen. Zoo groot een scheel is er lusschen de baldari'ge buien van cenen waaghals en d' erenLTeste (aohtbare) deugd der grootmoedigheid. Maar Treslong, Banholt Entes, de Rijk en Dirk Duy vel kantten er ach tegens drijvende, dat het te oolijk (laag, slecht) een lafhartigheid waar' de bclraapte (be trapte. veroverde, gunstige) gelegenheid buiten nood dwang te slaken, en aarzelde, nu men den voet op den drempel had. uit rijn voordeel te varen. Wat moed kon den de verlangende landzaten, welker hoop op de be loofde cn telkens gemiste verlossing ten einde van adem was. overhouden, indien men dus een sleutel des land. willcnds uit der hand worp? Bah. men had veeleer nu hun t geluk in den mond liep. den Prinse dt« kundscliap toe te veerd'gen. die den misslag niet dóen zoude van hen verlegen te laten. „Voor mij" zcide de Rijk menigmaal heb ik G xl om een graf op de strand mijns vaderlands gebeden. Nu zal'er mij wel een in de wallen gebeuren. Gaan wc die met <le Ixxrs't steiken! De mensch is allijd ve!g, (kan ieder oogenb'ik sterven), maar moet er keur aan weten, oft hij met suffen, oft met proefdocn van vroomheid (dapperheid' zijn geest vergiet. Lumey. latende door deze en diusdane woorden zicJt t hart onder den gordel steken, ze t. dat bij gelroos' is het uiterste af te wachten, 't Zelfde beloofden d anderen, zich onderlings daartoe verplichtende Der- haiven rijner doorluchtigheid bode geschikt, de vesten gestufd. schut uit de schepen daarop g-bracht, de be- denkehjKste aankoomsten (toegangen i toegebolwerkt met haring-en andere visriilonnch vol aarde. En was 't er aJ dfrok doende, tot de ons'.rijdbare sekse loc met zoo vurig een' ijver, dat rij hunne voorschoten scheur den en draaiden er lonten aT (van1. De roeo hieraf liep terstond overal en dc huisvrouw van de Rijk, als zij dit t' Amsterdam vernam bii haren vader kennenhoe haar man in Den Briel was met oen handvol volks, om eerstdaags altzamcn openhangen te worden. D' oude man vol moeds, en 't stuk beseffende „spaart" zei hij „uwe tranen, dochter, rij hebben de koe bij de hoornen. Zijn ze zoo wijs geweest als zich meester van den Briel te maken, rij zullen van de galge zich we! weten te wachten." De Landvoogd ontving de mare met kommerloos annsennn. maar met beiaden harte. p!zoo hem Vg i is en andere luiden van oordeel vermaanden, dal het een verreriend werk en den Lande in d> s'rot gesto ken was. Nederla ndsche Historiën. PIETER CORNELISZOON HOOPT. 1581-16-17. ontvangen ons blad tot 1 APRIL a.s.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1911 | | pagina 9