a l lilt Greps tf Land- en Mm. Bil De zusters Liesegang. Zaterdag 18 November 1911. 55c J;iargang. No. 50*22. TWEEDE BLAD. rei1 Vlalj 0( HC. I)E VOEDERING VAN MELKKOEIEN. tWaar veel grasland is, zooals in Holland en Fries- I land, vormt hooi de hoofdschotel voor het melkvee in den wintertijd. De hoeveelheid hooi, welke per dag en per koe meestal vervoederd wordt, is omstreeks 14 KG. Rekent men, zooals meestal gebeurt voor 1 g koe-hooi" 4 wagens a 1200 pond, dan komt men Ï0 op 1800 pond per dier in een staltijd van ongeveer 6 maanden, wat met bovenstaand dagrantsoen vrij goed klopt. Tn de voederingsleer worden de benoodigde hoe veelheden nog al eens opgegeven per 1000 KG. levend gewicht dei* dieren. Volwassen, Hollandsche koeien hebben veelal een levend gewicht van 10001200 pond. Er zijn natuurlijk lichtere en zwaardere dieren f onder en wie wat veekennis heeft, zal zoo ongeveer het 'evend gewicht van zijn melkvee kunnen begroo- ten in verband met het hier genoemde gewicht. ln het begin van den staltijd krijgen de koeien, I die dan niet veel melk meer geven, bij het hooi meest- al een lijnkoek of een ander overeenkomstig kracht- voeder. Gedurende den „droogstal" blijft dit zoo, of wordt maar een hal ven koek gegeven; ook krijgen de dieren dan nog al eens het minder goede hooi. Bieten en pulp achten velen dan, niet goed. Na het afkalven geven de koeien, veel melk en. heb ben daarom meer voedsel noodig. Koeien van 1100 A pond b.v. 17 a 18 KG. hooi en 2 lijnkoeken, of nog '11J meer van dit of een ander kra<chtvoeder. Als ze er genoeg van kunnen krijgen, eten «de koeien na het kalven, dus vanaf half Februari dagelijks meer hooi I dan vóór dien tijd en daarom dient men, half Februari I t'*l nog de helft van het hooi in den schuur te hebben. Op grond van eenige analyses van hooi uit ver- schillende deelen van Noordholland, in 1903 aan het I Rijkslandbouwproefstation te Hoorn verricht, mag men het gehalte van hooi gemiddeld stellen, op 9 Y> pet. eiwit, 38 Yz pet. zetmeelachtige stoffen, 2 pet. vet, 31 pet. ruwvezel en S pet. aschbestanddeelen. I Bij berekeningen kunnen, deze getallen goede dien-1 ste bewijzen. Lijnkoek, vooral de „murwe", is een uitstekend krachtvoer, maar ook liet duurste van alle handels- krachtvoeders. De melkkoeien krijgen op vele plaatsen na het kalven, 23 lijnkoeken daags boven, het hooi. Meer en meer gaat men dit dure voeder, althans ten J 0 deele, vervangen door sojakoeken, grond-noten,koeken (ook wel verkocht als „Delftsehe veekoek"), sesam- j koeken, maïsmeel, gerstemeel, tarwezemelen,, haver, j I pelmeel, gedroogde spoeling, glutenmeel enz. Bij het toedienen van, het krachtvoer heeft men j j een geschikte gelegenheid om de melkrijke koeien B* wat meer te geven. Ziet men, dat een dier vleesch verliest, dan dient mep het krachtiger te voeden. Naast koek, kan het een emmer wei met een paar KG. maïsmeel, gerstemeel of roggebrood toegediend worden. Meer en meer gaat men in de koe boerderijen „sui- xerpenen" of voer bleten naast hooi en koek voederen. Men geeft per dag' en per koe 1020 KG. ervan. Laat 0 ons dadelijk hierbij voegen,, dat men hiermee veel hooger gaan kan, wat men op de bouwboerderijen zien kan, waar men tot 40 50 KG. gaat met bij- I voedering van erwten,- en ander stroo en bovendien krachtvoeder. l" Door bijvoedering van, bieten spaart men hooi uit. f In Denemarken rekent men 1 KG. hooi voor 6 KG. T vervoerde bieten. j Stroo voedering heeft in koeboerderijen weinig plaats Men, bezigt het stroo alleen voor de ligging der die- ren. Bij de tegenwoordig hooge strooprijzen dient men er zoo zuinig mogelijk mee om te gaan, want in den mest heeft stroo slechts een, waarde van f 4 tot I f 6 per 1000 KG. Meer strooisel gebruiken dan strikt 1 noodig is, is dus geld weggooien. In bouwboerderijen houdt men mestvee of melkvee, -j als het mogelijk is, vooral om stalmest te producee- j ren. Men geeft in de eerste plaats „penen,", 3050 KG. per dier en per dag, gewoonlijk aan „vinger stukken" gesneden daarnaast erwtenstroo, boo- nenstroo, of haverstroo b.v. 610 KG. per dier. I Een rantsoen, voor melkvee op een bouw boerderij, genomen uit de praktijk is: 8 KG. hooi. 15 KG. pulp, pap van 1*4 KG. maiskiemen, 2 1/5 KG. gerstemeel, 1 KG. zemelen, 1 KG. Amerikaansch lijnmeel, waar- 1 bij de beste melkgeefsters nog Yi- 1- lijnkoek pe- komen. n de hooiarme bouwbedrijven geeft men, aan het j mestvee 67 KG. krachtvoeder per dag b.v. 3 KG. jij maïsmeel, 2 KG. lijnmeel en, 1 KG. zemelen, of 4 r KG. maïsmeel en 3 KG. lijnmeel; of'3 KG. malskie- Qjj men, 2 KG. lijnmeel en, 1 KG. lijnkoek. Op een stal, waar de koeien „melkende voort vet" worden gemaakt, was het dagelijksch rantsoen,: 42 KG. bieten, 6 KG. grashooi, stroo naar believen, 2 *n'an-dsche lijnkoek en 2 KG. Amerikaansche lijn koek. Andere voorbeelden van bouwbedrijven, zijn: 10 KG. stroo ongeveer, 50 KG. bieten met 3 KG. Amerikaansche lijnkoek; stroo naar verkiezing; 45 KG. bieten ,2 KG. kaf en 4 KG. lijnkoek; 3 KG. erwtenstroo. 3 KG. haveistroo, 1 KG. kaf, 50 KG. bieten, 2 KG. paardeboonen (gemalen) en 2 lijnkoe ken. Behalve de murwe lijnkoeken geeft men het kracht voer in den vorm van meel, over de gesneden bieten, waar kaf of doppen vooraf doorheen gemengd^zijn. In Friesland voedert men veel „ingekuild gras" om meer melk to bekomen en velen geven daar hoog van dit voeder op. In Holland doet men dit veel min der. De zaak is dunkt ons van genoeg belang om eens goed onderzocht te worden, waarvoor de zoo nuttige Proefzuivelboerderij te Hoorn de aangewezen plaats is. De wijze van voederen is veelal als volgt: Op de koeboerderijen voedert men tweemaal daags en legt het hooi in, 2 of 3 „duigen" of porties aan de dieren voor. De koek wordt veelal na den len „duig"' ge geven, doch soms vooraf of na het hooi. Soms voe dert men koeien, die pas gekalfd hebben of drach tige vaarzen ook des middags, wat zeker niet ver keerd is, doch ook geen bepaalde voordeelen heeft. Meer dan driemaal daags voeren, is niet goed, want de dieren hebben dan te weinig rust "voor het her kauwen en het bedrijf wordt er ook on.uoodig druk ker door gemaakt. Op bouwboerderijen ,waar het vetmeeten hoofdzaak is, voedert men. meestal driemaal b.v. 's morgens bie ten, koek, water en daarna erwtenstroo; 's middags bieten, lijnkoek en haverstroo; om 4 uur bieten, koek, water, erwtenstroo en om S uur haverstroo. Soms geeft men 's middags alleen wat stroo en ai het overige voeder 's morgens en 's' avonds. Op bouwboerderijen mengt men het kaf veelal on der de gesneden bieten en strooit het meel er door. Bij sterke meelvoedering maakt men hiervan pap, die over de bieten wordt uitgespreid. Ook mengt, men bieten, pap en kaf wel vooraf onder elkaar .terwijl men bet erwten- of haverstroo droog voorlegt. Melkkoeien van 10001200 pond levend gewicht, welke per dag 20 KG. melk geven, hebben per dier uoodig lYz2 KG. verteerbaar eiwit, 0.4 KG. ver teerbaar vet, terwijl van het rantsoen de „zetmeel- waarde" ongeveer 810 KG. moet bedragen. Dit is aanwezig o.a. in 10 KG. hooi, 40 KG. bieten en 3 KG. koek, b.v. 2 KG. grondnotenkoek en 1 lijnkoek, of 2 KG. sojakoek en 1 lijnkoek. Aan getallen, mag men bij de veevoedering niet te veel waarde hechten. Het komt er in. de eerste plaats op aan, dat de dieren genoeg verteerbare voedingsstoffen in hun rantsoen ontvangen. Hierin moet ruim voldoende verteerbaar eiwit zijn. Een kleine overmaat van, eiwit werkt zelfs gun stig op de melkgift, maakt de dieren sterker, terwijl de mest door meer eiwit ook rijker wordt. Het is verkeerd het melkvee zoo krachtig te voe deren. dat de koeien ongeveer vet worden, daarom moet het rantsoen lager zijn dan voor mestvee. Wel moet men de dieren zóo voederen, dat ze gezond én krachtig zijn, en in goeden toestand in de weide ko men,. In den herfst en in tijden, dat er te weinig gras is, is het „bijvoederen" in het land aanbevelens waardig en vaak zelfs noodig. Uit het bovenstaande zaj wel blijken, dat het over leg vereischt om met de minst mogelijke kosten,, flin ke melkopbrengsten, te verkrijgen. Let men heelemaal niet op de voeder kosten, dan is het geen kunst melk rijke koeien flink te doen, geven; maarde boer derij moet in de eerste plaats verdiensten opleveren! Wie de veevoedering goed bestudeert, kan met de verkregen kennis zeker belangrijke voordeelen be halen. D. E. LANDMAN. iki Van het Haagsclie Binnenhof. Tweede Kamer. Den Haag, 16 November. Over den uitslag Cer sioamirg dewelke het voor- stcl-Troelsira en de n.et;e-Borgesius, de in-tweeëu gesplitste, ten doode doemde, zal ik niet lang na- pleiten. Het voomel-Troelstra werd slechts door de partijgenooten van den voorsteller gesteund. De mo tie-Goeman Borgesius werd natuurlijk evenzeer ver worpen,, de aandrang tot Algemeen Kiesrecht en Even redige Vertegenwoordiging met 4237 (vóór: de so cialisten, de vrijz.-democratén, de Unie-liberalen en de chr.-historische heer De Geer; tegen: Rechts plus drie vry-liberalen). Het tweede deel (beperkte Grondwetsherziening) ging naar den grond met 5022. Vóór: dezelfden, behalve de club-Troelstra en de chr.-historische De Geer, het enfant terrible van de club-Lohman. Dat is de uitslag. Het „spel van kiesrechterij" is geëindigd. Dat de positie van den heer Troelstra door de jongste dagen versterkt is, ik zou 't niet durven zeggen. Wèl*had de Unie-liberaal Borgesius gelijk met hem. Troelstra, toe te voegen: Is dat dezelfde Troelstra, die, tien jaren geleden, slechts eene beginselverkla ring ten gunste van Algemeen Kiesrecht vroeg? Ik neem gaarne koude èn warme voorstanders van A. K. bijeen... Om de zaak is 't mij te doen. Wat wilt-ge dan Dat is en blijft n,u de groette vraag. De heer Troelstra heeft dit, voor hen, die nuch ter en kalm-objectief tegenover de kwestie staan, niet tot bevredigende oplossing kunnen brengen. Hij mocht verwijzen naar het vage, ongedetermineerde van de motie-Borgesius. Hij mocht wijzen op de uit- eenloopende opvattingen ten aanzien .van A. K„ ook bij Links, gaande van Tydeman rot Limburg, aan te treffen... Ontzenuwen kon hij niet het ver wijt, door den heer Borgesius lot hem gericht, dat hij terwille van de glorie, van bet „monopolie" dor A. K.-verovering, al het andere wegcijferde. Minister Heemskerk heeft ook nog gesproken. Wat hij zou verklaren, 't was ook makkelijk vooraf te stipuleeren. Z.Exs. weet niet, wanneer de Staatscom missie gereed zal zijn. Beperkte herziening, dus: de motie van mr. Borgesius, - is gansch ouaann,eüi; - lijk. Aanneming van het voorstel-Troelstra, zou den toestand absoluut, in geen enkel opzicht veranderen. inhoever men nu, door deze drie dagen debat», „wijzer" is geworden, wie kan het in goeder trouw zeggen? De heer Troelstra schijnt het te gelooven, - zinspeelt op de komende Linksche concentratie! ot coalitie, maar meent er, wed ik. zelf weinig van. Er zijn eenige venijnigheden gewisseld. De heer Troel stra heeft gezegd, dat hij c.q. bereid ia naar Het Loo te gaan, als verdediging van 's lands belangen („geen franje, geen oranje") 't vordert- Hij zal er zich „fat soenlijk gedragen", gelijk hij aanneemt dat de Konin gin „zich tegenover hèm fatsoenlijk zal gedragen" De Kamer lachte, de voorzitter tikte even... De heer T. verduidelijkte: hij bedoelde, dat H. M. zich zou herinneren, dat Zij constitutioneel-regeerend Ko ningin is Nogmaals: het resultaat? Het practische, tastbare, begrijpelijke van dit kiesrecht^debat? Weinigen zullen het snappen. Dat er „licht" is verspreid in de politieke constel latie, thans, wie neemt 't in ernst aan? Dat <le eeri>icd voor de bedoelingen, waarmee dc leider der soc.-democraten afwees, goed- en eerlijk- Bedoelde voorstellen als die der hoeren Borgesius en. Limburg, verhoogd is? Wie zal :t Ln ernst toegeven?... De fracliën-Borgesius en Limburg zijn tot elkander genaderd. Dil kan allicht met voldoening voor de Link sche belangen aangeleekend. .Misschien is dit wel het éénig resultaat van de kics- recht-discussiën. Dat de uilslag, dit inbegrepen, -aan mr. Troel stra's bedoelingen beantwoordt, t valt te betwijfelen, j Dat hij, achteraf beschouwd, misschien spijt hoeft over gansch deze vertooning van sociaal democratische desideialie, hij zal 't niet licht toege ven, besef ik... Maar wie eens kon lezen in 't diepst des harten van dezen pienteren, zeer-eloquenlen de magoog?... Verdiepen wc er ons niet verder in. Morgen, Vrijdag zonder uur van vacantie alzoo, gaan we met Exo. Malefijt in zee... Mr. ANTONIO. IN ZOMERTUIN. ...Toen ze mij voorbij wandelde in den al leeg en win Iers cih wordenden tuin van landelijk hotel-pen sion kwam zc mij bekend voor. Iets in de scherpe lijdenstrekken van hel smalle, bleeke gezicht dier vrouw wekte vaag beeld van herinnering... Ik koek naar het zwarte japon nol je, mei triestig-verlepte strook; naar 't oude manteltje, dat om haar hoekige Joden hing. Naar hel simpel-goedkoops hoedje wan drie seizoenen hér, waar met oen paar strikken, of zoo, nog eenige „fleur" aan was gegeven. Ze trok met rich mee een knaapje van om en bij do t we© jaareen dikke jongen was 't. .mei stekerige, brutale oogen. Z'n beenen waren bedenkelijk krom. Om dp ltalve minuut bleef-i© slaan. Grijpend naar een bloem, waar-ie niet aan mocht ko men. Of willende grabbelen in kiezelsteenen, zoodat- ie z'n handen vuil zou maken. Of dreinend, dwingend, om te gaan zitten in het natte gras, wat natuurlijk óók niet „mocht".,.. Met haar zachte, 'zwakke stem; waarineen droevige klank als verstorven scheen, sprak ze lieve woordjes tegen [den bengel. „Toe-nou, lieve vont... Loop nou 's als een flinke, groote jongen. 'Kijk 's naai' die paaixijes.... Hé, wat 'n mooie, mooie beest jes!.... En dat hondje daar... Neen-maar, dat 's nou toch een schattig diertje, hé?...." Tusschon haar gesü-eal van zachte woordekens in gromde jhij' telkens met (nijdig-wrevelig gedoe. Hij lukte aan haar hand:, dat er een pijnlijke trok kwam op haar gezicht, en de smart in haai* oogen heviger schrijnde.... Maar zo hield Vol; küiderjuffer, mot heroïeke kordaatheid. Ze duldde, verduurde de grillen van rijkemans-popje.- Soms leek de knaap sterker dan hel smalle vrouwtje in de vale, verlepte kleeren. Dan trok-ie haar weer, en ze had moeite om hem baas- te-blijven... Nu en dan iluurde ze mot iets angstigs naar een prieëel, waar „de familie" was necrgcslre ken... Pa, ma en oudere zus, Dina.... Pa zag er echl-zomersch uil. Die had z'n piek-fijne Panama losjesweg' achter op T hoofd geschoven en leun de niet welbehagen, op z'n dooie-gemak, in rieten arm stoel. 't Loopen Jiad z'n bolle wangen likje-glimmorig gemaakt. En het glaasje sherry was er oorzaak van, dat tin oogen wal'dommelig staarden, nu en dan even neiging vertoonden om (dicht lo knippen. Dan j Irok-ie zwaar rookwolkje 'uil z'n sigaar en guig een w ijsje trommelen, mei z'n zwaai-beringde en zeer-vet- i tige vingers, op lnet blad van de tuintafel... Ma, m zwellende welgedaanheid van over rijpe veer-1 ligïler, wipte ook wel eens aan haar „advocaatje 1 Keurig-netjes, mot een pink in dc hoogte.Eerst lepe lend in de Versnapering, dan zoer-klcin teugje verschal kend, met overgroole behoedzaamheid, dat geen spatje haar robe zou bezoedelen... Dadelijk met verschrikten blik kijkend of er „niels gekomen was op dc fijne slof van haar zomerkleed. .-Vis ze zich bewoog, dan rin kelde een van de gouden kettinkjes, waarmee ze be hangen was... of itets van een bracelet... Er ruischte, twinkelde, blikkerde altijd iets bij de minste beweging van het groote, grove, zxvaardoorvocde lijf... En ma scheen daar met welbehagen naar te luisteren. Voelde zich dan recht fijne-dauie. die, be'er dan pa. zich eigen had gemaakt manieren van deftige» rijk< lui's-kring... Kon mei zoo'n snoez.g-mondgelrek en op siatig- lijmerig loontje, iets tegen j>a zeggen over l joggio, dat daar wandelde, mei de juffer-in t grauw. Wat 'u enjKltje, wal 'n dot, »i l Inch was... Eentje, die zich niet de kaas van 'i brood z'-u laten e'en... Dat kon-je toch wel zien, hoor! En van: Kijk n<.» toch 's. pa hij is housen juf de baas... Noen, maar, Dina. kijk <ian toch eens effëtjes!" Pa liet, in antwoord, een vellig.norkend gebrom hoo— ren... Er moest een klank in liggen, vertolkend do vaderlijke ontroering over kranig-vco.spoedig jongskend. Maar 'I werd een brommende neusklank, en meneer z'n slajierige oogen bleven even-droomerig, zich vervelend, verlangend naar een middagtukje, al beu van dat bui ten-zijn denkend, in slappe vermoeidheid, aan een. koersnoleering, die nou-ai aan de beurs bekend zou zijn.... En Dina deed heelemaal niets. Die hield er van na ture al een brutaal-sluursch gezicht op na, maar bo yendien was ze dien middag nijdig als een spin. Zij had gedacht, dat er nog „mensehen zouden zijn in 't hotel-pension, en dal viel tegen. Ze had den spit sen, scherpen wipneus en de drieste, harde trekken van kijf-ziek, nijdassig meisje uit volkskring. Als juf van de grauwe kleeren, met broertje langs hqt prieel drentelend, haar glimlachend aankeek, lon kend naar den knaap: „Nou, waf zegt u van 'm?... Kranig kereltje, die broei* van u, hé''...' Dan was 't of Dina d'r wipneusje nog spitser werd; dan klemdo zij de lippen zóó stijf saam, of zij gezworen had zo nooit meer van elkaar te doen. En dan zeicn <le uit dagende oogpn waarin 't stekerige van broer, ge ërfd van ma, bij wie de jaren en leventje-zonder zorg t iniusschen verfiettscht hadden... Dan zeien die tegen juf: „Wat verbeeldl-je je wel?... Je hebt niet te lachen tegen mij, de dochter des huizes, versta-je!" "t Was of men 't bakvisch hoorde zeggen... Juf begreep 't wel. Die haastte zich een anderen kant uit te kijken, en boog 't hóófd, voorttrekkend, met moeizaam gedoe, den dreinerigen, lasligen verwenden bengel, die rukte aan haar hand, dat het broodmagere polsje van juf er van beefde... Zoo'n inspanning kostte: t haai*... En zoo bang was ze, dat „de familie" 't merken zou... Toen zag ik ma en Dina uil het prieel komen. Ma wilde toch eens eventjes 'n kijkje riemen in de allernaaste omgeving. Waarheid was, dat ze wou loo- pen langs de twee tafeltjes, waar nog „mensehen" za len, om haar nieuwe robe fe laten bekijken... Dina trippelde naast haar voort jnet nuffig-nijdige, sluur- sehe bewegingen. Pa sjokte achter haar aan..! Eigen lijk te lui om zich te bewegen, maar bang voor ma d'r kribbig-humeur als-ie d'r zin niet deed. De piekfijne Panama hing nog een beetje meer achter op z'n hoofd... Hij liep wijdbeens. Als-ie stap'.e, dan rinkeltiklen cha rivari-dingetjes aan z'n gouden horloge-ketting. Met do punt van z'n parasol .sloeg hij tegen steentjes van straat of stoep... De man smachtte naar 't ©ogenblik, waarop 't rijtuig weer voor zou komen. Langzaam, statig; schreed het drietal dj oor den grooten tuin van het hotel-pension, "terwijl ma d'r robe ruischte over het padL. In het prieel zal zij, juf nu alleen. Met den bengel, wïen ze uit een glaasje grenadine met lepeltje 1e drinken gaf; telkens worstelend met de stevige knuistjes van den jongen, die- ach van 't heele glas wou puees ter-maken... Die, op zeker oogen- blik, onverhoeds een driflgreep gaf, waardoor stroompje- grenadine over de pude vale, doodsohe jurk vloog... i Zij schrok er van. Maar bleef even vriendelijk en bedaard. Zij zat met haar zakdoek 1e wrijven over de plek, die bemorst was. Zacht-lieve woordjes fluiste rend legen "den knaap... Eindelijk keek zij: op. De jongen scheen voor een klein poosje uitgeraasd en hing tegen haar aan. Met d'r magere vingers streek zij liefkoozend over z'n vlashaar. Ik piekerde nog altijd... Waar had ik die vrouw meer gezien, in vroeger dagen? Ze keek in de richting, nu, waar 'k zat. En plotseling werd weggetrokken het gordijn, dat hel beeld mijner herinnering verborg. Ik had gezien de uitdrukking van. die kwijnende, droefgeestige pogen. Nu wist ik... Le vens-tragedie stond vóór mij, in scherpe trekken. Van jonge vrouw die gelukkig was geweest met man en heerlijk kindeken... Van dood, die gekomen was en 't jonge levenIjo vernielde. Van verwoest ih!u/iselijk geluk... Man baloorig geworden. Zaken verloopen... Dat af schuwelijke einde van alles. Knal van revolver... Kin- dertooze, geruïneerde weduwe. Nu wist Ik, ineens, al les weer.... Straatarme, door ieder verlaten, vrouw, voor een prikje aan loon en 't genadebrood, als kinderjuffc opgenomen door vroegpre kennissen, rijkgeworden p- komelingen, die haar, minuut na minuut, hun barmha - ligheid en haar afhankelijkheid-zijn lieten gevoelen... ....Den dag er op waren pa, ma en de kindmui uit rijden gegaan. Met een lamilie, w*aar ze kennis mee gemaakt hadden. Juf was niet noodig. Mocht thuis blijven... Zóo jeondi ik haar in het prieel:je, 't hoofd gebogen over een boek. Toen ik voorbij kwam, scheen zs mij te herkennen... En ik ontstelde zelf van de spontane groet beweging.... Ik wist, wal 'n .pijn 't haar zou doen te beseffen, dat ik haar herkende.... uit die dagen... Toen ik haar als geinige had gezien in de rechtzaal... 't Was de compagnon, die toen terechtstond. De ander, haar man; was toen al... 't Pistoolschot had al gepangd... Nooit hadden we een woord gewisseld sa men... Maar ze had moeten getuigenis afleggen, uren- ïj :l4 u F e u i I I e I. o n. 12. VAN KOHLENEGG. „Hopla!" riep Dela en, sprong over een barst. Hoe de wind hen in het gelaat sloeg, neus en. mond in een frissche stroom Kalm aan mijn zoon! Zweef je reeds weder boven een afgrond? Ge niet, geef je nu eens geheel over, dat ontbreekt er nu precies aan, je leven, ongestoord te kunnen ge nieten. Jij leeft eeuwig onder criciek van jezelf. Dit alles had Hedwig zichzelf toornig toegeroepen, hij had zichzelf wel kunnen slaan. Daar vloog het bloei ende leven dicht aan zijn zijde, eng met hem ver bonden. Houd het vast, neem het men is wat men zijn wil. Op dit oogenblik gebeurde het,, dat Erich door het plotselinge dringen zijn schoonzuster Dela moest los laten en daar aan den oever stonden moeder en tante Lindemann nog. Zij spraken met Grell, waarbij zij met kleine pasjes als eenden langs den kant dribbelden. „U zult daar ook wel heen willen, juffrouw Lie segang," zeide de referendaris dadelijk met een zeke ren drang. „Waarheen,? O neen, dank je. Dat heeft den tijd. Of u moet zelf moe zijn?" „Neen .ik ken geen moeheid," zeideJ Hedwig ijverig. Hij boegseerde haar beslist met groote geschiktheid verder en Dela volgde hem. niet zonder eenige span ning. Wat zou dat wonderlijke mensch nu wel met haar beginnen? ,Zoo, hier is het beter. Ik weet niet, maar zoo'n menigte menseben om je heen, heeft iets on aangenaams, vervelends. Hier is evenwel weer dat gevaarlijke gat. Als een mensch hier in hangen blijft, breekt hij hals en beenen." „Wij moeten uitkijken en niet bang zijn." „Ja. als ik het zeggen mag. u heeft wel iets dap pers in uw gezicht. Maar stop nu, het wordt hier te dun. Hoor eens, hoe hol het klinkt *t is of je het water hoort." „Zc£ eens mijnheer <le referendaris, waarom is u niet (bij mijn tante Lindemann gekomen, een poosje voor Kerstmis? U weet Wel Ik heb u dat al eens eerder willen vragen."' Hij dacht scherp na, als wist hij niet direct, wat hierop te moeien antwoorden. Ah zoo, ja ik kon jammer genoeg onmogelijk komen." „U schreef, dal het was om den jaardag van uw oom iRühlemann." „Ja, dat kan wel. Er was zoo van allerlei." „En die heeft u dus zoo samen gevierd?" „De iaardag? Ja men kan dat tenminste zoo noemenHij keek haar scherp aan. „Ik had even wel dien avond heel yeel werk te 'doen voor den JusLitieraad. Er .was hier sprake van een proces in laatste gedingp een zaak, die mij wat vreemd was, en die ik dus gaarne wenschte te bestudeeren. „U hadt heel kalm een paar uren kunnen komen. Het was er zeer gezellig en als afwisseling had het u goed gedaan. Nu hebt u mijn tante Lindemann maar gekrenkt. Want dal Inet dien jaardag van uw oom Külilemann leek ons allen toch wel wat al te sterk „Sterk? Ja hel is wel mogelijk! Ik heb een- MOiKÜg de waarheid geschreven, ik kon niet of liever, ik wilde niet", zeide hij kort en brak af. „Hel doet mij leed. Ik h eb bovendien ook nog niet eeais een. beleefdhèidsvisile gemaakt. Onvergeeflijk." „Waarom is u zoo? Wij mecnen het allen goed met u." „Denkt ii? Tja. .Yanders geen aangenaam klin kend woord." „Waarom? U is nog zoo jong.'' „Zij hebben mijn vader "hier dood gesard en mijn moeder en mij Maar wal weel gij van het leven? En 'van mij, juffrouw Liesegang!?" „O zooveel. Misschien alles," zeide Dela zacht en zij boog het hoofd. „Wat wat alles?" Dela sloot weer als gewoonlijk haar lippen vast op elkaar en dat gaf haar gezicht een energieke uit drukking. Zou zij het hem oververtellen? Het was wellicht goed en heilzaam voor hem. Doch er overviel haar een vrees, en plotseling keek zij hem aan en. voelde als bij ingeving, dat hun bei der zielen elkaar aanraakten. „Van oom Zoecke," fluisterde zij. „Den justitieraad? Wat dan?" „Alles!" „Wat alles?" Het klonk kort en tamelijk heersch- zuchtig. „U moet wat te heftig geweest zijn geestelijk en en dan in Berlijn Zij hoorde hem slechts ademhalen. „Heeft hij dat ook verteld? Het was bepaald wel zeer spannend voor u, juffrouw Liesegang?" „Neen, treurig." Hij lachte. „Dat is te nobel. Daarvoor kleeft er te veel vuil en. erbarmelijke zwakte aan dien tijd. Dat moet ge weten." „U verkleint uzelf. U is een zelfkweller. U houdt er van uzelf en anderen het leven lastig te maken, en dat is verkeerd. Wij moeten goed zijn en vrien delijk, ook goed en vriendelijk voor onszelf.'" „Goed? Een groot, een zeer groot woord, juffrouw Liesegang. De meeste menschen zijn alleen gemakke lijk. dat noemt men goedmoedig. Tot goedheid kan een mensch zichzelf niet opvoeden." „Da's onwaar. Wie spreekt als u. moet" die deugd bezitten en die kan haar ook ontwikkelen, mijnheer de referendaris." „Jij, kind!" „Ja, ja, dat kennen we, dat zijn maar woorden. Om zulk een groote wijsheid gaat het hier niet. die kan een mensch in, zijn binnenste nog wel met zichzelf uit maken. U moet niet zoo terzijde blijven staan, verbit terd en verbitterend, zooals het mij toeschijnt. Ik weet dat er veel en droevigs achter u ligt mis schien hebt u al reeds veel van die droeve dingen als erfdeel in het bloed meegekregen. Maar geen mensch is zoo sterk, zoo groot, dat li ij alleen op zich zelf kan staan en mag staan. Wij hebben andere menschen noodig, allemaal, al is het slechts als echo en spiegel, waarin men eigen stem hoort en eigen beeltenis ziet om tot de goede zelfschatting te ko men en andere menschen te leeren. waardeeren. Dat meen' ik." „Waardeering voor anderen?" Het klonk hoonend. „Ja. Trots alle tegenspraak, trots alle vooringeno menheid draagt elk mensch de kiem bij zich om ziju medemensehen te willen waardeeren en liefhebben. U maakt het uzelf te moeilijk, te zwaar. U is zelf de schuld, wanneer u overal prikkels en strikken meent te bespeuren." „Ik dank u. jufrouw Liesegang, u meent het be paald goed." „Nu, dat verheugt mij. mijnheer Hedwig. dat u het als zoodanig opneemt, ofschoon ik niet geloof, dat hetgeen ik gezegd heb, een verheven, indruk op u zal gemaakt hebben." Zij legde op haar besliste manier het hoofd wat opzijde en keek hem vierkant in de oogen. Hij zweeg. En zij reden verder. De pek fakkels wierpen hun schijnsel rusteloos hcei* en weer. De moeders trokken in troepjes naar huis. Dc muziek dreunde en schetterde nog maar steeds. ,,U wilt naar huis," zeide Dela. „Ja." Ook hij was merkwaardig verbitterd. Nog veel meer dan Dela. In hem woelde het. In zijn gansche erbar- melijkheid. in zijn nederige, door het leven bezoedelde j ellende had men hem aan dit meisje getoond. BaJi j Hij kon wel op zichzelf spuwen, als hij zijn leven daarginds met haar oogen moest aanschouwen. Zijn hart brandde. „Ik weet overigens niels in 'i geheel niels van dien Berjijnsehen tijd", zeide Dela zacht maar beslist. Slechts een enkel woord, een rage aandui ding." Waarom zeide zij dat? Hij knikle slechts. „Het is mij alles hetzelfde." In Dela's oogen (schitterde en bliksemde het eens klaps. Er lag haar op de tong: „Hel is niet allemaal hetzelfde!" Zij had 'dit scherp willen antwoorden, maar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1911 | | pagina 5