f Conrant Amsterdamsclie Bron. Voor Dammers. Vernietiging der nieren. Zaterdag 3 Juni 1911. 55e Jaargang. No. 4926. DERDE BLAD. Alles wat deze rubriek betreft te zenden aan de Redactie der Schaker Courant, onder bet opschrift: „Dnmrubriek". EINDSPELSTUDIES. Zwart. tem ata wij. gedooplm ai mmedoop- neé, omgegaanen ik ben ook goon echte prediker, ten, kerkelyken en onkerkelyken, orthodoxen en liberalen daarvoor heb ik weer te veel met journalisten omgegaan. aan zulk een pleisterplaats zijn aangekomen, doen Het gsat my jn dit opzicht als den struisvogel, die we als de menschen, die het leven leven, waaraan dit eigenaardig in het Arabisch -Kameel-vogel" beeld ontleend is, en zetten wy ons voor 'n wijle neer. - - - - De dag van feestvieren is de oase in onze woestijn; en evenals de karavanen reeds in de verte het groen der boomen zien blinken, en weten dat frisch water uit koele bron hen daar verkwikken zal, zoo zien ook wij te voren verlangend uit naar dit uur van rust, naar dezen feestdag, wetend en geloovend, dat zulk 'n dag ons tot verademing en verkwikking wezen zal. Met andere lasten dan de Arabier dit deed en doet, hebben wy onze kameelen en ons zelf beladen, 't Was niet enkel wierook en goud en kostelijk gesteente, 't waren niet enkel zeldzame kleinoodiön, duur door hun zeldzaamheid, die wij met ons voerden. Maar 't waren toch „lasten", zware „lasten", die we ons zelf en onze dieren hebbon opgeladen, on waarmede wij getrokken zijn verder dan 'n pelgrimsreis door de woestijn van ons leven, 't Is 'n vermoeiende tocht, zoo van den e»nen kant van het leven naar den andere, en altijd maar door zand, moeilijk te beloopen zand, en altijd die brandende zon boven ons hoofd, of als 't onweer komt, geen rietje om achter te schuilen, tenzij achter eigen last en lastdier. De dagen zijn soms zoo braniend on verzengend heet, de nachten kil en huiverig; en-als de gelijkmatigheid onzer moeizame stappen er ons al 'n enkelen keer toe bracht 'n lied aan te heffen, dan was 't toch altijd 'n lied van voorbijgegaan of naderend geluk, van rust die was geweest of nog komen zou; niet van de aanwezigheid van die beide. Maar nu zijn wij 'n oase genadérd en aangekomen op de plaats der rust en der verademing. We hebben onze dieren afgespannen en hunne lasten afgeladen, en zijn Wit Stand zwart 3 schijven op: 26, 33 en 35. Stand wit 3 schijven op: 8, 27 en 34. 1. Wit: 2721. Zwart: 26 17. 2. 8—3. 1722. heet. De kameelen noemen hem een „vog6l", en de vogels een „kameel". Maar hü moet z(jn taak volbrengen on als hij zijn last niet vliegende thuis kan brengen, dan moet hy het loopende doen. Ik wil herhalen wat ik in den aanvang van dit artikel zei, waar ik de christelijke feesten „pleister plaatsen" noemde, waar gelegenheid is tot toeven, rusten en nadenken. Laat mij voor dezen éénen keer in de zeven jaren, die achter ons liggeD, eens niet spreken over het Pinksterwonder, en alleen maar dit feest be schouwen als zulk een pleisterplaats. Het duurt nog lang eer we de volgende zullen bereikt hebben, en 'tis nu nog niet te zeggen, hoe we daar zullen aankomen. En als wij er niet aankomeD, als het wezen mocht, dat wij onderweg stierven on men ons in het zand begroef, een kruiFje of een plankje in den grond slaande om misschien lator er nog eens langs komende te kun nen zeggen„Hier hebben wij hem neergelegd," als wij onderweg bezweken mochten, dan gaan toch de anderen verder, en zullen zij al het onze met zich voerenons goud en ons goed, onze koffers en kisten, onze kleeren en onze versierselen, onze boeken en onze corresponden tie. Dan züllen zij met zich voerende herinnering aan de woorden, die wy gesproken en de daden die wy vejrricht hebben. En zonder oneerbiedig te zijn of on eerbiedig te handelen met het achtergelaten bezit, zal aljes wat nu nog het onze Is, door anderen verdeeld en als bezitting genomen worden. 'Word niet weemoedig, bid ik u, bij gedachten aan die mogelykheid. De Dood is, evenals het Leven, een met ons heeio betr van slaven en dienaren, van deugden 1 oaaer "béste"vrTénden,"en" voor -dën~w|ji»"wM het "ter en zonden, gelegerd onder het geboomte. We kunnen den ganschen voorraad overzien en ons bezit tellen, last en ballast, waarde en onwaarde, blijdschap en verdriet, winst en schade, schande en eer, opgeruimdheid en verzuchtingen. En als nadenkende menschen, die 'n tusschentydsche balans maken, willen we weten hoe 't met ons en het onze staat. Waarom zouden we dit niet doen Er is nu tijd voor! Straks, morgen of overmorgen, als we weer opbreken en verder moeten, ontbreekt de gelegenheid om balen en kisten na te zien, hier 'n koord iets minder te doen knellen en daar 'a knoop wat vaster aan te trekken. Straks moeten wy verder en hebben Op 17—21 wit 3 Zt' awart 35—40, wit 34 4!. wg geen kans meer, tonder gevaar van schade, tot rast •wart 3339 wit 2621, zwart 3944, wit 45-40. of herstel. Hier echter kunnen onze lichamen tot rust Speelt zwart als 2de zét 4540, dan'wit 3 21, en onze zielen tot zichzelven komen; en als wij onzen «wart 40-29 wit 2143 en wint. inventaris hebben opgemaakt en overzien, het deb8t en Zwart kan ook nog als 2de zet 33—39 spelen, dan credit onzer stoffelijke en geestelijke bezittingen weten, wit 3 21, zwart 39 30, wit 21 12 en win,t. 3. Wit: 39. Zwart: 2228. 4. 9—14. 28—32. 5. 14 37. 3338. Voor 3540 en 3339 zie voorgaande variant 6. Wit: 3748 en wint. DAMZET IN DE PARTIJ. In een onregelmatig gespeelde partij kwam onder staande stand voor: Zwart 5, 6, 8 tot 12, 14 31, 32, Wit Stand zwart 17 schijven op: Hot 17, 19, 20, 23, 24 en 29. Stand wit 17 schijven op: 22, 25 tot 28 35 tot 39, 42, 45, 48 tot 50. Wit is aan zet en haalde op de volgende manier iam: Wit: 3530. Zwart: 24 35. 45—40. 35 33. 28 39. 17 28. 2721. 16 27. 31 2 met gewonnen stand. SLAGZET IÏTdË OPENING. Wit: 3328. Zwart: 1823. 3933. 12—18. 44—39. 712. 50—44. 1—7. 3126. 2024. 34—29. 23 34. 40 20. 15 24. 36—31. 1621. 3127. 1116? Wit wint met 2822, 26 17! 32 1, 37 28 en dan 140 om te voorkomen dat de dam voor tWM •«hijven genomen wordt Twee voorbeelden in het midden van het spel. Stand zwart: ltot 4, 7 tot 12, 14, 17 tot 20, 23. Stand wit: 28 tot 30, 32, 34, 36, 38 tot 40, 42 tot 45, 47 tot 49. Oplossing: Wit: 30—24, 28 19 en 34 5. •tand zwart 3, 7 tot 8, 12, 17 tot 19, 23. Stand wit: 27 tot 29, 32, 34. 38 tot 39, 43. Oplossing: Wit: 2722, 29 18, 32 1. Inplaats van de zwarte schijven 7 en 12 op 2 u 13 «Ja volgt: 2722, 29 9! en 32 3. mogen wy ons neerzetten, om te overdenken hoe het alles zoo geworden is, en wat ons, als verstandige reizigers, verder te doen staat; wat wy doen moeten, om althans in één opzicht ryker aan te komen dan w\j zyn afgereisd. In 'n woestyn echter zyn niet veel rijkdommen te garen. Hoogstens vindt ge er 'n verloren zadel, 'n afgewaaide pluim of kwast van 'n kameelenharnas, 'n oudb sandaal, weggeworpen, omdat ze tot niets meer ULI ,T.JJfLir „aai^a TWJt diende. Hoogstens vindt ge er het rif van 'n dier, dat j hen, die is heen gegaan Och, 'kleeren en diamanten, onderweg bezweek en door voorgaande reizigers, als boeken en alle andere stoffelijke dingen, zyn spoedig schade, bedroefd werd achtergelaten, 'n 6tuk blik, 'n verdeeld; geld en rente zijn spoedig berekend en opge- gebroken nap, 'n vergoord stuk linnen, wat oud stroo, streken. En korten tyd nadat de groeve gesloten is gelegene ure, dat de een by hem aanklopte en de ander bij hem aankloppen zal. Den wijze, den rypwordenden mensch komt niets ongelegen, geen blijdschap en geen dfoefenis, geen lof en geen smaad, geen geboorte of dood; al wat hem bejegent, zal hem zooals dit in de taal der christenen heet vinden „in den staat der genade". „My o Dood, is eiken dag verloren, Die nw lokstem niet verneemt; Want dit land van most en koren Is mij immer schoon maar vreemd. - En nooit beurde ik hier te drinken 't Water, dat de ziel verjongt, Of van dichtbij hief te klinken 't Verre wijsje, dat gy zongt. Alle schoon, dat de aard kan geven, Blijkt een pad, dat tot u voert; En alleen is leven leven, Als het tot den dood ontroert." Dr. P. C. BOUTENS. Maar de anderen gaan dan verder, en ieder hunner hg op zijne beurt bedenken, dat ook by eens zal achterlatengeld en kleeren en versierselen, enher innering. Welke waarde zal dit alles hebben? Welke waarde voor hen die 't ontvangen en aannemen En welke waarde voor dat zyn diensten deed, is alles wat ge in 'n woestijn vindén kunt. Van waarde niets, tenzijnu ja, tenzij de' voetstappon, die voorgaande reizigers in het zand achterlieten, en die u wijzen kunnen welken weg en welke richting zy kozen; tenzij daarin in die voetstappen iets van hun nadenken of achteloosheid, van hun zekerheid of onzekerheid by het gaan van hun weg; van hun blyden opgewekten tred of van hun sleependcnden bedroefden. Misschien ook nog de naklank ..Dan lachen en dan praten. Ze weder als van ouds, Ver-van de drukke straten Daar ligt alleen wat kouds." ALB. VERWELJ- Maar de herinnering Het oordeel De nawerking van uw zielspersoonlykheid Wat zal daarmee geschie- den? Hoe stond het met uw eerlijkheid in handel en bedrijf? Hoe was uw houding tegen over vrienden en viinnrlon 9 „J! 1 Van dit en van dat. ENTHOUSIASME. Laat vriendschapswee)de, zonneschijn en geur van bloemen En kinderglimlach, droomen van geluk En moog'lyk zelfbedrog mij bly doen roemen Wat mij bekoort; verlichten 'b levens jukl Laat mij in wondre taal, in niet ontleodbre klanken De onbegrensde weelde van myn ziel Uitstorten, en in bidden en in danken Den zegen melden, die ten deel haar viel! Last Geest van Profetie, die spreekt in alle talen, En vuur van heil'ge geestdrift, Ge*st van God, God-zelf van Boven in mijn ziele dalen, Mij gansch vervullen, my doen zijn als God O heil'ge dweperij1 O gloed van reine vlammen 1 Doortintel, gansch mijn Zyn I Wek in mijn ziel Een lied door God verstaan 1 En geef mij woorden Om uit te spreken wat me in 't harte viel H. d. H. De letterlijke vertallDg van het woord „enthousiasme" is„Vervuld van God". DIERENLEVEN ZONDER KOP. Als 'n vlieg den kop wordt afgenomen, staat zy als verwonderd stil, strykfc met de voorpoten over do plaats, waar de kop gezeten heeft, huppelt dan dom heen en weer, vliegt onzeker rond, springt voort, en als zij op haar rug terecht komt, weet zy zich niet meer té helpen. Vlinders en kevers loopen en vliegen ook nog zonder kop. Toch schijnen zy te bemerken, dat hun iets ontbreekt. Wijfjes vlinders leggen ook nog zelfs zonder kop haar eieren in de zuiverste orde en regelmaat naast elkander. Een natuuronderzoeker hield den afgesneden kop van een schalenbijter acht en veertig uren na de amputatie in de zon, en bespeurde na weinige seconden, dat deze weer begon te leven. Als hy nieuwsgierig 'n vinger tusschen de geopende horens legde, sloten deze zich met zulk een kracht, dat ze diep in den vinger drongen. Als 'n wesp den kop is afgenomen, steekt zij nog even venijnig, alsof zy nog 'n kop had; en het kleinste gedeelte van het achterlijf eener by, steekt, als. het zich maar kan neerzetten, den angel in de hand, die in de nabijheid komt. De Fransche dichter Perrault heeft 'n adder, wie den kop was afgesneden, met de grootste zekerheid in haar schuilplaats onder 'n hoop steenen zien kruipen, en de afgesneden kop beet hem na eenige dagen nog zoo hevig, dat er 'n gevaarlijke wonde van ontstond. Eenden, wien den kop is afgesneden, vliegen en fladderen insgelijks nog, bevrijden zich van wat hunne bewegingen belemmert of waggelen voort en boren den. hals in de aarde, waarschyniyk om de pynlyke plek te wrijven. Ganzen loopen zonder kop nog zeer ver, maar kunnen de richting niet vinden en stuiten hier en daar. Een kalkoensche haan, wien den kop was afgesneden, bewoog nog eenige minuten de oogentoen stond de romp op, sloeg met de vleugels, stapte voort en lichtte 'n poot op naar den hals. Iemand sloeg 'n hongerigen haan den kop af, terwyl hij naar de hem 'n seconde tevoren voorgestrooide korrels toeliep. Die lagen ongeveor twintig passen van de plek, waar hy zijn kop verloor; niettemin liep het dier voort, alsof het zijn kop nog had, en kwam werkelijk by de graankorrels. Dergelijke proefnemingen heeft men ook met schapen en kalveren gedaan, en uit alle is gebleken, dat kopen romp nog elf a twaalf minuten lang gevoel behielden. van 'n lied of 'n gebed, van 'n smartkreet, die in de vijanden Hebt gij uw eigen leugens geen ander in lucht hangen bleef. Misschien zelfs waart er door deze den mond gelegd? en uw eigen schande geen ander woestenij 'n ziel van kommer en wroeging, die 't in de opgeladen, of ze hem verweten? Is de lof van anderen menschensteden niet houden kon, omdat rumoer van U tot beschaming geweest, omdat die anderen u niet lippen en geschal van liederen toch niet in staat waren, zoo goed kenden, als gy u zelf? Of züt ge nooit be- haar fluister van zelfbeschuldiging te overstemmen, en schaamd geworden, - - - - -v snikt zij zich nu uit in het geween van den „Cocytus". Misschien ook jubelt er de nagalm van 'n vroolyk reislied, 'n lied van vriendschap en liefde, van blijdschap vertrouwen, van zegen en geluk. Want zóó wordt geen pijl afgeschoten of zy zal ergens ter aarde vallen en zóó wordt geen lied opgezongen of het zal in'n gelyk gestemd gemosd weerklank vinden. Waar de Zon geweest is, is de kilheid minder; en waar'nbly mensch vertoefde, is warmte. Onze vingerdruk zegent of doodt, zooais ouzo mond dit doet; en 'n wyze, die zwijgend voorbijgaat, predikt duidelijker de bedoeling van het zyt ge omdat 't gemakkelijker was over anderen te praten, dan over uzelf na te denken? Weet ge hoe de laatste ontmoeting was tusschen Savonarola en Lorenzo de Medecis, toen deze laatste sterven ging Weet ge hoe machtig de nawer king van het beleedigd zwijgen is? Weet ge, dat de Gerechtigheid geen schade lijdt, al zoudt ge uwgansche leven uw best doen haar te vernielen? Zou het geen misdaad zyn, als ge den arm9 van voor uw deur ver- joegt? Is een dagdief geen dief, en is een eerroover geen roover Wanneer ik eenige brieven geleden een motto boven J j j. - 'O. WUJ50 U1IOYOU goiouou OOU U1ULIU UUYdU leven, dan de dwaas, die hem nawijst en bespot, en in een daarvan plaatste, dat ik nam uit het .Dooden- rlry troolho fl ».iincir hAciYhiimiomoan lm lonor wnm\'l v. 1,» veelhe.d zijner beschuldigingen, bij ieder woord zichzelf meer bloot geeft. De wyze let op voetstappen en hun prediking, zooals hy het gerucht hoort van het Engelenlied en van de zuchten der verdoemden, en met beide zyn winst doet. Of wy woestijnreizigers, trekkend van de eene pleisterplaats naar de andere onderweg iets opdoen, iets vinden, dat ons wijzer en rijker maakt, is evenmin afhankelijk van de woestyn, als van wat wy er vinden, 't Ligt er maar aan, hoe wy datgene, wat wy vinden, aanvaarden en waardeeren, en of wy onzo oogen, oDze ooren en onze zielen by ons hebben, om op te merken en te verstaan. Het ligt er maar aan of de bodem van ons gemoed toegankelijk is voor zaden, die kiem van leven bevatten, en of ons hart genoeg doorwerkt en doorploegd is, om die kiemen tot rijpheid te doen komen. Al heeft 'n mensch zyn eigen hart niet gemaakt, en al heeft hy zichzelf niet begiftigd met zooveel, dat hy niet uit mag stallen, al faalt zyn verstand even dikwijls als zijn goeden smaak, even dikwijls als zyn waarheidsliefde en zijn bewustheid van trouw en eerlijk moeten zijn tegenover vriend en vijand, al is'n mensch onderworpen aan alles wat God en lot hem hebben toegedacht, wat menschenmonden in goed en kwaad gerucht over hem besluiten,één ding bly ft vry van alle dingen, die AAN DE PLEISTERPLAATS. „We rijn hier aan een halte; zet u neder." ,j£ain." Victor Hugo. Leer ons nadenken, o Indra, en laat uw aanbid- del ijk licht onzen geest zoo verhelderen, dat wij ons- aelven kennen mogen. Rlg-Veda, Hetgeen, twee menschcu met elkander fluisteren, *d> o Koning Varuna, weet het; gij zijt er als derde %Jj tegenwoordig. Uwe strikken zijn zeven, aan zeven, drievoudig uitgespreid, om den man te vangen, die lengen zegt. Vedj^ Het uitroeien van éen leugen is meer waard dan bedenken van tien andere. „Minnebrieven". Multatnli. i'F Wat den mensch - altijd het sieraad der schepping aal doen zijn, is de behoefte ook anderen lief te hebben. Ben wijsgeer on,dei' de hanebiUken. Emüe Souvestrq. Als mijlpalen, meer neg ais pleisterplaatsen gelegenheid is tot toeven, rusten en nadenken heeft boek" zynde oen grafschrift van een der Pbarao's, dan werd niet bedoeld, dat daar een „heilige" be graven lag, naar de grafbezoekers mochten by het lezen dier woorden zien in een spiegel, hen door de Gerech tigheid voorgehouden. Door zyn tydelyke en eeuwige waarheden, en die der Gerechtigheid zyn als God: eeu wig. Na'vyf en dertig honderd jaren is die spiegel nog klaar en helder; en haar vermaning dezelfde: „Ik heb geen zonde gepleegd tegenover de men schen, den Arme niet verdrukt, geen ambtenaar werk opgelegd boven zijn krachten. Ik heb geen weduwe of wees beleedigd, de melk niet genomen van den mond der zuigelingen, geen weldaden gedaan, om van de menschen geprezen te worden. Ik heb God biet gelasterd in mijn hart. Ik heb niet gelogen, niet j gestolen, niet gedood, niest geboden iemand verrader lijk te vermoorden, niemand met opzet doen weo- heu of sterven van honger; ik heb geen, verraad ge pleegd, niemand zonden verweten, die ik zelf bedre ven had. Ik (leed den menschen, wat ik wenschte, dat zij mij doen zouden." Zullen wy toestaan, dat zóó ons grafschrift eens luiden zal? Zouden wy onder zulk ^n leugen rustig liggen No. 12. Als ge Peperman over den nacht van 10 Maart spreekt, dan wordt hy stil. Hy sliep. Mevrouw Peperman snorkte. Plotseling werden beiden op 't zelfde oogenblik wakker. Er was iets gevallen en 't had een bons gegeven van belang. Het nachtpitje knetterde ervan en ging byna uit. Peperman stak zyn neus boven de dekens en riep: Is daar iemand? Alles bleef stil. Groote hemelriep Mevrouw, wie is daar Ik zie iemand Een enorm groot hoofd schemerde in de meer dan half duistere kamer, vlak by het ledikant. Ssstl vermaande het hoofd. Stil asjeblieft! Mensch! Wie ben je? vroeg Peperman klapper tandend. Nommer twaalf! was het zachte antwoord. Watte Nommor twaalf, politieagent stil er is 'n inbreker in huis steek geen licht op houd je bo- daard in twee tellen heb ik hem te pakken. Het echtpaar Peperman kroop rillend onder de dekens. Het bleef stil, 'n kwartier, 'nhalf uur,'n uur, niemand kwam terug. Toen stond Peperman op, stak rillend de lamp aan en keek rond. Een kast stond open en was geheel leeg geplunderd, de pendule van den echoorsteermantel was verdwenen, I benevens zyn gouden horloge, dat op 't nachttafeltje j had gelegen. De kachel lag omver; dat was de bons geweest. Natuurlijk ging hij den anderen ochtend naar de politie, maar men heeft nooit den inbreker kunnen vinden, die zich voor den politieagent No. 12 had uitgegeven. RECLAMES. buiten hem staan: zyn hart. 'n Wys en nadenkend kunnen en het naderend Oordeel durven afwachten? hart erkent elke kiem als levenskiem, en geen zaad daarin geworpen, door voor- of tegenspoed, door blijdschap of teleurstelling, door de hand eens vriends of door die eens vyands, door 'n wijze of door 'n dwaas, doori lofspraak of laster, kan anders daarin ontkiemen en bloeien, dan tot zegen van hem, wien dat hart toebe hoort. De werking van zulk een hart is wisselwerking: het ontvangt en geeft terzelfder ure, en het geeft altijd het beste wat 'n menschenhart te geven vermag. Het praat niet over schuld en zonde van anderen, maar spoort eigen fouten en tekortkomingen op, en tracht, in weerwil daarvan, zyn onaantastbaren vrede te doen rijpen tot gezonde blijdschap. Wie de Waarheid en de Menschen liefheeft en niet schroomt zichzelf aan Zichzelf te bekennen, dien werken alle dingen mede ten goede. En waar wy allen een hart met ons dragen, ontvankelijk voor wijsheid en dwaasheid, voor ernst en beuzelarijen, daar zal het raadzaam zijn, dat hart voor dwaling en zelfbedrog te bewaren, omdat daaruit de uitgangen des levens zyn. De leugen, het bedrog, de booze geest in de lucht, die ons beliegt met zelfverheffing en verguizing van anderen, die in onze prat-gaande ijdelheid telkens meer kracht vindt, om onze arme verdwaasde harten te ziften als de tarwe, kan alleen bestreden en ontwapend worden door Zelfkennis en bewustheid van eigen nietigheid. „Want de steile levenshoogte Wordt bereikt door 't diepe dal; 't Dal van 't klein, ootmoedig voelen, Dat tot 't hoogste leiden zal." P. H. .Hugenholtz Jr. Heet dit een Pinkaterbriof Waar blijft dan het „eendrachtig samenzijn in de opperzaal „het spreken in velerlei talen?" „de uitstorting van den Heiligen Geest Och, xwyg maar! Ik weet wel, dat ik tekort de Christelijke Kerk evenals elke andere baar "choot in wat ik beloofde. Ik ben geen journalist van over onszelf niet vergeten.' feesten geplaatst langs den weg van het jaar. En tel- echten stempel, daarvoor heb ik teveel met domi- „Spiegel, spiegel u dan echter, Wie ge ook zyt! Vrees den worm, die dezen rechter 't Hart afby't". VONDEL. „Verzoen u met uwen broeder, zoolang ge nog met hem op den weg zyt, eer dat hij, in de stad gekomen, u aanklage by den rechter en gy boeten zult, vojr al wat ge tegen hem misdeedt. Zynmyn handen rein? Is my'n oog onbeneveld? Myn hart onbevangen? Myn oordeel eerly'k Is de hulde die men ons brengt eerlyk verdiend? Of hebben wy als Absalom het hart des volks, met oneerlijke praatjes en leugenachtige woorden „gestolen"? Als dit zoo wezen mocht, dan zy ons het droevig einde van dezen schoonen koningszoon, „aan wien geen gebrek was van zyn voetzool af tot zijn hoofdschedel toe", evenzeer tot 'n spiegel als het graf schrift van den Egyptischen Ramses. Ons leven is als dat der grootsten, onderworpen aan dezelfde wetten van waarheid en recht Geen donder slaat de hemelen zoo geweldig, of bygegons in leliekelk gesmoord, is in zijn ontstaan aan dit gerucht verwant. Geen Pinksterfeest dus?l Natuurlijk ook Pinksterfeest! Natuurlijk ook opgaan naar de samenkomst, naar de opperzaal, en daar een drachtig bijeen zyn om de tongen vuurs te zien en vervuld te worden van Heiligen Geest, en te hooren spreken in alle talen, die de Geest te spreken geeft. Maar tevenspleisterplaatsTevensuur van nadenken, van hoe het was, en hoe het mogelijk wezen kan. En dan, myn vrienden, maar weer verder, naar de volgende halte, in de hoop daar rijker, beter en wijzer aan te komen dan wij nu zijn. Laat ons voor elkanders geluk bidden, en het nadenken H. d. H. is misschien naderbij dan gij denkt. Een nierkwaal is de meest verraderlijke van allo ziekten, omdat zij dikwijls bijna ongemerkt op komt, en het uit de verschijnselen zoo lastig op te maken valt welke hoogte de ziekte bereikt heeft. Een man, die niets anders schijnt te mankeeren dan dat hij last heeft van zwakte, zwaarmoedigheid en voortdurende vermoeidheid, is misschien even erg door de verschrikkelijke ziekte aangetast als hij, die iederen morgen een ellendig gevoel in zijn rug heeft, of aan lendenjicht, rheumatiek. graveel of ernstige urinestoornissen lijdt. Bij een vrouw, die aan .een doffe pijn hoog in de lendenen lijdt, wier oogen, en gelaat opgeblazen zijn, en die dikwijls aanvallen van duizeligheid heeft, kunnen de nieren even plotseling vernietigd worden als bij iemand, die totaal hulpeloos is door rheuma tiek, en waterzucht. Gij kunt nooit van tevoren uit maken hoe een nierkwaal u zal aantasten dit hangt geheel van uw gestel af. Maar zoo lang gij ook maar het geringste kenteeken van een nier- of blaaskwaal hebt, zljt gij nooit veilig voor plotselinge vernietiging der nie ren en blaas, en is uitstel zóo gevaarlijk, dat gij niet spoedig genoeg beginnen kunt met het gebruik der echte Foster's Rugpijn Nieren Pillen, die overa1 evenzeer geroemd worden. Foster's Rugpijn Nieren, Pillen dienon uitsluitend voor de nieren en blaas. Zij werken in overeenstemming met de na tuur, zij zuiveren de urinewegen en geven aan de nieren en blaas hun kracht terug. Zij genezen duur zaam, omdat zij den werkelijken oorsprong der ziek te genezen. Hoedt u voor namaak en slaat acht op den juisten naam Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Zij zijn te Schagen verkrijgbaar bij den heer J. Rotgans Toezending geschiedt franco na ontvangst van post wissel f 1.75 voor éen, of f 10 voor zes doozen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1911 | | pagina 9