Kunstenaarsleven Dinsdag 21 November 1911. >oe Jaargang. No. 5023. TWEEPK i LA1). Kiuix-nlandsch Nieuws. ANNA P AULOWNAPOLDEIt. (Reeds aan onze abonné's te Anna Paulowna en Wie ïngerwaard medegedeeld.) Vergadering van Dijkgraaf, Heemraden en Hoofd- jr.croianden van den polder Anna Paulowna op heden,, ■(lat; 18 November, des morgens 10 uur. De Dijkgraaf, de heer C. Waiboer Rz., wijdt eerst ung eenige waardeerende woorden aan den heer J. G oot, die sinds de laats!e vergadering is ovorle- den. De heer Groot, zegt de Dijkgraaf, heeft gedu imde veertien jaren de belangen van den polder be hartigd en ik geloof, dat ik het gevoelen van de leden uitspreek, door te zeggen, dat wij steeds een vriendschappelijken en aangenamen omgang met hem In de plaats van den heer Groneman, die wegens tioogon leeftijd niet meer voor herbenoeming in aan merking wenachte te komen, is gekozen de heer P. Kaan, die heden voor 't eerst ter vergadering aan wezig is. Ik wenseh u geluk met de benoeming en Ik twijfel niet of u zal de belangen van den Polder behartigen en tevens de aangename stemming, die hier steeds heerscht, willen helpen bevorderen. Van den heer Groneman is een schrijven met dank betuiging ingekomen voor het blijk van waardeering, dat hij van den polder hoeft ontvangen voor de werk zaamheden door hem gedurende een veertigtal jaren verricht. De herinnering aan dit tijdvak ad den heer Groneman steeds eene bijzondere aangename zijn, ter wijl hij dank zegt voor de medewerking die hij sleeds heefl ondervonden en (den loden een uitstekende gé- zondheid toewens oht. De notulen, die worden voorgelezen door den secre taris, den hoer J. K. Kaan, worden onder dankzegging goedgekeurd.' Mededeelingen. Wat betreft het stoomgemaal, wordt door den Dijkgraaf medegedeeld, dal de moior nog steeds warm 'loopt, wat echter hersteld zal worden en wat betreft het dempen van het geluid van het slag werk, hiervoor zal een kelder moeten worden gemaakt, waarmee echter met 't oog op eventueel e aanschaf fing1 van een tweede machine gewacht zal- worden. De Dijkgraaf doet hierna mededeeling van den uit slag van de aanbesteding der steenkolen. Gegund is aan den N.-H. Kolenhandel te Amsterdam en aan Bc-rghuls' Kolenhuis te Amsterdam. Van de ingeze tenen had niemand ingeschreven. Het paardenpad vanaf „Welgelegen" tot den Knees- weg ongeveer, komt nu in bespreking. De arbeidskos ten worden hiervan betaald door den h,eer J. ter Burg de Polder echter zorgt voor zand en steenen. De heer Wijdenes Spaans vraagt hoe de 'indruk is: van steenen of beton. Wat ia beter? Dijkgraaf antwoordt van -steenen. De heer J. Waiboer geeft den raad om dan vooral goede steenen, b.v. heele in plaats van halve te gebruiken. Dijkgraaf antwoordt, dat dat echter een verschil ln kosten geeft van f 1000. De heer Wijdenes Spaans geeft in overweging om dan voor de zijkanten heele steenen te gebruiken, dat zal z.i. zeer veel helpen- Naclat het voorstel om alleen heele steenen te gebruiken is vefworpen wordt het voorstel van den heer Wijdenes Spaans, om voor de kantlagen beele steenen te gebruiken, in stemming gebracht en aan genomen met 9 tegen 6 stemmen. Eene aanvidlingsbegrooting, groot f 30.000, noodig door de zuiggasinstallalie, wordt alsnu vastgesteld. Vaststelling van dc verordening op de verhuring van wegen, bouwland, dijken en rietgewas, welke zal plaats hebben op Zaterdag 23 December. De heer Wijdenes Spaans vraagt, of op de kaden niet wat zwaarder vee "gebracht zou kunnen worden, ze zijn verbazend slap en spreker dacht, dat dit door meerderen druk verholpen kon worden. Dc Dijkgraaf antwoordt,' dat de Schapen echter be slist 'l 'meest den grond vastlrappan, terwijl de koeien den grond verbazend vernielen. Na eenige bespreking wordt het idéé van den heer Smils, n.l. er mag één maal gemaaid eii alleen mei schapen geweid worden, goedgevonden. De hoer Wijdenes Spaans zegt, dat hij indertijd ge sproken heeft over het gebruiken van kunstmest op bepaalde wegen. Spreker had verwacht, hiervan hel re sultaat eens te zullen hooren en vraagt hier nu naar. of naar een voorstel van hol Dag. Bestuur om dat niel le doen. De Dijkgraaf zegt nu, dat er op 3 plaatsen met kunstmest gewerkt ls, maar het resultaat was slecht te zien., wat zeker wel door den drogen zomer komt. De heer Wijdenes Spaans vraagt of er geen rap port is. De heer J. K. Kaan, wiens zoon de uitvoering ervan heeft gehad, zegt, dat de resultaten niet zicht baar waren,. In het begin kon men wel zien dat er kunstmest over was, maar later kon men 't verschil niet meer zien, wat zeker door den drogen zomer kwam. De heer Wijdenes Spaans bepleit n,ogmaals het groote nut van 't gebruik van kunstmest, waardoor men zal krijgen koogere pachtsommen en betere kwa liteit land. De heer Metzelaar ziet bezwaar in het gebruik van kunstmest op dijken, waarop de heer Wijdenes Spaans zegt, dat misschien op sommige plaatsen, 't nut. niet groot zal zijn, op de meeste toch zeker wel. Spreker zou er voor wezen om in een of anderen vorm daar iets aan te doen en een zachten, dwang uitoefenen ën wel door: a. onderhandsche verhuring, hoewel spreker bekent dat dit niet gemakkelijk is; b. de huurders verplichten kunstmest te gebruiken. (De Dijkgraaf vraagt, boe of dat te eontroleeren ls.) en c. dat het Polderbestuur zelf kunstmest aanschaft en dan de pacht van die perceelen, waarop kunstmest komt verhoogt. Na eenige bespreking wordt het voor stel van den beer Wijdenes Spaans om het gebruik van kunstmest verplichtend te stellen, of te bevprderer met 11 tegen 5 stemmen verworpen. De heer J. C. Blaauboer vraagt of de vooruitbe taling van de pachtsom niet bezwaarlijk is voor de huurders. De Dijkgraaf antwoordt, dat het beiden partijen zeer goed bevalt. De heer P. Kaan vraagt of de verpachting niet op een andere manier kan geschieden. Zooals het tegen woordig gaat, keurt spreker het niet goed. Door per soonlijke veeten wordt er verschrikkelijk hoog tegen elkaar opgeboden. Zou het niet beter zijn, om het bij afslag in plaats van bij opbod te doen. Da Polder krijgt nu het geld doordat iemand het een ander wil lastig maken. Na eenige discussie wordt dit punt aau het Dag. Bestuur overgelaten. Ee onderhandsche verhuring van eenige perceelen wondt goedgevonden. De lieer C. v. Eeten zal 1 Mei de molen verlaten en dan f 2.50 pensioen ontvangen. Een stuk grond achter het perceel van mej. de wed. Van Wijk, groot 3,32 Aren, wordt a f 1 afgestaan. De heer Wijdenes Spaans zegt. dal ongeveer halver wege oen weg is gemaakt, of liever halverwege een greppd en daar vanaf een hek, wat aldus is overeen gekomen door de gemeente en mej. Van Wijk. Wordt nu echter de aangegeven scheiding, n.l. het hek, ge handhaafd, dan zou mej. Van Wijk en de gemeente slechts 1/3 krijgen. Na deze toelichting worsft besl.o- M éi £rap£4 afe a»u le uemen. Het Dag. Bestuur stelt voor een doel matigen grint - kar aan te schaffen, paarden te koopan en voor die paar den perceelen land te houden en die dus niet te ver pachten. De heer Jb. Stammes licht toe, dat het dc bedoe ling was een bak voor verspreiding cn een bak voor vervoer te laten maken en dc machtiging te verkrij gen., om nog een kar aan te schaffen, en zoo zich zelf te helpen. I)e lieer D© Graaf geeft in overweging geen paar den te koopen, die zullen (och niel het geheel e jaar door gebruikt worden voor hel gr uitstrooien en dat kan men dan goedkooper uitbesteden. De hoer Wijdenes Spaans noemt de tegenwoordige regeling oen treurige. We zullen toch zeker allen dui delijk bemerkt hebben, dal er mei deze 4 mannen die beschikbaar zijn, oneindig veel le kort werk aan de wegen gedaan wordt. Als men zich nu voorstelt, dat waar de tolale lengle der wegen is 100 K.M., en dus 1 man 25 K.M., dat is in rechten lijn een afstand van Kleine Sluis naar Alkmaar voor zich noefl, dan is 't toch te begrijpen dal hot niet in orde kan komen. Wanneer men 1111 geleidelijk slecds grint aan gaat voeren, zal men toch ook de paarden steeds moe ten gebruiken. De heer Stammes wijs! er op, dat de paarden ook voor ander werk gebruikt kunnen worden. Naar aanleiding van een opmerking, dat b.v. na Tic' bietenrijden geen aanbeveling verdient direct grint op dal gedcelle te brengen, vraagt de lieer P. Kaan, dat waar in de verordening de bepaling voorkomt, da' de wielen schoon moeien worden gemaakt, waarom dit verbod niet gehandhaafd wordt. De Dijkgraaf zegt, dat er wel eens de hand aan gehouden wordt, maar het is moeilijk, vooral waar wel eens een Hoofdingeland zelf het verzuimt. De heer Blaauboer vindt het niet te doen. De heer Kaan izegt ,dat het met goeden wil best mogelijk is, wanneer men een stroopad maakt, of een jongen bij het hek zet. Waarom zou 't in den IJpol- der wel en hier niet kunnen? De heer Blaauboer noemt het lastig, wanneer je steeds moet stilstaan en een ander zal 't misschien weer niet doen. Ja juist, zegt de heer Kaan, zoo gaat het natuur lijk, de een doet het .niet en daarom doet de ander het ook niet; maaraffien moet niet vergeten, dat 2/3 van de menschen geen bieten rijden, en daarom vind ik, dat, wij dan moeten zorgen, dit verbod na te komen. De Dijkgraaf zegt, meer de hand aan deze bepa ling te zullen houden. Het Dag. Bestuur stelt voor, met ingang van 1 November het salaris van de vaste arbeiders te ver- hoogen en wel als volgt: L. van Zandwijk van f 6.50 te brengen op f 7, C. Smit van f 6.75 op f 7.25 en J. de Waal van f6 op f 7. De heer Blaauboef vindt de loonen laag en stelt daarom voor het op f 8 van ieder te brengen. De heer Wijdenes Spaans vindt het niet goed, dat de verdiensten van iemand, die in dienst is van den Polder, in die functie verlaagd worden. Het salaris van De Waal is geweest f 8, later f 7 en nu f 6. Spr. zou het billijk vinden een kleine vergoeding te geven, voor het tot nu toe te kort ontvangene. De heer Blaauboer zegt, dat er toch wel geen boer zal wezen, die een werkman in dienst heeft voor zoo'n laag loon. De heer Smits meent, dat deze redeneering niet opgaat, wan,t wanneer iemand als De Waal om werk kwam, en men had nog zooveel werk, zou men zulk een oud man toch niet willen hebben. De heer Do Graaf antwoord;! den heer Blaauboer, dat, wanneer hij 5 werklieden heefl, cn de een ver dient f 12 cn de ander f 6, hij toch zeker die van f 12 liever zal Ih'ebben. Het wordt nu liefdadigheid. De heer Tïjsen stelt Voor, de verhooging te bren gen op f 1 de persoon, terwijl de heer Wijdenes Spaans voorstelt, het salaris gelijk le maken, eri wel f 7.50. De heer Stammes oordeelt, dat de regeling goed was. De heer Dekker licht loc, hoe men gekomen is tot die lage bezoldiging, waaruil blijkt, dat de werklie den het salaris zelf zoo bepaald hebben. De heer De Graaf is overtuigd van de goede rege ling door het Dag1. Bestuur en zegt dat het niet op den weg ligt van deze vergadering, om zoo lang over der gelijke dingen le kletsen.... De heer Wijdenes Spaans: Dat ben ik niel met u eens. De lieei- De Graaf vindt hel niet goed om aan deze kleinigheden uren zoek te brengen, dat moet pien aan het Dag. Bcsiuur overlaten.- De heer Wijdenes Spaans zegt een woord van pro test te moeten doen hooren tegen de manier van spreken van den heer De Graaf. Wij allen beharti gen op 't oogenblik de belangen van den Polder en van zijne ambtenaren en dan mag de een wat meer breedsprakig zijn dan de ander, maar men behoeft dat nog geen kletsen te noemen en daarom verzoekt spr. den heer De Graaf dat woord in te trekken. De heer De Graaf zegt, dat met alle genoegen te willen doen, wanneer er heeren zijn, die zich daar aan stooten. toch blijft hij van meening ,dat er te veel over deze kleinigheden gepraat wordt. De heer Wijdenes Spaans zegt, dat deze zaak vol gens de verordening wel degelijk een punt van zorg uitmaakt van een Hoofdingeland en spreker vindt de bespreking ten volle waardig ,Een goed arbeider komt toch ook zijn salaris toe. Het voorstel-Blaauboer om de vaste werklieden f 8 te geven, wordt verworpen. Vóór waren de heeren Smits. Stipriaan en Blaauboer. Het voorstel-Wijdenes Spaans van f 7.50 wordt verworpen. Vóór waren de heeren Smits, Stipriaan, Blaauboer en Wijdenes Spaans. Het voorslcl-Tijsen 0111 de verhooging te bepalen op f 1 per persoon, wordt aangenomen. Tegen slemden de heeren Smits, Stipriaan, De Graaf en Rezelman. Goedgevonden wordt den stoker Van Gijn een gratifi catie toe te staan yan f '10 cn den hulpsloker een van f 10. Tevens wordt goedgevonden een nieuw lick te plaat sen bij de woning van don opzichter. De heer Wijdenes Spaans vraagt, of dergelijke voorstellen, die toch niet zoo plotseling opkomen, voorlaan op de convocatie geplaatst kunnen worden. Dijkgraaf dool toezegging. Bij de rondvraag dankt de heer Kaan den Dijk graaf voor diens welwillende woorden, bij de opening aer vergadering tot Inem gesproken. De heer J. VVhiboér vraagt of het niet noodzakelijk is eens specie op de wegen te brengen. De Dijkgraaf zegt, dat dit punt in overweging is. c Op de vraag van den hoer Smits, of het groene wegje bij Winder in orde zal worden gebracht, antwoordt Dijkgraaf toestemmend. Den hr. Blaauboer wordt op zijn vraag .naar het onderhoud van den weg vanaf Westeinde lot 't Zand, meegedeeld, dal dit is voor rekening van den polder. Onderzoek wordt toegezegd, wat betreft de wijze van onderhoud. Hierna sluiting. door ALFRED HEDENSTJERNA. Waldemar Slern's kamp 0111 hel geluk was kort en gemakkelijk geweest. Dal hij gedurende zijne studie jaren soms wel eens honger moest lijden, dat zijne gckleede jas vaak de eenige was, die hij bezat, wat beteekende dat tegenover die andere feitén: dat zijné meestere slechts woorden van lof voor hem hadden, dat zijne makkere zijn werk bewonderden, dat de meisjes hem toelachten, dat zijne ziel veerkrachtig was en de wereld vol motieven. Al spoedig waren hem beurzen ten deel gevallen en mocht hij builenlandsche reizen 'gaan maken, naar landen waar de zoh anders schijnt, waar de lucht andere is en waar hij andere typen te zien kreeg. Hier mocht hij opgaan naar dc tempelen der kunst hier vierde hij triomfen in de salons en begon van lier er- ledlen het goud zijne zakken te vullen. En nu trad zij in zijn leven, dc kleine toovenares, hel verwende meisje, dal van een klein kapitaal leefde cn voor turn genoegen allerlei kleinigaecten schi.derde, terwijl zij zich verbeelde armoe ie lijden, en zich alle-b »e om zegden, enkel om stap voor snp zich tol eene groote kunsienares omhoog' te werken. Ach,-hoe teeder en behoedzaam nam hij haar penscel en palet uil de baud en praatte haar de g.ootc go- dacutcn uit hot hootdjel Zij mocht den moeilijken slrijd om de volmaaktheid tn de techniek niet tut den «.-iade toe strijden. Als zij dan zoo gaarne schilderes wilde worden, weinu, dun zou zij dat worden, doch slechts met net oog, met uet hart cn hetgevoel, niel met dc hand «au inotj penseel en kleuren, die dikwerf zoo slecht gehoorzaam den. Zij zouden eene compagnieschap vormen, eene kunsto- naarelirma „Julie en Waldemar en zij zou natuur lijk mogen helpen, maar slechts door hem raad te geven en zijn werk te beoordeelcn, hem op le wekkén eu hem te bezielen. Zij zou hem zeggm vval haar lieve oogcu zagen in de natuur en in de mcnsuhelijkc gelaatstrekken^ hem meededen, wal .er in haar hart omging, wanneer zij voor zijn werk stond. En zoo geschiedde het. Zij leidden het leven van een paai' vlinders op. een zonnig en d.ig, en toen liet nun niet langer behaagde vlinders le zijn en zij bever als een paai- gelukkige, zorgélooze menschen wildon optreden, was ook daarvoor geld genoeg voorhanden, llij schilderde wat hij wilde en bepaalde zelf zijnen p.'ijs. Beiden stonden geheel alleen in de wereld, zonder oudere of bloedverwanten. Niemand stooide de harmonie van hun samenleven. Toen kwam er een derde in het verbond en bracht, na korte uren van onrust en lijden, een nieuwen, broe den, 'helderen stroom van geluk in hunne harten. i\u keelden zij naar hun vaderland, Zweden, terug; als echtgenoot en vader moest Stern zich toch ergens vestigen. De dagbladen thuis vloeiden over van lof, en de vrienden, die bestellingen kwamen doen, waren geheel verbluft te zien dat Stern zoozeer met werk was over stelpt, (dat zij een half jaar en langar op een portret, dat voor eenen verjaardag bestemd was, moesten wach ten. Dat er onder de vele vrienden, wel eens afgunstigen schuilden, wie zal het betwijfelen? Hun leven was al te aangenaam, al te gemakkelijk. Had de zon in het vaderland niet meer den waren glans, of hadden de wolken niet dc juiste kleur, of de mensehen niet de gewensehle slemming, dan pakten zij hun boeltje bijeen en trokken de schoone, wijde wereld in. Jaar op jaar verstreek, de kleine Marko zoo heette hun zoontje kreeg een zusje, en daar het tehuis in j de lente ter wereld kwam, noemden zij het Viola. Het goud stroomde binnen cn vloeide weder weg, 1 maar aan vermogen was er eigenlijk niets voorhanden dan het kleine kapitaal, dat Julie als meisje bezeten had, Dat mocht niet aangeroerd worden. Later moesten zij wat rustiger gaan leven om de kin deren, die toch behoorlijk scnooi moesten gaan. Stern vestigde zich in de hoofdstad des rijks, schilderde dure portretten en ging in den zomer op reis, als de kin deren vacanfie hadden, in plaats van zooals vroeger in den winter, naar het verre, heerlijke zonnige Zui den. Ach, wel was het dan vaak ondraaglijk warm, en de lui, wier portretten hij scliilderdc, moesten dat ontgel den en dubbel duur betalen. In den aanvang schenen zij daar genoegen mee te nemen. Zij kwamen de een 11a den ander en dongen niet af, ofschoon zij hun goede geld toch wel wat beklaagden. Maar wat kon dat zijn? Professor Stern had na verloop van eenige jaren wel nog evenveel te doen als voorheen, maar hij begon met onrust te bemerken dat hij het eene portret na het andere op den bepaal den tijd kon afwerken. Hij was nu meestal thuis, en men behoefde niet meer, zooals vroeger, als het ware queue te maken om geholpen te worden. Stern werd zenuwachtig en begon zich precieus te maken. Hij weigerde gezichten, die hem niet aan stonden; hij besloot twee maanden „gc'mdisponcerd" te worden, om eens te zien hoe de wereld dat zou op nemen, en als* men over drie maanden een portret wenschte te hebben, dan zeide hijover zes. Dit alles had hij niet moeten doen. Hij werd minder gezocht dan vroeger, en op zekeren dag zag hij in het atelier van een jongeren kunstbroeder een gezicht, dal hij beloofd ijitad misschien in het voorjaar onder handen te zullen nemen. Zijn hart kromp ineen. Wat hing er in de lucht, in die akelige, zware, nevelige winterlucht, zonder win tel'? Ach, de populariteit is een nukkig ding. Het publiek. I laat al even gemakkelijk zijine gunstelingen links lig gen, als het kind zijn speelgoed van gisteren, om naar nieuw te grijpen. Stern begon allengs te begrijpen dat zijn beste lijd voorbij was. De Nieuwsbladen spraken nog altijd over „onzen groo- ten kunstenaar", iedere grondeigenaar, die aan hem voorgesteld werd, voelde zich blijkbaar gestreeld, do builenlandsche genootschappen waren beleefd en op merkzaam, en Romeinsche markiezen, excentrieke prin sen, en afgezette presidenten van Zuid-Amerikaansche republieken te Parijs zonden heip nieuwjaarskaartjes. Toen echter de zomer kwam en men eindelijk uit het dompige tehuis naar de van ouds bekende, heer lijke, lokkende plaatsen in de wijde wereld heen zou vliegen toen waren de middelen er toe niet voor handen. Men huurde daarom zomerverblijf in eene kleine Oost zeebadplaats, zeggende dat het in het Zuiden te warm was en dat men toch ook zijn eigen land behoorde te leeren kennen. In den winter nam professor Stern nauwgezet aan alle diners en soupers doel, waar hij genoodigd werd, voerde met rijke kooplui en renteniers gesprekken over kunst, en bracht zelf de porlretquaestie op het tapijt. Eenigen kwamen, „zaten' en betaalden, anderen vroe gen wat liet kosten moest, nog anderen antwoordden ontwijkend, en weer anderen bezaten al een portret dooi den talentvollen jongen schilder X geschilderd, dien de professor wel kende Hij begon ontstemd! te worden. De zorg legde drukkend hare zware hand op zijn ta lent. Voor zijnen schildersezel slaande, werd hij door handwerkmansgovoelen overvallen, gevoelens, die eehé noodlottige overeenkomst hadden met die van den hout hakker voor een vaam hout. Al te gemakkelijk had hiji succes behaald in zijne jeugd1; daardoor liad hij nimmer die diepe, innige, zich overgevende liefde tot de kunst bezeten, die slechts in zworen strijd en bittere teleurstellingen pleegt te ont kiemen. Hij had zich niet uitsluitend de kunst zelve ten doel gesteld, maar meer slechts een middel in haar gezien om ach een aangenaam bestaan le ver schaffen, een leven in zonneschijn. 0 Nu zijne zon ter kimme neigde, begon hij zijne vroe gere idealen op te halen en oordeelde hij het noodig de vaan der hoogo kunst op te steken. Zijn cersto 'werk was, eenen hotelhouder, die een „net portret" voor twee honderd kronen in zes weken van hem verlangde, de deur te wijzen. Toen sloot hij zich op en schilderde een groot doek voor de groote tentoonstelling: Heilige avond. Een klok kenstoel, zwaaiende klokken, graven, zee, eene boot op het water en eene d'oor rouw gebogen vrouw op eene kerkhofbank. Prijs 4500 mark. Eene der kunstbcoordeeJingen luidde: „De gewaar deerde kunstenaar heefl hier een werk tot stand ge bracht, dat aan'zijne eerste, schoonste stukken herinnert." Eene andere: „Het valt niet te ontkennen dat het stuk met meesterlijke hand! is geschilderd; toch verraadt een zeker iets vermindering van scheppingskracht, als zou de kunstenaar in lang geen© nieuwe indrukken van de buitenwereld hebben.ontvangen, of zich gelaafd heb ben! aan de levende bronnen der kunst." De overige kritieken waren gemoedelijk en vriende lijk en bezwoeren dat professor Stern als scheppend, I kunstenaar nooit hooger had gestaan dan thans. 1 Ten slotte bood een groothandelaar in meel vijf tienhonderd inark voor het stuk. e:i kreeg het. Men verhuisde naar eene goedkoopcre woning. Op zekeren «lag moest Su-rn zijn geliefd vrouwtje zeggen, dat hij geen geld had, toen zij hein om een eenvoudig avondtoilet vroeg, en het schoot hem daarbij plotseling te binnen, hoe hij eens voor veel geld een stoombootje had afgehuurd om gedurende drie dagen met zijne vrouw samen alleen een tochtje langs den Rijn te maken. Hij, de klcurcnkunslenaar, wien de volmaakstc teo- kening slechts een grijnzend skelet toescheen, slond op zekeren dag in tamelijk afgesleten kleeren in de wacht kamer van den uitgever van een geïllustreerd tijd schrift. En hij. de lekkerbek en wijnkenner, kocht op den terugweg bij den kruidenier een flesch Sherry om thuis le drinken op zijn succes, want hij had aanstel ling als teekenaar aan het tijdschrift gekregen. Arm in arm knielden hij en zij. een weinig gebogen, wat grijs reeds, met talrijke rimpeltjes 'cn plooitjes om de weemoedig blikkende oogen, in manleis van ietwat verouderden snit. en keken door de vensters naar bin nen in dc voornaamste restaurants, zich haastig terug trekkend als zij kennissen zagen zitten. Soms gingen zij binnen, doch moesten dat twijfelachtig genoegen door verdubbelde spaarzaamheid koopen en thuis de uitgaven voor zich cn «le kinderen nog meer bekrimpen. Ja, de kinderen J Die waren nu al te g:ooi cn te versta Indig om! er nog lanjger nn'a'r te vragen waarom men het niet meer had. zooals vroeger, maar zij zetten toch groote, verwonderde oogen op, als vader en moeder in hunne gesprekken hun vroeg r leven afschilderden. Dat was een vroolijke, prettige tijd geweest! En er kwam een dag, dat zij de keukenmeid moes ten ontslaan en voor haar in dc plaats een jong meisje nemen; toen moest mama op naar twee-en-veertig^to jaar nog leeren koken. Op «lienzelfden dag echter werd er als eene soort vergoeding de Christus-orde van den koning van Por tugal voer professor Stern tehuis bezorg;!. Ster's oogen begonnen zwak te wordero, en de jonge man, die het geïllustreerd tijdschrift redigeerde, verzocht hem, hem, professor Waldemar Stern, of hij wel zoo goed wilde zijn een paar figuren op de laatste groote plaat over te teekenen. Op een middag1 kwam de zoon, die 1111 gymnasiast en een groot aeslheticus was, voor het hoogst eenvoudige middagmaal thuis en riep: ,,Ik ben even in het Salon binuengeloopen en heb daar het nieuwe stuk van Berg- hold! gezien Eenzaam in hel leven. Maar zoo iels prachtigs, zoo'n heerlijke vrouwefiguur heb ik in mijn leven nog niet geschilderd gezien Toen kwam er plotseling een heldere glans in Stcrn's oogen, als eene herinnering aan vervlogen tijdon; maar terstond daarop drupten er een paar groote tranen uit le voorschijn. N. R. Ct. Gemengd Nieuws. 'N WOORD VAN ALFRED DE MUSSET. „Geduld is 'n heerlijke gave. die overwint, waar sterken zijn bezweken, 'n Mensch zonder geduld, is als 'n lamp zonder oLie." 'N „HARBAIÏD". Jonge man Ik ben gewoon mij eens in de week te scheren. Oude heer: Dat is overbodig! Met gom-elasöek zou het even gioedi gaan. STRAATSTEEN EN VAN ZILVER. Een met keisleenen bestraat voetpad tusschen de slad Ca balt in de Vereenigde Staten en haar station is met alvers tippels versierd. De glans der steenen viel iemand op, die verstand heeft van het mijnwezen, en bij een onderzoek bemerkte hij zeer duidelijk, dat zij een niet onaanzienlijk a'lvërgahaile bevatten. De steenen zijn van den afval der Silver-Queen-mijn afkomstig.«Zij werden nu met beton stevig vastgelegd om te verhinderen, daf men hen losmaakt en medeneemt, en het voet pad wordt beschouVd als eon sclfilterende reclame voor de mijn. OVER DEN DUUR VAN DROOMEN. Gelijk bekend is neemt ook zelfs de langste droom slechts zeer weinig lijd in beslag, maar dit te bewijzen, valt jn. den regel vrij moeilijk. Eenmaal gelukte dit Dr. MacJe<xk den lijfarts van koningin Victoria van Engeland. Hij vertelt het in de volgende woorden: „Op zekeren avond was ik laat thuis gekomen en moest noodzakelijk ïiog een stuk opmaken, dat den volgenden morgpn vroeg naar het bureau van een courant gebracht moest worden. Een vriend die mij bezocht, stelde mij voor, het voor ,mij op te schrijven als ik het hem dicteerde; dankbaar nam ik zijn aanbot! aan, en wij begaven ons onmiddellijk aan den arbeid. Ik was evenwel zóo vermoeid, dat mij, Joon ik den eersten volzin had; gedicteerd, de oogen toevielen en ik vast insliep. Ik droomde ook een Jangen en zeer ingew ikkelden droom en werd toen weer opeens helder wakker. Naai- mijn gevoel tc oordeelen, kon ik uren hebben geslapen. Ik gevoelde mij .hceleniaal verkwikt en kon eerst niet begrijpen, waar ik .was en waarom ik niet in mijn bed lag. Eerst toen ik mijn vriend aan de schrijf tafel zag zitten, drong het tot mij door, dat ik bij [het dieteeren in slaap moest zijn gevallen. Ik maakte met vele woorden mijn verontschuldiging over mijne onbeleefdheid, dat ik hem zoo iaat in den nacht aan mijn schrijftafel had gehouden en zelf in slaap was gevallen. Mijn vriend stond op en kwam verschrikt bij mijn leainingfstoel slaan. „Wal scheelt er aan?" vroeg hij. „Bon je ongesteld? Ik weet werkelijk niet wat je be doelt?" „Het spijt me zoodat ik jê hier een paar uur opgehouden heb, terwijl ik sliep", antwoordde ik, nog altijd beschaamd. Maar hoe groot was mijne verbazing, toen ik ver nam, «lat hij van mijn slapen geheel niets had gemerkt, cn zelfs den door mij gedicleerden zin nog niel eens geheel had afgeschreven, .toen ik tegen hem begon te spreken. Ik moet dus een langen, uitvoerigen droom in den tijd van op z?n hoogst een paar minuten ge droomd hebben." Iets dergelijks wedervoer Lord Holland, den schrij ver van de Memoires van de Whigpartij. Terwijl een vriend hem iets zat voor te rezen, viel hij in slaap en had een droom, «iie zoo lang was, dat dc droomer later twintig minuten noodig had, om hem op papier le brengen. Om .die heele geschiedenis te droomen, had hij slechts zoo weinig tijd noodig gehad, dat hij het begin van Iden zin, waaronder hij ingesluimerd was, nog duidelijk wist en het slot van den daaropvolgenden zin tot hem doordrong toen hij al weer wakker was. Hij kon dus slechts een paar seconden lang gesla pen hebben en in «iien tijd toch een langen droom gehad hebben. De Amerikaansche dichter Willis had èen reis door Europa gemaakt, en droomde na zijn thuiskomst, «lat hij die reis nog eenmaal deed. Hij doorleefde in* zijn dnopm bijna alle gebeurtenissen der reis opnieuw, iels nieuws daarbij was echter, dat hij op den terugweg 'in den Oceaan viel. Dit onaangename voorval deed hem uit den slaap opschrikken en toen hij de klok op zijn nachttafel raadpleegde, merkte hij tot zijn ver- baring, nog geen drie minuten te hebben geslapen. Drie minuten te voren namelijk had hij; ook op de klok gekeken. Een Zuidduitsche onderwijzer ging op een middag op zijn gemak in een leuningstoel voor den haard zit ten om oen middagdutje 1e doen. Met een laatsten blik op de klok, «lie op den schoorsteenmantel stond, sliep hij in. Hij had een akeligen droom, zag zich we gens moord gevangen gehomen, en ter dood veroor deeld. Na een .voorarrest van meer dan een jaar zag hij zich naar het schavot brengen en met ontzetting voelde hij het koude staal van den scherprechter aan zijn hals. Daarvan werd hij wakker en zijne verschrikte oogen vielen op «ie klok voor hem. Hij had pre cies éen en drie-kwart minuut geslapen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1911 | | pagina 5