Kunstenaarsleven
Dinsdag 21 November 1911.
>oe
Jaargang.
No. 5023.
TWEEPK i LA1).
Kiuix-nlandsch Nieuws.
ANNA P AULOWNAPOLDEIt.
(Reeds aan onze abonné's te Anna Paulowna en
Wie ïngerwaard medegedeeld.)
Vergadering van Dijkgraaf, Heemraden en Hoofd-
jr.croianden van den polder Anna Paulowna op heden,,
■(lat; 18 November, des morgens 10 uur.
De Dijkgraaf, de heer C. Waiboer Rz., wijdt eerst
ung eenige waardeerende woorden aan den heer J.
G oot, die sinds de laats!e vergadering is ovorle-
den. De heer Groot, zegt de Dijkgraaf, heeft gedu
imde veertien jaren de belangen van den polder be
hartigd en ik geloof, dat ik het gevoelen van de
leden uitspreek, door te zeggen, dat wij steeds een
vriendschappelijken en aangenamen omgang met hem
In de plaats van den heer Groneman, die wegens
tioogon leeftijd niet meer voor herbenoeming in aan
merking wenachte te komen, is gekozen de heer P.
Kaan, die heden voor 't eerst ter vergadering aan
wezig is. Ik wenseh u geluk met de benoeming en
Ik twijfel niet of u zal de belangen van den Polder
behartigen en tevens de aangename stemming, die
hier steeds heerscht, willen helpen bevorderen.
Van den heer Groneman is een schrijven met dank
betuiging ingekomen voor het blijk van waardeering,
dat hij van den polder hoeft ontvangen voor de werk
zaamheden door hem gedurende een veertigtal jaren
verricht. De herinnering aan dit tijdvak ad den heer
Groneman steeds eene bijzondere aangename zijn, ter
wijl hij dank zegt voor de medewerking die hij sleeds
heefl ondervonden en (den loden een uitstekende gé-
zondheid toewens oht.
De notulen, die worden voorgelezen door den secre
taris, den hoer J. K. Kaan, worden onder dankzegging
goedgekeurd.'
Mededeelingen. Wat betreft het stoomgemaal, wordt
door den Dijkgraaf medegedeeld, dal de moior nog
steeds warm 'loopt, wat echter hersteld zal worden en
wat betreft het dempen van het geluid van het slag
werk, hiervoor zal een kelder moeten worden gemaakt,
waarmee echter met 't oog op eventueel e aanschaf
fing1 van een tweede machine gewacht zal- worden.
De Dijkgraaf doet hierna mededeeling van den uit
slag van de aanbesteding der steenkolen. Gegund
is aan den N.-H. Kolenhandel te Amsterdam en aan
Bc-rghuls' Kolenhuis te Amsterdam. Van de ingeze
tenen had niemand ingeschreven.
Het paardenpad vanaf „Welgelegen" tot den Knees-
weg ongeveer, komt nu in bespreking. De arbeidskos
ten worden hiervan betaald door den h,eer J. ter Burg
de Polder echter zorgt voor zand en steenen.
De heer Wijdenes Spaans vraagt hoe de 'indruk is:
van steenen of beton. Wat ia beter?
Dijkgraaf antwoordt van -steenen.
De heer J. Waiboer geeft den raad om dan vooral
goede steenen, b.v. heele in plaats van halve te
gebruiken.
Dijkgraaf antwoordt, dat dat echter een verschil
ln kosten geeft van f 1000.
De heer Wijdenes Spaans geeft in overweging om
dan voor de zijkanten heele steenen te gebruiken,
dat zal z.i. zeer veel helpen-
Naclat het voorstel om alleen heele steenen te
gebruiken is vefworpen wordt het voorstel van den
heer Wijdenes Spaans, om voor de kantlagen beele
steenen te gebruiken, in stemming gebracht en aan
genomen met 9 tegen 6 stemmen.
Eene aanvidlingsbegrooting, groot f 30.000, noodig
door de zuiggasinstallalie, wordt alsnu vastgesteld.
Vaststelling van dc verordening op de verhuring van
wegen, bouwland, dijken en rietgewas, welke zal plaats
hebben op Zaterdag 23 December.
De heer Wijdenes Spaans vraagt, of op de kaden
niet wat zwaarder vee "gebracht zou kunnen worden,
ze zijn verbazend slap en spreker dacht, dat dit door
meerderen druk verholpen kon worden.
Dc Dijkgraaf antwoordt,' dat de Schapen echter be
slist 'l 'meest den grond vastlrappan, terwijl de koeien
den grond verbazend vernielen.
Na eenige bespreking wordt het idéé van den heer
Smils, n.l. er mag één maal gemaaid eii alleen mei
schapen geweid worden, goedgevonden.
De hoer Wijdenes Spaans zegt, dat hij indertijd ge
sproken heeft over het gebruiken van kunstmest op
bepaalde wegen. Spreker had verwacht, hiervan hel re
sultaat eens te zullen hooren en vraagt hier nu naar.
of naar een voorstel van hol Dag. Bestuur om dat
niel le doen.
De Dijkgraaf zegt nu, dat er op 3 plaatsen met
kunstmest gewerkt ls, maar het resultaat was slecht
te zien., wat zeker wel door den drogen zomer komt.
De heer Wijdenes Spaans vraagt of er geen rap
port is.
De heer J. K. Kaan, wiens zoon de uitvoering
ervan heeft gehad, zegt, dat de resultaten niet zicht
baar waren,. In het begin kon men wel zien dat er
kunstmest over was, maar later kon men 't verschil
niet meer zien, wat zeker door den drogen zomer
kwam.
De heer Wijdenes Spaans bepleit n,ogmaals het
groote nut van 't gebruik van kunstmest, waardoor
men zal krijgen koogere pachtsommen en betere kwa
liteit land.
De heer Metzelaar ziet bezwaar in het gebruik
van kunstmest op dijken, waarop de heer Wijdenes
Spaans zegt, dat misschien op sommige plaatsen, 't
nut. niet groot zal zijn, op de meeste toch zeker wel.
Spreker zou er voor wezen om in een of anderen
vorm daar iets aan te doen en een zachten, dwang
uitoefenen ën wel door: a. onderhandsche verhuring,
hoewel spreker bekent dat dit niet gemakkelijk is;
b. de huurders verplichten kunstmest te gebruiken.
(De Dijkgraaf vraagt, boe of dat te eontroleeren ls.)
en c. dat het Polderbestuur zelf kunstmest aanschaft
en dan de pacht van die perceelen, waarop kunstmest
komt verhoogt. Na eenige bespreking wordt het voor
stel van den beer Wijdenes Spaans om het gebruik
van kunstmest verplichtend te stellen, of te bevprderer
met 11 tegen 5 stemmen verworpen.
De heer J. C. Blaauboer vraagt of de vooruitbe
taling van de pachtsom niet bezwaarlijk is voor de
huurders. De Dijkgraaf antwoordt, dat het beiden
partijen zeer goed bevalt.
De heer P. Kaan vraagt of de verpachting niet op
een andere manier kan geschieden. Zooals het tegen
woordig gaat, keurt spreker het niet goed. Door per
soonlijke veeten wordt er verschrikkelijk hoog tegen
elkaar opgeboden. Zou het niet beter zijn, om het
bij afslag in plaats van bij opbod te doen. Da Polder
krijgt nu het geld doordat iemand het een ander
wil lastig maken. Na eenige discussie wordt dit punt
aau het Dag. Bestuur overgelaten.
Ee onderhandsche verhuring van eenige perceelen
wondt goedgevonden. De lieer C. v. Eeten zal 1 Mei
de molen verlaten en dan f 2.50 pensioen ontvangen.
Een stuk grond achter het perceel van mej. de wed.
Van Wijk, groot 3,32 Aren, wordt a f 1 afgestaan.
De heer Wijdenes Spaans zegt. dal ongeveer halver
wege oen weg is gemaakt, of liever halverwege een
greppd en daar vanaf een hek, wat aldus is overeen
gekomen door de gemeente en mej. Van Wijk. Wordt
nu echter de aangegeven scheiding, n.l. het hek, ge
handhaafd, dan zou mej. Van Wijk en de gemeente
slechts 1/3 krijgen. Na deze toelichting worsft besl.o-
M éi £rap£4 afe a»u le uemen.
Het Dag. Bestuur stelt voor een doel matigen grint -
kar aan te schaffen, paarden te koopan en voor die paar
den perceelen land te houden en die dus niet te ver
pachten.
De heer Jb. Stammes licht toe, dat het dc bedoe
ling was een bak voor verspreiding cn een bak voor
vervoer te laten maken en dc machtiging te verkrij
gen., om nog een kar aan te schaffen, en zoo zich
zelf te helpen.
I)e lieer D© Graaf geeft in overweging geen paar
den te koopen, die zullen (och niel het geheel e jaar
door gebruikt worden voor hel gr uitstrooien en dat kan
men dan goedkooper uitbesteden.
De hoer Wijdenes Spaans noemt de tegenwoordige
regeling oen treurige. We zullen toch zeker allen dui
delijk bemerkt hebben, dal er mei deze 4 mannen
die beschikbaar zijn, oneindig veel le kort werk aan
de wegen gedaan wordt. Als men zich nu voorstelt,
dat waar de tolale lengle der wegen is 100 K.M.,
en dus 1 man 25 K.M., dat is in rechten lijn een
afstand van Kleine Sluis naar Alkmaar voor zich noefl,
dan is 't toch te begrijpen dal hot niet in orde kan
komen. Wanneer men 1111 geleidelijk slecds grint aan
gaat voeren, zal men toch ook de paarden steeds moe
ten gebruiken.
De heer Stammes wijs! er op, dat de paarden ook
voor ander werk gebruikt kunnen worden.
Naar aanleiding van een opmerking, dat b.v. na Tic'
bietenrijden geen aanbeveling verdient direct grint op
dal gedcelle te brengen, vraagt de lieer P. Kaan, dat
waar in de verordening de bepaling voorkomt, da'
de wielen schoon moeien worden gemaakt, waarom
dit verbod niet gehandhaafd wordt.
De Dijkgraaf zegt, dat er wel eens de hand aan
gehouden wordt, maar het is moeilijk, vooral waar
wel eens een Hoofdingeland zelf het verzuimt.
De heer Blaauboer vindt het niet te doen.
De heer Kaan izegt ,dat het met goeden wil best
mogelijk is, wanneer men een stroopad maakt, of een
jongen bij het hek zet. Waarom zou 't in den IJpol-
der wel en hier niet kunnen?
De heer Blaauboer noemt het lastig, wanneer je
steeds moet stilstaan en een ander zal 't misschien
weer niet doen.
Ja juist, zegt de heer Kaan, zoo gaat het natuur
lijk, de een doet het .niet en daarom doet de ander
het ook niet; maaraffien moet niet vergeten, dat
2/3 van de menschen geen bieten rijden, en daarom
vind ik, dat, wij dan moeten zorgen, dit verbod na
te komen.
De Dijkgraaf zegt, meer de hand aan deze bepa
ling te zullen houden.
Het Dag. Bestuur stelt voor, met ingang van 1
November het salaris van de vaste arbeiders te ver-
hoogen en wel als volgt: L. van Zandwijk van f 6.50
te brengen op f 7, C. Smit van f 6.75 op f 7.25 en
J. de Waal van f6 op f 7.
De heer Blaauboef vindt de loonen laag en stelt
daarom voor het op f 8 van ieder te brengen.
De heer Wijdenes Spaans vindt het niet goed, dat
de verdiensten van iemand, die in dienst is van den
Polder, in die functie verlaagd worden. Het salaris
van De Waal is geweest f 8, later f 7 en nu f 6.
Spr. zou het billijk vinden een kleine vergoeding te
geven, voor het tot nu toe te kort ontvangene.
De heer Blaauboer zegt, dat er toch wel geen boer
zal wezen, die een werkman in dienst heeft voor
zoo'n laag loon.
De heer Smits meent, dat deze redeneering niet
opgaat, wan,t wanneer iemand als De Waal om werk
kwam, en men had nog zooveel werk, zou men zulk
een oud man toch niet willen hebben.
De heer Do Graaf antwoord;! den heer Blaauboer,
dat, wanneer hij 5 werklieden heefl, cn de een ver
dient f 12 cn de ander f 6, hij toch zeker die van f 12
liever zal Ih'ebben. Het wordt nu liefdadigheid.
De heer Tïjsen stelt Voor, de verhooging te bren
gen op f 1 de persoon, terwijl de heer Wijdenes Spaans
voorstelt, het salaris gelijk le maken, eri wel f 7.50.
De heer Stammes oordeelt, dat de regeling goed was.
De heer Dekker licht loc, hoe men gekomen is
tot die lage bezoldiging, waaruil blijkt, dat de werklie
den het salaris zelf zoo bepaald hebben.
De heer De Graaf is overtuigd van de goede rege
ling door het Dag1. Bestuur en zegt dat het niet op den
weg ligt van deze vergadering, om zoo lang over der
gelijke dingen le kletsen....
De heer Wijdenes Spaans: Dat ben ik niel met
u eens.
De lieei- De Graaf vindt hel niet goed om aan
deze kleinigheden uren zoek te brengen, dat moet pien
aan het Dag. Bcsiuur overlaten.-
De heer Wijdenes Spaans zegt een woord van pro
test te moeten doen hooren tegen de manier van
spreken van den heer De Graaf. Wij allen beharti
gen op 't oogenblik de belangen van den Polder en
van zijne ambtenaren en dan mag de een wat meer
breedsprakig zijn dan de ander, maar men behoeft
dat nog geen kletsen te noemen en daarom verzoekt
spr. den heer De Graaf dat woord in te trekken.
De heer De Graaf zegt, dat met alle genoegen te
willen doen, wanneer er heeren zijn, die zich daar
aan stooten. toch blijft hij van meening ,dat er te
veel over deze kleinigheden gepraat wordt.
De heer Wijdenes Spaans zegt, dat deze zaak vol
gens de verordening wel degelijk een punt van zorg
uitmaakt van een Hoofdingeland en spreker vindt de
bespreking ten volle waardig ,Een goed arbeider
komt toch ook zijn salaris toe.
Het voorstel-Blaauboer om de vaste werklieden
f 8 te geven, wordt verworpen. Vóór waren de heeren
Smits. Stipriaan en Blaauboer.
Het voorstel-Wijdenes Spaans van f 7.50 wordt
verworpen. Vóór waren de heeren Smits, Stipriaan,
Blaauboer en Wijdenes Spaans.
Het voorslcl-Tijsen 0111 de verhooging te bepalen op
f 1 per persoon, wordt aangenomen. Tegen slemden
de heeren Smits, Stipriaan, De Graaf en Rezelman.
Goedgevonden wordt den stoker Van Gijn een gratifi
catie toe te staan yan f '10 cn den hulpsloker een
van f 10.
Tevens wordt goedgevonden een nieuw lick te plaat
sen bij de woning van don opzichter. De heer Wijdenes
Spaans vraagt, of dergelijke voorstellen, die toch niet
zoo plotseling opkomen, voorlaan op de convocatie
geplaatst kunnen worden. Dijkgraaf dool toezegging.
Bij de rondvraag dankt de heer Kaan den Dijk
graaf voor diens welwillende woorden, bij de opening
aer vergadering tot Inem gesproken.
De heer J. VVhiboér vraagt of het niet noodzakelijk
is eens specie op de wegen te brengen. De Dijkgraaf zegt,
dat dit punt in overweging is. c
Op de vraag van den hoer Smits, of het groene wegje
bij Winder in orde zal worden gebracht, antwoordt
Dijkgraaf toestemmend. Den hr. Blaauboer wordt op
zijn vraag .naar het onderhoud van den weg vanaf
Westeinde lot 't Zand, meegedeeld, dal dit is voor
rekening van den polder.
Onderzoek wordt toegezegd, wat betreft de wijze
van onderhoud.
Hierna sluiting.
door
ALFRED HEDENSTJERNA.
Waldemar Slern's kamp 0111 hel geluk was kort en
gemakkelijk geweest. Dal hij gedurende zijne studie
jaren soms wel eens honger moest lijden, dat zijne
gckleede jas vaak de eenige was, die hij bezat, wat
beteekende dat tegenover die andere feitén: dat zijné
meestere slechts woorden van lof voor hem hadden,
dat zijne makkere zijn werk bewonderden, dat de
meisjes hem toelachten, dat zijne ziel veerkrachtig was
en de wereld vol motieven.
Al spoedig waren hem beurzen ten deel gevallen en
mocht hij builenlandsche reizen 'gaan maken, naar
landen waar de zoh anders schijnt, waar de lucht
andere is en waar hij andere typen te zien kreeg. Hier
mocht hij opgaan naar dc tempelen der kunst hier
vierde hij triomfen in de salons en begon van lier er-
ledlen het goud zijne zakken te vullen.
En nu trad zij in zijn leven, dc kleine toovenares,
hel verwende meisje, dal van een klein kapitaal leefde
cn voor turn genoegen allerlei kleinigaecten schi.derde,
terwijl zij zich verbeelde armoe ie lijden, en zich alle-b
»e om zegden, enkel om stap voor snp zich tol eene
groote kunsienares omhoog' te werken.
Ach,-hoe teeder en behoedzaam nam hij haar penscel
en palet uil de baud en praatte haar de g.ootc go-
dacutcn uit hot hootdjel
Zij mocht den moeilijken slrijd om de volmaaktheid
tn de techniek niet tut den «.-iade toe strijden. Als zij
dan zoo gaarne schilderes wilde worden, weinu, dun
zou zij dat worden, doch slechts met net oog, met
uet hart cn hetgevoel, niel met dc hand «au inotj
penseel en kleuren, die dikwerf zoo slecht gehoorzaam
den.
Zij zouden eene compagnieschap vormen, eene kunsto-
naarelirma „Julie en Waldemar en zij zou natuur
lijk mogen helpen, maar slechts door hem raad te
geven en zijn werk te beoordeelcn, hem op le wekkén
eu hem te bezielen. Zij zou hem zeggm vval haar
lieve oogcu zagen in de natuur en in de mcnsuhelijkc
gelaatstrekken^ hem meededen, wal .er in haar hart
omging, wanneer zij voor zijn werk stond.
En zoo geschiedde het. Zij leidden het leven van
een paai' vlinders op. een zonnig en d.ig, en toen liet
nun niet langer behaagde vlinders le zijn en zij bever
als een paai- gelukkige, zorgélooze menschen wildon
optreden, was ook daarvoor geld genoeg voorhanden, llij
schilderde wat hij wilde en bepaalde zelf zijnen p.'ijs.
Beiden stonden geheel alleen in de wereld, zonder
oudere of bloedverwanten. Niemand stooide de harmonie
van hun samenleven.
Toen kwam er een derde in het verbond en bracht,
na korte uren van onrust en lijden, een nieuwen, broe
den, 'helderen stroom van geluk in hunne harten.
i\u keelden zij naar hun vaderland, Zweden, terug;
als echtgenoot en vader moest Stern zich toch ergens
vestigen.
De dagbladen thuis vloeiden over van lof, en de
vrienden, die bestellingen kwamen doen, waren geheel
verbluft te zien dat Stern zoozeer met werk was over
stelpt, (dat zij een half jaar en langar op een portret,
dat voor eenen verjaardag bestemd was, moesten wach
ten.
Dat er onder de vele vrienden, wel eens afgunstigen
schuilden, wie zal het betwijfelen? Hun leven was al
te aangenaam, al te gemakkelijk. Had de zon in het
vaderland niet meer den waren glans, of hadden de
wolken niet dc juiste kleur, of de mensehen niet de
gewensehle slemming, dan pakten zij hun boeltje bijeen
en trokken de schoone, wijde wereld in.
Jaar op jaar verstreek, de kleine Marko zoo heette
hun zoontje kreeg een zusje, en daar het tehuis in
j de lente ter wereld kwam, noemden zij het Viola.
Het goud stroomde binnen cn vloeide weder weg,
1 maar aan vermogen was er eigenlijk niets voorhanden
dan het kleine kapitaal, dat Julie als meisje bezeten
had, Dat mocht niet aangeroerd worden.
Later moesten zij wat rustiger gaan leven om de kin
deren, die toch behoorlijk scnooi moesten gaan. Stern
vestigde zich in de hoofdstad des rijks, schilderde dure
portretten en ging in den zomer op reis, als de kin
deren vacanfie hadden, in plaats van zooals vroeger
in den winter, naar het verre, heerlijke zonnige Zui
den.
Ach, wel was het dan vaak ondraaglijk warm, en de
lui, wier portretten hij scliilderdc, moesten dat ontgel
den en dubbel duur betalen.
In den aanvang schenen zij daar genoegen mee te
nemen. Zij kwamen de een 11a den ander en dongen
niet af, ofschoon zij hun goede geld toch wel wat
beklaagden.
Maar wat kon dat zijn? Professor Stern had na
verloop van eenige jaren wel nog evenveel te doen
als voorheen, maar hij begon met onrust te bemerken
dat hij het eene portret na het andere op den bepaal
den tijd kon afwerken.
Hij was nu meestal thuis, en men behoefde niet
meer, zooals vroeger, als het ware queue te maken om
geholpen te worden.
Stern werd zenuwachtig en begon zich precieus te
maken. Hij weigerde gezichten, die hem niet aan
stonden; hij besloot twee maanden „gc'mdisponcerd"
te worden, om eens te zien hoe de wereld dat zou op
nemen, en als* men over drie maanden een portret
wenschte te hebben, dan zeide hijover zes.
Dit alles had hij niet moeten doen. Hij werd minder
gezocht dan vroeger, en op zekeren dag zag hij in
het atelier van een jongeren kunstbroeder een gezicht,
dal hij beloofd ijitad misschien in het voorjaar onder
handen te zullen nemen.
Zijn hart kromp ineen. Wat hing er in de lucht, in
die akelige, zware, nevelige winterlucht, zonder win
tel'?
Ach, de populariteit is een nukkig ding. Het publiek. I
laat al even gemakkelijk zijine gunstelingen links lig
gen, als het kind zijn speelgoed van gisteren, om naar
nieuw te grijpen. Stern begon allengs te begrijpen dat
zijn beste lijd voorbij was.
De Nieuwsbladen spraken nog altijd over „onzen groo-
ten kunstenaar", iedere grondeigenaar, die aan hem
voorgesteld werd, voelde zich blijkbaar gestreeld, do
builenlandsche genootschappen waren beleefd en op
merkzaam, en Romeinsche markiezen, excentrieke prin
sen, en afgezette presidenten van Zuid-Amerikaansche
republieken te Parijs zonden heip nieuwjaarskaartjes.
Toen echter de zomer kwam en men eindelijk uit
het dompige tehuis naar de van ouds bekende, heer
lijke, lokkende plaatsen in de wijde wereld heen zou
vliegen toen waren de middelen er toe niet voor
handen.
Men huurde daarom zomerverblijf in eene kleine Oost
zeebadplaats, zeggende dat het in het Zuiden te warm
was en dat men toch ook zijn eigen land behoorde te
leeren kennen.
In den winter nam professor Stern nauwgezet aan
alle diners en soupers doel, waar hij genoodigd werd,
voerde met rijke kooplui en renteniers gesprekken over
kunst, en bracht zelf de porlretquaestie op het tapijt.
Eenigen kwamen, „zaten' en betaalden, anderen vroe
gen wat liet kosten moest, nog anderen antwoordden
ontwijkend, en weer anderen bezaten al een portret dooi
den talentvollen jongen schilder X geschilderd, dien
de professor wel kende
Hij begon ontstemd! te worden.
De zorg legde drukkend hare zware hand op zijn ta
lent. Voor zijnen schildersezel slaande, werd hij door
handwerkmansgovoelen overvallen, gevoelens, die eehé
noodlottige overeenkomst hadden met die van den hout
hakker voor een vaam hout.
Al te gemakkelijk had hiji succes behaald in zijne
jeugd1; daardoor liad hij nimmer die diepe, innige,
zich overgevende liefde tot de kunst bezeten, die slechts
in zworen strijd en bittere teleurstellingen pleegt te ont
kiemen. Hij had zich niet uitsluitend de kunst zelve
ten doel gesteld, maar meer slechts een middel in
haar gezien om ach een aangenaam bestaan le ver
schaffen, een leven in zonneschijn.
0 Nu zijne zon ter kimme neigde, begon hij zijne vroe
gere idealen op te halen en oordeelde hij het noodig
de vaan der hoogo kunst op te steken. Zijn cersto
'werk was, eenen hotelhouder, die een „net portret"
voor twee honderd kronen in zes weken van hem
verlangde, de deur te wijzen.
Toen sloot hij zich op en schilderde een groot doek
voor de groote tentoonstelling: Heilige avond. Een klok
kenstoel, zwaaiende klokken, graven, zee, eene boot op
het water en eene d'oor rouw gebogen vrouw op eene
kerkhofbank. Prijs 4500 mark.
Eene der kunstbcoordeeJingen luidde: „De gewaar
deerde kunstenaar heefl hier een werk tot stand ge
bracht, dat aan'zijne eerste, schoonste stukken herinnert."
Eene andere: „Het valt niet te ontkennen dat het stuk
met meesterlijke hand! is geschilderd; toch verraadt een
zeker iets vermindering van scheppingskracht, als zou
de kunstenaar in lang geen© nieuwe indrukken van
de buitenwereld hebben.ontvangen, of zich gelaafd heb
ben! aan de levende bronnen der kunst."
De overige kritieken waren gemoedelijk en vriende
lijk en bezwoeren dat professor Stern als scheppend,
I kunstenaar nooit hooger had gestaan dan thans.
1 Ten slotte bood een groothandelaar in meel vijf
tienhonderd inark voor het stuk. e:i kreeg het.
Men verhuisde naar eene goedkoopcre woning.
Op zekeren «lag moest Su-rn zijn geliefd vrouwtje
zeggen, dat hij geen geld had, toen zij hein om een
eenvoudig avondtoilet vroeg, en het schoot hem daarbij
plotseling te binnen, hoe hij eens voor veel geld een
stoombootje had afgehuurd om gedurende drie dagen
met zijne vrouw samen alleen een tochtje langs den
Rijn te maken.
Hij, de klcurcnkunslenaar, wien de volmaakstc teo-
kening slechts een grijnzend skelet toescheen, slond op
zekeren dag in tamelijk afgesleten kleeren in de wacht
kamer van den uitgever van een geïllustreerd tijd
schrift. En hij. de lekkerbek en wijnkenner, kocht op
den terugweg bij den kruidenier een flesch Sherry om
thuis le drinken op zijn succes, want hij had aanstel
ling als teekenaar aan het tijdschrift gekregen.
Arm in arm knielden hij en zij. een weinig gebogen,
wat grijs reeds, met talrijke rimpeltjes 'cn plooitjes om
de weemoedig blikkende oogen, in manleis van ietwat
verouderden snit. en keken door de vensters naar bin
nen in dc voornaamste restaurants, zich haastig terug
trekkend als zij kennissen zagen zitten. Soms gingen
zij binnen, doch moesten dat twijfelachtig genoegen door
verdubbelde spaarzaamheid koopen en thuis de uitgaven
voor zich cn «le kinderen nog meer bekrimpen.
Ja, de kinderen J Die waren nu al te g:ooi cn te
versta Indig om! er nog lanjger nn'a'r te vragen waarom men
het niet meer had. zooals vroeger, maar zij zetten toch
groote, verwonderde oogen op, als vader en moeder in
hunne gesprekken hun vroeg r leven afschilderden. Dat
was een vroolijke, prettige tijd geweest!
En er kwam een dag, dat zij de keukenmeid moes
ten ontslaan en voor haar in dc plaats een jong meisje
nemen; toen moest mama op naar twee-en-veertig^to
jaar nog leeren koken.
Op «lienzelfden dag echter werd er als eene soort
vergoeding de Christus-orde van den koning van Por
tugal voer professor Stern tehuis bezorg;!.
Ster's oogen begonnen zwak te wordero, en de jonge
man, die het geïllustreerd tijdschrift redigeerde, verzocht
hem, hem, professor Waldemar Stern, of hij wel zoo
goed wilde zijn een paar figuren op de laatste groote
plaat over te teekenen.
Op een middag1 kwam de zoon, die 1111 gymnasiast en
een groot aeslheticus was, voor het hoogst eenvoudige
middagmaal thuis en riep: ,,Ik ben even in het Salon
binuengeloopen en heb daar het nieuwe stuk van Berg-
hold! gezien Eenzaam in hel leven. Maar zoo iels
prachtigs, zoo'n heerlijke vrouwefiguur heb ik in mijn
leven nog niet geschilderd gezien
Toen kwam er plotseling een heldere glans in Stcrn's
oogen, als eene herinnering aan vervlogen tijdon; maar
terstond daarop drupten er een paar groote tranen uit
le voorschijn.
N. R. Ct.
Gemengd Nieuws.
'N WOORD VAN ALFRED DE MUSSET.
„Geduld is 'n heerlijke gave. die overwint, waar
sterken zijn bezweken, 'n Mensch zonder geduld, is
als 'n lamp zonder oLie."
'N „HARBAIÏD".
Jonge man Ik ben gewoon mij eens in de week
te scheren.
Oude heer: Dat is overbodig! Met gom-elasöek zou
het even gioedi gaan.
STRAATSTEEN EN VAN ZILVER.
Een met keisleenen bestraat voetpad tusschen de
slad Ca balt in de Vereenigde Staten en haar station is
met alvers tippels versierd. De glans der steenen viel
iemand op, die verstand heeft van het mijnwezen, en bij
een onderzoek bemerkte hij zeer duidelijk, dat zij een
niet onaanzienlijk a'lvërgahaile bevatten. De steenen zijn
van den afval der Silver-Queen-mijn afkomstig.«Zij werden
nu met beton stevig vastgelegd om te verhinderen,
daf men hen losmaakt en medeneemt, en het voet
pad wordt beschouVd als eon sclfilterende reclame voor
de mijn.
OVER DEN DUUR VAN DROOMEN.
Gelijk bekend is neemt ook zelfs de langste droom
slechts zeer weinig lijd in beslag, maar dit te bewijzen,
valt jn. den regel vrij moeilijk. Eenmaal gelukte dit
Dr. MacJe<xk den lijfarts van koningin Victoria van
Engeland. Hij vertelt het in de volgende woorden:
„Op zekeren avond was ik laat thuis gekomen
en moest noodzakelijk ïiog een stuk opmaken, dat
den volgenden morgpn vroeg naar het bureau van een
courant gebracht moest worden.
Een vriend die mij bezocht, stelde mij voor, het
voor ,mij op te schrijven als ik het hem dicteerde;
dankbaar nam ik zijn aanbot! aan, en wij begaven
ons onmiddellijk aan den arbeid. Ik was evenwel zóo
vermoeid, dat mij, Joon ik den eersten volzin had;
gedicteerd, de oogen toevielen en ik vast insliep. Ik
droomde ook een Jangen en zeer ingew ikkelden droom
en werd toen weer opeens helder wakker. Naai- mijn
gevoel tc oordeelen, kon ik uren hebben geslapen.
Ik gevoelde mij .hceleniaal verkwikt en kon eerst niet
begrijpen, waar ik .was en waarom ik niet in mijn
bed lag. Eerst toen ik mijn vriend aan de schrijf
tafel zag zitten, drong het tot mij door, dat ik bij
[het dieteeren in slaap moest zijn gevallen. Ik maakte
met vele woorden mijn verontschuldiging over mijne
onbeleefdheid, dat ik hem zoo iaat in den nacht aan
mijn schrijftafel had gehouden en zelf in slaap was
gevallen.
Mijn vriend stond op en kwam verschrikt bij mijn
leainingfstoel slaan. „Wal scheelt er aan?" vroeg hij.
„Bon je ongesteld? Ik weet werkelijk niet wat je be
doelt?"
„Het spijt me zoodat ik jê hier een paar uur
opgehouden heb, terwijl ik sliep", antwoordde ik, nog
altijd beschaamd.
Maar hoe groot was mijne verbazing, toen ik ver
nam, «lat hij van mijn slapen geheel niets had gemerkt,
cn zelfs den door mij gedicleerden zin nog niel eens
geheel had afgeschreven, .toen ik tegen hem begon te
spreken. Ik moet dus een langen, uitvoerigen droom
in den tijd van op z?n hoogst een paar minuten ge
droomd hebben."
Iets dergelijks wedervoer Lord Holland, den schrij
ver van de Memoires van de Whigpartij. Terwijl een
vriend hem iets zat voor te rezen, viel hij in slaap en
had een droom, «iie zoo lang was, dat dc droomer
later twintig minuten noodig had, om hem op papier
le brengen. Om .die heele geschiedenis te droomen,
had hij slechts zoo weinig tijd noodig gehad, dat hij het
begin van Iden zin, waaronder hij ingesluimerd was,
nog duidelijk wist en het slot van den daaropvolgenden
zin tot hem doordrong toen hij al weer wakker was.
Hij kon dus slechts een paar seconden lang gesla
pen hebben en in «iien tijd toch een langen droom
gehad hebben.
De Amerikaansche dichter Willis had èen reis door
Europa gemaakt, en droomde na zijn thuiskomst, «lat
hij die reis nog eenmaal deed. Hij doorleefde in* zijn
dnopm bijna alle gebeurtenissen der reis opnieuw, iels
nieuws daarbij was echter, dat hij op den terugweg
'in den Oceaan viel. Dit onaangename voorval deed
hem uit den slaap opschrikken en toen hij de klok
op zijn nachttafel raadpleegde, merkte hij tot zijn ver-
baring, nog geen drie minuten te hebben geslapen. Drie
minuten te voren namelijk had hij; ook op de klok
gekeken.
Een Zuidduitsche onderwijzer ging op een middag
op zijn gemak in een leuningstoel voor den haard zit
ten om oen middagdutje 1e doen. Met een laatsten
blik op de klok, «lie op den schoorsteenmantel stond,
sliep hij in. Hij had een akeligen droom, zag zich we
gens moord gevangen gehomen, en ter dood veroor
deeld. Na een .voorarrest van meer dan een jaar zag
hij zich naar het schavot brengen en met ontzetting
voelde hij het koude staal van den scherprechter aan
zijn hals. Daarvan werd hij wakker en zijne verschrikte
oogen vielen op «ie klok voor hem. Hij had pre
cies éen en drie-kwart minuut geslapen.