Sctotsen ut i BecMM Voor Dammers. f ari, Zaterdag 22 April 1911. 55e Jaargang. No. 4903. TWEEDE BLAD. Alles wat deze rubriek betreft te zenden aan de Redactie der Schager Courant, onder het opschrift: „Damrubriek". Slag-zetten in de partij. Onderstaande slagzet is voorgekomen in een partij gespeeld door den heer G. Beets te Wormerveer (zwart)Deze zet is hoogst origineel en zeer moei lijk voor het voorstellingsvermogen. Men moet een uitstekend Inzicht in het spel hebben, om een der- gelijken zet te zien. G. Beets. Zwart. W SS Ijf 1 w M M m W' m m '4ML Ui 9 ',-A ÉH vm H Hf ÏS ÜP upp - 'm -f Wit Stand zwart 16 schijven op: 3, 8, 9, 10, 12 tot 20, 23, 24 en 25. Stand wit 16 schijven op: 26, 27, 28, 30, 31 tot 36, 38, 40, 43, 45, 48 en 49. Zwart is aan zet en wint als volgt: Wit: Zwart: 2329. 34 23. 25 34. o40 29. 1722. 28 17. 19 37. 31 42. 12 32. 38 27. 1823. 29 18. 13 31. 36 27. 24—30. 35 24. 20 4. Wit kan nu door 4S-42 den zwarten dam nemen, doch zwart antwoordt daarop met S12 en wint. Onderstaande stand is uit een partij, gespeeld in den wedstrijd uitgeschreven door de Redactie van dit blad. September 1910, door de heeren Kooij met zwart en C. D. R. (wit), beiden te Anna Paulowna. Zwart WIL Stand zwart 16 schijven op: 2, 3, 6, 7, 8, 11 12 13, 15 tot 20, 23 en 24. Stand wit 16 schijven op: 27, 28, 31, 32, 33, 35, 36, 37, 38, 42 tot 48. Zwart speelde als laatsten zet 1420, hiermede wit gelegenheid gevend 3 om 3 te spelen. Een llstig- heidje was daarin evenwel verborgen, waar wit in liep Wit: 3530. Zwart: 24 35. 3329. 23 34. 28—22. 17 28. 32 25. 3440. 45 34. 1520. 25 14. 1319# 23. 18 49. W°rdt evenwel dJrect genomen, doch met San^erelkr1 36 8POe<li« opnieuw CCXCIV. ESPERANTO. Aooveel mannen in een m»n Als hij vreemde tnlen imn Karei de Groote. ..Alle Menschen werden Brüder». r Het Esperanto ml de brug rijn, waarover de tltSn gaan zullen, om elkaar do broederhand te rei. if p~l f j Vrede door Recht, op mijn dak «stumïi iJT,rd' #Die ,U1 worden me trouwde nog Te uit te staan. Den eenden16? feitelijk mets heb Nu vraag ik toch- Wip wrLS1 6611 Japannees. Japanscii Den oenioen ^nnl f s hemeJs naam onwTlrïï ik °3!' ,e met mij vertoefde aan rte a itaschima, die geluk Amerika; rnaaTdie"f-? ,e MeadvilE in aelsch en wc konden to die la™'eme,n^erSlai'nb'''ar En" hooren. Als hij eens 'n Jamnci r,!i lessen over- ik cr geen woord vnn tenvii] 'i i^! ,70ng- versl<lrid «lelijk eentonig was. 'Maar die al!<fd do°- leden bij me kreei Ttmde Lcn 1' 5,enJk vcr" evenmin als IloSsch. evenmta TkclV Duitsch. Hel cenig; wal hii in 'I HonLjTK'? te brengen u'Z.U en Too?" ^s', Ui' kt incl mun gewone bel cldheid ecregd had °?n en stoei had aangeboden, ha.l£hif«tataartje S zijn portefeuille en <$if 'l mij onder n stortvloed vari woorden. van klanken althans over, waar ik geen syllabe van verslond. Ik haalde mijn schouders op. Wat zal 'n mensch in zulke omstandigheden anders doen'? en beduidde hem daarmede, ^lat ik er niets van begreep. De portefeuille kwam weer te voorschijn en nu kwam daaruit do naam van mijn neef voor den dag. Och zoo, zei ik, heeft dié je gestuurd? Nou man, dan ben je aan 'n verkeerd adres. Je denkt zeker, dat ik Esperanto spreek, is 't niet? De man keek me even dom aan als ik waarschijnlijk hein deed; alleen bij het woord „esperanto" vonkten zijn oogen en lachte hij: „Jes, mi parlas Esperanlo'. „Ja, ik spreek Esperanto". Dacht ik wei; Die man heeft er wat voor in genomen om talen to leercn: Half Den Haag heeft hij er moe vergiftigdU spreekt zeker ook wel Noorseh en Grieksch eij allerlei andere heidenscke talen, is 't niet? Maar de man verstond, mij niet; praatte nu eens wat Japansch en dan weer Esperanto wat ik aan de klanken kon hooren en is ten slotte weggegaan zonder dat ik te weten heb kunnen komen, wat hij eigenlijk kwam doen. Den tweeden keer was t 'n man uit Wales, die Engclsch praat op de manier, waarop ge hier op t Waterlooplein 'n porselein servies of n ameublement kunt koopen; bij stukken en brokken. Als ge uit u zin van twintig woorden er drie verstaat, zijt ge knap. Nu. ik verstond er zoowat anderhaLl; de rest moest ik maar raden; en ik was blij. toen ik den man met goed fatsoen kwijt was. Maar wat die beide lui nu eigenlijk bij mij doen moesten, bleef mij 'n raadsel, Ik schreef dan ook naar Den Haag om inlichtingen en kwam te welen die neef van mij is zoo bar schijnheilig dat bij er ook niets van begreep, want dat ik toch verleden jaar nog gezegd had, dat iemand, die goed Engelsch spreekt, met heel de wereld praten kan. Het scheen dan toch zoo schreef hij dat er menschen waren en zelfs menschen, die in Engeland geboren waren en woonden die mij niet verstonden en die ik niet verstaan kon. De boodschap, die rij mij te brengen hadden zoo luidde het verder was n boodschap van niemendal geweest, en alleen maar 'n lesje om voortaan niet zoo eigenwijs te wezen. Als ik verleden jaar wat ernstiger hel Esperanto-vraagstuk had betracht, dan zou ik nu niet mot mijn mond vol tanden ge staan hebben; want die beide mensdien spraken Es peranto. Dat schreef hij mij. Ja, 'n mensch kan soms wat beleven aan zijn familie! Hij moet van mij erven; rijn vrouw althans; maar zoowaar als ik er geen streep door haal. Ik zal ze die brutaliteit wel afloeren. Maar 'n dag of wat later mijn boosheid was alweer 'n beetje gezakt wordt er 'n boekje bij me bezorgd .getiteld „De Yoorlooper", allereerste Spraak kunst voor Nederlandsche Esperantisten. Vertaal-, lees-en spreekoefeningen door H. J. Bulthuis. Uitgave H. Ho nig. Utrecht". Toen ik 't uitgepakt had en zag wat "t was, kwam mijn boosheid weer boven en ik smeet 't ding zoover als ik zien kon. Daar zou hij dan toch nu eens geen ^plezier aan beleven. 4cn ik zou net doen, alsof ik niets onlvangen had. 't Boekje lag daar al wel drie dasen, cn ik keek er niet naar om; tot op 'n ochtend inijn juffrouw in de kamer was. Moet dat gele boekje daar achter die stoel blijven liggen, meneer? vroeg rij. Welk boekje, juffrouw? Dit, en ze raapte „De Voorlooper' op. O. dat ding!? Gooi 't voor mijn part in de kachel. Maar dat is toch zonde! 't Is 'n nieuw boek en der staan zulke aardige prentjes in. Prentjes?! En 't is 'n taalboek 1 Ja. dat kan wel; maar er staan prentjes in. Kijk maar. Ik nam het boekje aan en lei !t op mijn werktafel, om 't lor gelegener lllijd, als ik toch niets te doen had. als ik toch met mijn tijd geen raad wist, hls ik toch niets beters of verstandigers te doen had. :,L eens in te zien. Maar daar heb ik voor geboet, 'n Mensch moet nooit te toegevend wezen, en niet zoo gauw den booze 'n plaats inruimen, dan verliest hi.i rijn een maal gevestigde meeningen en principes. Bij ft door bladeren voelde ik 't al, dat ik daar niet zonder kleer scheuren af zou komen. Van 't even inzien kwam onensni'den, van opensnijden het lezen van heele blad zijden en nu rit ik al midden in ft boekie; en als er 'n Esperantist binnen zou komen, zou ik zoowaar met hem aan de praat kunnen raken. Het valt me wel zwaar om het te bekennen, want die neef van me dat is dan die H. J. Bulthuis heeft het niet aan me 'verd:end, maar ik moet bekennen, dat ft een van de liefste en gemakkelijkste taalboekjes is. die ik Inog ooit ontmoet heb. Mijn eenigste zorg is nu maar, dat hij dit niet te weten komt. want dtyi bakt hij me ft volgende jaar weer wat anders. 't Boekie begint met de behandeling van 't zelfstan dig naamwoord, dat altijd op o eindigt; terwijl het lidwoord in alle geslachten steeds la is: b.v.la ankro: het anker: la frato: de broeder; la almozo: de aal moes: la fenestro: het veaster; Ia bakisfo: de bakker; la infano: het kind; la benko: de bank, enz. De uitspraak der klinkers wordt in drie regels ge zegd. en is voor óns Hollanders al zeer gemakkelijk. Alle biivoegeliike naamwoorden eindigen op a. b.v.: bela: mooi: palableek; altahoog; sana: gezond'; bona: goed: forta: sterk; afablavriendelijk. 'n Tegenstelling van 'n b'ivoeglijk naamwoord ver krijgt men door er „mal" voor te ze'ten; b.v. gezond is sana. ongezond malsnna; zoo is molbela: leélük trie boven 1: 'malbona: slecht; malforta: zwak; malafabla onvriendelijk. Als men eenmaal den stam van 'n werkwoord weet, dan verkrjtgf men den tegenwoordige» tifd. door „as" achter dien s'am te nlaatsen. B.v. bakken is „baki. De stam is dus „bak". Nu kunt ge den heelen te genwoordigen tijd zeggen ik bak nv bakas: gü bakt vi bakas; hij bakt - li bakas: zij bakt si bakas; men bakt oni bakes. enkelvoud wij hakken ni bakas; gij bakt vi bakas; rij bakken ili bakas. meervoud. Andere voorbeelden: beminnen: ami, waarvan de stam „am" Ls; hooren: audi, waarvan de stam „and" is; babbelen: babili. waarvan de stam ,,bab:l" Ls. Dus ik beminmi amasgij hoortvi audashij babbelt li babilas. „Esti" is „Zijn"; dus ik ben: mi estas. Ik ben doof: mi estas surda; gii ziit wreed: vi estas kruela: hij is getrouw: li estas fidela. Het meervoud krijgt 'n „J" achter zich, zoowel het zelfstandig- als het bijvoeglijk naamwoord. B.v.: Een moot huis: bela domo. (Het lidwoord „een" blijft onvertaald.) Mooie huizen: belaj domoj. Een oud paard: maljuna cevalo. Oude paarden: maljunaj cevaloj. Ons boek: nia libro. Onze boeken: niaj libroj. Zijn broeder: lia frato. Zijne broeders: liaj fratoj. Op bladzijde 11 reeds leest en vertaalt men ge makkelijk: „Mia cevalo estas bela besto": Mijn paard is een mooi dier; „Sia safo estas malgranda": Haar schaap is klein; „La cielo estas blua": De hemel is blauw, enz. Op pag. 13 is men door den tegenwoordigen tijd van alle werkwoorden heen, en behoeft men alleen maar de verschillende stammen te weten, om in den tegenwoordigen tijd elke handeling te kunnen zeg gen: ik schrijf: mi sltribas; gij schrijft: vi skribas; ik lees: ml legas; wij lezen: ni legas; de jongen leest: la knabo Ier nas; de hond bijt: la hundo mor- das; mijn vader betaalt: mia patro pagas, enz. De Onvoltooid Verleden tijd wordt afgehandeld op pagina 16 en 17. De uitgang daarvan is altijd „is": ik was ml estis; ik woonde: ml logls; ik at: mi mangis; gij waart vi estls; gij gaaft: vl donls; gij hooptet: vl esperis; ik schreef ml skribis;; hij zat: li sidis; zij zaten: ili sidis, enz. De uitgang „os" regeert, den, toekomenden tijd van het Esperanto-werkwoord, zie pag. 20. ik zal zijn: mi estos; gij zult zijn: vl estos; hij zal slapen: li dormos; wij zullen slapen: ni dormos; gij zult zingen: vi kantos; gij (meerv.) zult zingen: vi kan tos. AJe ge dan op pag. 21 de ongeveer twintig werk woorden geleerd hebt, .dan gaat ge vanzelf aan hel vertalen. Akompani: vergezellen; balbuti: stotteren; ataki: aanvallen; batali: vechten; bindi: boekbinden; boji: blaffen; elektt: kiezen; fermi: sluiten; fini: eindi gen; invlti: uitnoodigen. Dan kunt ge al die werkwoorden al in den tegen woordigen, verleden en toekomenden tijd gebruiken, l en, met behulp van de zelfstandige naamwoorden, die ga er tusschen neus en lippen bij geleerd hebt, er zinnen van maken. Wat ik dan ook al heel gemakke lijk doe. Het heele boekje ïs 88 pagina's dik en zeer mooi gedrukt. Wat 't kost weet Ik niet, omdat 't exem plaar dat ik gebruik, mij gratis toegezonden ie. Wanneer zullen uitgevers toch eens leeren boeken te prijzen? Ge kunt binnen zooveel tijds 'n brief van mij in 't Esperanto verwachten. Ab mijn neef wien ik nooit op dat boekje geantwoord heb dan vraagt van wien ik dat geleerd heb, dan zal ik kalm ant woorden: ..Van Trapman of van mijn Juffrouw, of van den Prins." Want dat ik 't uit zijn boekje ge leerd heb, dat geef ik nooit toe; daarvoor heeft hij mij veel te zwaar beleedigd. H. d. H, „VOOR AVAL". Het vrouwtje had vóór zich, op de tafel, tot een 'hoopje opgestapeld al wat ze bijeen had kunnen grabbelen en zoeken. Een stuk o£ wat rijksdaalders en guldens, een muntje, een oude gouden broche, een ketting, een paar ringen... Een kerkboek met zilve ren slotEen spaarbankboekje met te-goed van nog geen twintig gulden En meneer Erpers, met slaperige oogen, hoed achter op z'n hoofd geschoven, duimen in vestzak ken geduwd, wiegelend op z'n stoeltje, met zijn vet tig corpus, dat 't telkens dreigend kraakte en piepte of de stoel zóo uiteen zou barsten onder z'n wicht... Meneer Erpers had het zoodje nauwelijks aangekeken. Bleek, dood-angstig, sidderend vrouwtje, telkens het wollen doekje stijver om de spichtige schouders trekkend; met trillende melkwitte lippen en tranen, die langs de tanige, kleurlooze wangen biggelden, stond hem aan te kijken... Wat, alles en alles bij eengenomen, dan waard was... Ze zag telkens hoe laat 't was... Vader kon elk oogenblik thuis-komen. Als die iets bespeurde... Merkte, dat zij haar rin gen, haar kerkboek, 't verdere wou verdoen... Dan zouën er dingen gebeuren... Dingen...? Bij de ge dachte rilde vrouwtje onder haar stijf-aangetrokken woldoek „Wüard!?" spotte meneer Erpers, de schatten mét de vingertoppen even beroerend, „waard!?... Hij haalde een zakboekje te-voorschijn, sloeg drlfti0- haastlg blaadjes om... Zoekend „Waard?... Dertig... Tachtig... Vijftig... Achten negentig..." i Hij bromde al-optellend Waard!?... nog geen vijftig gulden, menschlief... Voor m ij n tweehonderd-achttien gulden, drie-en- zeventig cents... Voor het dwaze vertrouwen het misdadige vertrouwen, dat ik in uw zoon, heb ge steld Vrouwtje probeerde iets te zeggen, nog, maar ze kon niet... 't Was haar onmogelijk... „Ik heb u duidelijk uitgelegd," zei meneer Erpers. en op elke syllabe legde hij vasten, knarsenden na druk, „ik heb u, meen ik, duidelijk gemaakt, dat uw zoon zich tegenover mij zeer beslist aan oplicn- ting heeft schuldig gemaakt." Hij zag best, hoe de magere handjes grepen, tastten naar de tafelrand... Dacht: Best, zoo gaat 't prachtig, zaakje komt wel in ordet T. „Als ik niet wist," ging hij voort, „dat u en uw man zulke nette, fatsoenlijke, brave menschen zijn... Maar..." schoot hij plots uit, bang dat vrouwtje hem voor goedig zou aanzien en daardoor minder bang, zou worden... Wat z'n rekening niet maakte „Maar aan alles komt een eind, hé? En trouwens, ik ben hier niet baas. Mijn compagnon heeft mee te beslissen. O, als 't slechts aan mij lag... Ik ver zeker U, juffrouw Wolters... Ik bezweer U...- Daar kent men mij voor. Al zag ik't zelf: ik ben goed... Te goed..." Vrouwtje haastte zich om onstuimig te knikken. Van: zeker, dat wist ze immers best. Me neer was zóo goed „Ja!" riep meneer Erpers uit, en hu haalde de wenkbrauwen hoog op; de beide handen ontsloot ze toen, met een klapslag, neerploffen op z'n knieen. „Tja! Ik ben niet alleen baas Hij leunde nu heelemaal achterover. Tuurde strak naar het plafond. „Als morgen-avond, klokslag negen uur, hetzij t geld of wel de door uw echtgenoot voor aval getee- kenden wissel... U weet wel, zooals ik 't u op dat papiertje geschreven heb... Meer hoeft er niet op te staan... Voor aval, en dan de naam van uw man... Nou, als éen van beide niet morgenavond klok slag negen uur in mijn bezit is... Door u gebracht... Wel te verstaan! Niet door uw zoon... Dien wensch ik ©p mijn kantoor voorloopig niet meer te ontvan gen... Door u gebracht... Ja, dan..." Vrouwtje drukte het al door angsttranen natte zakdoekje legen de sidderende lippen... Zag meneer Erpers met wanhoopsoogen aan... ,Och... Och... Lieve God... Dan!?..." Meneer Er pers ging plotseling recht zitten op zijn stoel. Nu moest komen klap op vuurpijl „Dar.," zei hij, met het gelaat van politie-man, die boe'" de waarheid zegt, en het kil-wreede, het onaan- doenlijk-grijperige, het dierlijk-lage van het woeke- raarshart sprak nu uit de bestiale trekken „dan is uw zoon overmorgen-ochtend vóór twaalf uur in voorarrest." Hij stond op, knoopte z'n jas dicht... Ging naar de deur... Toen ze schreden hoorden naderen... „M'n man!" fluisterde het vrouwtje, en de haast- machtelooze handen borgen de schatten weg... Won dersnel... In een la... De ringen, het kerkboek, de ketting, het spaarboekje, alles... Meneer Erpers knipoogde. Niks te vreezen... i „Ik ben agent van levensverzekering... Sst! Geen i tranen! Laat aan mij over!" Had hoedje nederig in de hand genomen, stond in buigende houding, zoetig glimlachje om de lippen... „Wij hebben prachtige conditiën, mevrouw!" zei hij, vader hoorend aankomen en gauw-gauw reclame boekjes van verzekering-maatschappij uitstallend „Kijk toch eens, voor niet meer dan drieduizend gulden ,op lijfrente gezet Toen had hij tegenover zich een forschen, breeden kerel met sombere oogen. „Wat moet u?" vroeg de man, en meneer Erpers voelde iets onbehagelijks wanneer de scherpe, grijze oogen, waarin levenssmart het zachte vermoord had, op hem richtte... „Wat moet u?" Hij boog allerhoffelijkst. Trachtte uit te leggen, dat hij... agent van maatschappij, die zulke prachtige cond'tiën van lijfrente stelde, even aan mevrouw had uitgelegd... Of meneer Wolters niet een oogenblik tijd had?... Hij speelde z'n rol meesterlijk. Dacht: de baas uiuQ u.uto uospvuren v&u uc zDoorzag reeds zoo scherp wat gebeuren zou... Vooral nadat hij *1 koude, stekende, toch bedroefde oogeu van vader had gezien... Do man keek strak naar nngstig-ronddrlbbelend vrouwtje. Er vlamde iets in, z'n oogenHad <li«j vent, die indringer „Wat hèb-je, vrouw?" vroeg vader, en hij koek meneer Erpers aan, nu, op eene manier, dat deze- den naasten weg naar de deur zocht..."... 't Bleef stil in kamertje. Vader zocht naar een<- oplossing voor het vreemde. „Is dat alles?" vroeg hij den bezoeker, en weer spiedde hij of de vreemde inoneer... Erpers boog nogmaals. „Dan wordt u bedankt Ik doo er niet aan.'' Bezoeker mompelde nog Iets, maar het forsehr. la»gzaam-voortstappende, zware lichaam van gasthee; dreef hem aJs 't ware voort... En hij was zoer ver heugd, toen de straatdeur achter hem dicht viel. Haastig stapte hij voort, met blijde gedachten ju 't hoofd. O, hij zag 't vóór zich, scherp, proces- helder, in duidelijke omtrekken. Dat kwam terecht „Leendert!" had moeder hem nageroepen. 't Was toch ook zoo erg, zoo verschrikkelijk. „Weet-je wat ik hier bij me heb?" had hij haar gevraagd, toen vrouwtje hem vertelde van waar me neer Erpers mee gedreigd had... „Weet-je dat niet?... Nou, dan zal ik 't je zog gen!... Luister dan, moeder. Dat is vergift. Aa-j-ï daar een paar korrels van binnen krijgt, dan ben Je In een kwartier... Wat zeg ik? Binnen vijf minuten... een lijk. Dood as 'n pier. Nou, wat kan me dan ge beuren?" En hij stak grinnikend een cigarette aan... „Zeg nou zelf, mensch!"' „Leendert-liefsmeekte vrouwtje, en zij zocht, strookend en vleiend,, een der handen van den rekel, die over haar zat... „Leendert-IIef, denk toch om Je Het beenige hoofdje viel op de stokkige armpje Ze snikte 't uit, kon waarachtig niet meer... Daar wou rekel 't juist naai- hebben. „Kan me niks bommen," zei de jonge schurk, rook wolkjes uitblazend, „éen minuutje, 'n paar mi nuten pijn... Finished! Uit! Afgeloopen! Sapristi...'1 „Leendert!" gilde vrouwtje, dat den jongen schurk nog even vurig aanbad als toen hij, knaapje van een paar jaar, op haar schoot dartelde... Moedertje zoen tjes gaf, aan de ooren trok, z'n heerlijk blond kopje aan haar boezem drukteLeendert!..." „Nou, adie hoor!" zei de rekel, en hij wutlde haar van ,,'t ga-je goed!..." Dicht rinkelde de deur. Vi*ouwtje riep hem terug... Hij tleef weg. Toen ging ze aan de tafel zitten. Met oogen. waai opkomende waanzin in glansde. in gloeide Ze had vóór zich neergezet het inktstel; zo hac uitgespreid de papieren... Ook het papiertje, dat me neer Erpens haai had gegeven om precies na te schrijver" 't E.odel: „Voor aval, W. G. Wolbers" Zóo was 't goed Eu zij sch.eel'. 't Leek haar of eene onzichtbase hand heur arm vasthield, bestuurde... Toen sloeg zij haar mantel om en zette d'r hoed op De avondstraat op. Ze dacht slechts: vóór negen uur. 't Was al tien minuten over achten... Zóo bang was vrouwtje dat 't te laat zou worden Zij leefde, als in een droom. Het papiertje, waai ze op had gezet „Voor aval, W. G. Wolters", klem de zij in haar hand Het kantoor van meneer Erpers was nog open. Hij ontving haar allervriendelijkst. Bekeek hei. strookje papier... „En wat zei Uw man wel?" vroeg hij, zonder vrouw tje aan te zien... Vreemd grijnzend... ook vrouwtje lachte, 't Was of, in haar afgemarteld hoofd, allo dooreen wriemelde en wroette Later herinnerde zij zich nauwelijks hoe ze ui', het huls van meneer Erpers was gekomen. „Lager, gemeener stuk heb ik zelden gehoord!"' barstte de reehter-commissaris uit, toen hij den be klaagde Wolters over zich had zitten, beschuldigd van zijne oude, zwakke vrouw in een soort van drift-aanval... Nu ja, drift... Natuurlijk delirium bui Mishandeld, getrapt, geslagen te hebbenEene weeriooze, ziekelijke, brave ziel te mishandelen! Dat is ongehoord! Daar moet je alle meuschelijke gevoeL voor uitgeschud hebben!" De groote, breedgeschouderde, ruwe kerel had tot dusver geen teeken van berouw gegeven. Ze hadd9n hem op vrije voeten gelaten... De ouwe-ziel ondën bescherming gesteld „Als je maar goed begrijpt," zei de rechter-coni- missaris, en hij beefde van echte verontwaardiging, „dat 't allergeringste wat mij omtrent jou gerappor teerd wordt, de Rechtbank zal doen bevelen je in arrest te stellen. Begrijp-je dat?" De groote kerel met de ruwe trekken zat gedwee tegenover den rechter-commissaris. Hij knikte gehoor zaam... Zeker... Hij begreep... Hij dacht aan 'toogen blik, toen-ie ontdekt had dat zijn arme. oude. zwak ke DIna ertoe gekomen was, om, terwille van den schavuit die zich z'n zoon kon noemen, eene valsche handteekening te maken... „Voor aval" had ze géteekend... Toen was hij zich niet meester geweest. Toen was 't rood voor z'n oogen geworden... Bloedrood Vuurrood... Hij had zich verbeeld den jongen schurk aan te vallen... En hij beukte, stompte, trapte op het lichaam van arm, gemarteld vrouwtje... Een paar weken later zaten zij beiden, in de kamer van den officier van justitie, wien de toedracht var. het geval was uitgelegd, in alle bijzonderheden. Hand-in-hand zaten ze, de twee ouden... Toen bracht hij haar rimpelige, sinds dat laatste nog zwakker, nog magerder geworden knuistjes aan zijne lippen. Hij zoende ze... En langs de grijze kne vels dropen tranen... In de wreede, scherpe grijze oogen was de smart weer even opgeleefd... Zij had haar haast-doode, haast-uitgeleefde hoofdje gelegd tegen den schouder van der man, die haar, in zijn driftopwelling, mishandeld had, getrapt en ge slagen De officier had 't dien ochtend tamelijk druk. maar toch wachtte hij evep vóór den dienstdoende» veldwachter te soheüen om de arme twee mensch- Jes. En... En om zichzelf... want wie, achter de Sv_nrijiuitel \an z,.E.a. neen, den officier goed In de oogen zou hebben gekeken... Die had... MAITRE CORBEAU. üetteudniiiKingsn, «ENEVNTK THAfii; DRANKWET. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Sehagen. brengen ter openbare kennis, d it op 15 Ap il 1911 bij hen is ingekomen een verzoekschrift van Jacoba Vijn, weduwe van Johannes de Beurs, van beroep koffiehuis- houdster. wonende te Schaam, om vergunning voor den verkoop wan sterken drank in het klein in de navolgende lokalitei:en„het benedenlokaal en het bo- vcnloKaal" van liet Dercoel. kad is'-ua' 'hekend Sehagen, Sectie E, no. 276. pIaa!sc-Lijk gemerkt wijk E no. 32, en gelegen aan de Marktplaats aldaar. Binnen twee weken na de dagteekening dezer be- kei.dmuKing kan een ieder tegen hel veriecnen van deze vergunning schrif'elijk bezwaren bij Burgemeester en """'houd^-s 1nh-en«?-n. Sehagen. den 15 April 1911. oiiiKcnicr ;i. n pJhnnders voornoemd.- De Burgemeester, J P W van DOORN. De Secretaris ROGGEVEEN.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1911 | | pagina 5