Manui Briefen.
Voor Dammers.
Zaterdag JO Juni 1911.
55e Jaargang. No. 4930.
DERDE BLAD.
CCCI.
DE TRAGI-COMEDIE DER
AMSTERDAMMERS
Alles wat deze rubriek betreft te zenden aan de
Redactie der Schager Courant, onder bet opschrift:
„Damrubriek".
Oplossing Probleem No. 41,
van K. Veuger te Koegras.
Stand zwart 11 schijven op: 7, 8, 10, 12, 14, 16,
17, 20, 22, 30 en, 35.
Stand wit 10 schijven op: 19, 23, 26, 28, 29, 32,
33, 36, 37 en 45.
Oplossing:
Wit: 19—13. Zwart: 8 19.
2924. 20 27.
373i. 22 33.
31 2. 19 28.
2621. 16 27.
i 4540. 35 44.
2 38 en wint.
Oplossing Probleem No. 42,
van D. Olie Azn. te N. Niedorp.
Stand zwart 13 schijven op: 1, 3, 5, 6, 8, 10, 11,
12, 13, 15 21, 26 en 37.
Stand wit 13 schijven op: 14, 24, 25, 29, 30, 31.
33. 35, 38, 42, 43, 47 en 48.
Oplossing:
Wit: 4339. Zwart: 10 19.
4843. 37 48.
3828. 26 37.
3933. 48 32.
38 9. 3 14.
24 2 en wint
Goede oplossingen ontvingen we van:
li. J. G. en G. de W|. te Schagan, D. A. B.
ie Sint Maarten. J. B. Je Utrecht, S. E. te Zijpe,
K. V. te Koegras van de nos. 39 en 42, IX ,0.
Azn. te N. Niedorp van no. 41.
Probleem No. 43,
va,n D. Kleen te Winkel.
Zwart
V. ALS 'T ETEN IS AFGELOOPEX.
INTELLECT EN DOMME-KRACHT.
LEVENSWIJSHEID.
„Nu Karei dood is en begraven,
Gaat alles nog zijn ouden gang;
Hij hield van zwoegen niet of sla,ven
En, was steeds voor vermoeiing bang.
HU erfde van zijn oom een lusthof,
Maar gaf een ander het bestuur;
Hem was en bleef liet tot een rusthof
Tot aan zijn jongste levensuur."
Gerard Brandt
„Werken is zalig," zeiden de Begijnen, maar ze
deden bet niet.
Ze eten dat ze zweeten, en werken dat ze do
koorts krijgen.
Middeneeuw sche gezegden.
Van monniken gesproken.
Het werken is voor de dommen.
Hollandsch spreekwoord.
Er is '11 verwijt tot mij gekomen, dat ik in jmijn
„Amsterdamsehc Brieven", dat wil zeggen: in mijn brie
ven oven* Amsterdam, ben blijven steken. Begonnen
in den vroegen morgen van hel krioelende Amsterdam-
sche leven, als titel er boven schrijvend ,,De tragi-eo-
medie der Amsterdammers", over „Kalverstraat'
liggen; want „slapen" doen ze altijd. Ze zijn 's nachts
even geestig als overdag en, overdag even geestig als
wanneer ze liggen te snorken, 'n Enkele van dat
gespuis mag nog eens aan "n leestafel blijven kle
ven, met zijn éene potje bier van klokke negen tot
half elf, maar 't meerendeel is weg, goddank! De
vunzige lucht trekt van lieverlee wat weg. Vijf-centen-
foois-meneertjes! Pas op, dat er geen asch op Je
broekje valt! „Kellner. wat tocht 't hier!" „Kenner,
waarom maken die lui zoo'n herrie?" Bah! En dat
verbeeldt zich dan ook nog „mensch" te wezen. Maar
ze verdwijnen! Ze druipen weg! Druppeltje voor drup
peltje! Totdat er eindelijk niets anders dan, fatsoen
lijke lui overschieten. Als 't twaalf uur begint te wor
den, kun je zeggen, dalt 't canaille wel zoo wat ver
dwenen is. Er komt 'n zeker rellef in al wat er ge
beurt; de geluiden die uit de open ramen naar bui
ten dringen, klinken in de steeds stiller wordende
Kalverstraat als geaccentueerde klanken, en als het
geen nacht was, zoudt ge Gorter 11a kunnen zeggen,
dat ze in de lucht hingen „als rijpe kersen". Nu ech
ter zijn ze als zwarte knal bal let jee, pang! pang!don
ker rumoerend, hier ne daar zilver omgrepen door
'n hoogen tenor of 'n hellen lach. De driftige hak-
stappen van ,,'n latertje", die nog behoort bij de
reeds uitverkochte editie, klinken als drukke hamer-
tikjes op 't harde plaveisel. De sigarenwinkels heb
ben klokke twaalf hun gordijnen laten zakken, en hun
slot dichtgedraaid. „Polen" met zijn donkeren voor
grond, die bezet*schijnt, vertoont -'n achtergrond van
hel licht en gouden lampen; „Suisse" zou kunnen
sluiten, als de drie, vier „plakkers" maar heengin
gen, indien ze er ten minste niet logeeren. „Neuf"
is uitverkocht; de zeven, acht, zeg tien bezoekers,
die er nog zijn blijven zitten, bestellen niets meer,
kosten enkel gas, waarvoor ze geen cent vergoeding
geven; houden enkel de kellners op, die hier en
Het uur van zessen" heen, ben ik niet verder gekomen daar ter sluiks al wat stoelen op tafels zetten, wat
dan „Het etensuur", 'n Uitgever treuriger te noemen ze van den chef niet doen mogen, zoolang er nog 1
wezen die 'n boekje uil mijn brieven samen Jas. ..iemand" is. De verdere Kalverstraat is donker eu
waaraan hij den titel gaf: Over Vorsten en OnderdanenJeeg -n agent zegt: „Goeien avond, meneer!", een
'n boekje, dat na zeven of acht wekpn nu inog jongen op rolschaatsen snort voorbij. Aan *t Spui nog
al niet is uitverkocht. nam genoemde brieven daarin opflikkering van leven, 'n kruispunt van „atjuus-
op. en vriendelijke monden vroegen mij om t vervolg, jes", waar burgerlijke verjaardagvierders afscheid-
De vraag moet beantwoord worden: \yat gebeurt er in nemen, om morgen hun sporadischen feestgang met
Amsterdam, als t eten is afgeloopen f hoofdpijn te boeten. Op den hoek van den Heiligen-
In 'n Christenland zoudt ge mogen verwachten I Sveg 'n, paar politieke redenaars, die al 'n half uur
vooral wanneer het etensuur soms zóó laat gesteld wordt. bezlg ,/ijtl afscheid te nemen, maar telkens elkaar
dat het einde ervan den kiemen wijzer in de nabijheid weer terughouden, om nog even op te merken, dat
van XII brengt dal de mensóhen dan naar tbed de Koningin maar liever weg moest blijven, dat Tal
gaan. Maar dit is zoo niet. Er zijn er wel, die dit doen, zich hoe lauger hoe meer vastpraat, dat heel de
maar die zijn dan niet in orde. die zijn dan niet goed rommel „snert" is. De agent, die hen beluistert, ge-
of getrouwd wat zoowat hetzelfde is of ze moeten niet en overweegt op zïjn manier staatspensionnee-
den anderen morgen weer vroeg op. om te werken, wat ring, praat er* morgen in het rustuur met zijn colle-
nu juist ook geen bewijs is Yan volkomen in orde 23in. ga-s over>
Want in het groolc-stadslcven is werken iets ziekelijks. >t soplïia-plein maakt den indruk, van 'n vlakte,
iets abnormaals en hoort er evenmin thuis als in een <je Heguliersbreeslraat van h breeden blanken streep
of ander departement van landsbeheer, of bij de le- met hier en daar .n vlek yan >n mensch.
64
j§§
K!
SU
Wit
Stand zwart 9 schijven op: S tot 11, 14, 2i, 26,
30, 45 en 2 dammen op 17 en 25.
Stand wit 10 schijven op: 22, 23, 24, 28, 33, 34
35, 37, 38, 44 en een dam op 39.
Probleem No. 44,
van D. Olie Azn. te N. Niedorp.
1-; ..Zwart
Maar 't Rembrandtplein met zijn donker milieu van afgo-
sloten groen en stil wachtendenachtkarretjes,isin zijn wijde
rondte verlicht„Mille Colonnes", „de Kroon„Métropole"
het „Gouden Hoofd en op den hoek van de Utrechtsche
straat nog 't „Rembrandt-hotel", hebben hun meeste
stoelen, die op 't bordes staan, nog vol gasten, al hebbf n
de laatst-voor beschietende trams er velen die nog :n
't bezit van 'n „pasje" waren, meegetroond, 't Is er vol
en toch bijna stil. 'n Enkel sterk geaccentueerd „aan
nemen" brengt het onbewogen silhouet van een kelli er
In beweging, 'n Glas wordt hoorbaar neergezet, 'n kopje
hoorbaar bewogen, geld klinkt, 'n Kellner gaat 'n koet
sier waarschuwen, 'n aapje rijdt voor, 'n familie gant
huiswaarts, 'n Bezoeker staat op en gaat naast de
vroegere „Bordelaise", echte Amsterdammers zeggen
nog: naast „Mast" 'n paar sigaren halen, komt zijn
laatste restje uitdrinken, praat nog even na, zit nog
wat te turen, verdwijnt. Alles heeft zoo geen dis
tinctie daa toch relief. 'n Oud mannetje, dat niet
durft te vragen en toch arm is en misschien wel honger
heeft, kijkt met groote vraag-oogen, die belicht worden
door het licht dat naar binnen valt, bezoekers en tafel
tjes aan. 'n Enkele, die weggaat, geeft hem ongevraagd
wat de kellner hem terugbetaalde. Het bordes w^rdt
ijler, 'n Opgedirkte juffrouw met 'n bijna jupe-culotte
en 'n hoed als 'n wagenwiel, huzaart 't trottoir langs
in de richting van de Amstelstraat, naar 't „Wiener-
Café", dat „nachtpermissie" heeft, en waar vriendenen
vriendinnen haar evenmin verwachten als vreemd op
zien, dat zij komt. Hier is de hospitaliteit tot volkomen
heid geworden; ge kunt gaan, ge kunt komen of blijven.
*t is altijd goed. Ge kunt alloen blijven zitten of met
uw tweeën, zelfs met een nooit te voren geziene „vrien
din"; hier is niemand die u iets kwalijk neemt. Hier
is zooal geen rust dan toch vrede; en de afge
schoten, met groen en guirlandes omhangen afscbei-
dinkjes geven iets landelijk blijds aan dit
electrlsch verlichte stads- en nachtleven. Hier heerscht
'n jaloersch makende onschuld en onbevangenheid,
die gedachteloos woorden zegt, welke een zich van
zonde bewust mensch zouden doen blozen. Maar hier
Wit.
Stand zwart, 12 schijven op: 3, 6, 10, 13, 14 15
19, 23, 24, 25 39 en 41.
Stand wit 12 schijven op: 12, 17, 26, 27, 30. 31,
34, 35, 40, 42 43 en 45.
Oplossingen van bovenstaande probleems in te
zonden uiterlijk Maandag 19 Juni rfanstaande
DAMNEEÜWS.
In principe is door het bestuur besloten dit jaar
("Oct., Nov.), den voorlaan jaarlijkschen wedstrijd om
het kampioenschap van Nederland te doen houden.
Verder om in de maanden December tot Maart een
groote competiliematch uit te schrijven lussehen allo
vereenigingen. waaraan ieder 6en of meerdere tien
lallen kan doen deelnemen. Voorshands zij medege
deeld, dat in twee afdeelingen zal gekampt worden,
weder onderverdeeld dit naar gelang de inschrijvin
gen in een noordelijken, centralen en zuidelijken wed
strijd, waarbij de overwinnaars in den eindstrijd zullen
uitkomen.
UIT FRANKRIJK.
Te Parijs heeft een wedstrijd plaats gehad om het
kampioenschap van de lichtstad. Deelnemers waren
Bizot, Chardonnet, Fabr© Serf, Sonier, Woldouby (de
Senegalees waarever wij net yorig jaar bij het bezoek
van den heer J. de Haas te Parijs het een en ander
schreven. Red.) In deze wedstrijd verloor Fabre geen
enkele partij en maakte 31 van de 40 te behalen pun
ten. Woldouby maakte een gelijk aantal punten, doch
had 2 verliespartijen te boeken, 1 tegen Fabre en 1
tegen Sonier. Ingevolge reglement speelde Fabre en
Woldouby een match van 3 partijen, waarin Fabre
met één winstpartij en 2 remises overwinnaar bleef,
dus kampioen van Parijs werd. De vreugde voor Fabre
was echter kort. want Woldouby achtte zich niet door
kracht verslagen en daagde den splintemieuwen kam
pioen van Parijs uit tot een match van 10 partijen.
Deze match is ook al reeds achter den rug en
heeft bewezen, dat een rond-tournooi-resullaat niet al
tijd maatgevend en de match een veel betrouwbaarder
krachtmeter is. Fabre is in die match n.1. gekraakt".
Woldouby won 3 partijen 6 werden remise en de laat
ste partij won Fabre.
Onze kampioen, de heer De Haas, die het vorige jaar
met Fabre een match yan 6 partijen speelde, behaalde
oen prachtig resultaat, de heer De Haas won er 4
en maakte 2 remises.
i den van het particuliere Kabinet der Koningin. Een
1 partijtje schaak, 'n bakje tric-trac, n kommetje Port
of Madera, en dan is 't al weer welletjes, 'n Pluisje
I afslaan. '11 grapje verkoopen, zijn neus eeus optrekken
I voor den een of anderen plebcïsclien werkhond, die
I wat te dicht langs '1 open raam voorbijging, en dan
I heeft 'n fatsoenlijk mensch bezigheid genoeg. Natuur-
lijk moet 'n mensch bezigheid en wat om handen heb-
ben 1 Eens naar den kleermaker Icopen om te passen,
even 'n uitnoodiging beantwoorden voor 'n diner, den
kapper wat ophouden, zijn horloge gelijk zetten, och
i hemel, honderd dingen, die gebeuren zonder er bij
I na te denken! '11 Mensen, die niets te doen heeft, is al
'heel ongelukkig 1 Maar dit allés mag niet ontaarden
in werken, in arbeid, in zeulen en in sjouwen, alsof
vandaag het hecle wereldplan, nog afgedaan moest wor-
den. Waar zouden dan de canapés en fauteuils voor
gemaakt zijn r Waar zouden dan de wandelwegen voor
zijn aangelegd r En evenwel, ieder moet zijn fatsoen
en zijn waaide kennen; "n intellectueel is heel iels an
ders dan 'n dommc-kracht. Daar heb je nu bijvoor
beeld zoo'n bibliothecaris van de een of andere uni-
versiteit of 'n zetter, of zoo'n man, die altijd jmaar
dingen voor de krant zit te schrijvenja, natuurlijk
zulke menschen moeten er wezen, net zoo goed als
schoolmeesters en barbiersje hebt ze noodig en ze
worden er dan ook voor betaald. Maar voor liet ei
lijke leven, wat je nu „leven" noemt, heb je
meer niets aan. net zoo min al» aan 'n dominee. Want
I al die lui zijn niet anders dan dommc-krachten; als
1 fatsoenlijk mensch heb je ze zoo nu en dan noodig,
net zoo goed als 'n werkster of 'n schoenmaker, maar
'voor bet conversatieleven zijn ze geen dubbeltje
waard. Intellect moet je niet bij ben zoeken, want de
1 meeste kunnen zelfs in een spoorboekje nog geen
I trein vinden en 'n mop begrijpen ze gewoonlijk niet
Ze zijn thuis in 'n afgebakend hokje en kennen 'n
paar boekjes uit bun, hoofd, maar als ze dat afge
handeld hebben, dan zijn, ze uitgepraat.
Je kunt zulke quasi „heeren" altijd en overal da-
delijk herkennen; ze kijken vijfmaal 'n spijslijat na
en weten, dan nog geen twee gerechten, te noemen
van die er op staan: nis ze links moeten, gaan zebl°°8t "F6.11 m6t. ?00min a'8 ,n kmd bl008!;.. dat nog met
eerst 'n paar Luizen rechts,als ze 'n sigarenwinkel weet, dat sommige openbaringen van zUn natuurlek
1 binnengaan, moeten ze altijd eerst nog even naden- verborgen, althnne verzwegen moeten worden,
ken, wat ze or eigenlijk komen doen, en ais ze betP'Or verbergt en zwggt men n iet. „Kinderen doen als
maar even kunnen lappen, steken ze de sigaar aan kinderen", en geen der aanwezigen neemt het euvel op,
den. verkeerden kant op. En mot vrouwen weten Ee wanneer er een woord valt, dat....
heelemaal geen rand: blind en stom zitten zo met1 En ,»>3 onschuld en onbevangenheid en argeloosheid
de praehtigste meid vlak voor zich, naar 't plafond en zelfyergeten en geen kwaad denken en al die lieve,
of naar den vloer te kijken: en als je ze dan aan- natuurlijke, on^cultlveerde deugden tyeoniemen zun
'stoot en zegt: „dat is de moeite waard, hè?!" dan vanhetbegrlp „fatsoen ,dan mogen wij - fatsoenlijke
zeggen ze, dat de tweede oplaag is uitverkocht en menschen ons hier op ons plaats achten. Hier is de
de fout over Cambyses misschien toch géén fout is; onbedorven mensch thuis Hier zou hy kunnen gelooven,
want dat in bet derde jaar van Weet ik Veel er 'n J">B Paradpsstaat te bevinden vóórdat hg v.n
oorlog uitbrak. den ^oom. der Kennis at; want al wat hu doet en zegt,
Nou 't zal wel waar wezen, dat zulke lui noodig. schijnt hü wel b u i t e n-kennis te doen en al zijn praat
zijn; en dat is ook wel zoo; maar voor -t mooie 18 z0,° gedachteloos mogeluk. Het listiglyk nadenkenen
bewegende leven van onder vrinden of op 'n eocië- overleggen, dat hü wel van den Booze moet geërf hebben,
teit heb je er geen steek aan. Ze missen alle tact beeft hem in deze sferen moeten verlatenhier denkt
en alle begrip van omgang en omgangstoon. 'n Week b0 fietHier Jee ft zelfs de machtige geldduivel - die
of wat geleden kom ik aan 'n diner terecht, en kom reeds zoovele kostbare menscbenz elen ter helle voerde
ik te zitten recht tegenover een specimen van dat yan hem moeten aflaten, want hier s m u t hij met
kaliber. Ik doe mijn best, om den toon levendig te g°ld, omdat het evenmin als dure kleeren, evenmin als
houden en zeg 'n geestigheid. Nou bén ik gees- stand, reputatie en goede naam en al die andere
tig! En wat denk je dat de schaapskop me vraagt? zondige en verdwaasde begrippen van „'n wereld
Of ik wel eens wat van Maeterlinck gelezen, had!'! d,e,1j het booze ligt waarde heeft. Hier
Nou vraag ik je toch! Ik schaamde me dood en, had wordt de nog maar steeds zien handhavende en invretende
mijn hoofd wel in mijn zak willen steken. Houd nu overdadigheid van atbeid en vygeblad bewezen, en het
met zoo'n wezen maar eens 'n tafeldiscours gaan.de! „Adam, waar zyt gy?" zonder schrik gehoord,
lk liet den vent dan ook aan zijn lot over en deed omdat bewustheid van schuld verre bleef Hier is geen
net, alsof ik hem niet meer zag. t Zit er bij die rvÜandscbap tusschen u en deze vrouw", maar lief-
lui zoo machtig dunnetjes op, dat 't er af is, eer je koozing en woorden van minne; hier worden geen
er op blaast. Neen, dan die andere lui, hoor! Groote nkoppen en geen „verzenen vermorzeld" althans
genade, d&t is 'n verschil! Daar heb je Bram, dien biet zoolang ze het nog met elkaar eens zyn. Hier zyn
wij „de Ververi' noemen, en de „Gemarioneerde" en de idoornen en distels" alleen maar aanwezig als
„lange Kobus" en „Dickie"; dat zijn tenminste lui, geschilderde versiering en van „zweet des aangezichis"
waar je wat aan hebt. Waar ze binnenkomen, daar en „brood eten" slechts in zooverre sprake, dat het
zijn ze de man. De kellners vliegen voor der!! Ver- eerste in welbehagen te voorschijn komt en het ande e
leden hebben ze herrie gehad met 'n paar* joden, die a|s „banket" wordt genuttigd De onbed; ohtzaamheid,
per sé de Kroon binnen wilden. Maar 't zat er niet d'e ons al'®r vader de hand deed uitsteken naar den
glad. Toen kwam daar zoo'n dominé geloof ik, of der Kennis", waarvoor h(j en ai do dwaz"n,
zoo'n aangekleed© timmerman, en die vraagt, waarom zÜn voorbeeld volgden, zoo zwaar boetten ia hier
die heeren worden lastig gevallen. Maar dien hebben overwonnen, en ais dit „Paradijs",dezen „Hof van Eden"
ze dan toch wel zóo duidelijk op zijn plaats gezet, verlaten wordt omdat 'n rnon^ch toch ééns r aar bod
dat ie afdroop, en al dc lui het uitgierden van 't dient te gaan dan is bet geen „vlammend zwaard",
lachen. Waar bemoeit zoo'n sujet zich al niet mee?! tnaar 'n vriendelijk® portier, in goud en keurig laken,
En zoo zijn ze nu allemaal! Als ze *n bril op heb- bi0 u uitgeleide doet.
ben, denken ze dat ze geleerd zijn. Nou die ouwe J®? ®r 's W®1 degelijk verschil tusschen intellect en
werkster van mijn grootmoeder draagt ook 'n bril, dommekracht, en er zijn goddank nog menschen, die
maar die is nog te stom om behoorlijk der neus te w®ten te leven. Wat weten d^ar die schalen bijters van,
snuiten. Al zulke lui beunhazen, die ze zijn, d'e mieren, die wui men, dm trekhonden Wat weten
j schooiertjes, voor 'n arme paar duizend gulden in daar die boekenwui in»*n van? Die postpaarden, die eiken
i't jaar moesten uit fatsoenlijk gezelschap geweerd dag maar wepr loopen in hotz lfoo gareel? ie zich
worden. Zeker!... als domme-kracht doen ze mis- uitsloven om dit te doen err dat ia orde te brengen?
schien wel eenig nut, maar voor de restStumpers! Armen van e- esfc, die ze zijn! Is d;-t
„leven"? 1^ dat nadonken? Is dat genieten?
Als dan 't eten zoowat binnen is, klokke acht, IR dat den zegen waardeeren, dien God 'n mensch gaf?
klokke negen, half tien, dan gaat dat zieke zoodje, Maakt 't hen iets wüz-r of rustiger? Hü' met zü'n
dat afbrokkelende en overal in den weg liggend en Maeterlinck 11 't Is wonder, dat ie er Eoutons of den
.loopend en zittend zelfkantje van het menschclom. Bijbel nog niet behaalde I Maar dan had ik 'm niet
dat getrouwd is. of zich verbeeldt getrouwd te zijn, in zijn vet laten gaan smorendan 'zou ik hem wel
of morgen weer werTten moet ja, er Is wel iets depHük geantwoord hebben. Hoever komen ze er mep?
„widrigs" in! dat gaat dan naar huls. Dat gaat Noen, geet daar nn eens antwoord op! Hoever komen
dan slapen. Dat wil zeggen: dan gaan ze op" 'n bed ,2® dar: 1,1 mee?! Kyk ze maar eens aan, al die school
meesters en krantenechrljvers en dominéés en professors»
en al die lui, brievenbestellers en boekhouders, straat-
makers en dokters on al dio lui, die zoo van den vroegen
ochtend tot laat In den avond in do weer ziinAl die
Int, die zich zoo uitsloven „om iets tot stand te brengen",
iets pte doen"! Kük ze maar eens aan! Is er nu
één fataoenlü'k men e eb bü wat je nou 'n „fatsoenlijk
mensch" noemt? Geen één! Zoo waar als ik leef, geen
éénVerleden zit lk in „American" te eten, toen do
ouwe Professor Alebé binnen komt, en mü langs gaat.
Ik zeg zoo: „dag Professor!" hü tikt ovon tegen zjjn
hoed, dien hfj ophield, trok zü'n lippen samen alsof hij
fluiten wou en ging twee tafeltjes van my af zitton. Ik
was blü', dat hü zoo ver weg zat, want er zat verf aan
zijn mouw en 't koordje van zyn lorgnet was kapot.
En zoo zü'n ze nu allemaal; en bovendien is er geen
een onder, die als je hem onverhoeds op 't lü'f valt
'n bankje van vjjf en twintig kan wisselen. Noem
dat nu maar netjes I Er is er geen een rükgeen een 1
En zie ik wil niet hard wezen,; ik zal óok. mijn
gebreken wel hebben al weet ik tot nog toe niet.
welke dat dan wel zouden moeten wezen want
ik heb altijd papier en klinkende munt in mijn zak
maar ik wil niet hard wezen: Ifiat ze werken!
lfiat ze tobben! l&at ze hun leven vergallen! Het
schijnt nu eenmaal in hun natuur te zitten! 't Is
hun aard; en de aard van 'n beest is niet te ver
anderen. Voor rede en gezond verstand zijn ze to
taal onvatbaar en elk navolgenswaardig voorbeeld van
levenswijsheid, levensgeluk of levensgenot is voor
hen boter aan de galg gesmeerd. Ik zal er mij dan
ook niet 'meer druk over maken en ze stil laten lezen,
kassa's laten opmaken, armen laten verzorgen, turf
laten spitten, kool laten planten, aardappelen laAen
rooien, tanden laten plombeeren, koorts laten gene
zen, kranten laten schrijven en alle verdere idiotis
men rustig laten doen. Maar mij, als levenswijs
mensch, raakt het mijn kouwe kloeren niet Alleen
dit wil ik hen nog zeggen en 't is misschien de
eenige pil, die ik ze toe kan dienen, en de eenigo
pil, die nog eenige genezing kan brengen aan hunne-
door en door zieke hersenen: Jelui wordt er nooit
rijk mee! Nooit!
En wil er nu weer iemand nijdig worden over
dezen brief, dien ik met de beste bedoeling en in
alle menschlievendheid geschreven heb, dan moet lilj
't maar doen! Ik neem er geen woord van terug!
H. d. H.
CORRESPONDENTIE.
P. de K. Dat is mij niet mogelijk; ik weet er zelf
te weinig van. 'n Man, die in het vak is of er
zijn bizondere studie van maakt, zal u ongetwijfeld
gaarne inlichtingen geven. Ge weet de adressen van
twee der andere sprekers, wend u tot een hunner;;
ze weten er ongetwijfeld meer van dan ik.
U. G. Waarom niet? Alles is mogelijk, en niet bi)
God alleen.
Op uw tweede vraag mag ik geen antwoord ge
ven. In het Spreukenboek staat: „GU zult geen doove
vloeken", d.w.z.: Gij zult geen kwaad zeggen van
iemand, die het niet hooren, kan, b.v. achter zijn rug.
Denk hier eens over na.
M. P. S. Excuseer mijn lange wachten eer ik u
antwoordde; ik heb het niet kunnen vinden. Vraag er
uwen predikant naar; die vindt zoo'n vraag evenmin
dwaas als ik. Sterkte!
H. d. H.
Van dit en van dat.
KOOK-HER VORMING
Op het oogenblik bevindt zich te Londen een van
de bekendste Fransche koks, de heer Soyer, die er
een meer dan gewoon succes vindt door zijn methode
van het bereiden van spijzen.
Hetgeen wij daaromtrent lezen (o. a. in eenige
opgewonden artikelen in de Daily Chronicle) heeft
ons dermate verrast, dat wij het tot een duren plicht
rekenen, onze Hollandsche vrouwen, die zich voor ee.i
goede keuken interesseeren, op de hoogte te bren
gen van dit allernieuwste op koksgebied.
De Fransche kookspecialiteit Soyer houdt zijn de
monstraties in Jule's Restaurant in Jermyn Street
te Londen; hü noodigt er zü'n Engelsche vakgenooten
uit en zonder poespas of aanstellerij kookt en bakt
en braadt hij voor hun verbaasde oogen allerlei
vleesch- en vischgerechten, groenten, vruchten, ver
snaperingen.
Bü" zqn eerste college hield hij een kleine toe
spraak vooraf, waarbij hü" zei: „Dames en heeren. ik
ben niet voornemens u een geacheveerd menu voor
te tooveren. Ik wil mün werk slechts behoorlijk en
vlug doen. Deze keuken is ook niet afzonderlük voor
de proef ingericht en met bü'zondere preparaten houd
ik mij niet op. Ik bereid het eten toe door het In
roosteren of gaar te laten worden in papieren zak
ken. En deze methode is zoo practisch en zoo een
voudig, dat zü een evolutie zal brengen in onz>
keukens. Het is zoo makkelijk, dat een kind het kan
en de toebereiding geschiedtt zonder eenigen omslag
of ongerief.'
Na deze inleiding begon de Fransche kok de on
derdeden van een aantal verschillende gerechten toe
te bereiden; hij nam vleesch. visch, wild, gevogelte,
groenten, kruiden, en voegde de ingrediënten van
eiken schotel samen.
Zoo nam hü een stuk roastbeef van S pond. wik
kelde het vleesch in een stuk papier, vouwde de
hoeken en punten om en plaatste het omwikkelde
pakje op een rooster, dat in, den oven geschoven
werd. Na zeventig minuten beval "de heer Soyer zün
helpers het vleesch te voorschijn te halen; men zag
dat het papier een weinig 'bruin gebrand was aan
de randen, doch toen men het vleesch voor den dag
zag komen, ontsnapte een kreet van verbazing aan
alle aanwezigen,.
Zooals de Daily Chronicle schrijft: „Br was een
kritikus bü, een kenner uit Deu Haag. die uitriep:
„Wonderbaar!
De Franschniian bereidde op dezelfde wijze een der
tigtal schotels: een kalfslap bereidde hij toe met to
maten, uitjes, erwtjes, worteltjes en pieterselie; en
na 45 minuten kwam uit den papieren zak een on-
berispelük gerecht te voorschijn. Dus volgde de eene
schotel na den andere.
In Engelsche vakkringen is men wel zeer verbaas l
over deze schünbaar nieuwe methode vaYi het toe
bereiden van spüzen, doch men schünt er tevens vol
lof over te spreken.
Men haalt in de Dailv Chronicle de woorden van
den Franschen keukenprins Soyer aan, die het aldus
kort en bondig uitdrukt:
..Inderdaad, dames en heeren, de lijd- zul komen,
dat deze manier begrepen en gewaardeerd zal worden,
zoodot men desnoods zou kunnen koken in de huis
kamer."
Men mag benieuwd zijn of het zoover zal komen I
In elk geval lijkt het experiment, dat nu in Londen
zooveel opgang maakt, ons belangrijk genoeg, er ook
in ons land de aandacht op te vcs.igen. Hdbld.
£J t I
BlUM HONDERD TWINTIG JAAR GELEDEN.
Ik la» rigöi K van *»*ii uiiUt-r.vyz r hu HS'l-
berle en stierf in 1790 dat bü gedurende de 61 jaren
en zoven maanden van zü'n ambti-bpdierinp, naar etn
matige berekening, uitgedeeld heeft 911 527 stokslagen,
124,010 kas?ü'iineen met de ro-de, 2'i.O 0 klappen met
de liniaal, 136 715 tuchtigingen met de plak. 10.285
muilperen, 7!'26 oorvegen. Bovendien beeft hü 777 maal
oen knaap laten knielen op erwten en 613 maal op een
dri-kant blok. Er staat ook van dozen opvoeder der
jeugd ge«cbreven, dat. hü meer dan 3000 scheldwoorden
tot zü'n b schikking had, waarvan de taal des lands hem
twee derden geleverd had en eén derde van z\jn eigen
vinding was.
De vraag mag gedaan worden, wanneer de man tü'd
had om les te geven en diens Jongens 1- te 'eeren,
terwü'1 bet wel een groot genot gewee- t ?.i n bü
hem ter scholo te gaan