en ■C Scbetseii lil is Bectal Voor Dammers. Él ■1 üf i üf Hf ïjg üi m H ■Pj ^11 Vera. Zaterdag 13 Mei 1911. 55e Jaargang. No. 4915. TWEEDE BLAD. Alles wat deze rubriek betreft te zenden aan de i Redactie der Seliager Courant, onder bet opschrift: i „Damrubriek". Oplossing Probleem No. 37. van J. Strijbis te Zuidscharwoude. Stand zwart 10 schijven op: 6, 7, 8, 9, 13, 14, 16, 118, 19, 23 en een dam op 45. Stand zwart 12 schijven op: 5, 7, S, 11, 13, 16, 17, 18, 20, 21, 26 en 35. Stand wit 12 schijven op: 19, 2,7 29, 32, 34, 36, 38, 39, 44, 47, 48 en 49. Oplossingen van bovenstaande probleems in te zen den uiterlijk Maandag 22 Mei aanstaande. CORRESPONDENTIE. D. K. te Winkel. Uw gezonden probleem zal ik gaarne plaatsen. Jammer dat de stand onnatuurlijk is; de oplossing vergoedt evenwel veel daarvan; deze Sb werkelijk aardig. K. V. te Koegras. De 2 probleems welke gij mij zond zullen t. z. t. geplaatst worden. De slagzet is evenwel te eenvoudig voor plaatsing. Stand wit 11 schijven op: 21, 25, 27, 29, 30, 31, 33, 34, 36, 39 en 40, Oplossing: Wit: 3024. 2924. 3328. 27 38. 31 22. 2520. 3832. 39—33. 34 1. 1 40 en wint. Oplossing Probleem No. 38, van K. Veuger, -Koegras. Stand zwart 13 schijven op: 1, 4, 7, 9, 14, 16, 18, 19, 20, 22, 23, 24 en 28. Stand wit 12 schijven op: 12, Zwart: 19 30 23 16 18 14 27 38 45 30. 19. 32. 27. 27. 25. 38. 29. 34. 35, 37, 38, 42, Oplossing: Wit: 3127. 26—21. 37 26. 42 13. 30 10. 25 3 - 48 en 50. Zwaft: 22 31. 16 27. 28 37. 19 17. 4 15. 26, 30, 31, 32, wint. gezicht trekkend vanwege de bezoedelingtelkens kleine, blecke li lichelanr. I)e rechter lachte Goede oplossingen ontvingen we van: H. A. te Oudkarspel, D. A. B. te Sint Maarten, D. O. Azn. te Nieuwe Niedorp. J. V. Pz. te Keins- merbrug, D. K. te Winkel, W. S. te Tjallewal, P. S. te Oudkarspel, Joh. v. d. S. te Wieringerwaard, P. N. te Oudesluis, Jac. K. te Zuidscharwoude, G. de W. en H. J. G. te Schagen van no. 37 en 38. K. V. te Koegras van no. 37. H. A. te Oudkarspel vermelden wij nog als goede oplosser van no. 35, Joh. v. d. S. te Wieringerwaard van de nos. 35 en 36. Probleem No. 39, van J. Vardon, Caen, Frankrijk. Wit Stand zwart 7 schijven op: 3, 5, 6, 8, 9, 20, 20 en een dam op 4S. Stand wit 10 schijven op: 17, 19, 23, 28, 31, 33 36, 36, 41 en 45. Probleem No. 40, van G. van Leeuwen, Amsterdam. L Zwart HU jjj Hl w „MODELJONGEN". Zóo-een erkenden alle buurtjes hadden ze nu toch eigenlijk nooit gezien... Zoo'n toonbeeld van oppassende, bravige gedweeheid. Zoo'n model van een jongen... Zoo'n juweel van 'n zoon. Daar mocht dan toch menigeen een puntje aan zuigen. En als er j in de buurt een knaap was, die balsturige neigingen vertoonde, dan zei de moeder: „Kijk maar eensnaar Gerrit Verlint... Vóórdat je op dien gelijkt, mot er i nog veel gebeuren!" j Ze haatten hem, allemaal, de jongens eii de i meiden; van dat-ie op school was gegaan af... Toen was-ie ook al meesters lieveling. Hij moest vlak-voor- aan zitten. En wanneer er een lastig vraagstuk op j te lossen werd gegeven, dan zat Gerritje al bij-voor- baat te glimlachen... Hij zou 't 'm wel klaarspelen. En als de schoolopziener kijkje kwam nemen, dan moest Gerrit de eer van de klasse ophouden... Hij was geen klikspaan en geen geniepig ventje, die eer werd hem toegegeven. Maar er was iets stil- droomerigs, peinzends over den jongen. Iets van ma chinaal plichtgedoe, alsof dat niet anders bij hem kón; vanzelf sprak... De gedachte om iets te doen buiten regelmaat en orde, kwam niet bij hem op. 't Was 'm door moeder van héel-jongs-af-aan inge scherpt, en de „natuur" zat er in bovendien. Z'n vader was net-eender geweest. ,,Oók zoo'n saaie blik- ke-dominee", zeien ze wel, die hem maar niet kon den zetten. Oók zoo'n zemelknooper, zoo'n Judas, voegden anderen, die hem vijandiger gezind waren, erbij Maar Gerrit trok er zich niets van aan. Hij vond 't iets heel-natuurlijks, dat moeder en oome Arie op zekeren dag voor hem uitkozen een ambacht. Moe had wel ,een paar centjes", en zelfs had men er even over gedacht, om Gerrit „hooger op" te laten gaan, maar oom had moeder duidelijk gemaakt, het zotte van dien inval. Gerrit was... Nu ja, een jon gen, die best mee kon; die, door zijn extraordinaire vlijt zelfs boven de andere jongens uitstak, maar een i „studiekop" zat er niet op. Dat zou wurmen, tobben, middelmatigheid worden, zee van ellende en te- i leurstelling. j Moeder was eene strenge, harde, maar practische vrouw. I En Gerrit woonde de beraadslagingen over z'n toe- I komst bij met dat gedweeë, dat onderworpen-pas- j sieve, waardoor hij zich altijd had gekenmerkt. Geen j seconde kwam 't in hem op, om iets zelfstandigs in te brengen: te opponeeren, te toonen, dat-ie er ook nog was... Hij luisterde met zekere vriendelijke be langstelling. Moeder wist, dat-ie wel voorkeur had voor 't behangersvak. En oom was van de opvatting, dat men „zulke dingen" als bepaalde voorliefde tot i een of anderen tak van ambacht of bezigheid, niet moest tegengaan. Er werd gewikt en gewogen. Toen deelde men Gerrit 't besluit mee. Hij glimlachte even. Vond 't heel prettig. Zonder jonge geestdrift. Zonder warmte van onstuimigheid. Moeder en oom waren, geen van beiden „fijn© menschenlcenners". Ze zagen j niks-bijzonders in, de aandachtig-eerbiedige, grijze oogen van den jongen. Hadden zij scherper kunnen observeeren, ze zouden ontwaard hebben dat er iets doodsch, iets leegs in was, als van leven, dat nog sluimert... Ze zouden gezien hebben, dat nog „,1a- tend" was, in veertienjarigen knaap, wat later zou uitbarsten tot verzengenden gloed van vernielende passie... Zij dachten dat de jongen zou blijven: kneed baar voorwerp in hunne handen. Ze bedisselden alles achter hem om; zonder te vragen z'n meening. Ze hadden, steeds vóór zich het gedweeë modelkind van de school. j Maar de jaren brachten weinig verandering. Ger- rit's baas was opgetogen over z'n gedrag. Kwam nu en dan bij moeder eens aanloopen. Stak 't dan al- lerminst onder stoelen enn banken, wat-ie van den - jongen vond. En moeder luisterde naar de lofspraak i met een glimlach, die iets medelijdends had, alsof ze wou uitdrukken: „Ja, doen jelui 't mij maar eens na! Dat 's nou mijn werk! Zóo versta ik de kunst om kinderen gróót te brengen!" Baas, die al eens berekeningen had gemaakt van wat Gerritje hem zou kunnen inbrengen, als-ie eens in z'n zaken kwam... die juffrouw Verlint in elk geval te goed vrind wou houden... zat dan te knikken met hoogopgetroliken wenkbrauuwen, almaar schuddend 'L hoofd in deferente bewondering „Neen, dat mot 'k zeggen... Alle eer... Nooit zoo iets gezien!... U verdient er de premie aan!3' En oom, die het gesprek bijwoonde, wierp ook 'n duit in 't zakje. Maakte zachte toespeling, dat zijne schoonzuster toch óók wel iets aan zijne adviezen te danken had... 't Was er zeer ordelijk, zeer kalm, zeer afgepast v in het kamertje van juffrouw Verlint d'r woning, waar Gerrit was grootgebracht. Wanneer de „baas" een nippertje asch morste!, dan was moe er als-de- kippen bij, om 't weg te blazen, te vegen... gauw met stoffertje in de weer te zijn... ietwat-knorrig weer turend naar de plek, waar het asch gestort was... En Gerrit's patroon, die ook al gemerkt had, dat, zoodra-ie binnenkwam, gekeken werd naar het karpet, of-Ie z'n voeten wel behoorlijk had ge veegd... en die, dikkig als-ie was, haast niet durfde leunen tegen den rug van een stoel, daar, zoodra er iets begon te knarsen of to kraken, juffrouw Verlint d'r mondhoeken met zekere boozige ongerustheid trilden, hij beperkte z'n bezoeken tot 't alleron- vermijdelijkste. Moest door z'n vrouw worden aan gepord, om er-heen te gaan. Was altijd dolblij, als-ie weer goed en wel op straat stond...Had in zijn hart deernis met den jongen. Zou 't prettiger gevon den hebben als er b*ij den knaap iets gebleken was van jolig-uitbottenden levenslust... Maar die kwam niet. Zooals de baas hem 's Zaterdags z'n centen gaf, zóo bracht hij ze naar moeder. Legde het geld neer op een hoek van de tafel, niet eens wachtend of ze hem Iets „over" zou geveu van 't sommetje. Juffrouw Verlint begon dan met 't geld op te strij ken; te bergen in haar wijde, oude, nooit-verslijtende portemonnaie. Gerrit ging dan zitten lezen; dacht niet meer aan z'n weekcenten. En 's Zondags als-ie uit de kerk kwam dan riep moeder hem eventjes bij zich, vroeg wat-ie met de veertig cents van de vorige week had gedaan... Hij antwoordde rustig, met klare, volmaakt-eerlijke oogen. En als moe het dan had aangehoord, telde zij Gerrit z'n nieuwe acht stuivers voor. Soms een kwartje, een dubbeltje en vijf centen. Soms gaf ze twee kwartjes en was tikje- nijdfg, dat-ie van zijn vorig geldje niet nog een dub beltje over' had... Zie-je, dat was de manier. De rijkste menschen waren tot hun fortuin gekomen door „altijd iets over te houden"... zóo was Ger ritje toch nog niet Hij hoorde preekje aan met beschaamd neergesla gen oogen, in blijkbaar dicp-bescf van zijn minder waardigheid... „Nou, afinl" zei moe dan. om wier mondhoeken toch soms rhting. waarin weemoed schrijnde.... En de misdadige knaap, in wiens blik. toen hij z'n moeder zag komen voor 't bekje der getuigen blinde, felle haal liadl geleefd. hij trachtte, aangemoedigd door 't lachje van den rechter, op diens trekkew Ie lezen, of k- toch niet leuk. niet kranig, niet kwiek vond, /oo'n l.uig volgehouden s|>el van veinzerij.... Ik voelde de boevcn-ijdelheid in den jongen dief. En denkend aan wat er in de toekomst van ..model- jongen" groeien zal, overmeesterde mij gevoel van af grijzen cii weedom.... MAtTRE CORBEAÜ. 369ste Staatsloterij. 4de KLASSE, 4de TREKKING. HOOGE PRIJZEN, f 200: 3664, 10565. t 100: 16497. Prijzen van f 65. 32 3081 5519 8125 10603 12723 15745 18359 42 359 621 788 626 843 16019 493 304 576 6170 801 680 13056 440 632 344 713 282 9140 851 298 747 862 39 7 747 352 292 955 378 753 19225 469 808 882 318 11074 574 808 494 550 4041 7008 359 86 734 17180 20043 691 486 161 559 235 14636 474 44 817 537 331 900 500 714 492 129 1140 579 449 971 918 15309 576 156 2619 842 501 10146 931 598 684 377 798 5233 983 406 12548 704 829 532 Binneniandsch Nieuws. UIT DE SCHOOL. In het vrije kwartiertje snort een vliegmachine. medelijdend glimlachje kon spelen strijk - - dan maar op ln Godsnaam' Maar wordt nu toch boven de hoofden van een klasse spelende zuiniger. Wat mót er anders van je worden l" kinderen. Opgetogen zien zij het wonder aan. ....En bedremmeld, haast niet durvende aannemen weg naar school: zijn veertig cents, schuwig-bcrouw hebbende blikjes op moeder werpend, vroeg Gerritje dan wel: „Nou.... wilt u 't dan maai* houden?... Zal 'k maar één dubbeltje nemen?" En juffrouw Verlint werd verlecderd. Klopte den stakker op z'n schouders. Zei, dat 't zóó erg niet ge meend was, lioort.... Weineen, die acht sluiver mocht-ie Hoe mooi, hè Juffrouw? En dat die man durfde te slapen! Nu vent, hij zal wel wakker geweest zijn. Neen, juffrouuw, ik hóórde hem snorken. HET GEGOTEN HUIS VAN GEWAPEND BETON. Men meldt uit Santpoort: Het proefhuis van gewapend beton alhier, dat wel hebben. Als-ie dan maar onthield wat ze hem Woensdag 3 Mei werd gegoten, is heden ontmanteld, had gezegd... Altijd wat overhouden... Al is 't nóg Mede dank zij het prachtige weer waren velen ge- zoo weinig... Dót is de kunst, om in de wereld iets „te tuigen van dezen ongewonen arbeid. Ook eenige ge worden".... nie-officieren keken met belangstelling toe. De vorm „„Kameraad had 't hem gelapt, toen hij ver- voldeed aan de verwachting: slechts hier en daar tellen ze asch had genipt in Gerrit z'n biertje.... moest het huis met den kwast iets worden bijgewerkt. Hij was de kluts kwijt geraakt dien avond. Bols Het grijze huis, waarvan de kleur (als de olie der de jolige, die van hem „profiteerde" zoolang hij met ijzeren platen wat zal zijn weggetrokken) nog iets muntjes en riksen kou gooien; Bcts, die „au fond" lichter zal worden, staat daar nu, hecht en stevig, het geniepig-blecke. huichelende ventje haatte. had als een product van Amerikaansehe en Hollandsche vindingrijkheid. De tijd zal leeren of deze eersteling ït genicpig-bleeke. huichelende ventje haatte. er „lol" in... Sloeg zicli schaterend van jool', op dc dijen, toen Gerrit dien avond echt-dronken werd.... Hij, die altijd even stijf, even afgemeten bleef.... Totdal- ie met zwarte Bels uit gok-lokaaltje verdween en zij gingen de stad in.... Terwijl moeder naar de klok keek en met deernis, toch. dacht aan arm-, braaf modelkind, dat zich nu beijverde, om de boeken van patroon bij te houden en straks zou thuiskomen... bék-af van het werken, met oogen. die dichtvielen van slaap en vermoeidheid, hunkerend naar bed, te lam om nog iels te willen ge bruiken... Die dan in zijn hoog mooi plichtsbesef tegen moe zei: „Denk u er om, morgen precies half negen moet ik op I" Zoodat juffrouw' Verlint menigmaal tegen de vrien dinnen had gezegd: Zie-je, mijn Gerrit, de jongen is waarachtig Hl te solide, dl te stipt!..." ....Een kameraad van hem, die nog met Gerritje schooi heeft gegaan en altijd zoo fél het land aan hem had, moet 't hem gelapt hebben... Dien avond, toen hij met Bets, .guitig knüleboll'etje met d'r spotoogjesmet d'r groole valsche veeren: met d'r rik- ketinkelend kettinkje van doublé en d'r goedkoop-zwoele parfum-geurtjes zat aan de „goktafel" in het obscure, geheime speelhollelje., waar cle politie nog nicl van gehoord had.... Moedor had er nooit geen seconde aan getwijfeld, .dat Gerritje 's avonds-laat op kantoor moest zijn'. Bij den „baas" om de „boeken te leeren bijhouden". Hy was een naar maal tot 'een uur of elf bij patroon gebleven, en zóó liad-ie 't toen de baas moeder kwam bezoeken te pas gebracht... Wie toén scherp I cn goed gelet had op dc klaar-eorlijkc oogjes van model- I kind, die zou gezien hebben vonkje van vroegrijpe listigheid, levend in de vermoeide, bleeke, matte trekken rail braaf-joggie.... Waarna zij terwijl ;1© dames haar best deden om de venijnige hekjes van jaloezie in zuurzoete grim lachjes weg tc tooveren een traan van moedersmart wegveegde... Feuilleton. 14. Freule Ulla, werd met. den ochtendtrein verwacht. Er zouden nog wel eenige uren verloopen eer de jongedame kwam, maar een onverklaarbare onrust benam Vera allen slaap. Een gevoel van deelnemen de vreugde, dat tevergeefs streed met de ijverzuchtige smart, dat. die andere, een bevoorrechte, Waldemar meer kon .reven dan zijzelf. Nog eenmaal keek Vera het vertrekje rond, ver schikte het een en ander aan de platen die aan den wand hingen, verzette een paar hoeken, stak eenige bloemen in een paar vaasjes op de w asch tafel. Toen zij beneden kwam bemerkte zij, dat zij langer boven was geweest dan zij gewild had en het dienstmeisje .was dan ook al op. Vera maakte de koffie voor de barones gereed, toen zette zij het ontbijt voor Wal demar klaar. De zon had eindelijk de overwinning behaald over de morgennevels en zond haar vriendelijke stralen in de veranda, waar het ontbijt voor Waldemar klaar stond. De roodborstjes die aan Waldemar en Vera gewend waren, vlogen ongeduldig om haar heen, maar elke versnapering of vriendelijk woord bleef achterwege. Zij dekte nu voor twee personen en keek toen de welvoorziene tafel rond of alles in orde was, en voor de eerste maal bemerkte zij hoe wer kelijk gezellig alles er uitzag. Zij kwam eerst nu tot het bewustzijn, hoe heerlijk de morgenuren wa ren, die zij alleen met Waldemar doorbracht. Heden zou een ander haar plaats innemen en aan Wal demar allerlei kleine diensten bewijzen, wat Vera zoo gaarne deed en hem bovendien een geluk ver schaffen, wat Vera hem niet geven kon. Zij had naar dezen dag verlangd en nu hij daar was, begaf haar voor de eerste maal ha&r kracht. Haar gedachtenloop werd afgebroken door Walde- mar's voetstappen, die in de marmeren gang weer klonken; zij streelde den grooten hond, die met joli ge sprongen zijn meester vooruitliep en beantwoord de vroolijk den morgengroet dien Waldemar haar schonk. „Ik begreep dat u hier was," zeide hij opgewekt, „eerstens omdat Mylord zoo vroolijk was, en tweedensl omdat u nooit ontbreekt op een plaa,ts waai* men u zoekt" „Zegt u liever op een plaats waar ik behoor te zijn. Ik zou wel eens willen, weten hoe dikwijle Ik er al geweest ben-" „Altijd wajyreer gij er noodig wa,art," beweerde hij ijverig. Zij had intusschen zijn kopje volgeschonken en trok zijn stoel recht, hij liet er zich behagelijk in neer, terwijl Vera aan tafel staan bleef. Hij bemerkte dat dadelijk. „Waarom gaat u niet zitten? Heb ik te lang ge slapen en hebt u uw ontbijt reeds eerder gebruikt?" „Ja baron, maar niet omdat u zich hebt verslapen, maar omdat de freule spoedig mijn plaats zal inne menDe trein kan ieder oogenblik aankomen. Het was niet te zien of de herinnering daaraan hem blijde maakte. „O ja, Ulla, die goede Ulla het is recht lief van haar, mij hier eens te komen opvroolijken. Zij zal u ten hoogste dankbaar zijn voor de goede zorgen, waarmee ge mijn moeder en mij omgeeft en is zeer verheugd over alle veranderingen, die in onze treu rige omstandigheden hebben plaats gegrepen. Ik ondervind dat alles elk oogenblik, hoe heerlijk moet het zijn het bovendien te kunnen zien." „Misschien stelt u zich alles wel te mooi voor, in elk geval geeft u te veel eer aan wat ik heb ge daan. Het is bovendien mijn beroep." „Dan is het een heerlijk beroep," antwoordde hij met vuur, „en tot mijn schande moet ik u beken nen dat ik zulk een opoffering niet begrijp. Wanneer men zulks doet voor een persoon, dien men liefheeft,. door vele huizen van dit maaksel zal worden ge volgd. Binnenkort zal door de heeren Harms en Ha- na, die dezen arbeid te Santpoort hebben geleid, in het Gooi een proefhuis worden gegoten. TREKHOND EN-CONCO URS. Men schrijft uit Alkmaar: Door de Alkmaarsche afdeeling van den Bond tot bescherming van den trekhond in Nederland wordt op Hemelvaartsdag een concours gehouden, waarvoor niet minder dan 24 eere-prijzen en 72 speciale prij zen uitgeloofd zijn. Een groote aantrekkelijkheid van dit concours zal de klasse voor trekproeven zijn, omdat deze nog nim mer in ons land zijn gehouden. Deze trekproeven be staan uit twee proeven, die van, elkander onafhanke lijk zijn. Bij de eerste proef wordt de hond gespannen voor een niet geladen kar en volgt hij stapvoets een baan aangegeven door dikke kalkstrepeu. Deze afgetee- kende weg is minstens 60 M. lang en zal een halve meter breeder zijn dan de afstand der wielen; voorts zullen er minstens twee bochten zijn en eenige hinder nissen (plaatsen waar de wielen inzakken, karsporen enz.) De leider loopt naast zijn gespan, doch mag noch den hond noch de kar aanraken en is verplicht door zijn stem en de leidsels zijn hond tot staan te brengen binnen een afstand van 2 meter. Een maximum van 50 punten wordt toegekend aan den hond, die den weg volmaakt aflegt en niet buiten, de witte lijnen gaat. Voor eiken Meter (boven de twee Meter, toegestaan voor het stilhouden) die de hond te ver trekt en voor iedere fout zal éen punt in mindering worden gebracht. De hond die 25 pun ten verliest kan voor de tweede proef niet in aan merking komen. Bij de tweede proef wordt de af te leggen afstand met meer bochten en andere moeilijkheden met 50 5. 100 M. verlengd en moet op dezelfde wijze wor den afgelegd als bij de eerste proef. De kar wordt Ik lieb den „model-knaap", die maanden achter- nu seladen met minstens 75 KG welk gewicht ver een zn patroon had bestolen, zien terechtstaan, meerderd mag worden op aanvraag van den eigenaar Gezien hem. terwijl het masker van huichelende braaf- *ot hoogste1nsI 350 *5' „Y0^ 5 opgeladen held van zijn gelaat was gevallen; terwijl de nu-slc- hoven en behalve de <o KG. wordt 1 punt toege- kerige nu naar wraak tegen den rechter, die hem straf- lfrnd- fen zou, dorstende oogjes, vinnig waren... DE VERKEERDE. Ik heb gezien het smalende trekje om zijn lippen. In de maand Januari was een arbeider uit Rhenen toen de moedei* opkwam om getuigenis te geven over op een nachtelijken strooptocht, toen hij meende be- zijn „karakter" en zijn „verleden". spied te worden door een onbezoldigd rijksveldwach- Van „slechte vrinden" cn van „kameraden, die hem ter. Hij loste een schot op den man. dat doel trof. verleid hadden", sprak de vrouw. Maar legeLijk drukte De getroffene bleek echter niet de veldwachter te zij den zakdoek vóór het gelaat, want zij voelde wel, zijn, doch een buurman van den strooper. Met ver dat de rechter 'haar niet zou gelooven.... goeding van kosten kwam men echter overeen de En inderdaad, er gleed een sceptisch glimlachje over zaak geheim te houden. Het voorgevallene lekte ecb- het geacht van den president der rechtbank. Hij door- ter uit en thans is tegen den dader, die ziek te grondde model-knaap wel... bed ligt, een bevel tot gevangenhouding uitgevaar- Ze zagen elkaar aan. de grijze magistraat en de digd. ja dan kan ik het begrijpen, dan is het liefde, vriend schap of dankbaarheid. Maar voor het algemeen wel zijn ontbreekt mij echter die mate van allesomvatten de liefde, die daarom toch het beste en edelste deel van ons bestaan en leven is." Vera bloosde, alsof haar bedrog ontdekt was. Ook haar opofferingen golden een persoon, en al had de wensch om boete te doen voor een oude schuld haar ook hierheen gevoerd, zoo hield een machtiger gevoel haar nu aan deze plaats geketend. Toen Vera niet antwoordde, nam Waldemar zijn sigaar, die naast zijn bord lag, en die hij tegenwoor- dig nooit meer behoefde te zoeken, nadat zjj met zijn gewoonten bekend geworqen was, stak die aan en ging toen voort: „Ik moet u nog bedanken voor de moeite en de zorgen, waarmee u Ulla's kamer hebt ingericht. Mijn moeder heeft mij daarover met een ware verrukking gesproken, toen ik gister nadat ik naar boven was gegaan, nog een oogenblik bij haar bleef zitten praten En dan zal het wel buitengewoon in orde zijn, want de dames op dien leeftijd zijn lang niet gemakkelijk to voldoen. Wel is waar ben ik, helaas, geen goed i beoordeelaar van uw smaak en onvermoeide zorgen, maar Ulla heeft heel veel gevoel voor schoonheid. Zij heeft alle ongemakken van een verblijf hier in buis ruimschoots ondervonden, toen zij kort na mijn blind-worden hier was en ik maakte den toestand niet beter door mijn ongeduldig humeur." Toen Vera nog steeds zweeg, ging hij plagend voort: „Ik zou wel eens willen zien, welk een bestraffend gezicht gij nu bij mijn bekentenis zet, maar het is zoo en niet anders, wat helpt het, of ik mijn fou ten al tracht te verschoonen. Tegenwoordig heb ik mij een weinig verbeterd, in uw nabijheid waagt men het niet ongeduldig te zijn en al heeft Ulla daartoe misschien nog meer reden dan ik, dan hebt ge deze reeds bij voorbaat weggenomen." Op dat oogenblik blafte Mylord, de gestalte van een jonge vrouw vertoonde zich om den hoek van het huis, een heldere stem riep zijn naam en Wal demar sprong op en breidde met een vroolljken uit roep de armen naar Ulla uit. „Mijn lieve Ulla," sprak hü opgewonden, terwijl hij zijn arm om haar heen sloeg en haar vriendelijk de wangen streelde, „mijn beste Ulla hoe vriendelijk van je om te komen." „Beste Waldemar," sprak zij hem vroolijk spottend na, „boe slecht van u om mijn kapsel in wanorde te brengen wat ik u bidden mag, laat mii toch even los." Haar spottende woorden werkten als een koud-wa- terbad op Waldemar. Weg was zijn teederheid, hij liet zijn armen zakken en sprak op heel verander den toon: „Gij moet de onbeholpen manieren van een blinde niet ten kwade duiden. Ulla, vergeef mij." „Nu zoover was het niet. ik wilde slechts verde re onhandigheden voorkomen," antwoordde zij. „Maar wat zie je er best uit, Waldemar en welk een lan delijke idylle is het hier geworden." ging zij voort, om zich heen kijkend, „welke goede geest heeft dat alles gewrocht?" Vera had zich op bescheiden afstand gehouden, maar toch had zij Ulla's woorden en Waldemars ant- v. oord goed verstaan- Zij had zich het weerzien van deze twee geliefden na zulk een lange scheiding zoo heel anders voorgesteld. Dubbel onhartelijk kwam Uila haar voor tegenover dezen hulpbehoevenden man. Ulla was de schoonheid geworden die zij in haar jeugd beloofd had te zullen worden. Geen edele vormen, maar frisch en bloeiend zag zij er uit, een van die gezichten, die men algemeen gaarne ziet en mooi noemt. „Ik heb een vermoeiende reis achter den rug en verlang een gemakkelijk plaatsje onder den kastanje jboora." Toen Vera dit hoorde, trad zij naderbij en zette eenige ververschingen en een stoel gereed. Waldemar die een oogenblik Vera's tegenwoordigheid had ver geten, haastte zich haar voor te stellen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1911 | | pagina 5