Grepen i Lifl- en Tiinbow.
Artistenleed
Zaterdag 30 September 1911.
55e Jaargang. No. 4994.
TWEEDE BLAD.
CXCII. KONIJNENHOUDERIJ EN EIERPRODUC-
TIE.
Met het fokken van konijnen als nevenbedrijf van
fcmd- en tuinbouw, is stellig voordeel te behalen, mits
deze teelt onder geëigende omstandigheden wordt uit-
Eaefend. Wie voordeel! uit de konijnenhouderij wil be
ien. moet kunnen beschikken over voldoende voed
sel, aat geen handelswaarde bezit en gewoonlijk „af-
vsl" wordt genoemd. Zulk afval hebben vooral de
tuinbouwers, de kleine landbouwers en de iandarbed-
dtera.
Of het houden van groote hoeveelheden konijnen nog
voordeel op zal leveren, mag betwijfeld worden, want
dan moet te veel waardevol voeder worden gekocht of
•xpres geteeld.
Evenals onder de hoenders heeft men ook onder de
tamme konijnen „nulrassen" en „sportrassenf'. Om
winst uit de konijnenfokkerij te behalen, kunnen slechts
de nu trassen dienen.
Hiertoe bchooren: lo. het Vlaamsche of Belgische
reuzenkonijn, 2o. het blauwe Weener konijn, 3o. het
Zilverkonijn cn 4o. het Hollandsche konijn.
Het Vlaamsche reuzenkonijn wordt algemeen gefokt
in fc*e omgeving van Gent. Het is groot en lang, en
draagt groote, stevige rechte ooren. Zijn gewicht kan
tot 9 K.G. stijgen. De vruchtbaarheid kon beter zijn.
Het blauwe Weener konijn wordt niet zoo zwaar,
hoogstens 5»/» K.G., meestal wegen volwassen dieren
van dit ras 33i/j K.G.
Het Zilverkonijn is nog iets lichter in gewicht; over
zijn gnjze vacht ligt een zilverachtigs» glans. De jon
gen zijn aanvankelijk zwart, doch verkleuren na een
drietal maanden. Dit ras is zeer vruchtbaar.
Het Hollandsch konijn is het oorspronkelijk Neder-
ïandsche ras. Het vleesch is zeer smakelijk, terwijl
de dieren vruchtbaar en sterk zijn en de jongen goed
groot brengen.
Het Hollandsch konijn is zeer geschikt om met het
Vlaamsche reuzenkonijn gekruist te worden. De krui
singsproducten hebben op een leeftijd van 5 tot 7
maanden een behoorlijk slachtgewiciit zonder opzettelijk
vetgemest te zijn.
Konijnenhokken worden het best buitenshuis geplaatst
of in goed geventileerde schuurtjes. Heel goede hok
ken kan men vervaardigen van stevige pakkisten, welke
met carbolineum bestreken worden en met asphallpa-
pier worden gedekt. Groote hokken kan men verdeelen
door tusschenschotten. Daar het voederen los in het
hok onvoordeelig is, moet men steeds een ruifje in
•f voor de hokken aanbrengen.
Het geregeld reinigen der hokken is noodzakelijk.
Zaagsel is oen uitstekend strooisel in konijnenhokken,
vooral in den zomer. Met is een goedkoop en zinde
lijk strooimateriaal, dat men evenwel dagelijks moet
vernieuwen. Ook turfstrooisel is uitstekend, alsmede grof
gesneden stroo en (mindenvaardig) hooi. Dit laatste is
bepaald noodig cenige dagen vóór dat de voedsters
jongen werpen.
Ivonijnen vermorsen veel voeder, als zij niet doel
matig verzorgd worden. Ze bekomen dikwijls te véél
in eens en trekken het dan grootendeels in het hok.
Wil men voordeel halen uit ae konijnenhouderij, dan
moet men tegen voederverspilling waken.
In het voederen van konijnen moet orde en regel
zijn. Velfen voederen, wat ze het eerst bij de hand
hebben: vandaag schillen, morgen hooi of koolblade
ren. dhn weer aardappelen, wortelen of brood. i
Het best is do konijnen viermaal, per dag te voe-
iderert en ze nooit meer te geven, dan ze geheel1 op-
eten. 's Morgens begint men met wat groenvoer en
krachtvoer; 's winters geeft men gesneden wortelgewas
sen in plaats van gTocnvoer. Hooi of erwlenslroo is
zeer goed als toevoer, 's Middags en 's avonds ver
strekt men overeenkomstige voedermiddelen, met wat
•ngemalen graan in een afzonderlijk bakje, 's nachts
volop hooi of goed stroo.
Te veel vocht in het konijnen voedsel is oorzaak van
diarrhee dezer dieren, waaraan er velen sterven. Gras,
klaver, lucerne, koolbladeren en ander groenvoer mo
gen bij het voederen niet nat zijn. Het blad van
salade en wille kool is niet geschikt voor konijnen;
dat van roode en savoyekool Ls uitstekend. Van de
wortelgewassen staan de eigenlijke wortelen bovenaan,
vervolgens komen de rapen, de mangelwortelen komen
achteraan. Roggebrood is een goed krachtvoeder, ha
ver eveneens en vervolgens grondnotenkoek en lijn
koek; aardappelen geeft men gekookt vooral aan mest-
konijnen.
Nu en dan probeert men. of dc konijnen dorst heb
ben, b.v. op warme zomeraagen en 's winters, als men
geen gr oenvoeder of wortelgewassen kan verstrekken.
Drachtige konijnen moeten krachtig gevoed worden en
mogen niet te veel waterig voedsel ontvangen. Men
kan zie veel haver geven en kort voor het werpen
der jongen afgeroomde melk met goedkoope haver
mout.
Dat sommige algemeen voorkomende onkruiden gaarne
door konijnen gegeten worden, Ls algemeen bekend. De
paardebloemen en de melkdistels zijn daarvan de voor
naamste.
Konijnen worden veel naar Engeland uitgevoerd, vooral
van September tot Maart. De tijd van fokken valt van
Maart lot Augustus. In Januari en Februari is er nog
te weinig grocnvoeder en bovendien sterven in die
maanden de jongen dikwijls door strenge vorst.
Wie een aardig boekje wil hebben over konijnen
fokkerij, kan voor weinig geld terecht. No. 22 der
goedkoope Land- en Tuinbouwbibliotheek van dc Veld
bode behandelt bovengenoemd onderwerp. Achtereen
volgens worden er in beschrevende rassen, liet fok
ken de huisvesting, de verpleging, de voeding, het
slachten, de verzending, dc behandeling der vollen,
de ziekten der konijnen. Hel werkje kost franco per
post slechts f 0.17. Uitgever is Ledler-Nijpcls te
Maastricht.
Noc over oen ander onderdeel van liet landboumbe-
I drijf kunnen we hier eenige mcdedeelingen doen, n.l.
over de kippenhouderij. Volgens de in 1910 gehouden
veetelling, waren er in ons land bijna 7 millioen ou
dere kippen en 3 millioen kuikens. Eierproductie is in
ons lana het hoofddoel der kippenhouderij. Vanaf 1907
voert Nederland meer eieren uit dan in; voor dat jaar
was zulks omgekeerd.
Onze belangrijkste eieruitvocr heeft plaats naar Duitsch-
land. In 1910 was deze 7.675.600 K.G. In de laatste
jaren is deze gestadig en belangrijk toegenomen. Vooral
de groote massa eieren, welke de pluiinvecrijke provincie
Limburg ter markt brengt, gaat hoofdzukolijk naar
Duitschland.
Na Duitschland is Engeland de voornaamste afne
mer van onze eieren. Het is vooral de provincie Gel
derland, welke eieren naar Engeland exporteert. Ook
naar België voeren wij eene niet onbelangrijke hoeveel
heid uieren uit, die ieder jaar toeneemt.
De eieren worden in ons land nog voor een groot
deel door handelaars aan huis en op de markten op
gekocht. Meer en meer worden de eieren echter op
veilingen verhandeld. Aan de veiling te Roermond wer
den in 1910 ruim 13»/j millioen eieren verkocht, aan
die te Maastricht bijna 8 millioen, aan die te Venlo
ruim lVs millioen stuks. Te Leeuwarden 376.125 K.G.
of ongeveer 6 millioen stuks. De gemiddelde prijs per
100 eieren was te Roermond f 4,27, to Maastricht en
te Venlo f 4.19, te Amsterdam f 4,03, te Rotterdam
f 4,005.
Ieder jaar worden er meer eieren uit Rusland por
schip in Nederland ingevoerd, om naar Duitschland
te worden doorgezonden. In 1910 was die invoer bijna
10 millioen K.G., ze is in 1895 begonnen.
Vooral in de zandstreken van ons land brengt de
pluimveeteelt heel wat geld in de boerderij. In de zand
streken van Gelderlana zijn boerderijen, waar jaarlijks
voor f 1000 eieren worden verkocht, geen zeldzaam
heid.
D. E. LANDMAN.
397ste Staatsloterij.
5<te KLASSE. 80 TREKKING.
HOOGE PRIJZEN.
I 10000: 12505.
f 1U00: 10/7, 8170, 10077, 19292.
100: 2715, 11045, 10911, 10992.
1 200: 1991, 34/0, 5757 12053, 12300.
f 100: 1131, 7435, 8120, 8777, 8911, 8987, 10636,
10675, 12158, 13782, 14609, 140/3, 11/95.
Prijzen van I 70.
10 2822 5096 /8/4 10520 13505 15973 18743
95 8/0 202 933 538 546 983 747
115 905 287 8025 559 003 16122 936
270 975 280 155 773 613 355 19019
403 981 316 192 780 807 3b0 221
411 984 410 240 886 14102 397 411
410 3022 452 386 11155 20-1 421 5o2
510 114 531 424 107 258 446 4al
723 155 595 469 305 200 538 002
972 104 614 488 352 410 502 782
1000 232 622 531 354 429 636 919
41 389 679 547 389 5l2 Vos 9i9
80 477 780 766 418 702 763 973
131 486 814 949 481 752 821 20089
153 507 990 9005 510 775 17188 170
259 701 6013 62 618 815 276 102
278 763 31 76 652 900 443 238
292 766 48 364 655 988 474 249
555 841 106 466 718 15123 485 458
563 909 291 507 755 151 530 506
586 911 332 019 808 158 043 528
612 922 056 678 12056 309 747 574
676 961 699 710 413 375 704 842
721 4108 824 796 535 420 826 586
727 126 7202 10071 665 430 18106 658
923 215 210 93 712 517 100 986
2055 233 227 146 786 522 188
63 320 230 168 873 590 216
101 481 313 175 922 715 525
164 626 391 205 13155 813 585
254 742 807 408 302 873 662
678 751 851 466 310 905 711
Van dit en van dat.
TEGEN DE MODE.
De Engelsche juffrouw Edith Carrlngton voert een
heftigen strijd tegen het dragen van bont. En zij
beschrijft, hoe dat bont wordt verkregen. Na de ge
schiedenis van den zeehond, die wij alreeds in éeu
onzer vorige nos. hebben vermeld, volgt die van den
otter en van de vangwijze, die plaats heeft met be
hulp van een val.
Van al de afschuwelijke boosaardigheden, die de
mensch verzint en de menschheid tot schande strek
ken, is de stalen val misschien wel de ergste, be
weert de Engelsche schrijfster. Niemand kan zeggen
-rat de stomme, hulpelooze, zieltogende schepsels
uren,, dagen, ja weken lang, te verduren hebben ten
gevolge van dit duiveLsche verzinsel, dat over de heek-
wereld in gebruik is. Zij, die bont koopen en den bont
handel in standhouden, dragen de verantwoordelijkheid.
Wal dc vallenzetter doet, verricht hij voor g-ld; werd
er geen bont gj .dragen dan zouden de vallenzetters
een minder gruwelijk bedrijf uitoefenen.
Do sabel-, mink en andere bonlsoorlen worden ach
tereenvolgens behandeld.
Het meest gezochte lid van de familie der wezels
is het Russische sabeldier, waarvan er elk jaar tus
schen twaalf- cn vijf-en-twintig duizend gevangen won-
dep. Deze sierlijke diertjes worden óf in een val ge
vangen, óf mecdoogenloos over de sneeuwwocslijnen
achtervolgd door mannen, die tot dat doel honden
hebben u (gericht.
De mink (ook wel Ameerikaansche wezel of nerz
genoemd), is een waterdier dat in levenswijze op den
otter gelijkt. Het wordt in stallen vollen gevangen,
die men gewoonlijk onder de oppervlakte van een
water op stelt, waar dc mink veel voorkomt. Jaar
lijks worden drie- tot vierhonderdduizend minks ge
dood.
Daarna passeert in het geschriftje ons eekhorentje
de revue.
De eekhoorn, die in Engeland rood is, wordt grijzer
naarmate hij meer oostwaarts komt, tot hij in Japan
zwart is. In het noorden van Engeland kleurt zijn vacht
grijs, cn in Rusland, uit welk land jaarlijks milliocncn
ockhoornvcllelics verscheept worden, zijn ze eveneéns
grijs. Do ti uiden worden gebruikt voor voering of om-
boordhig van mantels enz. De staarten worden als
boa's cn belegicls hoog betaald.
Maar, zegt de schrijfster, het zou van belang zijn
te weten, of de vrouwen, die zich evenals de Indi-
aansche squaws, behangen met bungelende staarten,
vellen en dergelijke lorren, ooit eens hadden opgeteld
hoeveel aardige, gelukkige schepseltjes het leven moestén
laten voor dal domme doel.
De Chinchilla, de Koala of Australische Buidel-
beer, de mol, de opossum, de bever, elk dezer
bontdragers wordt afzonderlijk beschreven en op een
plaatje afgebeeld. En dan resumeert miss Carrington:
„Het moet den meest gedachteloozen lezer treffen,
wanneer hij de volgende lijst van dieren ziet die in éen
enkel jaar gedood weiden alléén voor het gebruik in
Grool-Briltannië, Noord-Amerika zond naar Engeland
de huiden van 128000 vossen, 2100 veelvraten, 820oo
bevers. 15500 otters en daarenboven 2000 zeeotlers;
103000 marters en bijna 900o „fishers" (een soort van
wezel of sabeldier); 202000 minks, 59400o waschberen.
807000 stinkdieren en 2.000.OOO muskusratten. Ook zona
Amerika naar Engelaod een half millioen opossums,
doch Australië twee en een kwart millioen van deze
diersoort, en als wij daar nog 216000 apen uit Afrika
bijvoegen, hebben wij getallen genoeg. Maar daaren
boven komt nog alles wat Europa, Azië en Zuid-Amerika
stuurt, buiten de reeds genoemde apen. Behalve dit
alles worden de hazen bij miliioenen gedood, en konijnen
in ontelbare hoeveelheden; dan heeft men de dassen-
vellen, meestal voor handschoenen gebruikt, en ook
de geitenvellen, waarvan Indië er ten naasten bij acht
millioen per jaar toezendt. Van de kangoeroe, die nu
bijna uitgeroeid is, gebruikt Londen omstreeks 120.000
vellen per jaar."
De verslagen van het Engelsche Handelsdepartement
over in- en uitvoer van bont in het vorige jaar (1910)
toonen een groote toename van den bonthandel. Het
totale aantal in Engeland gedurende het jaar 1910 in
gevoerde vellen bedroeg honderd en twaalf millioen
zeven honderd vijf en negentig duizend negen honderd
negen en tachtig. Deze cijfers toonen een vermeerdering
van twee en twintig millioen negen honderd negen i
en negentig duizend vier honderd twee en twintig vel
len, vergeleken met hiel vorige jaar.
Aldus vat miss Carring'.on en haar Hollandsche ver-1
talcr ten slotte het onderwerp samen
„Bont is een weelde-artikel, en men kan voor het
kwaad, dat men verricht om het te verkrijgen, niet
tot verontschuldiging aanvoeren dat het noodig is om
ons menschenleven in stand te houden. Het is niet
méér noodig voor het welzijn der menschen dan dia
manten. kant of «kostbare schilderijen. Stukjes van de
doode lichamen van dieren, bontarlikelen, geverfd en
kunstmatig geglansd, zijn niet half zoo mooi als de
artistieke producten van weefkunst; zijden en satijnen
stoffen, pluche, fluweel, lint en de duizend andere
keurige en bekoorlijke geweven stoffen, die zonder
bloedstorting vei kregen worden. De echte- kunstenaar cn
de man of vrouw, die werkelijk fijn beschaafd zijn,
vermijden de ruwe aanraking met aanstootelijke, rot
tende en vergaande dierlijke zelfstandigheden, die een
maal doelen van een levend wezen uitmaakten en op
zulk een wreede wijze van zijn lichaam zijn gescheurd.
Uil Engeland wordt dus de oorlog verklaard aan
den bonthandel'. En behalve eenige overdrijving, die
nu eenmaal bij een warm pleidoo en behooriijke
propaganda schijnt te behooren, plaatst de Engelsche
dierenvriendin opmerkingen, die het overwegen stel
lig waard zijn. Hdhld.
BEROEP EN LANG LEVEN.
Bestaan er beroepen waaraan voor hun beoefenaars
het voorrecht van langen levensduur verbonden is?
Deze vraag wordt in een onlangs verschenen Thèse
de Paris, getiteld: Les Centenaires, essai sur la lon-
gévité humaine, door mej. Delice Roy behandeld.
Het schijnt, zegt zij, dat de loopbaan der kunste
naars, vooral der schilders, hun een brevet van lang
leven uitreikt. Men behoeft slechts de biografieën
der beroemde schilders te doorbladeren om zich hier
van te overtuigen. Allen werden wel is waar geen
honderdjarigen, maar velen overschreden toch den
leeltijd van 70 jaar (de onderste grens die schrijf
ster aan langlevendheid stelde). Zoo kunnen op
goed geluk af opgenoemd worden uit de Italiaan-
sche school: Perugino 78 jaar; Antonello van Mes-
sina 79 Jaar; Beltint 89 jaar; Michel Angelo 92 Jaar,
Titiaan, die in zijn honderdste jaar nog iiJéCUM--
werken schiep, toen do pest, welko in 1876 Venetië
teisterde, ook hem meesleepte: Cornaro uit Venetië,
dia zichzelf beloofd had 100 Jaar te worden, ea
woord hlold ook.
Indien wij de zachte lucht van Italië verlaten voor
de nevelen en den mist van het Noorden, dan vin
den wij ook daar hetzelfde feit weer, en blijken de-
dampen van Holland niet te kunnen verhinderen, dat
de Hollandsche meesters oud worden. Van Dijck. sterft
78 jaar oud; Van Ravesteijn 85 Jaar; Frans Hal»
86 Jaar; Bloemaart 88 jaar; en wie denkt io
dit verband en in deze dagen niet aan don toch
nog veel te vroeg gestorven Hollandschen meester,
dat wondor van genie en voortbreng'ngsvermoge»
op hoogen leeftijd, aan Jozef Israëls, 87 Jaar, toen
hij stierf?
De Fransche school is niet minder bevoorrecht;
stierven ook al enkele groote kunstenaar» jong, het
meerendeel bereikte hooge jaren. Noemen wij slechts
Vernet, 76 jaar oud; Corot 79; Greuze 80; Nattioc-
SI; Lorain 82; Mignard 83; Mme. Vige Le Brun
87; Jan Cousin 89; Largillière 90 jaar.
De beroepen, waarin de mensch zijn werk ln d«
buitenlucht verricht, zijn ook bijzonder gunstig voor
een langeren levensloop; ook recruteeren zich uit
da landbouwende bevolking 't grootst aantal hon
derdjarigen.
Eveneens leidt het leven van geestelijken wegens
zijn groote regelmatigheid dikwijls tot hoogen ouder
dom, getuigen kardinaal de Salis, die 110 Jaar werd;
Gregorius IX, 100 jaar; de pastoor van Lisieux Des-
roches 113 jaar; Levezier, Augustijner monnik to
Clairfontaine 120; Maigrin, pastoor van Mirande, 101
jaar; etc.
De filosofen eindelijk hebben zich ook altijd door
lang leven onderscheiden. Solos, Thales en Pittacu®
zijn als honderdjarigen gestorven; eveneens Epimea-
des en Xenophon; en indien Democritus, Zeno, DIo-
genes, Phtyagoras, Plato, Hobbes, Thomas, Reld, Malo
branche, "Wolf, etc. al niet 100 Jaar geleefd hebben,
rzoo was hun toch een zeer lang leven beschoren.
Tegenover deze bevoorrechte levensloopen valt de
te vroege dood te constateeren waar tuberculose en
andere ziekten een langdurig leven in den weg staan
Ook in de geneeskundige loopbaan ls lang leven
zeldzaam, ongetwijfel wegens de gevaren van besmet
ting en de groote zedelijke zorggen, die het leven,
van den geneesheer meebrengt.
Intusschen merkt men met genoegen eenige voor
beelden op van honderdjarigen onder de genees
kundigen. Zonder te spreken van Hippocrates en Gal
lens die 104 Jaar leefden, noch van andere genees
kundige honderdjarigen der oudheid, noemen wij uit
de 17e eeuw dr. Delorme die 100 Jaar leefde; uit
de 18e eeuw dr. Ste Catherine 110 en Le Beaupin
117; en dr. Dufournel, den oudsten der moderne,
geneeskundigen, die in 1810 op 120-jarigen leeftijd
stierf. Uit de 20ste eeuw noteeren wij dr. Meurteset
'van Noyon die op den leeftijd van 100 Jaar een
belangrijk archaeologisch werk publiceerde over het
laven van SL Eloy; dr. David van Montpelller, dio
in 1902, 101 jaar oud, zich nog opgewekt naar de
stembus begaf om er te stemmen „commo un Jeune
homme", en dr. Boullé, wiens honderdste verjaardag
voor eenige maanden feestelijk herdacht werd.
Hoe lang deze lijst ook schijne, zij zinkt in hec
niet tegenover het aanzienlijk aantal geneeskundlgeo.
ie jong gestorven zijn als slachtoffers hunner toe
wijding.
KINDEREN IN HET PARLEMENT.
Neen, tot kinderen strekt men ook in Hongarije
den eisch van algemeen kiesrecht niet uit. Toch hau
het Hongaarsche Huis van Afgevaardigden dezer dagen
veel van een kindorbewaarplaats. Een deputatie van.
250 kinderen uit de in de nabijheid van Pest gelegen
gemeente Haraszki was er heen gebracht om bij dcu
minister van Onderwijs, graaf Zichy, de oprichting van
een school te verzoeken. Dc gemeente had zich do
laatste jaren sterk uitgebreid en de beslaande schooi,
was niet meer voldoende om de weetgierige jeugd on
derkomen te geven.
Bij de Hongaarsche overheid gaat echter alles lang
zaam zelfs buitengewoon langzaam en zoo be
gon het schoolgaan, zonder dat voor een tweede schoof,
was gezorgd. Waar alle pogingen langs den gewonen
weg niet hielpen, besloot de vertegenwoordiger van d«
oppositie in het district tot een radicalen stap. Hij
liet alle kinderen, die den leeftijd, in den leerplicht
gesteld, hadden bereikt, te zamen oen 250, bijeenkomen
kocht voor hen reisbiljetten naar Pcsl en 'bracht hen.
naar het parlement, om daar zelf hun nood te klar-
gen. De kinderen speelden zeer vroolijk in de gangen cn
de afgevaardigden kochten alle aan hel buffel aanwezige
bon-bons als doux souvenir voor de kleine gnsten
De minister onlving weliswaar de eigenaardige deputatie
niet, maar deze had toch haar doel bereikt, want nog
dienzielfden dag benoemde de minister een tweed er/,
onderwijzer te Haraszki en nam het besluit, dat de
kinderen tijdelijk in een huurhuis onderwijs zou dei',
ontvangen. Een succes was deze belooging dus toch.
Binnenlandsch Nieuws.
MATROOS-RAADSLID.
De minister van marine heeft aan deri Iichlwachter-
matroos J. Dcmey te Ylissingen toeslemming ver leen ii
tol het waarnemen win het Hdmaalschap van den Ge
meenteraad, waarvoor hem telkens een verlóf zal wor
den verleend van één dag'.
HET KAMERSCHANDAAL.
De Katholieke „Geldersche Koerier' schijft
Er wordt veel geklaagd over parlementaire langzaam
heid en onvruchtbaarheid.
Naar men zegt, terecht.
Feuilleton.
32.
ROMAN
van
PAUL HöCKER.
Op ©en nacht, toen Hella door Forschner begeleid,
tusschen de hooge muren, den sleilen weg naar huis
aflegde, zag zij van verre een gestalte, die haar da
delijk aan haar zwager Heinz .herinnerde. Het regende
en hel weer was tegen den avond sterk afgekoeld.
Forschner riep.
En werkelijk, daar kwam Heinz, die voor het huis
op en neer had geloopen, om cp hen te wachten,
hen tegemoet. „Kinderen,weet jelui het nieuwste
nieuws? Thomas is hier!"
Zij bleven beiden staan. „Hier? Boven?"
„Neen, hier in Baden. De boerin was bij haar
schoondochter en toen zij van het spoor kwam, trof
dj hem kort voor Leininger?"
„Heeft zij hem gesproken?"
„Dat durfde zij niet, zegt zij. Ik zou het liefst op de
straat blijven wachten. Den ganschen nacht. Wanneer
hij werkelijk hier in Baden is, dan houdt hij het
op den duur niet uit. Hij komt bepaald hier heen,
om naar jelui om te zien, naar jou en Hans."
„Je moogt hier niet langer buiten blijven, Heinz,"
zeide Hella op beslisten toon, „je moet dadelijk naar
?bed. Je hebt de koorts."
„Ach wat!" weerde hij haar af, met een mat
lachje.
Zij begeleidde haar zwager dan zelf nog naar de
deur der kleine slaapkamer. Er was daarin niet veel
plaats meer dan voor de beide bedden der jonge
mannen. Op een petroleumlichtje zette zij daarna wat
thee.
„Wanneer Thomas er maar eenig idee van had,
hoe bezorgd je voor hem bent."
Heinz .haaide de schouders op. „Ja, dan zou hij
wel verbazend boos zijn," Toonloos voegde hij er
na een poos aan toe: „En jij Hella, ben jij dan niet
bezorgd om hem?"
Zij antwoordde niet dadelijk. „Ik hoop nog steeds
op zijn terugkeer!" zeide zij eindelijk op onzekeren
toon.
In dezen nacht kwam Forschner aan geen 'slapen
toe. In alle practische dingen was hij zeer onervaren
en hulpeloos. Daar Heinz door koortsaanvallen ge
plaagd en gemarteld werd, liep hij eindelijk naar
Hella en wekte haar.
Zij kleedde zich ijlings aan en kwam bij hem. Maar
raad wist ook zij niet. „Wij moeten een dokter halen,'
zeide zij.
Het heele organisme scheen den jongen dokter die
even later verscheen, zeer verzwakt.
„Vóór alles heeft de zieke een goede verpleging
noodig."
„Nu, ik ben er toch!" riep Forschner ijverig uit.
„Gaat u maar naar huis, naar uw bed, mevrouw
Hella. U heeft de rust het noodigst van ons bei
den."
„Hoe zal Ik rust vinden?" vroeg Hella moedeloos.
„Hella, je moogt je niet bezorgd maken om mij."
smeekte Heinz. „Werkelijk Ik ben niet zoo erg ziek.
Ik zal wat moeten zweeten. Geef mij maar een
sterken grog daarvoor. En morgen ben ik weer ge
heel beter."
Hella was 's morgens weer vroeg bij haar zwager.
Heinz was een geduldige, vriendelijke patiënt. Haar
zorgen roerden hem.
„Dat ik je zooveel werk bezorg," zuchtte hij.
Toen zij de kamer binnentrad, ging Heinz dadelijk
overeind zitten. Hij vroeg niets, of er ook bericht
van Thomas was. Eén blik op Heila's gelaat zeide
hem genoeg.
De repetitie ging zeer slecht dien dag, niets klopte
er. Het was de tweede repetitie van het geheele per
soneel op het tooneel, met orkest en koor. Forsch-
ïer zag er bleek uit van den slapeloozen nacht. Het
was hem door een der vlolisten ingefluisterd gewor
den, dat de andere heeren een mop wilden uithalen.
Nu wachtte hij zenuwachtig op den een of anderen
poets, die hem zou worden gebakken. Hij had Hella
Verteld, wat hij verwachtte. Zij voelde zelf ook, dat
j er wat in de lucht hing.
Josëtti bekommerde zich om datgene wat er van-
daag op het tooneel voorviel al heel weinig. Eenige
nieuwe decoraties hielden zijn aandacht in beslag. Hij
zocht de zaak zoo billijk mogelijk te regelen en
zatte hemel en hel in beweging, om uit den voor
raad van het hoftheater iets passends op te sporen.
Met honderd onderbrekingen was men het eerste
bedrijf doorgeworsteld. In het tweede moest nog
meerdere malen worden afgeklopt.
Dan eens werd het woord niet op tijd gebruikt,
dan weer was de muziek te vroeg of te laat, bij den
een was er een blad muziek weg, een ander lag juist
verkeerd om, en al die aardigheden meer. Het mee
rendeel der solisten verdraaide het om voluit te zin
gen en neuriede maar zoo wat mee. Spoedig deden
de koristen evenzoo.
Hella voelde zich aan het eind harer krachten.
Vóór haar laatste opkomen zat zij tusschen de zij-
coulissen en weende stil.
Zóo werd nu het werk van haar man vermoord
en succes was natuurlijk uitgesloten.
Zij was treurig, diep-treurig. Zij moest naar het
tooneel en moest met haar onweerstaanbaar lachen
de overwinning behalen maar de jammer van de
geheele menschheid scheen haar te hebben aange
grepen.
En au ging haar zelf een vreeselijk beeld door
den ziü. Zij zag zichzelf, hoe zij daar stond in
den tuin en de boodschap kreeg, de lang gevrees
de: dat Thomas zichzelf had gedood- Zij zag hoe
zij haar Hans in de armen nam, haar gezicht tegen
het kind aandrukte, zij hoorde zichzelf snikken,
hartverscheurend snikken. Angst vervulde haar
ook de vrees voor lichamelijke pijn was groot. Want
haar noodlot stond daar vast voor haar.
De laatste roeping haars levens stond voor haar,
duidelijk en klaar. Zij moest het werk van haar man
doen slagen. Ja, dat was zij hem schuldig. Wat
zij geleden had In haar tooneelloopbaan, dat moest
vergeten zijn. Nog eenmaal behoorde zij aan de
wereld van den schijn. Voor de laatste maal. Dan
was zij vrij. De roem eener gevierde kunstenaren
kon haar niet meer lokken. Zij had nog slechts
dezen eenen plicht te vervullen dan volgde zli
hem, haar man op het duistere pad. Dat had zij hem
toen gezworen en dien eed zou zij houden. Het
was haar, ,als voelde zij, hoe Hans zich angstig tegen
haar aandrukte. „Moordenares!"' riep een stem in
haar binnenste. Als een slag in haar nek gevoelde
zij deze woorden en voor een oogenblik sloot zij
stil de oogen. Binnen weinige dagen na dit uur. ia
alles ten einde. Zij wist niet of zij deze woorden
luid voor zich heen had gezegd.
..Mpvrouw Brandt! Uw beurt!"
Hella schrikte op.
Een zonderlinge onrust in het orkest, een half-
onderdrukt gelach was onder het voorspel te hooren.
Het was het meest stemmingsvolle gedeelte van het
werk. Het tooneel bleef leeg. Het strijkkwartet schil
derde bet fluisteren en zuchten van den helderen
zomernacht, het nachtegalengezang weerklonk en in
de verte bazuinde de naderende dag. Het optreden
der straatzangeres, die zich van haar geliefde heeft
moeten losrukken, werd door het geklaag der clari-
netten reeds aangegeven.
Maar het klopt niet.
„Dat is valsch!" roept Forschner boos en klopt
meteen af.
„Zoo staat het in mijn partij,"' roept er een vanaf
zijn lessenaar.
„Vier maten terug."
De maten zetten in andermaal is het valsch.
Josetti komt aangeloopen. „Dat is om razend te
worden, slrijk wal er slaat, kerel 1"
„Zoo staat het niet in de partituur. Je speelt uit
een valschen sleutel, mijnheer!" roept Forschner
den rlarinettist toe. „Speel dat figuur alleen. Voor
uit!"
De clarinet speelt Alle violisten lachen.
„Nu samen!"
„Dat is afschuwelijk!" roept Josetti. „Wij spelen
toch de Electra niet."
Een, luid gelach der solisten beloont de grap van