en
■C
Scbetseii lil is Bectal
Voor Dammers.
Él
■1
üf
i üf Hf
ïjg
üi m
H
■Pj
^11
Vera.
Zaterdag 13 Mei 1911.
55e Jaargang. No. 4915.
TWEEDE BLAD.
Alles wat deze rubriek betreft te zenden aan de
i Redactie der Seliager Courant, onder bet opschrift:
i „Damrubriek".
Oplossing Probleem No. 37.
van J. Strijbis te Zuidscharwoude.
Stand zwart 10 schijven op: 6, 7, 8, 9, 13, 14, 16,
118, 19, 23 en een dam op 45.
Stand zwart 12 schijven op: 5, 7, S, 11, 13, 16,
17, 18, 20, 21, 26 en 35.
Stand wit 12 schijven op: 19, 2,7 29, 32, 34, 36,
38, 39, 44, 47, 48 en 49.
Oplossingen van bovenstaande probleems in te zen
den uiterlijk Maandag 22 Mei aanstaande.
CORRESPONDENTIE.
D. K. te Winkel. Uw gezonden probleem zal ik
gaarne plaatsen. Jammer dat de stand onnatuurlijk
is; de oplossing vergoedt evenwel veel daarvan; deze
Sb werkelijk aardig.
K. V. te Koegras. De 2 probleems welke gij mij
zond zullen t. z. t. geplaatst worden. De slagzet is
evenwel te eenvoudig voor plaatsing.
Stand wit 11 schijven op: 21, 25, 27, 29, 30, 31,
33, 34, 36, 39 en 40,
Oplossing:
Wit: 3024.
2924.
3328.
27 38.
31 22.
2520.
3832.
39—33.
34 1.
1 40 en wint.
Oplossing Probleem No. 38,
van K. Veuger, -Koegras.
Stand zwart 13 schijven op: 1, 4, 7, 9, 14, 16, 18,
19, 20, 22, 23, 24 en 28.
Stand wit 12 schijven op: 12,
Zwart: 19
30
23
16
18
14
27
38
45
30.
19.
32.
27.
27.
25.
38.
29.
34.
35, 37, 38, 42,
Oplossing:
Wit: 3127.
26—21.
37 26.
42 13.
30 10.
25 3 -
48 en 50.
Zwaft: 22 31.
16 27.
28 37.
19 17.
4 15.
26, 30, 31, 32,
wint.
gezicht trekkend vanwege de bezoedelingtelkens kleine, blecke li lichelanr. I)e rechter lachte
Goede oplossingen ontvingen we van:
H. A. te Oudkarspel, D. A. B. te Sint Maarten,
D. O. Azn. te Nieuwe Niedorp. J. V. Pz. te Keins-
merbrug, D. K. te Winkel, W. S. te Tjallewal, P. S.
te Oudkarspel, Joh. v. d. S. te Wieringerwaard, P.
N. te Oudesluis, Jac. K. te Zuidscharwoude, G. de
W. en H. J. G. te Schagen van no. 37 en 38. K. V.
te Koegras van no. 37.
H. A. te Oudkarspel vermelden wij nog als goede
oplosser van no. 35, Joh. v. d. S. te Wieringerwaard
van de nos. 35 en 36.
Probleem No. 39,
van J. Vardon, Caen, Frankrijk.
Wit
Stand zwart 7 schijven op: 3, 5, 6, 8, 9, 20, 20
en een dam op 4S.
Stand wit 10 schijven op: 17, 19, 23, 28, 31, 33
36, 36, 41 en 45.
Probleem No. 40,
van G. van Leeuwen, Amsterdam.
L Zwart
HU jjj
Hl
w
„MODELJONGEN".
Zóo-een erkenden alle buurtjes hadden ze
nu toch eigenlijk nooit gezien... Zoo'n toonbeeld van
oppassende, bravige gedweeheid. Zoo'n model van
een jongen... Zoo'n juweel van 'n zoon. Daar mocht
dan toch menigeen een puntje aan zuigen. En als er
j in de buurt een knaap was, die balsturige neigingen
vertoonde, dan zei de moeder: „Kijk maar eensnaar
Gerrit Verlint... Vóórdat je op dien gelijkt, mot er
i nog veel gebeuren!"
j Ze haatten hem, allemaal, de jongens eii de
i meiden; van dat-ie op school was gegaan af... Toen
was-ie ook al meesters lieveling. Hij moest vlak-voor-
aan zitten. En wanneer er een lastig vraagstuk op
j te lossen werd gegeven, dan zat Gerritje al bij-voor-
baat te glimlachen... Hij zou 't 'm wel klaarspelen.
En als de schoolopziener kijkje kwam nemen, dan
moest Gerrit de eer van de klasse ophouden... Hij
was geen klikspaan en geen geniepig ventje, die
eer werd hem toegegeven. Maar er was iets stil-
droomerigs, peinzends over den jongen. Iets van ma
chinaal plichtgedoe, alsof dat niet anders bij hem
kón; vanzelf sprak... De gedachte om iets te doen
buiten regelmaat en orde, kwam niet bij hem op.
't Was 'm door moeder van héel-jongs-af-aan inge
scherpt, en de „natuur" zat er in bovendien. Z'n
vader was net-eender geweest. ,,Oók zoo'n saaie blik-
ke-dominee", zeien ze wel, die hem maar niet kon
den zetten. Oók zoo'n zemelknooper, zoo'n Judas,
voegden anderen, die hem vijandiger gezind waren,
erbij
Maar Gerrit trok er zich niets van aan. Hij vond
't iets heel-natuurlijks, dat moeder en oome Arie op
zekeren dag voor hem uitkozen een ambacht. Moe
had wel ,een paar centjes", en zelfs had men er
even over gedacht, om Gerrit „hooger op" te laten
gaan, maar oom had moeder duidelijk gemaakt, het
zotte van dien inval. Gerrit was... Nu ja, een jon
gen, die best mee kon; die, door zijn extraordinaire
vlijt zelfs boven de andere jongens uitstak, maar een
i „studiekop" zat er niet op. Dat zou wurmen, tobben,
middelmatigheid worden, zee van ellende en te-
i leurstelling.
j Moeder was eene strenge, harde, maar practische
vrouw.
I En Gerrit woonde de beraadslagingen over z'n toe-
I komst bij met dat gedweeë, dat onderworpen-pas-
j sieve, waardoor hij zich altijd had gekenmerkt. Geen
j seconde kwam 't in hem op, om iets zelfstandigs in
te brengen: te opponeeren, te toonen, dat-ie er ook
nog was... Hij luisterde met zekere vriendelijke be
langstelling. Moeder wist, dat-ie wel voorkeur had
voor 't behangersvak. En oom was van de opvatting,
dat men „zulke dingen" als bepaalde voorliefde tot
i een of anderen tak van ambacht of bezigheid, niet
moest tegengaan. Er werd gewikt en gewogen. Toen
deelde men Gerrit 't besluit mee. Hij glimlachte even.
Vond 't heel prettig. Zonder jonge geestdrift. Zonder
warmte van onstuimigheid. Moeder en oom waren,
geen van beiden „fijn© menschenlcenners". Ze zagen
j niks-bijzonders in, de aandachtig-eerbiedige, grijze
oogen van den jongen. Hadden zij scherper kunnen
observeeren, ze zouden ontwaard hebben dat er
iets doodsch, iets leegs in was, als van leven, dat
nog sluimert... Ze zouden gezien hebben, dat nog „,1a-
tend" was, in veertienjarigen knaap, wat later zou
uitbarsten tot verzengenden gloed van vernielende
passie... Zij dachten dat de jongen zou blijven: kneed
baar voorwerp in hunne handen. Ze bedisselden alles
achter hem om; zonder te vragen z'n meening. Ze
hadden, steeds vóór zich het gedweeë modelkind van
de school.
j Maar de jaren brachten weinig verandering. Ger-
rit's baas was opgetogen over z'n gedrag. Kwam nu
en dan bij moeder eens aanloopen. Stak 't dan al-
lerminst onder stoelen enn banken, wat-ie van den
- jongen vond. En moeder luisterde naar de lofspraak
i met een glimlach, die iets medelijdends had, alsof
ze wou uitdrukken: „Ja, doen jelui 't mij maar eens
na! Dat 's nou mijn werk! Zóo versta ik de kunst
om kinderen gróót te brengen!"
Baas, die al eens berekeningen had gemaakt van
wat Gerritje hem zou kunnen inbrengen, als-ie eens
in z'n zaken kwam... die juffrouw Verlint in elk geval
te goed vrind wou houden... zat dan te knikken met
hoogopgetroliken wenkbrauuwen, almaar schuddend
'L hoofd in deferente bewondering
„Neen, dat mot 'k zeggen... Alle eer... Nooit zoo
iets gezien!... U verdient er de premie aan!3'
En oom, die het gesprek bijwoonde, wierp ook 'n
duit in 't zakje. Maakte zachte toespeling, dat zijne
schoonzuster toch óók wel iets aan zijne adviezen
te danken had...
't Was er zeer ordelijk, zeer kalm, zeer afgepast v
in het kamertje van juffrouw Verlint d'r woning,
waar Gerrit was grootgebracht. Wanneer de „baas"
een nippertje asch morste!, dan was moe er als-de-
kippen bij, om 't weg te blazen, te vegen... gauw
met stoffertje in de weer te zijn... ietwat-knorrig
weer turend naar de plek, waar het asch gestort
was... En Gerrit's patroon, die ook al gemerkt had,
dat, zoodra-ie binnenkwam, gekeken werd naar het
karpet, of-Ie z'n voeten wel behoorlijk had ge
veegd... en die, dikkig als-ie was, haast niet durfde
leunen tegen den rug van een stoel, daar, zoodra er
iets begon te knarsen of to kraken, juffrouw Verlint
d'r mondhoeken met zekere boozige ongerustheid
trilden, hij beperkte z'n bezoeken tot 't alleron-
vermijdelijkste. Moest door z'n vrouw worden aan
gepord, om er-heen te gaan. Was altijd dolblij, als-ie
weer goed en wel op straat stond...Had in zijn
hart deernis met den jongen. Zou 't prettiger gevon
den hebben als er b*ij den knaap iets gebleken was
van jolig-uitbottenden levenslust...
Maar die kwam niet.
Zooals de baas hem 's Zaterdags z'n centen gaf,
zóo bracht hij ze naar moeder. Legde het geld neer
op een hoek van de tafel, niet eens wachtend of ze
hem Iets „over" zou geveu van 't sommetje.
Juffrouw Verlint begon dan met 't geld op te strij
ken; te bergen in haar wijde, oude, nooit-verslijtende
portemonnaie. Gerrit ging dan zitten lezen; dacht
niet meer aan z'n weekcenten. En 's Zondags als-ie
uit de kerk kwam dan riep moeder hem eventjes
bij zich, vroeg wat-ie met de veertig cents van de
vorige week had gedaan... Hij antwoordde rustig,
met klare, volmaakt-eerlijke oogen. En als moe het
dan had aangehoord, telde zij Gerrit z'n nieuwe acht
stuivers voor. Soms een kwartje, een dubbeltje en
vijf centen. Soms gaf ze twee kwartjes en was tikje-
nijdfg, dat-ie van zijn vorig geldje niet nog een dub
beltje over' had... Zie-je, dat was de manier. De
rijkste menschen waren tot hun fortuin gekomen
door „altijd iets over te houden"... zóo was Ger
ritje toch nog niet
Hij hoorde preekje aan met beschaamd neergesla
gen oogen, in blijkbaar dicp-bescf van zijn minder
waardigheid...
„Nou, afinl" zei moe dan. om wier mondhoeken
toch soms
rhting. waarin weemoed schrijnde.... En de misdadige
knaap, in wiens blik. toen hij z'n moeder zag komen
voor 't bekje der getuigen blinde, felle haal liadl
geleefd. hij trachtte, aangemoedigd door 't lachje
van den rechter, op diens trekkew Ie lezen, of k- toch
niet leuk. niet kranig, niet kwiek vond, /oo'n l.uig
volgehouden s|>el van veinzerij....
Ik voelde de boevcn-ijdelheid in den jongen dief.
En denkend aan wat er in de toekomst van ..model-
jongen" groeien zal, overmeesterde mij gevoel van af
grijzen cii weedom....
MAtTRE CORBEAÜ.
369ste Staatsloterij.
4de KLASSE, 4de TREKKING.
HOOGE PRIJZEN,
f 200: 3664, 10565.
t 100: 16497.
Prijzen
van f
65.
32
3081
5519
8125
10603
12723
15745
18359
42
359
621
788
626
843
16019
493
304
576
6170
801
680
13056
440
632
344
713
282
9140
851
298
747
862
39 7
747
352
292
955
378
753
19225
469
808
882
318
11074
574
808
494
550
4041
7008
359
86
734
17180
20043
691
486
161
559
235
14636
474
44
817
537
331
900
500
714
492
129
1140
579
449
971
918
15309
576
156
2619
842
501
10146
931
598
684
377
798
5233
983
406
12548
704
829
532
Binneniandsch Nieuws.
UIT DE SCHOOL.
In het vrije kwartiertje snort een vliegmachine.
medelijdend glimlachje kon spelen strijk - -
dan maar op ln Godsnaam' Maar wordt nu toch boven de hoofden van een klasse spelende
zuiniger. Wat mót er anders van je worden l" kinderen. Opgetogen zien zij het wonder aan.
....En bedremmeld, haast niet durvende aannemen weg naar school:
zijn veertig cents, schuwig-bcrouw hebbende blikjes op
moeder werpend, vroeg Gerritje dan wel: „Nou.... wilt
u 't dan maai* houden?... Zal 'k maar één dubbeltje
nemen?"
En juffrouw Verlint werd verlecderd. Klopte den
stakker op z'n schouders. Zei, dat 't zóó erg niet ge
meend was, lioort.... Weineen, die acht sluiver mocht-ie
Hoe mooi, hè Juffrouw?
En dat die man durfde te slapen!
Nu vent, hij zal wel wakker geweest zijn.
Neen, juffrouuw, ik hóórde hem snorken.
HET GEGOTEN HUIS VAN GEWAPEND BETON.
Men meldt uit Santpoort:
Het proefhuis van gewapend beton alhier, dat
wel hebben. Als-ie dan maar onthield wat ze hem Woensdag 3 Mei werd gegoten, is heden ontmanteld,
had gezegd... Altijd wat overhouden... Al is 't nóg Mede dank zij het prachtige weer waren velen ge-
zoo weinig... Dót is de kunst, om in de wereld iets „te tuigen van dezen ongewonen arbeid. Ook eenige ge
worden".... nie-officieren keken met belangstelling toe. De vorm
„„Kameraad had 't hem gelapt, toen hij ver- voldeed aan de verwachting: slechts hier en daar
tellen ze asch had genipt in Gerrit z'n biertje.... moest het huis met den kwast iets worden bijgewerkt.
Hij was de kluts kwijt geraakt dien avond. Bols Het grijze huis, waarvan de kleur (als de olie der
de jolige, die van hem „profiteerde" zoolang hij met ijzeren platen wat zal zijn weggetrokken) nog iets
muntjes en riksen kou gooien; Bcts, die „au fond" lichter zal worden, staat daar nu, hecht en stevig,
het geniepig-blecke. huichelende ventje haatte. had als een product van Amerikaansehe en Hollandsche
vindingrijkheid. De tijd zal leeren of deze eersteling
ït genicpig-bleeke. huichelende ventje haatte.
er „lol" in... Sloeg zicli schaterend van jool', op dc
dijen, toen Gerrit dien avond echt-dronken werd....
Hij, die altijd even stijf, even afgemeten bleef.... Totdal-
ie met zwarte Bels uit gok-lokaaltje verdween en zij
gingen de stad in....
Terwijl moeder naar de klok keek en met deernis,
toch. dacht aan arm-, braaf modelkind, dat zich nu
beijverde, om de boeken van patroon bij te houden
en straks zou thuiskomen... bék-af van het werken,
met oogen. die dichtvielen van slaap en vermoeidheid,
hunkerend naar bed, te lam om nog iels te willen ge
bruiken... Die dan in zijn hoog mooi plichtsbesef tegen
moe zei: „Denk u er om, morgen precies half negen
moet ik op I"
Zoodat juffrouw' Verlint menigmaal tegen de vrien
dinnen had gezegd: Zie-je, mijn Gerrit, de jongen
is waarachtig Hl te solide, dl te stipt!..."
....Een kameraad van hem, die nog met Gerritje
schooi heeft gegaan en altijd zoo fél het land aan
hem had, moet 't hem gelapt hebben... Dien avond,
toen hij met Bets, .guitig knüleboll'etje met d'r
spotoogjesmet d'r groole valsche veeren: met d'r rik-
ketinkelend kettinkje van doublé en d'r goedkoop-zwoele
parfum-geurtjes zat aan de „goktafel" in het obscure,
geheime speelhollelje., waar cle politie nog nicl van
gehoord had....
Moedor had er nooit geen seconde aan getwijfeld,
.dat Gerritje 's avonds-laat op kantoor moest zijn'. Bij
den „baas" om de „boeken te leeren bijhouden".
Hy was een naar maal tot 'een uur of elf bij patroon
gebleven, en zóó liad-ie 't toen de baas moeder
kwam bezoeken te pas gebracht... Wie toén scherp
I cn goed gelet had op dc klaar-eorlijkc oogjes van model-
I kind, die zou gezien hebben vonkje van vroegrijpe
listigheid, levend in de vermoeide, bleeke, matte trekken
rail braaf-joggie....
Waarna zij terwijl ;1© dames haar best deden
om de venijnige hekjes van jaloezie in zuurzoete grim
lachjes weg tc tooveren een traan van moedersmart
wegveegde...
Feuilleton.
14.
Freule Ulla, werd met. den ochtendtrein verwacht.
Er zouden nog wel eenige uren verloopen eer de
jongedame kwam, maar een onverklaarbare onrust
benam Vera allen slaap. Een gevoel van deelnemen
de vreugde, dat tevergeefs streed met de ijverzuchtige
smart, dat. die andere, een bevoorrechte, Waldemar
meer kon .reven dan zijzelf.
Nog eenmaal keek Vera het vertrekje rond, ver
schikte het een en ander aan de platen die aan den
wand hingen, verzette een paar hoeken, stak eenige
bloemen in een paar vaasjes op de w asch tafel. Toen
zij beneden kwam bemerkte zij, dat zij langer boven
was geweest dan zij gewild had en het dienstmeisje
.was dan ook al op. Vera maakte de koffie voor de
barones gereed, toen zette zij het ontbijt voor Wal
demar klaar.
De zon had eindelijk de overwinning behaald over
de morgennevels en zond haar vriendelijke stralen
in de veranda, waar het ontbijt voor Waldemar klaar
stond. De roodborstjes die aan Waldemar en Vera
gewend waren, vlogen ongeduldig om haar heen,
maar elke versnapering of vriendelijk woord bleef
achterwege. Zij dekte nu voor twee personen en keek
toen de welvoorziene tafel rond of alles in orde
was, en voor de eerste maal bemerkte zij hoe wer
kelijk gezellig alles er uitzag. Zij kwam eerst nu
tot het bewustzijn, hoe heerlijk de morgenuren wa
ren, die zij alleen met Waldemar doorbracht. Heden
zou een ander haar plaats innemen en aan Wal
demar allerlei kleine diensten bewijzen, wat Vera
zoo gaarne deed en hem bovendien een geluk ver
schaffen, wat Vera hem niet geven kon. Zij had naar
dezen dag verlangd en nu hij daar was, begaf haar
voor de eerste maal ha&r kracht.
Haar gedachtenloop werd afgebroken door Walde-
mar's voetstappen, die in de marmeren gang weer
klonken; zij streelde den grooten hond, die met joli
ge sprongen zijn meester vooruitliep en beantwoord
de vroolijk den morgengroet dien Waldemar haar
schonk.
„Ik begreep dat u hier was," zeide hij opgewekt,
„eerstens omdat Mylord zoo vroolijk was, en tweedensl
omdat u nooit ontbreekt op een plaa,ts waai* men u
zoekt"
„Zegt u liever op een plaats waar ik behoor te
zijn. Ik zou wel eens willen, weten hoe dikwijle Ik
er al geweest ben-"
„Altijd wajyreer gij er noodig wa,art," beweerde
hij ijverig.
Zij had intusschen zijn kopje volgeschonken en
trok zijn stoel recht, hij liet er zich behagelijk in
neer, terwijl Vera aan tafel staan bleef.
Hij bemerkte dat dadelijk.
„Waarom gaat u niet zitten? Heb ik te lang ge
slapen en hebt u uw ontbijt reeds eerder gebruikt?"
„Ja baron, maar niet omdat u zich hebt verslapen,
maar omdat de freule spoedig mijn plaats zal inne
menDe trein kan ieder oogenblik aankomen.
Het was niet te zien of de herinnering daaraan
hem blijde maakte.
„O ja, Ulla, die goede Ulla het is recht lief
van haar, mij hier eens te komen opvroolijken. Zij zal
u ten hoogste dankbaar zijn voor de goede zorgen,
waarmee ge mijn moeder en mij omgeeft en is zeer
verheugd over alle veranderingen, die in onze treu
rige omstandigheden hebben plaats gegrepen. Ik
ondervind dat alles elk oogenblik, hoe heerlijk moet
het zijn het bovendien te kunnen zien."
„Misschien stelt u zich alles wel te mooi voor, in
elk geval geeft u te veel eer aan wat ik heb ge
daan. Het is bovendien mijn beroep."
„Dan is het een heerlijk beroep," antwoordde hij
met vuur, „en tot mijn schande moet ik u beken
nen dat ik zulk een opoffering niet begrijp. Wanneer
men zulks doet voor een persoon, dien men liefheeft,.
door vele huizen van dit maaksel zal worden ge
volgd. Binnenkort zal door de heeren Harms en Ha-
na, die dezen arbeid te Santpoort hebben geleid, in
het Gooi een proefhuis worden gegoten.
TREKHOND EN-CONCO URS.
Men schrijft uit Alkmaar:
Door de Alkmaarsche afdeeling van den Bond tot
bescherming van den trekhond in Nederland wordt
op Hemelvaartsdag een concours gehouden, waarvoor
niet minder dan 24 eere-prijzen en 72 speciale prij
zen uitgeloofd zijn.
Een groote aantrekkelijkheid van dit concours zal
de klasse voor trekproeven zijn, omdat deze nog nim
mer in ons land zijn gehouden. Deze trekproeven be
staan uit twee proeven, die van, elkander onafhanke
lijk zijn.
Bij de eerste proef wordt de hond gespannen voor
een niet geladen kar en volgt hij stapvoets een baan
aangegeven door dikke kalkstrepeu. Deze afgetee-
kende weg is minstens 60 M. lang en zal een halve
meter breeder zijn dan de afstand der wielen; voorts
zullen er minstens twee bochten zijn en eenige hinder
nissen (plaatsen waar de wielen inzakken, karsporen
enz.) De leider loopt naast zijn gespan, doch mag
noch den hond noch de kar aanraken en is verplicht
door zijn stem en de leidsels zijn hond tot staan
te brengen binnen een afstand van 2 meter. Een
maximum van 50 punten wordt toegekend aan den
hond, die den weg volmaakt aflegt en niet buiten,
de witte lijnen gaat. Voor eiken Meter (boven de
twee Meter, toegestaan voor het stilhouden) die de
hond te ver trekt en voor iedere fout zal éen punt
in mindering worden gebracht. De hond die 25 pun
ten verliest kan voor de tweede proef niet in aan
merking komen.
Bij de tweede proef wordt de af te leggen afstand
met meer bochten en andere moeilijkheden met 50
5. 100 M. verlengd en moet op dezelfde wijze wor
den afgelegd als bij de eerste proef. De kar wordt
Ik lieb den „model-knaap", die maanden achter- nu seladen met minstens 75 KG welk gewicht ver
een zn patroon had bestolen, zien terechtstaan, meerderd mag worden op aanvraag van den eigenaar
Gezien hem. terwijl het masker van huichelende braaf- *ot hoogste1nsI 350 *5' „Y0^ 5 opgeladen
held van zijn gelaat was gevallen; terwijl de nu-slc- hoven en behalve de <o KG. wordt 1 punt toege-
kerige nu naar wraak tegen den rechter, die hem straf- lfrnd-
fen zou, dorstende oogjes, vinnig waren... DE VERKEERDE.
Ik heb gezien het smalende trekje om zijn lippen. In de maand Januari was een arbeider uit Rhenen
toen de moedei* opkwam om getuigenis te geven over op een nachtelijken strooptocht, toen hij meende be-
zijn „karakter" en zijn „verleden". spied te worden door een onbezoldigd rijksveldwach-
Van „slechte vrinden" cn van „kameraden, die hem ter. Hij loste een schot op den man. dat doel trof.
verleid hadden", sprak de vrouw. Maar legeLijk drukte De getroffene bleek echter niet de veldwachter te
zij den zakdoek vóór het gelaat, want zij voelde wel, zijn, doch een buurman van den strooper. Met ver
dat de rechter 'haar niet zou gelooven.... goeding van kosten kwam men echter overeen de
En inderdaad, er gleed een sceptisch glimlachje over zaak geheim te houden. Het voorgevallene lekte ecb-
het geacht van den president der rechtbank. Hij door- ter uit en thans is tegen den dader, die ziek te
grondde model-knaap wel... bed ligt, een bevel tot gevangenhouding uitgevaar-
Ze zagen elkaar aan. de grijze magistraat en de digd.
ja dan kan ik het begrijpen, dan is het liefde, vriend
schap of dankbaarheid. Maar voor het algemeen wel
zijn ontbreekt mij echter die mate van allesomvatten
de liefde, die daarom toch het beste en edelste deel
van ons bestaan en leven is."
Vera bloosde, alsof haar bedrog ontdekt was. Ook
haar opofferingen golden een persoon, en al had
de wensch om boete te doen voor een oude schuld
haar ook hierheen gevoerd, zoo hield een machtiger
gevoel haar nu aan deze plaats geketend.
Toen Vera niet antwoordde, nam Waldemar zijn
sigaar, die naast zijn bord lag, en die hij tegenwoor-
dig nooit meer behoefde te zoeken, nadat zjj met zijn
gewoonten bekend geworqen was, stak die aan en
ging toen voort:
„Ik moet u nog bedanken voor de moeite en de
zorgen, waarmee u Ulla's kamer hebt ingericht. Mijn
moeder heeft mij daarover met een ware verrukking
gesproken, toen ik gister nadat ik naar boven was
gegaan, nog een oogenblik bij haar bleef zitten praten
En dan zal het wel buitengewoon in orde zijn, want
de dames op dien leeftijd zijn lang niet gemakkelijk
to voldoen. Wel is waar ben ik, helaas, geen goed i
beoordeelaar van uw smaak en onvermoeide zorgen,
maar Ulla heeft heel veel gevoel voor schoonheid.
Zij heeft alle ongemakken van een verblijf hier in
buis ruimschoots ondervonden, toen zij kort na mijn
blind-worden hier was en ik maakte den toestand niet
beter door mijn ongeduldig humeur."
Toen Vera nog steeds zweeg, ging hij plagend
voort:
„Ik zou wel eens willen zien, welk een bestraffend
gezicht gij nu bij mijn bekentenis zet, maar het is
zoo en niet anders, wat helpt het, of ik mijn fou
ten al tracht te verschoonen. Tegenwoordig heb ik
mij een weinig verbeterd, in uw nabijheid waagt men
het niet ongeduldig te zijn en al heeft Ulla daartoe
misschien nog meer reden dan ik, dan hebt ge deze
reeds bij voorbaat weggenomen."
Op dat oogenblik blafte Mylord, de gestalte van
een jonge vrouw vertoonde zich om den hoek van
het huis, een heldere stem riep zijn naam en Wal
demar sprong op en breidde met een vroolljken uit
roep de armen naar Ulla uit.
„Mijn lieve Ulla," sprak hü opgewonden, terwijl hij
zijn arm om haar heen sloeg en haar vriendelijk de
wangen streelde, „mijn beste Ulla hoe vriendelijk
van je om te komen."
„Beste Waldemar," sprak zij hem vroolijk spottend
na, „boe slecht van u om mijn kapsel in wanorde
te brengen wat ik u bidden mag, laat mii toch even
los."
Haar spottende woorden werkten als een koud-wa-
terbad op Waldemar. Weg was zijn teederheid, hij
liet zijn armen zakken en sprak op heel verander
den toon: „Gij moet de onbeholpen manieren van
een blinde niet ten kwade duiden. Ulla, vergeef mij."
„Nu zoover was het niet. ik wilde slechts verde
re onhandigheden voorkomen," antwoordde zij. „Maar
wat zie je er best uit, Waldemar en welk een lan
delijke idylle is het hier geworden." ging zij voort,
om zich heen kijkend, „welke goede geest heeft dat
alles gewrocht?"
Vera had zich op bescheiden afstand gehouden,
maar toch had zij Ulla's woorden en Waldemars ant-
v. oord goed verstaan- Zij had zich het weerzien van
deze twee geliefden na zulk een lange scheiding zoo
heel anders voorgesteld. Dubbel onhartelijk kwam
Uila haar voor tegenover dezen hulpbehoevenden
man.
Ulla was de schoonheid geworden die zij in haar
jeugd beloofd had te zullen worden. Geen edele
vormen, maar frisch en bloeiend zag zij er uit, een
van die gezichten, die men algemeen gaarne ziet en
mooi noemt.
„Ik heb een vermoeiende reis achter den rug en
verlang een gemakkelijk plaatsje onder den kastanje
jboora."
Toen Vera dit hoorde, trad zij naderbij en zette
eenige ververschingen en een stoel gereed. Waldemar
die een oogenblik Vera's tegenwoordigheid had ver
geten, haastte zich haar voor te stellen.