ai GregoD it LaM- bj Tniioni. Zaterdag 22 Juli 1911. 55e Jaargang. No. 4954. DERDE BLAD. CCCVII. APOLOGIE. Enkel die wij waardig zijn, Zullen, tot ons neigen Enkel die onp waardig zijn, Kunnen tot ons stijgen. Liefdes Avondlied. Houtens. Kan een moorman zijn huid veranderen, of 'n lul- naard zijn vlekken,? Jezaia. Na foreign foe could quell Tby soul, till frorn itself it feil." Claour. Byron. Aan enkel q Lezers der Schager Courant mitsgaders aan den Uitgever derzelve. Op die manier zullen het evenmin „Amsterdamsche' Brieven echte dan worden, als het „prce- Icen" of ,,vertoogen" mogen zijn. Op die manier wordt t 'n soort van huishoudelijk geleuter over soep. die lo zout was of misschien wel 'n ietsje zouter kon vlezen. Mag ik enkelfen „in ontwikkeling hooger staan de" opmerken, dat „too many oooks spoiï the broth"? welk Engelsch spreekwoord iti 't Hollandsch zeggen wil: „Teveel koks bederven de soep". Is het vier regelig motto, dat ik boven den 305den brief schreef, uit de fabel van La Fontaine, niet duidelijk genoeg geweest? Ik kan geen brief schrijven, die naar den zin É3 van al1 de duizenden lezers der Schager-Courant, en ■-ik wil 't niet ook. Ik schrijf mijn brieven en niet van Meneer Zus of Juffrouw: Zoo. En als ik 't Een vriend is. Ia, ccn kosllijk ding, Doch zoo ik kiezen mocht daarneven, Ik koos. al klinkt het zonderling, Dat God mij vijanden mocht geven, De vinnigs te, die men kan zien, En liever honderd nog. dan tien. 't Zijn scherpe prikkels voor 't verstand, 't Zijn trouwe wachters voor de zeden, 't Zijn drijvers voor de slappe hand En sterkte voor de trage leden. Wat dank ik hen al menig jaar Het beste dat er in mij waarl Wie vrienden vindt, is mooglijk goed, Maar wie met vijanden moet kampen Wordt sterk van 'geest, rein! van, gemoed Blijft staal en goud in 's levens rampen, Mits hij, recht wars van toom of haat, Met dank vergelde 't goeddoend kwaad. Geef, Goede God, wij bidden 't U, Een trouwen vriend; maar wil daarneven, Zoolang dc wereld is als nu. Ook scherpe vijanden ons geven Wil... schiet ooit vriendenhand te kort. Dat ons een vijand wakker port I Over V ij a n ds ch a p. TERWEN. Wil iemand maar eens even zeggen, waar de logica in dit gedichtje mank gaal'? Het eenige wat ik er op te antwoorden heb, is, dat 't voor mij geen waar de heeft. Ik heb helaas geen vijanden, nooit gehad ook. en dit zal dan ook wel de reden zijn, dat ik.... Och. laat mij zwijgenWat helpt mijn biechten aan u. als ik 't niet doen zou aan mijn eigen hart'? Als ik mij toch bleef verharden? Wanneer ooit n mensc-Ji mij „kwaad" toevviferp, dan was 't in „g'ocd'- ver anderd. eer ik 't opving. Zou ik den zonneschijn wét liefhebben en den regen niet? Zou ik den voorspoed wél vriendelijk begroeten en den tegenspoed niet'? Ja, zoo zouden kinderen doen, die nog niets geleerd heb ben in de school van het leven; maar zoo doen vol wassenen niet. Zoo doet geen „man" 1 „Toen ik 'n kind was. sprak ik alis een kind, was ik gezind als een kind, overlégde ik als een kind; maar nu ik een man geworden ben, nu heb ik te niet gedaan datgene wat eens kinds was. 'n Kind ziet door oen spiegel in 'n duistere rede, maar 'n man ziet en erkent van aangezicht tot aangezicht". Ziet en erkent zelfs van verre; en zoo hij noog genoeg stijgen mocht, om in alle klaarheid zich zijn tranen en zijn lachen bewust te zijn, zal hij zijn geluk steeds grooter zien worden. „Mais retournon8 aux brebis 1" Nu moet ik weer naar my'n schapen terugkeeren. Het eenige wat aan vrien delijke lezers en lezereseen uit bovenstaande bewezen „Vergeefs do flosch gespoeld en 't kleedje glad gewreven, De reuk van 't vocht is tcch bewaard En do ingesloten vouwen bleven 1 Do moriaan wordt nimmer wit Met al uw poetsen en polieren; GU houdt uw zedon en manieren; Wat u in 't merg geboren zit Is met geen slagen te overwinnon Halastarrig volgt u de oude aleur, En wijst gij baar vergramd de deur, ZU komt weer door hot venster binnen." Vertaling van Ten Kate. En als ik nu na dezen brief ook 'n moraal moest schrijven, 'n moraal, die ik in 'n eindelyke omhelzing van mjjzelven met tranen heb aangenomen, 'n moraal, die mijn vijanden mij tot vriendenniet te maken, en altijd verzoenend werkt en nooit verwijten toelaat, dan zou ik geen andere schrijven. Nu echter in het geval van heden, waarin de strijd alleen maar ging over mijn schrijverij mag die moraal eenigszins gevarieerd worden, en ik zeg U allen Vergeefs uw brlevental geschreven, Om mij to maken naar uw wensch, Al wat gij aan mij kunt beleven, Is, wat ik door mp eigen streven Nog eens bereiken zal als mensch. Ik hoor uw woord, ik lees uw klachten, Ik doe my'n best zooveel ik ken, Maar als mijn dagen en mijn nachten Van waakzaamheid en zelfbetrachten Mijn ziele zelf geen wijsheid brachten, Dan zal ik blijven, die ik ben. H. d. H. dan soms bij 't verkeerde eind heb of onlogisch bi kan worden, is dit: dat er ook met boter gemorst kan wijn redeneeiing ben, dan heb ik nog nooit gewei- worden, zonder deze nu juist nog aan de galg te smeren, gerei naar goeden raad te luisteren, of mij te laten onderwijzen. Ik kan heel gemakkelijk mijn ongelijk bekennen, daar ben ik gelukkig verstandig genoeg voor, «n ik wil ei' nog wei bijvoegen, dat ik van do groot- sta ezelskoppen net meest geleerd heb, even goéd als ik van den enkelen schurk, dien ik het voorrecht had in mijn leven te ontmoeten, het best te weten gekomen ben wat het zeggen wil 'n edel mensch te rijn. Zonder ooit, wat men noemt 'n „Multatuliaan" te zijn geweest, heb ik toch den tijd gekend, dat ik mij al zijn werken aanschafte en las. Er kwam ook 'n tijd. dat ik do ruimte in mijn. kast beter kon be nutten door er wijzer beeken in te zetten, en ik heel1 Multaluli op 'n enkel deel na, van de hand deed. Maar nu spijt 't mij, want nu kan ik niet aanwijzen, waar ik bij hein dien gouden raad las li „LEER LEZEN". Üw aller ernstig gemeende brieven, mitsgaders die des heeren Trapman, zjjn allen even ernstig door my gelezen. Maar evenmin als ik kans zie, brieven to schreven van 'n „hooger ethisch peil", evenmin zie ik kans „geestige" of „aardige" of „z a k e 1 y ke" brieven te schrijven. Ik ben geen man van metbode of stijl, wat heelemaal niet zeggen wil, dat ik 'n man zou zijn zonder principes. En myn school is geen kleinere dan de heelo wereld, voor zoover ik die kan zien en met de handen van mijn ziel betastenwelke bekentenis in zich sluit, dat ook uw brieven hun invloed op mij niet misten. Ik mag in deze het woord der oude Hebreön herhalen„Van ieder, die mij leeren wilde, heb ik leering aangenomen." MaarJa, nu komt de groote „maar". En om U nu die „m a a r" duidelijk te doen begrijpen, zal ik maar 1 eenvoudig zeggen, dat 't mijne schuld niet is, dat ik eens geboren werd en het naar alle verwachting ook mijn© schuld niet zal wezen, dat ik eenmaal sterven zalevenmin als 't mijne schuld is, dat ik als jongetje geboren werd en toch geen jenever lust. Toen de tijd voor mij was aangebroken waarin 't 'n mensch over komt met zichzelf kennis te maken, viel die kennis making ik zeg 't u eerlijk! mij heelemaal niet mee. Ik zag andere menschen groot, en ik gevoelde mij Maar ik weet nog! goed, dat ik bij het lezen van. die woorden heb nagetiacht. en de overtuiging bekwam, dat uit het feit van niet te kunnen lezen heel wat misverstand geboren wordt. Zoo tobt ieder, die 'n min of meer publiek leven lijdt, mot 'n telkens weer andere tobberij. Dominé- Minister Tal'ma is er in dit opzicht geen zier beter aan toe dan 'n man van dén Anisterdamschen reini gingsdienst, die hier 'n strootje en daar 'n plasje ver gat weg te vegen, of 't vuilnis veegde van dien een zijn stoep voor de deur vbn den ander. De melkrondbren- van „De Sicrkan" in den Haag kunnen hun 25 ij— en kreeg er voor op myn gezicht. Al mijn vrienden r melk zóó niet uitmeten, dat do klanten en de op twee uitzonderingen na waren ooiijker dan ik, 'n kleintje. Ik zag anderen dik doen en 't daarbij soms 'n heel eind brengen in de wereld, en 't wekte my'n tegenzin. Ik vermoedde en dat vermoeden werd soms bevestigd dat men langs dievenwegen, 6omsde kans loopt, rijk te worden, en ik begeerde dien rijkdom ,nlet. Ik zei de waarheid wat moest ik anders zoggen^? fjter melk zóó niet uitmeten, dat dc klanten directie beiden tevreden zijn. Of do klanten moppe ren óf de directie, in welk laatste geval, bij den der den keer, 't ontslag volgt, zoodat de mininuim-beZol- digden er toe komen den lïiatsten Liter aan hun vrouw of zuster te verkoopen, die dan blij mag wezen als zij voor haar dubbeltje 'n hal ven Liter krijgt. Ik was onlangs bij 'n dominé gelogeerd, die in 'n gemeente stond, waar nog al gedronken werd, wat ieder wist. Na de mooie, eenvoudige preek, die ik gehooixl had, kwam het gesprek we zaten aan de koffietafel op dat drinken, en ik merkte op, dat het zijn nul kon hebben, daar van tijd lot tijd eens over te preeken. De beste, verstandige jonge pré- dttkant keek mij aan en vroeg ernstig: Zoudt u dat «tenken? „Ongetwijfeld 1" was het antwoord, dat ik loog. want ik wist bij ervaring wel beter. Maar ik lieg wel eens moei", als ik aan n ziekbed! sta of over zieke menschen spreek, omdat ik nog nooit heil heb zien groeien uit de erkenning van 'n ziekte; !t allerminst 'n zielsziekte. Een dief heeft nog nooit 't stelen nage- laten, door hem voor „dief te schelden, en "n laste raar, wien ge zijn laster bewijst, vervalt indien 1 hij niet zeer sterk is van kwaad tot erger. Mij is het altijd voorgekomen het beste to zijn, eiken zieke toe te spreken, alsof hij volmaakt gezond was. En waar ik dit ooit 'n oogenblik vergat, daar heb ik er titer altijd spijt van gehad. Wij! moeten doodeenvoudig de zonden van anderen niet zien, en als wij ze zien, ze niet erkennen en er in geen geval ooit over spreken, allerminst in verwijtenden zin. 'n Verwijt kan ongetwijfeld zeer gegrond zijn, maar 't is hoogst zel den verstandig en nooit waarachtig menschlieveud. Als we over zonden spreken. Iaat het ons dan over onze eigene doen, dan kunnen we gewoonLijk den avond wel vol redeneeren. want over onze deugden cn bravigheden zijn we gauw uitgepraat. Maar onu op t gesprek met dieu predikant terug te keeren: Hij hoorde alleen 't woord en niet mijn leugen, en antwoordde, bijna berustend: „Och, dat I heb ik al zoo vaak gedaan, maar >'t gaf enkel d&n- stoot en 't drinken werd er niet beter op." Zoo is 'n kok in 'n restaurant in zijn keuken doen de om spijzen te bereiden voor bezoekers, wier smaak hij niet kent; zoo zit 'n schrijver van brieven-in-_ kranten, ver weg te schrijven voor menschen, die hij geen van allen Kent en wier letterkundige smaak en ontwikkeling varieert tusschen een en duizend. Is 't dan wonder, dat de soep van zco'n kok, of zijn mayonnaise of zijn paprica dezen of genen dineur niet smaakt? Is "t dan wonder, dat 'n opstel', 'n brief, 'n verslag, 'n verhaal, 'n causerietje niet ten allen tijde en niet aan allen bevalt? Hebt ge 't wel eens zien re genen. dat ieder ei- blij mee was? Ik niet. Maar het noest zoo zijn. Als do zon dag aan dag schijnt en 't een verrukking is buiten te loopen, de duinen af te hollen, in zee te liggen, dan zeggen de menschen, dat 't „goddelijk" weer is. Mag ik vragen of regen en donder en hagelslag minder „goddelijk" is? Wat is dat voor 'n soort van levenswijsheid? Moeten we altijd maar gezoend cn geaaid en gepluimstrijkt worden, om te weten, dat de menschen het goed met ons meenen? En al meenden de menschen het niet goed met ons, zou daarom het leven het niet goed met ons meenen? Zouden wij daarom voor onszelf niet het beste bedoe len? Wie heeft er den leugen zóó lief, dal hij de waar heid niet zou willen hooien? ook al beschaamt hem die waarheid? 'n Vijand kan 'n vcrschriklijk wezen op twee uitzonderingen wat zoo moeilijk niet was, want zelfs myn'liefste leer meester, Jeronimo de Vries te Haarlem, beoordeelde mij als „min of meer onnoozel". Dit is weliswaar jaron geleden, maar ik geloof niet, dat hij dit oordeel geheel te boven is. In één woord: ik voelde my met myzelven opge scheept, iets wat ik bij anderen maar hoogst zelden ontmoette. De meeste menschen kunnen het wonderwel met zichzelven vinden, en bij 't ontbranden van 'n strijd of 't ontstaan van 'n verschil hebben zij eer er nog 'n woord over gedisputeerd is gelijk. De anderen hadden altijd ongelijk, waren oneerlijk, gevaarlijk, on logisch, gek. En als ik dan aan 't weerleggen ging en de mogelijkheid opperde, dat die anderen het misschien niet zoo kwaad bedoelden of misschien wel oods gelijk konden heiben, dan werden dezelfde kwalificaties op mij toegepast. En dan wat zal 'n klein mensch anders doen dan zweeg ik maar of ik ging weg. Zoo heb ik menigmaal 'n stommen uitgever den indruk kunnen geven, dat hy gelijk had en hem door mijn zwygen verder voortgejaagd op den weg der zelfverdwazing. Zoo heb ik menig vriend, die altijd „gelijk" had, zich te pletter laten loopen tegen den muur van zyn eigen onverstand. Ge zult zeggen, dat dit „gemeen" van me was. Maar als ik 't met gewone woorden en met gewone logica niot klaar kan krijgen, dan geef ik 't op. Er over ky ven of om vechten doe ik niet; waarschijnlijk omdat ik daarvoor te.... Ik weet waarachtig niet, welk woord zo daarby gebruikt hebbenmaar ik geloof 't zooiels was als „lammenadig" óf „beroerd". Welnu, óók al goedl Waarom zou 't niet goedzyri?! Is 't dan al bewezen, dat zy ongelijk hadden? „Gelijk" heb ik maar zeldendat bewyzen de twee brieven van die uitgevers en dat bewyst het oordeel dier „meer ontwikkelden", die myn 301sten brief lazen als „in ernst geschreven". Maar 'n „eenvoudig onderwijzer" las hem zoo niet en zond my 'n brief, waarin hy spreekt van to hebben „geproest van lachen over die kostelijke satire". En 'n ontvanger las hem zoo n i e t. En 'n sigarenkoopman las hem zoo niet. En twee dames lazen hem zoo niet. By wie of wien van die allen schuilt dan het mis verstand In elk geval ten deele bij my, want ik bad die satire of wat praat ik toch over dien éénen brief 1? ik ben verplicht al mijn brieven zóó te schrijven, dat ieder hoog of laag ontwikkeld ze lez n en begrijpen kan. Waar offert Trapman zich anders voor op I Maar ik kan 't blykbaar niet, evenmin als ik er kans toe zie mijzelf 'n centimeter langer te maken. Ik schijn te wezen, die ik ben, wat weer niet verkeerd gelezen moet worden, en niet alsof er stondIk scbyn, die ik ben. Ik.bedoel er alleen mee: „Ik ben, die ik ben, en geen ander.'' En evenmin als ik 'n ander myn eigenschappen en persoonlijke eigenaardigheden kan eigen maken, evenmin zullen anderen er in slagen my te veranderen, 'n Mensch of 'n menschenziel is niet van stopverf gemaakt, ge kunt 't maar niet eiken gewilden of gewenschten vorm geven. Ge kunt 'n knolwortel of 'n boom of bloem misschien wel veredelen, maar ge kunt van een ceder geen cypres maken, Herinnert ge u de fabel van La Fontaine nog, die ik u eens vertelde Van dien man, die 'n lieve kat had, welke kat op zyn gebed door de goden veranderd werd in 'n liöve vrouw? Nu, by beleefde weinig pleizier van die metamorphose, want ~n lekker lagen te slapen en er kwam 'n muls in die als boerenknecht In Hollands Noorderkwartier ls gaan dienen, aan zijn broer Klaas, die ln de Zaanstreek gebleven ls. LXXXIX. De stemming voor Gemeenteraden, Heeft overal nu plaats gehad. Daar is in onze Noorderstreken Geen strijd gevoerd: weer zit, wat zat. Te Nieuwe Niedorp stond wel Visser Bijna perplex, doch, niet geheel, K. Breebaart Dz. won van Klare, En blijft dus ook op 't Raadstooneel. In Schagen werd een drietal nieuwe Met vla& en wimpel ingehaald. Het waren: Schoorl met Hopman, Boekei, Waarop de keuze is bepaald; Snel werd verzocht om thuis te blijven. Want Schagens Raad, dit weet je wel, (Ik schreef het j' indertijd* al, meen ik), Houdt niet zoo bijster van heel snel. Als 't nu maar niet te langzaam vordert. Want Boekei is voorlange wei. Dat goedje is zoowat oneindig, En dan: het is zoo goor daarbij. Heerhugowaard koos nieuwelingen, Maar nam de lui van Rome niet, Zij komen later, dat snapt ieder, Die al hun kind'renklompen ziet. Te Noordscharwoude houden allen Van bij de hand zijn, 's morgens vroeg; De lijst voor Opperdoes en Keeman Kwam echter nu wel laat genoeg. Toch bracht de stemming voor de Raden Den geest in werking van: „Ons Blad". Geen mensch wist, dat dit Roomsche krantje Zoo'n Snaak bij de Redactie had. Verbeeldt je: Trapman, die de Schager Benut had voor 't verkiezingswerk En voor de drie gekozen boeren Een stuk schreef, nogal taam'lijk sterk; Kreeg, volgens 't aangehaalde krantje. Toen van die boeren: karnemelk, Nog wel besmet door mond- en klauwzeer. Maar: karnemelk is goed voor elk. Daarom liet 't krantje Trapman venten Ermee, en noemde hem „zeloot", Toen lachten alle Roomsche kiezers Om den „komiekeling" zich dood. Datzelfde krantje, waar het Snaakje In de Redactie zich zoo weert, Wil Nieuwe Nledorps Katholieken, (In 't kiezerswerk nog onbeHEERd), Opwekken, tot wat meerder actie: „Licht, dat een kiesvereeniglng „Kan maken, dat de Roomsche heng'laar „Voor z ij n, kat ook een vischje ving." Wij helpen 't wenschen, veel toch zijn er In, Nieuwe Niedorp, vol respect: Voor 't Katholieke doel en streven En, 't Katholieke intellect. ,,'t Is trouwens noodig dat er eind'lijk „In Nieuwe Niedorp kenfring komt, „De lui zijn daar t e nieuwelichterig, „Je staat soms letterlijk verstomd „Van 't nieuwe doen, en 't krasse durven, „Door enkelen, in het, openbaar, „Bekijkt alleen, voor die materie, „Het laatste vrije huwelijk maar. „Een paartje, dat een week of zeven, „Elkaar gekend had en, gevrijd, „Ging naar de kerk, op negen Juli, „Waar 't vrije huw'lijk werd gewijd, „Niet als voorheen met formulieren, „Maar door een preek, vol liefde en trouw, „Die ook, en 't meeste, zouden heerschen, „In, 't huis va,n vrijen man en, vrouw. „Toen deze preek was af ge loopen, „Gaf men de jongelui de hand, „Met beden van geluk en zegen, „En 't paar vermeldde in de krant: „Dat zij hun vrijen, trouwdag vierden „Op negen Juli van dit jaar, En, in een nette, kleine woning „Daar koekeloert nu 't vrije paar." Dus% ongeveer, vertelde een, kennis Van,'mijneu baas, daar uit de streek. Die gaarne voor de waarheid instond, En dacht: dat weldra elke week Zulk vrij „geheirat" plaats zou vinden, Wijl, „wat men nu doet met de fiets: „V e r r u i 1 e n", ook wel kon, met vrouwen „H et vrije hu w'1 ijkkosttoch nie t.s!' Ik praatte over een en ander Eens even. met mijn lieve Neel, En vroeg: „wou jij mij ook zoo trouwen?" Doch, Klaas! het meisje zei niet veel. Alleen, gaf zij mij kras te kennen: „Dat zij wou trouwen voor de wet, „En dat ik, als ik vrij wou trouwen, --->T.OO,. hort JAAP. een plekje uit de zon, b.v*. achter oen muur of schut ting, waar de grond niet spoedig uitdroogt, want als zulks gebeurt, komt er van het zaaisel niet voei te recht. Indien de grond ten tijde, dat men wil zaaien droog 1b, dan giet men hem terdege nat en al« het water genoegzaam in de aarde gedrongen In, strooit men de zaden uit. Dit gaat het regelmatigs!als men het zaad goed vermengt met vochtig zand. Na het zaaien drukt men den grond een weinig vast en strooit er een dun laagje fijne. Tochtige aarde ter bedekking over, Hierna legt men een vochtige moBkovIsche mat, een ouden zak of een kleedje over het bezaaide bedje, waardoor men niet alleen verzekerd is van een goede ontkieming der zaden, maar meteen ook de vogels be let het zaad om te scharrelen en weg te pikken. Wordt het dek droog, dan kan men het met den broes gieter opnieuw bevochtigen. Zoodra de zaadjes ont kiemd zijn en de kleine plantjes hare kopjes boven den grond uitsteken, moet men het dek wegnemen, wat het beste geschiedt tegen den avond of bij be trokken lucht. Vreest men, vogelschade, dan kan men zwarte draden over het zaalbed spannen. BIJ aanhou dende droogte verdient het aanbeveling '8 avonds en kele malen terdege te gieten. De plantjes ln Juli of Augustus gezaaid, worden in September op een andere plaats wat ruimer uitge. plant. In de vaktaal noemt men dit werkje „verspe nen". Zoowel het zaalbed als het verspeenbed legt men bij voorkeur aan in den moestuin of op een afge legen deel van den siertuin. In Octobcr plant men de Jonge vlooltjeeplanten eindelijk op do bodden ln den bloementuin, waar ze het volgende voorjaar haro groote, rijk gekleurde bloementuilen ontplooien. Violen hebben veel voedsel noodig. ZIJ moeten daar om worden uitgeplant op een uitstekend bemest en goed diep omgespit bed, dat uit humusrijken grond moet bestaan. Men plant de riolen op 25 centimeters afstand eai drukt ze behoorlijk aan, waarna ze worden gegoten. De beste planttijd is omstreeks half October, want dan kunnen ze nog krachtige wortels vormen eer de vorst invalt. Om het opvriezen van den grond tegen te gaan, verdient het alle aanbeveling ouden mest, blad of turfstrooiscl tusschen de planten aan te bren gen. De planten zelf moet men hiermede niet be dekken. Kan men wat dennetakkem bekomen, dan is het aan te bevelen, die gedurende den winter- over do violfen te leggen. Zoodra in het voorjaar de natuur ontwaakt, maakt men den grond tusschen de rioolties los en giet er wat vloei mest tusschen of een zwakke oplossing van kunstmest (510 gram per Liter). Dit kan men la ter nog een paar keer doen. De rijke bemesting geeft forsehe bloei en groote bloemen, echte reuzen-violen De grootste bloemen geven de Reuzenbloemige viool tjes. Men kan het zaad gemengd koopen of in afzonder lijke kleuren. Gold' Eise is zuiver geel, Schnocwittchen is hagelwit, Lord Beaconsfield purper met lichtblauw bovenblad, Kaiser Wilhelm is donkerblauw, Morren- koning is koolzwart. Kweekt men deze kleuren afzonderlijk, dan kan men er fraaie klfeurenvakken mede vormen. Vooral geel met purper maakt een schoon effekt. Als in Juni de viooltjes kleiner worden, neemt men zo 'weg om ze door fraaie zomerbloemen, b.v. knolbe- gonia's of zona les te vervangen. Zekerder dan op den vollen grond slaagt het zaaien van violen in pannen of bakjes, bedekt met een glas. Men houdt deze uit de zon en regelmatig vochtig. Zoodra de plantjes goed opgekomen zijn, gaat men zo verspenen. Niet zoo algemeen bekend maar niet minder mooi dan de gewone violen rijn de overblijvende viooltjes. Viola cornula of ,,Tuftcd Pansies'. .Men behandelt zo geheel als hierboven is medegedeeld over het kweé- ken van gewone viooltjes. Zij bloeien den geheclen zomer en zijn behalve voor afzonderlijke perken of randen, bijzonder fraai ter beklecding van den grond onder vakken met stamrozen. Men heeft de Tufted Pansies in wit. geel, blauw, purper cn wijnrood. Wio ze eenmaal leert kennen, zal deze den ganschen zomer rijk bloeiende viooltjes, steeds waardeeren. Wie zich 'jarenlang moe gegeken heeft op geraniums (=r zona les fuchsia's of begonia's, zal zich niet beklagen, indien hij ter afwisseling eens een perkje viola-cormuta neemt. Geheel op dezelfde wijze als men viooltjes kweekt, doet men dit ook met dc VERGEETMIJ NIETJES. Ook deze zaait men in Augustus, verspoent zc 111 Sep tember cn zet zo half October op de voor haar be stemde perken. 25 c.M. van elkaar. Men dient ze niet zoo sterk te bemesten als dc viooltjes, anders worden de planten te geil en blijven de bloempjes tc Veel tusschen dc bladeren verscholen. Geheel dezelfde behandeling vragen dc SILENES. Hiervan is Silene pendula compacta de fraaiste. Men heeft zc rosc en wit. Men kan er aardige kleurenpci- ken mee samenstellen. Ook oen rand Vergeet mijniet jes om een perk Sirenes voldoet uitstekend en wordt daarom herhaaldelijk toegepast. In strenge winters komt het meermalen voor. dat eenige der riolen, vcrgoetmijnieljes of silenes uitwin- teren. Het is daarom voorzichtig een aantal planten op de verspeenbedden in reserve te houden cn hiermee, zoo noodig. 's voorjaars in te boeten. Men zet ze dan met een goeden aardkluit over. Op bijna gelijke wijze kan inen zelf verschillende tweejarige gewassen en vaste planten telen, b.v.Cam- panulas. Stokrozen, Duizendschooncn, Judaspenningen, Papaver nudicaulfe. Papapa* oriëntale. Chrysanthemum maximum. Corcopsis grundiflora. Riddersporen, enz. De zaaitijd van dc meeslen is Mei-Juni. Vóór alles moet men deze planten in de schaduw zaaien en nooit in do volle zon De zaden van vele tweejarige en overblijvende gewas sen liggen gewoonlijk lang in de aarde eer zc ontkie men. Men houdt dc zaailicdics geregeld vochtig en phikt het onkruid voortdurend weg. Na het opkomen van het zaad, worden de kleine plantjes eens of (wee maal verspeend cn ten slollc vóór den winter op dc voor haar bestemde plaatsen uitgeplant. waar men ze met wal bladriet, bladeren, stroo of takken tegen dc felste vorst beschut. Vele zaadhandelaars hebben dc goede gewoonten in hunne prijscouranten de l>este kweek wij ze bij iedere plantensoort te vermelden. Als men daar naar te werk gaat, bekomt men dikwiils de verlangde resultaten. In de volgende maand behandelen we dc mooiste bob cn knolgewassen, welke s voorjaars bloeien. Wie zelf wil kweeken, dient lang vooruit te zorgen. D. E. LANDMAN. Burgerlijke Stand. „Maar met een, ander moest naar bed." rijn. maar 'n jabroer is nog voel versehriklijker. *'a v^mor vlooide vrouw'op om die muis te vangen, 'n Vijand?II Dal is 'n mensen, om lief te hebben, ?.e rd-,..-. *nn nr>\r dn v«rifdlini' mat de GEMEENTE ZIJPE. Ingeschreven van 13- 19 Juli 1911. GeborenCornelis, zoon van Cornelis Hoogeboom en Willemyntje Schermer. OverledenBregtje, 7 jaar, dochter van Dirk Wilde- boer en ADtje Neefkes. CLXXXII. HET ZAAIEN EN KWEEKEN VAN VOOKJ AAltSBLOEMEN LN VASTE PLANTEN. I Er zijn verscheidene mooie planten, welke 's voor jaars prachtig bloeien, doch die reeds den vorigen zomer, van Juli tut September, gezaaid moeten wor den. Als voorbeelden kiezen we viooltjes, vergeet-mij- nietjes en silenen. DE VIOOLTJES houden niet van de brandende zon en komen met koel. vochtig weer het best tot ontwikkeling. Viooltjes zaait men in Juli of Augustus. j veel werk KANTONGERECHT TE SCHAGEN. Uitspraak 20 Juli 1911. D. S.. Barsingcrhorn, Pol'. Overlr., f 1 of 2 d. J. B.. Barsingcrhorn, Motorregl. f 2 of 2 d. K. v. G., Anna Paulowna. idem, zonder straf aan zijne ouders teruggegeven. L. O., z. b. woon- of verblijfplaats, idem, 12 of 2 d. P. V.. jd., idem, klem. G. B., Zijpe, idem. f 5 of 3 d. J. <1. W.. Zijpe, Prov. Regf. 3af 2 of 2 d. voor elke boelc. M. K.. Visscherij 2 a f 3 of 2 d. voor elke boete. P. d. V., Anna Paulowna, Motorregl., f4 of fid.. P. B., Oudkarspel, idem, f 1 of 1 d. A. S., id„ id.. f 2 of 2 d. L. W., Scha gen. Prov. RegJ 2 a f 1.50 of ld. voor elke boete. D. T.. id., id., 2 a f 2 of 2 d. voor elke boete. J. H. F., z. b. w.- of verblijfplaats, Art. 4553 Str 10 dagen hechtenis. A. S., Prov. Rcgl., f 5 of 2 d. P. B.. Oud karspel. id., 2 of 2 d. P. v. E., N. Niedorp, Motor regl.. f2 of 2d.; J. K., Winkel, id., id. J. K.. N. Niedorp. id., id. C. J. J.. Zijpe, jd., id. S. Gz.. id.. hoog te vereeren, wiens waarde somwijlen verre uit reikt boven die van den besten vriend. Want En La Fontaine eindigt dan ook de vertelling met de I Als men 2ui^'d^ude> f 2oC2 d. verzuchting van het zaaien

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1911 | | pagina 9