Ui* mi Land- 6ii TniLöonw. De zusters Liesegang. Berijmde Brieven van Jaap, December 1911 55e Jaargang. No. 5030. Zaterdag 2 TWEEDE BLAD. als boerenknecht in Hollands Noorderkwartier gaan dienen, aan zijn broer Klaas, die in de Zaanstreek is gebleven. XCI. Mijn baas komt in de laatste dagen Niet op het land of in de schuur; Men kan hem vinden in de kamer, Meest in zijn eentje, uur aan uur. Daar zit hij dan de krant te lezen, Want hij doet wel aan politiek; Dit nu staat onder knappe boeren Met geld op zak, zoo meent hij: chic! Hij scheldt verwoed op d' Itaaljanen, En prijst den Turk en d' Arabier. Hij ging, als vrouwlief 't hem wou toestaan. Naar Tripolis, om met plezier Wat Itaaljanen neer te sab'len, En zoo te koelen zijn gemoed. Maar zie: de vrouw is veel bedaarder. Zij zegt: „vergiet jij maar geen bloed. ,/k Zag liever, dat je dacht aan koeien, „Aap paarden, schapen, aan je land. „Dan steeds dat oorlogsnieuws te lezen, „Nog aangedikt soms door zoo'n krant!" „Ja." zegt hij, „maar ook and're zaken „Zijn zeer belangrijk, beste vrouw! „Zoo las ik, dat onz' Abram Kuyper „Heel lndië Christ'lijk maken wou. „Hij. zag, hoe tbans de Itaaljanen „Erg Christ'lijk doen, in Tripolis, „En wil nu ook zoo'n zegen brengen „In Insuünde: éen,, twee, drie! „Men kan ook in de kranten lezen, „Hoe volgzaam in d© Kamer zijn: „De Roomschen 'en de Kuyprianen, „Dat za'g j' aan 't wetje van Colijn: „M eer centen en nog meer soldaten, „Die geven, wij," zei Rome en Dord/t; „Licht, dat straks uit de invoerrechten „Het geld er voor -gevonden wordt. „De kranten geven ook berichten, „Hoe Duitselilands kroonprins zich gedroeg, „En hoe Wilhelm hem trok aan d' ooren, ..En, zei: nu is het mooi genoeg. „Nog kan elk lezen, hoe men Spanje „Eenvoudig zette aan den kant, „En, hoe de Franschen en de Duitschers „Zich regelden, naar Engeland. „Je leest het, hoe de vorsten stelen, „En, om 't verkrijgen van bezit, „Zich wringen in de kromste bochten; - 't Staat in de kranten; zwart op wit. „Zoo kan men de conclusie maken,: „Dat, als een vorst uit rooven gaat, „Een onderdaan gerust mag zorgen, „Dat hij zijn slag ook eenmaal slaat. „Vervolgens krijg je prachtberiehten „Vap inbraak, of van moord of brand, „Zoo goed beschreven ,dat mep uitroept: „Da's ook een kolfje naar mijn hand!" „En dtin: zooveel valt er te leeren „In elke streek, in eiken kring, „Wanneer er wijze koppen storten „Hup geest in een vergadering; „Zie in d' omgeving, als er komen „Zes, zeven menscihen bij elkaar, „Dan lees je gauw ip vele kranten, ..Hoe goed zij spraken en "hoe waar. „Soms lees je d' allervreemdste dingen: „Hoe zwem- en ijsclub samengaan „En weldra op denzelfden akker „Hup beider tenten zullen staan. „Voorts vult de sport tal vap kolommen „In ieder blad, ik lees ze stipt, „En ben bedroefd als 'k moet ervaren, „Dat soms éen match mij is ontglipt; „Al is 't een match maar ip biljarten, „Zoo tusschen: Poolland en de Strook, „Ik lees de stooten en de pupten „En houd ze in 't geheugen ook. „Bij 't voetbalspel is wel wat lastig ,,'t Niet-kenpen van de boeventaal, „Waarin de krapten dit beschrijven, „Maar, och, dat lees je. allemaal. „Tk zwijg maar van de beursberichten, „Die zijn er enkel voor 't pleizier „Van speculanten, ook somwijlen „Vaar een gesjochten rentenier. Maar 'lc wijs op ernstige verslagen „Van menigeu gemeenteraad, „Waarvan de kranten vaak getuigen: „Dat was nu eens geen zottepraat. ,,'k Wijs ook op Helders magistraten, „Die op hup tijd aan 't stoken zijn, „Omdat niet meehielp hij 't begrooten, „Hun waarde burgemeester: Steijn! „Neen! kranten zijn mijn lust en leven; „Zij voeden beiden.: hart en geest. „Deez" aard' zon een woestijn gelijken, „Als er geen krant ooit was geweest." j Ziedaar vrij duid'lijk.weergegeven De meening van mijp braven baas. 'k Laat hem zijp kranten, ik ga slepen 1 En wensch je: „wel te rusten, Kléas!" CCI. HET MESTEN VAN VOLWASSEN RUNDVEE. I De Engelschc onderzoekers Lawcs en Gilbert heb ben door proefneming bevonden, dal de gew ichtstoe- name van niest vee voor ongeveer twee derden komt door velaanzetting, voor een vierde door toename van Üc to!ale hoeveelheid waler in het lichaam en voor de rest door ei wil ver meerdering, welke dus maar klein is. Het eiwit blijft nog1 meestal in hel bloed oji slechts -weinig er van zet zien af ia het vloeseh. j Jiij liet mesten zet zich meer vet, 0(5 p.ct., dan water, 25 P.cl., in het lichaam af; dit is de reden, waar- om het vleeseh van goed gemeste dieren minder pro centen water bevat dan dat van magere en jonge run deren. Bekend is het verschijnsel, dat het vleeseh van is laatstgenoemde dieren bij de toebereiding krimpt, ter wijl dat van goed gemeste uitzet. Bij volwassen runderen, die in goeden voeding;toe stand verkoeren, zet zicii tijdens het mesten weinig eiwit in het lichaam af. Het is daarom onvoordeelig aan zulko dieren veel eiwit in het i-antsoen te geven. Het is 1 wel waar, dal ook uil eiwit vet wordt afgezet, maar uit 1 K.G. zetmeel en suiker, die veel goédkooper zijn, wordt nog iels meer vet gevormd, nX 0.25 K.G. te genover 0,235 K.G. vel uil 1 K.G. verteerbaar eiwit. De zet meelachtige stoffen koslen veel minder dan ei wit. Tocht mag de hoeveelheid eiwit voor meslvee niet te klein zijn, want dan worden er lc weinig verterin^- voehten afgescheiden, die alle nogpl veel eiwitstoffen bevallen. Men heeft bevonden, dat op 9 K.G. ver teerbaar zclmeciaclhtige stoffen en vel in liet voeder 1 K.G. verteerbaar eiwit inoodig is. Geeft men naai' verhouding veel meer eiwit, dan slaagt het mesten ook uitstekend, maar het komt veel duurder uil. Wie varkens mest met pap van erwten meel, krijg, beste slacht waar, maai- als men een groot deel van liet erwlenmeel vervangt door gekookte aardapp-len, bieten, -maïsmeel of gersleinecl, komt men op voor- deeligcr •manier tot hetzelfde resultaat. liet voederen met een'rantsoen, waarin weinig ei wit is, is 't v oordcel igst, doch hiermee moet 't mesten ran magere dierfcn niet direct aangevangen worden. Die moet men de eerste 3 of 4 weken betrekkelijk meer eiw it geven om ze in beleren voedingstoestand te brengen. Men moet ze voor de eigenlijke mesting voorloereiden en "vervolgens langzamerhand het mestrantsoen gaan vers trekken. Het vet kan gevormd worden uil de eiwitstoffen van het voeder, ui? liet vet, dat erin zit, maar ook uit de 'zclmeelachtige sloffen, welke de goedkoopste zijn. i Geeft 'men mes (runderen een vetarm rantsoen, dan krijgt men feecr hard koevet; geeft men oliehoudende kraciht- voed er middelen, b.v. lijnkoek, dan wordt het lichaams- i vet 'malschcr. Herkauwers kunnen echter niet veel vel in het Voeder verdragen. Men mag er niet meer van geven dan '1 K.G. op 1000 K.G. levend gewicht, anders raakt de spijsvertering in de war. t Uit 'alrijke voederproeven is bevonden, dal per dag i en per 1000 K.G. levend gewicht der te mesten runde ren 'noodig isongeveer 1,6 K.G. verteerbaar eiwit, 0.7 -K.G. verleerbaar vet cn 16 K.G. verteerbaar zet- 1 meelachtige stoffen. In hel geheele rantsoen moet circa 25 'K.G. (droge slof zijn en er mag per 10000 K.G. niet 1 meer 'dan 15 K.G. stroo, kort, kaf of hooi gegeven wor- i den. 'Vooral bij mestdieren, die nooit hongerig zijn, is de Smakelijkheid van het voeder van groot belang, i omdat 'zij smakelijk voedsel in ruime hoeveelheid e'.en. j In 'bouwboerderijen mest men uitstekend met veel pulp of gesneden bicten, vermengd met kaf of baksel en verbeterd door vrij wat kraphtvoeder, meestal koek, erwten- of boonenmeel of gekookte boonen.. j Met- 1i et water in het voeder moei men hij het I mesten ook rekening houden. Op 1 K.G. droge slof heeft een koe 3 a 4 K.G. water noodig. Het is loeier, dat j het '«dier hierbij water moetdrinken, dan dat er ge- I noeg 'waler in het voeder zelf is. Een deel van het voeder dient niet tol aanzetting, i maar Vvordt verbruikt om het lichaam te onderhouden. Het moet dus voordeelig uitkomen zóó te mesten, I dat do dieren dagelijks zeer veel eten. Men bereikt dan 'in kortoren tijd zijin doel en, omdat er minder da- I gen 'gemest is, is* liet verlies aan ondferboudsvocding werkelijk 'minder over de gansche mestperiode. Hoe i meer de dieren van een goed rantsoen eten hoe méér j ral ze dagelijks aanzetten. Om deze reden is het zoo i gewcnscht het voeder smakelijk ie maken. In sommige gevallen kan dit geschieden door wal melasse door 1 het eten te mengen, in andere door er wat zout in to doen, b.v. als men veel aardappelen, bieten of pulp I voedert. Bij het mesten bedrieg! de zuinigheid meestal de wijsheid. In de omgeving' van mest vee moet liet steeds rustig zijnd e stal mag ook niet te warm zijn, liefst houde mieu (die •temperatuur tusschen 1215° Celsius. Zet men het mesten te lang voort, dan nemen de dieren op het laatst niet veel meer in gewicht toe en ook niet meer in kwaliteit, want de bestbetalende vleeschverbruikers wenschen vooral geen overvet vleeseh. Dat men omstreeks Paschen, ossen en koeien overvet maakt, is in de meeste gevallen ook in het nadeel van den vetmester, doch hij doet het uit liefhebberij, als een soort sport dus, of uit gewoonte. Veel hooge prijzen op Paaschtentoon- stellingen kunnen het verlies opheffen. Kan men afgemeste dieren niet verkoopen, wegens te lage markt of te weinig vraag, dan is het nog het voordeeligst ze zooveel voer te geven, dat ze niet in gewicht achteruitgaan, doch ook niet veel meer, omdat er door mestrijpe dieren zoo weinig aangezet wordt. Als mestvoeders hebben een goeden naam maïsmeel, gerstemeel, boonen, grondnotenkoek of -meel, sesamkoeken, sojakoeken, en vooral lijnkoe ken, als ze maar niet onevenredig duur zijn. Melasse met gedroogde-bortel, en zemelen zijn ook goed, mits men er niet to veel van geeft, b.v. geen grootere giften dan dagelijks 4 KG. per 1000 KG. levend ge wicht. Een slechte kwaliteit vet geven katoenzaadmeel en raapkoeken. F e u i 1.1 e t o n. Het is zeer de vraag, of het mesten van rundvee voordeel zal opleveren. De bijgegroeide kilogrammen lichaamsgewicht zijn in, den regel meer dan betaald door het opgegeten voeder. De winst moet dus ko men uit den prijs, die elk KG. van 't totale lichaams gewicht meer opbrengt door verbetering der kwaliteit. Deze is gunstig, als bij aankoop het inagere vee laag in prijs is en bij verkoop het vette vee duur is. DU i3 echter moer uitzondering dan regel en het omge keerde komt ook voor Dan wordt er stellig verlies geleden. Van de te mesten dieren krijgt men echter een hoeveelheid mest en wel beste mest, want alle stik stof en ook nagenoeg al het phosphorzuur en de kali uit het voeder, komen in de groep terecht. Hoofdzaak is dien mest doelmatig en op voordeelige manier te bewaren en er regelmatig en voldoende, maar niet op verkwistende manier, mee te bemesten. Voor minder geld en met minder arbeid en risico bereiken vele landbouwers thans dezelfde of nog be tere resultaten door aankoop van kunstmest en rui mere toepassing van groene bemesting met vlinder bloemige planten. Het is op goede gronden te ver wachten, dat zij aldus „veezwak" kunnen voortboeren. De liefhebberij van mesten is bij. vele landbouwers verdwenen, want het brengt veel arbeid mee en kan toch geen rekening velen. De bóuwboeren kunnen thans rekenen en boekhouden en weten zoodoende, waarop te verdienen valt en waarmee verloren wordt. D. E. LANDMAN. Van tiet Haugsche Binnenhof. Tweede Kamer. Den Haag, 30 November. De Indische Begrooting is in veilige haven aange komen. Minister De Waal Malefijt is ongetwijfeld een man, die de zaken ernstig en grondig nagaat, geeft overigens, door zijn nuchter-ijskoude manier van ant woorden, geenerlei „vat" op zich... Hij belooft te zul len vragen, nagaan, overwegen. Tegenover zulke voor zichtige, wijze methode moet ook de meest-strijdlus- tige ten slotte terugdeinzen! Hij nam over een amendemen,t-Van Karnebeek, waardoor uit de Begrooting verdween een postje, uit getrokken voor 'n militair-attaché te Tokio, 't Is den buitenstaanders, niet ingewijd tot de geheimenissen der politiekerij, niet aanstonds glashelder, welk ge vaar zoo'n attaché kan bieden... Maar: de Japansch- Nederlandsche relatiën eischen (dit mag erkend) bij zondere omzichtigheid. Zenden wij zoo'n militairen meneer naar Toltio, de regeering van den Mikado kan er, op haar beurt, een naar Batavia sturen. Ge geven het aantal „agenten" van Japanschen huize, in de Oost ronddoolend... Als een man, zoo ervaren in zulke dingen als met diplomatische voorzichtigheid verband houden gelijk jhr. Van Karnebeek mag ge noemd, hier waarschuwt, dan is zeker voorzichtigheid zaak. En minister Malefijt is er de man niet naar, om zich over broos-ijs te wagen. Wat hij heden al weer toonde. Overigens bood het staartje Indisch-debat niets bijzonders. Ten aanzien van den nieuwen vlootbouw voor lndië heeft de heer Malefijt aangekondigd een rapport, waarin de Regeering hare -zienswijze zal toelichten ten aanzien van de adviezen, door den kom- mandant der zeemacht en den Gouv.-Generaal uitge bracht. over het rapport der Marine-commissie. Het geheim rapport van den. Gouv.-Generaal zelf kan zij niet overleggen. In verband met het ongeluk op de „Hertog Hen drik" deelde Exc. Wentholt mede, dat eene inrichting is ontworpen, waardoor „menschelijkerwijs gespro ken". gelijk mr. S. van Houten van zijne Kieswet eenmaal zei, zulke rampen, niet meer zullen kun nen voorkomen. That's ali! Minister De Waal Malefijt heeft zijn Begrooting gruwelijk-saai en -soporifïek verdedigd, maar wèl de- gelijk-zaakkundig; wèl blijk gegeven van zich tot de zaken volijverig te hebben ingewerkt. Deze „pluim" mag hem op het ministeriëele hoedje ■worden gestoken, 't is ten volle verdiend. 9 Momenteel zitten we thans in het wetsontwerp „tot bekrachtiging van een door den Staat met de Gemeente 's-Gravenhage gesloten overeenkomst in zake verkoop en koop van terreinen aan het Buiten hof en den Hofsingel. Tegelijk hiermee komt aan de orde de motie-Dolk, de Kamer willend doen uitspre ken, „dat door de Regeering de wenschelijkheid en uitvoerbaarheid dient onderzocht te worden der ver krijging van alle terreinen, gelegen, tusschen den nieu wen verkeersweg Spui-Buitenhof, de Kapelsbrug, de Hofstraat en den Hofsingel, teneinde te kunnen ko men tot eene doelmatige uitbreiding van de Rijks gebouwen aan de Zuidzijde van het Binnenhof." Daarover morgen nader. Mr. ANTONIO. Uit en voor de Pers. HET INCIDENT LOHMAX—SCHAPER. De heer J. H. Schaper schrijft in Het Volk een hoofdartikel, waarin hij opkomt tegen, de legende als zou hij den heer jhr. De Savornin Lobman persoon lijk haten en daaraan zijn aan,val is toe te schrijven van jl. Donderdag in, de Kanjer, inzake de benoeming van diens schoonzoon. „Ik haat aldus de heer Schaper de brutale, bewuste verdrukking van de arbeidersklasse en ik haat derhalve in den heer Lohman den woedenden verdrukker en verachter van het strijdend proletari aat. Uit heel zijn politiek optreden spreekt een, diepe minachting voor het strijdende volk en in 't bijzonder een gloeiende haat jegens het op strevende en strijden de deel dezer klasse. De heer Lohman is de man der strafwetten van 1903. die hij in de eerste plaats uitlokte door zijn ophitserijen in „de Nederlander". Hij is het, die herhaaldelijk op brutale wijze trachtte ons den mond te snoeren. Maar hij Is h< ook. die telkens en telkens weer onze motieven verdacht maakte en deze in het licht stelde van poli leke en maatschappelijke immoraliteit. Dat een s:»' iaal-demo craat in zulk een man een politleken vijand vindt, is niet te verwonderenRcoc'knalr in de hevigste mate, is hij het, dk schier i'ke sociale v. In-strijdt, en tracht tegen te houden. U.t ik zoo iemand be strijdt, ligt voor de hand en ik nel er ccn eer in' Doch vele dezer eigenschappen haat. ik even goed in een man als dr. Kuyper. Jhr. Lohman verstaat echter de kunst, ons telkens woer te prikkelen tot. hevig verzet, en, hij deinst hierbij voor geno insinuatie terug. Ondanks dit alles heb llt hem lang gerespec teerd als een tenminste eerlijk tegenstander. Toen ik voor 't eerst in de Kamer kwam, in 1899. draalde hij mij, als ik lang» hem heenging, den rug toe. Zóó veel minachting gevoelde hij voor mij omdat ik als arbeider en sociaal-democraat de brutaliteit had. mijn intrede in de Kamer te doen. Al spoedig be handelde hij mij echter als gelijke en zelfs met een zeker respect. Van terzijde vernam ik zelfs, dat hij met eenlgen lof over mij had gesproken, lk vergat dus die eerste minachting en schreef haar toe aan aris tocratisch misverstand. Maar langzamerhand nam zijn woede over de soci aal-democratie en over 'mij persoonlijk toe. Herhaal delijk legde hij mij, in zijn driftigen partijhaat, een laag en gaf hij een slechten glimp aan mijn optreden.' En verder: „Nu heb ik van oen aantal meiiscben de veront waardiging gewekt, wegens mijn jongste optreden. Hei vloeit weer hieruit voort: hij mag alles, wij mogen niets, lk ben opgetreden, als ik het deed, le. omdat de ongezochte gelegenheid zich voordeed, jiu meer zulke gevallen geschieden, te waarschuwen tegen het loslaten van minwaardige elementen op het rechter lijke ambtenarenkorps in lndië; 2e. omdat ik daar mede het rechtsgevoel moest bevredigen van hen, die gruwelijk leden onder slechte handelingen van een door een groot staatsman beschermd persoon; 3e. omdat het noodig is, de onoprechte hoovaardij van dezen „christen-staatsman" in het ware licht te stel len. In de bourgeoisie heeft men zijn medelijden be toond met den „eerbiedwaardigen schoonvader". Ik heb diep medelijden gevoeld met het leed van een hoogstaande vrouw, met haar gezin, die mij aan het sjot van een brief dezer dagen schreef: „Nu weet ik wel, geachte heer Schaper, dat het een opkomen was voor recht en billijkheid in het algemeen, dat u de woorden dezer dagen in de Ka mer gesproken, in den mond gaf; wij zijn er niet meer mede geholpen en de publiciteit van het door ons geledene is voor mij, die naar vrede en rust ver lang en niet haatdragend ben, persoonlijk niet aan genaam; maar toch gevoelen wij dankbaarheid, het, geeft ons voldoening aan ons rechtsgevoel, dat ten minste éen man moedig durft spreken, en zijn veront waardiging uiten over wat ons is aangedaan." Deze dankbetuiging weegt bij mij ruimschoots op, tegen de woede van alle burgerlijke persridders te zamen. Ik ga den heer Lohman zooveel mogelijk uit den weg en zoek geen debat met hem. Maar ik zal het niet ontwijken, als het moet en, voor sparen is geen reden. Toen Vrijdagmorgen de heer Lohman zijn tragisch figuur sloeg als gegriefd schoonvader, had ik in den beginne het plan om hem zoo mild en zacht mogelijk te beantwoorden. Maar hij maakte het mij onmogelijk, door zijn ongehoorde hatelijkheid jegens mij en mijne beginselen. Deze gedragslijn zal ik niet» wijzigen, ondanks de afkeuring van,wege de paladijnen der bezittende klasse en satellieten der christelijke partijen. Binnenlandsch Nieuws. 16. Dela had bij de aankomst reeds bemerkt, dat een paar ramen van he kantoor helder verlicht waren. Nu zag zij, dat de f'eur van ooms studeerkamer open stond. „Wie is daar bbnen?" vroeg zij. „De referendari; heeft mij wat geholpen, Dela. Aan lijsten en anier werk." Zij gingen binnen. Hedwig stond cp en werd daarbij als steeds bloed rood. Hij gaf Ibia vluchtig, bijna koud de hand en boog even. Zij Jegreep op dit oogenblik nog minder wat daar strakj jn kaar binnenste had geleefd. Maar zoodra zij ziel omdraaide en zijn tegenwoordigheid alleen v o e,T'n e, was ook de spanning weer daar. „Lijsten/" „Ja, -Uela. De dames hebben vanmiddag alles in orde gebracht. Er zal een huiscollecte gehouden wor den." Er wa: sprake van een huis ypor jonge arbeidsters, jvaar zij haar vrije avonden en, Zondagen zouden lam pen doorbrengen. Aan tafel werd daar verder over gesproken. De referenda;is had eerst weer willen verdwijnen, maar Jante SopMe had hem bij den arm gegrepen, en hem lastgeh ouden. „Ach, wat, werk s'.raks nu maar eens hoor. Of sla toorgon maar eens een uur vroeger op." Dein b;ul een paar maal naar zijn handen geke- ;en. Ja. die waren fijn, '1 was 't fijnste aan hem. Zij 'ck on .vil Lekeu rh; naar elke beweging van hem, bijna zoo, (als wilde zij hem op het een of ander euvel betrappen. Hij al zeer rustig, maar weinig. Slechts wan neer hij haar 'teen of ander toereikte, he merkte zijt een zenuwachtige beweging. ,,En wie zal er voorlezen, tante Sophie?" ,,I>e meisjes zelf. Wij moeten haar daaraan eerst ge wennen. Daarom doen wij het voorloopig zelf." „Wat hebt ge zooal voor haar opgezocht. Ik denk mij die zaak nogal lastig en moeilijk." ,,0, niet zoo heel erg. juffrouw Liesegang, God- help, bijv., is prachtig. Verder Diekens. Onze Olto Ludwig mei zijn Thuringe% verhalen. En dan de praatjes de sprookjes. Er zijn hoeken genoeg. Ik heb een heelc lijsl vol geschreven van boeken, waaronder ook gedichten.'Er zijn ook boeken bijl, die ook voor andere mensohen wel eens goed zouden zijn te lezen. Er is zooveel schriftuur, dat betpr is dan die rommel van Marlitt". Oom Zoecke, die zich zeer met een kippebout bezig hield, lachte over zijn servet heen. „Jij moei nu steeds iemand priemen, collega. Waarom eigenlijk"? Wal gaat jou die Marlitt aan, die is ook een Thuringer. Geloof mij, denkl gij, dal de mensahen anders en beier zullen worden als gij dat allemaal zoo zegt. Wan neer jij ze Marlitt uit het hoofd praat, grijpen ze naar een andere onderrok." „Ik geloof toch, Justitieraadi, dal men het niveau, waarop de mens oh slaat, kan opheffen, hier., zoowel als overal." „Ach wat, dal denk ik niet, zie maar eens, de vliegen gaan slceds van de stroop naar den mest hoop en - en, och neen, geef mij nog een kop thee. Ik kan je niet zeggen, hoe lekker ik mij gevoel. En daarbij heb ik drie hazen, cn tien konijnen gedood. Niet lc begrijpen." „Komisch zeide Hedwig. „Stelt u zich eens voor, dat u zeven honden en twaalf katten voor uw genoe uallantsoog. Thans staat vast, dat van den dienst bij de Natio nale Militie zijn vrijgesteld P. v. d. Berg, lot 15 we gens gebreken, Reijer Hoogschagen, lot 8 wegens broe derdienst. ZIJPE. Thans staat definitief vast, dat de volgende lote- lingen der lichting 1912 voor dpn dienst bij de Na tionale Militie wegens gebreken zijn vrijgesteld: Jo- hannes Portegejjs, lot no. 3; Petrus Tuin, lot no. 12; Gerrit Klaas Smit, lot no. 14; W4Ih. E. J. Doedens, lot no. 16; C. Spierdijk, lot no. 18; Joh. A. Schuijt, lot no. 21. ZIJPE. Door den Commissaris der Koningin in deze Pro vincie is tot zetter van 's Rijks Directe Belastingen benoemd de heer I-Iendericus Veuger te St. Maartens brug en zulks ter vervanging van den, heer J. Niéuw- land. JAARWEDDEN BURGEMEESTERS EN SECRETA RISSEN. Gedeputeerde Slaten van Noord-Holland hebben de navolgende circulaire aan de gemeentebesturen dier pro vincie gezonden. Nu de beslaande regeling der jaarwedden van de bur gemeesters cn secretarissen eerlang vijf jaar zal heb ben gewerkt, wenschen wij le overwegen in hoeverre partSeele wijziging zich aanbeveelt. Van de thans geldende regeling. laten zich Jiet be volkingscijfer en de levensstandaard als de hoofdgrond slagen erkenjicn. Deze zijn echter onderhevig aan veran dering, die de aangenomen evenredigheid m de beloo ning verstoort. 1 Niet genegen tot particcle wijziging telkenmale afs in eene gemeente een aanleiding daartoe zich zou kun nen voordoen,- zijn wij bereid thans, met behoud in hot algemeen van den beslaanden maalslaf, en van <le schart f van opklimming, mede te werken tot verbetering in verhoudingen, waar die wensehclijk blijkt. Wij verzoe ken u, ons hieromtrent te dienen van advies voor waf uwe gemeente betreft. gen had gedood „Je bent ontoerekenbaar man. Zullen wij ons door hazen en konijnen den boel laten opvreten." „Dal kan zijn. maar die hoofdzin is toch hier, dat het ii vermaak schenkt, hel gehot is hier ©en passie', Hedwig lachte en roerde zenuwachtig "met zijn lepel in de thee. Want hel viel hem eensklaps in, dat het rat- tenschieten hem zelf ook een genot was geweest. De kleine Juslitienuad flikkerde mét zijn bril en draaide zich den anderen kant heen. Dat mensch dat mens oh was, dat wist God, als met -angels bezet, t was een mengelmoes van allerlei denken. Hij had cr een waar genoegen in, het simpelste en wat als vanzelf sprak, met elkaar te venvarren en vermen gen pep ar en mosterd te vinden in borstplaats Ja, de kerel bevond zich steeds in een dolle verdedi- gingsposilie. „Ik zou mij graag voor dat Tehuis beschikbaar stel len". zeide Dela, blijkbaar kalm, maar in haar oor klonk nog de wanhoopssohreeuw van het opgejaagde wild. „Ik heb daar thuis ook al eens over gesproken. In ernst. Vader vindt zoo iels natuurlijk overdreven; het venvent de mensohen maar, leidt hun gedachten af en maakt ze ontevreden." „Mijnheer LiesegLng is consequent." „Wat bedoelt u daarmee referendaris." „Vergeef mij juffrouw. Ik 'gevoel liet, eerlijk en zuiver, als niet recht passend', wanneer u Hij brak af, sloeg de oogen neer voor haar scherpe, glan zende oogen. En toen greep haar een zachte stemming, een bijna diep medelijden aan. Maar daar sloeg hij de oogen weer op en keek haar vierkant in de donkere oogen, zoodal de lucht tusschen hem en haar sterren scheen 1e schieten. „Slel u hel geval, juffrouw Licsegpng, dat u daar heen ging en voorlas. Waarom deed u dat dan „Waarom ik het deed? Waarom doen anderen hel?" I „Uit vriendelijkheid wellicht. En omdat zij geen kin deren hebben Zoover als ik mevrouw Zoecke en me- i vrouw Diakomus kan beoordeelen. En er bestaat ook wel zoo iets? dat men het sociaal geweten, noemt, een zeker solidariteitsgevoel. Maar u is jonger, juf frouw Liesegang. U hebt het geheele leven nog voor u. Wie dat heeft, heeft ook geen zin voor de ande ren. Die ziet zelfs zijn, eigen doel nog niet. Ik ge loof, dat het alleen maar een nieuwtje voor u zou zijn. het streelt in zeker opzicht ook de ijdelheïö» want in elke vrouw steekt een Elisabeth. Denk eens ook aan de slechte lucht, aan het onaangenaam ge zelschap, aan de slechte manieren, aan de slechte kleeren, aan menig leelijk of ook gemeen gezicht! Weet u ook wel, dat velen dier meisjes zich vroo- lijk over u zullen maken? dat menigeen van haar u hoont en haat, ik meen slechts zoo van der jeugd af, als kind reeds, van straat tot steeg; ik heb nu nog mijn volwassen vijanden .onder de vroegere jon gens van de steeg die achter mijns vaders huis lag, met hen heb ik vroeger steenen gegooid, gevochten. En nu denkt gij, dat gij hier zult werken, jaar aan jaar, werkelijk met het hart, met den hesten wil daarbij? Och, misschien dat ge het later zult kunnen, als er nog eens verschillende dingen in uw leven zijn. voorgevallen Dela liet het hoofd hangen. Ja, deze mensch ver stond het een illusie weg te nemen. Hij had het be paald van zichzelf geleerd. Of hij in 't geheel geert illusie meer had? Ach! En, het was misschien nog een valsche. „Ik geloof, mijnheer de referendaris, dat u mij to weinig kent. En bovendien zou er met dergelijke over dreven ideeën al heel weinig tot stand komen." „Dat is mogelijk." Tante Zoecke bekeek die twee menschen eens. Zij hadden beiden rood© hoofden,. Zij mocht Hedwig wel,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1911 | | pagina 5