Grepen i Lifl- en Tiinbow. Artistenleed Zaterdag 30 September 1911. 55e Jaargang. No. 4994. TWEEDE BLAD. CXCII. KONIJNENHOUDERIJ EN EIERPRODUC- TIE. Met het fokken van konijnen als nevenbedrijf van fcmd- en tuinbouw, is stellig voordeel te behalen, mits deze teelt onder geëigende omstandigheden wordt uit- Eaefend. Wie voordeel! uit de konijnenhouderij wil be ien. moet kunnen beschikken over voldoende voed sel, aat geen handelswaarde bezit en gewoonlijk „af- vsl" wordt genoemd. Zulk afval hebben vooral de tuinbouwers, de kleine landbouwers en de iandarbed- dtera. Of het houden van groote hoeveelheden konijnen nog voordeel op zal leveren, mag betwijfeld worden, want dan moet te veel waardevol voeder worden gekocht of •xpres geteeld. Evenals onder de hoenders heeft men ook onder de tamme konijnen „nulrassen" en „sportrassenf'. Om winst uit de konijnenfokkerij te behalen, kunnen slechts de nu trassen dienen. Hiertoe bchooren: lo. het Vlaamsche of Belgische reuzenkonijn, 2o. het blauwe Weener konijn, 3o. het Zilverkonijn cn 4o. het Hollandsche konijn. Het Vlaamsche reuzenkonijn wordt algemeen gefokt in fc*e omgeving van Gent. Het is groot en lang, en draagt groote, stevige rechte ooren. Zijn gewicht kan tot 9 K.G. stijgen. De vruchtbaarheid kon beter zijn. Het blauwe Weener konijn wordt niet zoo zwaar, hoogstens 5»/» K.G., meestal wegen volwassen dieren van dit ras 33i/j K.G. Het Zilverkonijn is nog iets lichter in gewicht; over zijn gnjze vacht ligt een zilverachtigs» glans. De jon gen zijn aanvankelijk zwart, doch verkleuren na een drietal maanden. Dit ras is zeer vruchtbaar. Het Hollandsch konijn is het oorspronkelijk Neder- ïandsche ras. Het vleesch is zeer smakelijk, terwijl de dieren vruchtbaar en sterk zijn en de jongen goed groot brengen. Het Hollandsch konijn is zeer geschikt om met het Vlaamsche reuzenkonijn gekruist te worden. De krui singsproducten hebben op een leeftijd van 5 tot 7 maanden een behoorlijk slachtgewiciit zonder opzettelijk vetgemest te zijn. Konijnenhokken worden het best buitenshuis geplaatst of in goed geventileerde schuurtjes. Heel goede hok ken kan men vervaardigen van stevige pakkisten, welke met carbolineum bestreken worden en met asphallpa- pier worden gedekt. Groote hokken kan men verdeelen door tusschenschotten. Daar het voederen los in het hok onvoordeelig is, moet men steeds een ruifje in •f voor de hokken aanbrengen. Het geregeld reinigen der hokken is noodzakelijk. Zaagsel is oen uitstekend strooisel in konijnenhokken, vooral in den zomer. Met is een goedkoop en zinde lijk strooimateriaal, dat men evenwel dagelijks moet vernieuwen. Ook turfstrooisel is uitstekend, alsmede grof gesneden stroo en (mindenvaardig) hooi. Dit laatste is bepaald noodig cenige dagen vóór dat de voedsters jongen werpen. Ivonijnen vermorsen veel voeder, als zij niet doel matig verzorgd worden. Ze bekomen dikwijls te véél in eens en trekken het dan grootendeels in het hok. Wil men voordeel halen uit ae konijnenhouderij, dan moet men tegen voederverspilling waken. In het voederen van konijnen moet orde en regel zijn. Velfen voederen, wat ze het eerst bij de hand hebben: vandaag schillen, morgen hooi of koolblade ren. dhn weer aardappelen, wortelen of brood. i Het best is do konijnen viermaal, per dag te voe- iderert en ze nooit meer te geven, dan ze geheel1 op- eten. 's Morgens begint men met wat groenvoer en krachtvoer; 's winters geeft men gesneden wortelgewas sen in plaats van gTocnvoer. Hooi of erwlenslroo is zeer goed als toevoer, 's Middags en 's avonds ver strekt men overeenkomstige voedermiddelen, met wat •ngemalen graan in een afzonderlijk bakje, 's nachts volop hooi of goed stroo. Te veel vocht in het konijnen voedsel is oorzaak van diarrhee dezer dieren, waaraan er velen sterven. Gras, klaver, lucerne, koolbladeren en ander groenvoer mo gen bij het voederen niet nat zijn. Het blad van salade en wille kool is niet geschikt voor konijnen; dat van roode en savoyekool Ls uitstekend. Van de wortelgewassen staan de eigenlijke wortelen bovenaan, vervolgens komen de rapen, de mangelwortelen komen achteraan. Roggebrood is een goed krachtvoeder, ha ver eveneens en vervolgens grondnotenkoek en lijn koek; aardappelen geeft men gekookt vooral aan mest- konijnen. Nu en dan probeert men. of dc konijnen dorst heb ben, b.v. op warme zomeraagen en 's winters, als men geen gr oenvoeder of wortelgewassen kan verstrekken. Drachtige konijnen moeten krachtig gevoed worden en mogen niet te veel waterig voedsel ontvangen. Men kan zie veel haver geven en kort voor het werpen der jongen afgeroomde melk met goedkoope haver mout. Dat sommige algemeen voorkomende onkruiden gaarne door konijnen gegeten worden, Ls algemeen bekend. De paardebloemen en de melkdistels zijn daarvan de voor naamste. Konijnen worden veel naar Engeland uitgevoerd, vooral van September tot Maart. De tijd van fokken valt van Maart lot Augustus. In Januari en Februari is er nog te weinig grocnvoeder en bovendien sterven in die maanden de jongen dikwijls door strenge vorst. Wie een aardig boekje wil hebben over konijnen fokkerij, kan voor weinig geld terecht. No. 22 der goedkoope Land- en Tuinbouwbibliotheek van dc Veld bode behandelt bovengenoemd onderwerp. Achtereen volgens worden er in beschrevende rassen, liet fok ken de huisvesting, de verpleging, de voeding, het slachten, de verzending, dc behandeling der vollen, de ziekten der konijnen. Hel werkje kost franco per post slechts f 0.17. Uitgever is Ledler-Nijpcls te Maastricht. Noc over oen ander onderdeel van liet landboumbe- I drijf kunnen we hier eenige mcdedeelingen doen, n.l. over de kippenhouderij. Volgens de in 1910 gehouden veetelling, waren er in ons land bijna 7 millioen ou dere kippen en 3 millioen kuikens. Eierproductie is in ons lana het hoofddoel der kippenhouderij. Vanaf 1907 voert Nederland meer eieren uit dan in; voor dat jaar was zulks omgekeerd. Onze belangrijkste eieruitvocr heeft plaats naar Duitsch- land. In 1910 was deze 7.675.600 K.G. In de laatste jaren is deze gestadig en belangrijk toegenomen. Vooral de groote massa eieren, welke de pluiinvecrijke provincie Limburg ter markt brengt, gaat hoofdzukolijk naar Duitschland. Na Duitschland is Engeland de voornaamste afne mer van onze eieren. Het is vooral de provincie Gel derland, welke eieren naar Engeland exporteert. Ook naar België voeren wij eene niet onbelangrijke hoeveel heid uieren uit, die ieder jaar toeneemt. De eieren worden in ons land nog voor een groot deel door handelaars aan huis en op de markten op gekocht. Meer en meer worden de eieren echter op veilingen verhandeld. Aan de veiling te Roermond wer den in 1910 ruim 13»/j millioen eieren verkocht, aan die te Maastricht bijna 8 millioen, aan die te Venlo ruim lVs millioen stuks. Te Leeuwarden 376.125 K.G. of ongeveer 6 millioen stuks. De gemiddelde prijs per 100 eieren was te Roermond f 4,27, to Maastricht en te Venlo f 4.19, te Amsterdam f 4,03, te Rotterdam f 4,005. Ieder jaar worden er meer eieren uit Rusland por schip in Nederland ingevoerd, om naar Duitschland te worden doorgezonden. In 1910 was die invoer bijna 10 millioen K.G., ze is in 1895 begonnen. Vooral in de zandstreken van ons land brengt de pluimveeteelt heel wat geld in de boerderij. In de zand streken van Gelderlana zijn boerderijen, waar jaarlijks voor f 1000 eieren worden verkocht, geen zeldzaam heid. D. E. LANDMAN. 397ste Staatsloterij. 5<te KLASSE. 80 TREKKING. HOOGE PRIJZEN. I 10000: 12505. f 1U00: 10/7, 8170, 10077, 19292. 100: 2715, 11045, 10911, 10992. 1 200: 1991, 34/0, 5757 12053, 12300. f 100: 1131, 7435, 8120, 8777, 8911, 8987, 10636, 10675, 12158, 13782, 14609, 140/3, 11/95. Prijzen van I 70. 10 2822 5096 /8/4 10520 13505 15973 18743 95 8/0 202 933 538 546 983 747 115 905 287 8025 559 003 16122 936 270 975 280 155 773 613 355 19019 403 981 316 192 780 807 3b0 221 411 984 410 240 886 14102 397 411 410 3022 452 386 11155 20-1 421 5o2 510 114 531 424 107 258 446 4al 723 155 595 469 305 200 538 002 972 104 614 488 352 410 502 782 1000 232 622 531 354 429 636 919 41 389 679 547 389 5l2 Vos 9i9 80 477 780 766 418 702 763 973 131 486 814 949 481 752 821 20089 153 507 990 9005 510 775 17188 170 259 701 6013 62 618 815 276 102 278 763 31 76 652 900 443 238 292 766 48 364 655 988 474 249 555 841 106 466 718 15123 485 458 563 909 291 507 755 151 530 506 586 911 332 019 808 158 043 528 612 922 056 678 12056 309 747 574 676 961 699 710 413 375 704 842 721 4108 824 796 535 420 826 586 727 126 7202 10071 665 430 18106 658 923 215 210 93 712 517 100 986 2055 233 227 146 786 522 188 63 320 230 168 873 590 216 101 481 313 175 922 715 525 164 626 391 205 13155 813 585 254 742 807 408 302 873 662 678 751 851 466 310 905 711 Van dit en van dat. TEGEN DE MODE. De Engelsche juffrouw Edith Carrlngton voert een heftigen strijd tegen het dragen van bont. En zij beschrijft, hoe dat bont wordt verkregen. Na de ge schiedenis van den zeehond, die wij alreeds in éeu onzer vorige nos. hebben vermeld, volgt die van den otter en van de vangwijze, die plaats heeft met be hulp van een val. Van al de afschuwelijke boosaardigheden, die de mensch verzint en de menschheid tot schande strek ken, is de stalen val misschien wel de ergste, be weert de Engelsche schrijfster. Niemand kan zeggen -rat de stomme, hulpelooze, zieltogende schepsels uren,, dagen, ja weken lang, te verduren hebben ten gevolge van dit duiveLsche verzinsel, dat over de heek- wereld in gebruik is. Zij, die bont koopen en den bont handel in standhouden, dragen de verantwoordelijkheid. Wal dc vallenzetter doet, verricht hij voor g-ld; werd er geen bont gj .dragen dan zouden de vallenzetters een minder gruwelijk bedrijf uitoefenen. Do sabel-, mink en andere bonlsoorlen worden ach tereenvolgens behandeld. Het meest gezochte lid van de familie der wezels is het Russische sabeldier, waarvan er elk jaar tus schen twaalf- cn vijf-en-twintig duizend gevangen won- dep. Deze sierlijke diertjes worden óf in een val ge vangen, óf mecdoogenloos over de sneeuwwocslijnen achtervolgd door mannen, die tot dat doel honden hebben u (gericht. De mink (ook wel Ameerikaansche wezel of nerz genoemd), is een waterdier dat in levenswijze op den otter gelijkt. Het wordt in stallen vollen gevangen, die men gewoonlijk onder de oppervlakte van een water op stelt, waar dc mink veel voorkomt. Jaar lijks worden drie- tot vierhonderdduizend minks ge dood. Daarna passeert in het geschriftje ons eekhorentje de revue. De eekhoorn, die in Engeland rood is, wordt grijzer naarmate hij meer oostwaarts komt, tot hij in Japan zwart is. In het noorden van Engeland kleurt zijn vacht grijs, cn in Rusland, uit welk land jaarlijks milliocncn ockhoornvcllelics verscheept worden, zijn ze eveneéns grijs. Do ti uiden worden gebruikt voor voering of om- boordhig van mantels enz. De staarten worden als boa's cn belegicls hoog betaald. Maar, zegt de schrijfster, het zou van belang zijn te weten, of de vrouwen, die zich evenals de Indi- aansche squaws, behangen met bungelende staarten, vellen en dergelijke lorren, ooit eens hadden opgeteld hoeveel aardige, gelukkige schepseltjes het leven moestén laten voor dal domme doel. De Chinchilla, de Koala of Australische Buidel- beer, de mol, de opossum, de bever, elk dezer bontdragers wordt afzonderlijk beschreven en op een plaatje afgebeeld. En dan resumeert miss Carrington: „Het moet den meest gedachteloozen lezer treffen, wanneer hij de volgende lijst van dieren ziet die in éen enkel jaar gedood weiden alléén voor het gebruik in Grool-Briltannië, Noord-Amerika zond naar Engeland de huiden van 128000 vossen, 2100 veelvraten, 820oo bevers. 15500 otters en daarenboven 2000 zeeotlers; 103000 marters en bijna 900o „fishers" (een soort van wezel of sabeldier); 202000 minks, 59400o waschberen. 807000 stinkdieren en 2.000.OOO muskusratten. Ook zona Amerika naar Engelaod een half millioen opossums, doch Australië twee en een kwart millioen van deze diersoort, en als wij daar nog 216000 apen uit Afrika bijvoegen, hebben wij getallen genoeg. Maar daaren boven komt nog alles wat Europa, Azië en Zuid-Amerika stuurt, buiten de reeds genoemde apen. Behalve dit alles worden de hazen bij miliioenen gedood, en konijnen in ontelbare hoeveelheden; dan heeft men de dassen- vellen, meestal voor handschoenen gebruikt, en ook de geitenvellen, waarvan Indië er ten naasten bij acht millioen per jaar toezendt. Van de kangoeroe, die nu bijna uitgeroeid is, gebruikt Londen omstreeks 120.000 vellen per jaar." De verslagen van het Engelsche Handelsdepartement over in- en uitvoer van bont in het vorige jaar (1910) toonen een groote toename van den bonthandel. Het totale aantal in Engeland gedurende het jaar 1910 in gevoerde vellen bedroeg honderd en twaalf millioen zeven honderd vijf en negentig duizend negen honderd negen en tachtig. Deze cijfers toonen een vermeerdering van twee en twintig millioen negen honderd negen i en negentig duizend vier honderd twee en twintig vel len, vergeleken met hiel vorige jaar. Aldus vat miss Carring'.on en haar Hollandsche ver-1 talcr ten slotte het onderwerp samen „Bont is een weelde-artikel, en men kan voor het kwaad, dat men verricht om het te verkrijgen, niet tot verontschuldiging aanvoeren dat het noodig is om ons menschenleven in stand te houden. Het is niet méér noodig voor het welzijn der menschen dan dia manten. kant of «kostbare schilderijen. Stukjes van de doode lichamen van dieren, bontarlikelen, geverfd en kunstmatig geglansd, zijn niet half zoo mooi als de artistieke producten van weefkunst; zijden en satijnen stoffen, pluche, fluweel, lint en de duizend andere keurige en bekoorlijke geweven stoffen, die zonder bloedstorting vei kregen worden. De echte- kunstenaar cn de man of vrouw, die werkelijk fijn beschaafd zijn, vermijden de ruwe aanraking met aanstootelijke, rot tende en vergaande dierlijke zelfstandigheden, die een maal doelen van een levend wezen uitmaakten en op zulk een wreede wijze van zijn lichaam zijn gescheurd. Uil Engeland wordt dus de oorlog verklaard aan den bonthandel'. En behalve eenige overdrijving, die nu eenmaal bij een warm pleidoo en behooriijke propaganda schijnt te behooren, plaatst de Engelsche dierenvriendin opmerkingen, die het overwegen stel lig waard zijn. Hdhld. BEROEP EN LANG LEVEN. Bestaan er beroepen waaraan voor hun beoefenaars het voorrecht van langen levensduur verbonden is? Deze vraag wordt in een onlangs verschenen Thèse de Paris, getiteld: Les Centenaires, essai sur la lon- gévité humaine, door mej. Delice Roy behandeld. Het schijnt, zegt zij, dat de loopbaan der kunste naars, vooral der schilders, hun een brevet van lang leven uitreikt. Men behoeft slechts de biografieën der beroemde schilders te doorbladeren om zich hier van te overtuigen. Allen werden wel is waar geen honderdjarigen, maar velen overschreden toch den leeltijd van 70 jaar (de onderste grens die schrijf ster aan langlevendheid stelde). Zoo kunnen op goed geluk af opgenoemd worden uit de Italiaan- sche school: Perugino 78 jaar; Antonello van Mes- sina 79 Jaar; Beltint 89 jaar; Michel Angelo 92 Jaar, Titiaan, die in zijn honderdste jaar nog iiJéCUM-- werken schiep, toen do pest, welko in 1876 Venetië teisterde, ook hem meesleepte: Cornaro uit Venetië, dia zichzelf beloofd had 100 Jaar te worden, ea woord hlold ook. Indien wij de zachte lucht van Italië verlaten voor de nevelen en den mist van het Noorden, dan vin den wij ook daar hetzelfde feit weer, en blijken de- dampen van Holland niet te kunnen verhinderen, dat de Hollandsche meesters oud worden. Van Dijck. sterft 78 jaar oud; Van Ravesteijn 85 Jaar; Frans Hal» 86 Jaar; Bloemaart 88 jaar; en wie denkt io dit verband en in deze dagen niet aan don toch nog veel te vroeg gestorven Hollandschen meester, dat wondor van genie en voortbreng'ngsvermoge» op hoogen leeftijd, aan Jozef Israëls, 87 Jaar, toen hij stierf? De Fransche school is niet minder bevoorrecht; stierven ook al enkele groote kunstenaar» jong, het meerendeel bereikte hooge jaren. Noemen wij slechts Vernet, 76 jaar oud; Corot 79; Greuze 80; Nattioc- SI; Lorain 82; Mignard 83; Mme. Vige Le Brun 87; Jan Cousin 89; Largillière 90 jaar. De beroepen, waarin de mensch zijn werk ln d« buitenlucht verricht, zijn ook bijzonder gunstig voor een langeren levensloop; ook recruteeren zich uit da landbouwende bevolking 't grootst aantal hon derdjarigen. Eveneens leidt het leven van geestelijken wegens zijn groote regelmatigheid dikwijls tot hoogen ouder dom, getuigen kardinaal de Salis, die 110 Jaar werd; Gregorius IX, 100 jaar; de pastoor van Lisieux Des- roches 113 jaar; Levezier, Augustijner monnik to Clairfontaine 120; Maigrin, pastoor van Mirande, 101 jaar; etc. De filosofen eindelijk hebben zich ook altijd door lang leven onderscheiden. Solos, Thales en Pittacu® zijn als honderdjarigen gestorven; eveneens Epimea- des en Xenophon; en indien Democritus, Zeno, DIo- genes, Phtyagoras, Plato, Hobbes, Thomas, Reld, Malo branche, "Wolf, etc. al niet 100 Jaar geleefd hebben, rzoo was hun toch een zeer lang leven beschoren. Tegenover deze bevoorrechte levensloopen valt de te vroege dood te constateeren waar tuberculose en andere ziekten een langdurig leven in den weg staan Ook in de geneeskundige loopbaan ls lang leven zeldzaam, ongetwijfel wegens de gevaren van besmet ting en de groote zedelijke zorggen, die het leven, van den geneesheer meebrengt. Intusschen merkt men met genoegen eenige voor beelden op van honderdjarigen onder de genees kundigen. Zonder te spreken van Hippocrates en Gal lens die 104 Jaar leefden, noch van andere genees kundige honderdjarigen der oudheid, noemen wij uit de 17e eeuw dr. Delorme die 100 Jaar leefde; uit de 18e eeuw dr. Ste Catherine 110 en Le Beaupin 117; en dr. Dufournel, den oudsten der moderne, geneeskundigen, die in 1810 op 120-jarigen leeftijd stierf. Uit de 20ste eeuw noteeren wij dr. Meurteset 'van Noyon die op den leeftijd van 100 Jaar een belangrijk archaeologisch werk publiceerde over het laven van SL Eloy; dr. David van Montpelller, dio in 1902, 101 jaar oud, zich nog opgewekt naar de stembus begaf om er te stemmen „commo un Jeune homme", en dr. Boullé, wiens honderdste verjaardag voor eenige maanden feestelijk herdacht werd. Hoe lang deze lijst ook schijne, zij zinkt in hec niet tegenover het aanzienlijk aantal geneeskundlgeo. ie jong gestorven zijn als slachtoffers hunner toe wijding. KINDEREN IN HET PARLEMENT. Neen, tot kinderen strekt men ook in Hongarije den eisch van algemeen kiesrecht niet uit. Toch hau het Hongaarsche Huis van Afgevaardigden dezer dagen veel van een kindorbewaarplaats. Een deputatie van. 250 kinderen uit de in de nabijheid van Pest gelegen gemeente Haraszki was er heen gebracht om bij dcu minister van Onderwijs, graaf Zichy, de oprichting van een school te verzoeken. Dc gemeente had zich do laatste jaren sterk uitgebreid en de beslaande schooi, was niet meer voldoende om de weetgierige jeugd on derkomen te geven. Bij de Hongaarsche overheid gaat echter alles lang zaam zelfs buitengewoon langzaam en zoo be gon het schoolgaan, zonder dat voor een tweede schoof, was gezorgd. Waar alle pogingen langs den gewonen weg niet hielpen, besloot de vertegenwoordiger van d« oppositie in het district tot een radicalen stap. Hij liet alle kinderen, die den leeftijd, in den leerplicht gesteld, hadden bereikt, te zamen oen 250, bijeenkomen kocht voor hen reisbiljetten naar Pcsl en 'bracht hen. naar het parlement, om daar zelf hun nood te klar- gen. De kinderen speelden zeer vroolijk in de gangen cn de afgevaardigden kochten alle aan hel buffel aanwezige bon-bons als doux souvenir voor de kleine gnsten De minister onlving weliswaar de eigenaardige deputatie niet, maar deze had toch haar doel bereikt, want nog dienzielfden dag benoemde de minister een tweed er/, onderwijzer te Haraszki en nam het besluit, dat de kinderen tijdelijk in een huurhuis onderwijs zou dei', ontvangen. Een succes was deze belooging dus toch. Binnenlandsch Nieuws. MATROOS-RAADSLID. De minister van marine heeft aan deri Iichlwachter- matroos J. Dcmey te Ylissingen toeslemming ver leen ii tol het waarnemen win het Hdmaalschap van den Ge meenteraad, waarvoor hem telkens een verlóf zal wor den verleend van één dag'. HET KAMERSCHANDAAL. De Katholieke „Geldersche Koerier' schijft Er wordt veel geklaagd over parlementaire langzaam heid en onvruchtbaarheid. Naar men zegt, terecht. Feuilleton. 32. ROMAN van PAUL HöCKER. Op ©en nacht, toen Hella door Forschner begeleid, tusschen de hooge muren, den sleilen weg naar huis aflegde, zag zij van verre een gestalte, die haar da delijk aan haar zwager Heinz .herinnerde. Het regende en hel weer was tegen den avond sterk afgekoeld. Forschner riep. En werkelijk, daar kwam Heinz, die voor het huis op en neer had geloopen, om cp hen te wachten, hen tegemoet. „Kinderen,weet jelui het nieuwste nieuws? Thomas is hier!" Zij bleven beiden staan. „Hier? Boven?" „Neen, hier in Baden. De boerin was bij haar schoondochter en toen zij van het spoor kwam, trof dj hem kort voor Leininger?" „Heeft zij hem gesproken?" „Dat durfde zij niet, zegt zij. Ik zou het liefst op de straat blijven wachten. Den ganschen nacht. Wanneer hij werkelijk hier in Baden is, dan houdt hij het op den duur niet uit. Hij komt bepaald hier heen, om naar jelui om te zien, naar jou en Hans." „Je moogt hier niet langer buiten blijven, Heinz," zeide Hella op beslisten toon, „je moet dadelijk naar ?bed. Je hebt de koorts." „Ach wat!" weerde hij haar af, met een mat lachje. Zij begeleidde haar zwager dan zelf nog naar de deur der kleine slaapkamer. Er was daarin niet veel plaats meer dan voor de beide bedden der jonge mannen. Op een petroleumlichtje zette zij daarna wat thee. „Wanneer Thomas er maar eenig idee van had, hoe bezorgd je voor hem bent." Heinz .haaide de schouders op. „Ja, dan zou hij wel verbazend boos zijn," Toonloos voegde hij er na een poos aan toe: „En jij Hella, ben jij dan niet bezorgd om hem?" Zij antwoordde niet dadelijk. „Ik hoop nog steeds op zijn terugkeer!" zeide zij eindelijk op onzekeren toon. In dezen nacht kwam Forschner aan geen 'slapen toe. In alle practische dingen was hij zeer onervaren en hulpeloos. Daar Heinz door koortsaanvallen ge plaagd en gemarteld werd, liep hij eindelijk naar Hella en wekte haar. Zij kleedde zich ijlings aan en kwam bij hem. Maar raad wist ook zij niet. „Wij moeten een dokter halen,' zeide zij. Het heele organisme scheen den jongen dokter die even later verscheen, zeer verzwakt. „Vóór alles heeft de zieke een goede verpleging noodig." „Nu, ik ben er toch!" riep Forschner ijverig uit. „Gaat u maar naar huis, naar uw bed, mevrouw Hella. U heeft de rust het noodigst van ons bei den." „Hoe zal Ik rust vinden?" vroeg Hella moedeloos. „Hella, je moogt je niet bezorgd maken om mij." smeekte Heinz. „Werkelijk Ik ben niet zoo erg ziek. Ik zal wat moeten zweeten. Geef mij maar een sterken grog daarvoor. En morgen ben ik weer ge heel beter." Hella was 's morgens weer vroeg bij haar zwager. Heinz was een geduldige, vriendelijke patiënt. Haar zorgen roerden hem. „Dat ik je zooveel werk bezorg," zuchtte hij. Toen zij de kamer binnentrad, ging Heinz dadelijk overeind zitten. Hij vroeg niets, of er ook bericht van Thomas was. Eén blik op Heila's gelaat zeide hem genoeg. De repetitie ging zeer slecht dien dag, niets klopte er. Het was de tweede repetitie van het geheele per soneel op het tooneel, met orkest en koor. Forsch- ïer zag er bleek uit van den slapeloozen nacht. Het was hem door een der vlolisten ingefluisterd gewor den, dat de andere heeren een mop wilden uithalen. Nu wachtte hij zenuwachtig op den een of anderen poets, die hem zou worden gebakken. Hij had Hella Verteld, wat hij verwachtte. Zij voelde zelf ook, dat j er wat in de lucht hing. Josëtti bekommerde zich om datgene wat er van- daag op het tooneel voorviel al heel weinig. Eenige nieuwe decoraties hielden zijn aandacht in beslag. Hij zocht de zaak zoo billijk mogelijk te regelen en zatte hemel en hel in beweging, om uit den voor raad van het hoftheater iets passends op te sporen. Met honderd onderbrekingen was men het eerste bedrijf doorgeworsteld. In het tweede moest nog meerdere malen worden afgeklopt. Dan eens werd het woord niet op tijd gebruikt, dan weer was de muziek te vroeg of te laat, bij den een was er een blad muziek weg, een ander lag juist verkeerd om, en al die aardigheden meer. Het mee rendeel der solisten verdraaide het om voluit te zin gen en neuriede maar zoo wat mee. Spoedig deden de koristen evenzoo. Hella voelde zich aan het eind harer krachten. Vóór haar laatste opkomen zat zij tusschen de zij- coulissen en weende stil. Zóo werd nu het werk van haar man vermoord en succes was natuurlijk uitgesloten. Zij was treurig, diep-treurig. Zij moest naar het tooneel en moest met haar onweerstaanbaar lachen de overwinning behalen maar de jammer van de geheele menschheid scheen haar te hebben aange grepen. En au ging haar zelf een vreeselijk beeld door den ziü. Zij zag zichzelf, hoe zij daar stond in den tuin en de boodschap kreeg, de lang gevrees de: dat Thomas zichzelf had gedood- Zij zag hoe zij haar Hans in de armen nam, haar gezicht tegen het kind aandrukte, zij hoorde zichzelf snikken, hartverscheurend snikken. Angst vervulde haar ook de vrees voor lichamelijke pijn was groot. Want haar noodlot stond daar vast voor haar. De laatste roeping haars levens stond voor haar, duidelijk en klaar. Zij moest het werk van haar man doen slagen. Ja, dat was zij hem schuldig. Wat zij geleden had In haar tooneelloopbaan, dat moest vergeten zijn. Nog eenmaal behoorde zij aan de wereld van den schijn. Voor de laatste maal. Dan was zij vrij. De roem eener gevierde kunstenaren kon haar niet meer lokken. Zij had nog slechts dezen eenen plicht te vervullen dan volgde zli hem, haar man op het duistere pad. Dat had zij hem toen gezworen en dien eed zou zij houden. Het was haar, ,als voelde zij, hoe Hans zich angstig tegen haar aandrukte. „Moordenares!"' riep een stem in haar binnenste. Als een slag in haar nek gevoelde zij deze woorden en voor een oogenblik sloot zij stil de oogen. Binnen weinige dagen na dit uur. ia alles ten einde. Zij wist niet of zij deze woorden luid voor zich heen had gezegd. ..Mpvrouw Brandt! Uw beurt!" Hella schrikte op. Een zonderlinge onrust in het orkest, een half- onderdrukt gelach was onder het voorspel te hooren. Het was het meest stemmingsvolle gedeelte van het werk. Het tooneel bleef leeg. Het strijkkwartet schil derde bet fluisteren en zuchten van den helderen zomernacht, het nachtegalengezang weerklonk en in de verte bazuinde de naderende dag. Het optreden der straatzangeres, die zich van haar geliefde heeft moeten losrukken, werd door het geklaag der clari- netten reeds aangegeven. Maar het klopt niet. „Dat is valsch!" roept Forschner boos en klopt meteen af. „Zoo staat het in mijn partij,"' roept er een vanaf zijn lessenaar. „Vier maten terug." De maten zetten in andermaal is het valsch. Josetti komt aangeloopen. „Dat is om razend te worden, slrijk wal er slaat, kerel 1" „Zoo staat het niet in de partituur. Je speelt uit een valschen sleutel, mijnheer!" roept Forschner den rlarinettist toe. „Speel dat figuur alleen. Voor uit!" De clarinet speelt Alle violisten lachen. „Nu samen!" „Dat is afschuwelijk!" roept Josetti. „Wij spelen toch de Electra niet." Een, luid gelach der solisten beloont de grap van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1911 | | pagina 5