orti, 0e legende van den put. Donderdag 14 Maart I91& 5(ie Jaargang. No. 5088. TWEEDE BLAD. o 2k ^9 3e k e n d m a tc i n g en> LANDWEER. DISTRICT No. 27. Oproeping onder de wapenen tot liet houden van oefeningen in 1912. £9 32' üe Burgemeester van Schagen brengt ter open- »®*S|bare kennis, dat de verlofgangers van. de Landweer, hieronder vermeld, krachtens artikel 11 der Land- weenvet tot het houden van oefeningen bij deze voor den tijd van zes dagen onder de wapenen worden geroepen, en, dat zij verplicht zijn zich daar toe aan te melden op, den dag, .het uur en de plaats, .fenede in dien staat achter den, naam van ieder hun ner vermeld. JACOB RAVEN van de lichting 1907. JOHANNES EL1ZA NONNEKES van d' lichting J1908. BERNHARD HEINRICH GEORG SCHENE van de lichting 1910. JOSEPHUS REGNERUS VLAMING'van de lichting 1911. DIRK AGEMA van de lichting 1911. Allen belioorende tot de Landweer-Infanterie, 27e Bataljon. Tijd van aanmelding: 22 April 1912, 's voor- middags 8.39 uur aan het station Den -Helder. GERRIT KUIPER, van de lichting 1907. JACOB BURGER van de lichting 1908. BERNARDUS WILHELMUS JOHANNES GAR ATEN VELD van, de lichting 1910. Allen belioorende tot de Landweer-Vesting-Artille- j (rie, 27e Compagnie. Tijd van opkomst: 7 October 1912, vóór 9-30 uur voormiddags in de Artillerie- kazerne te Den Helder. JACOB MOLENAAR van de lichting 1911. behoo- rende tot de Landweer-Pontonniers. Ie compagnie. .Tijd van opkomst: 2 September 1.912, vóór 12 uur ivoormiddags in de Pontonniers-kazerno te Dordrecht. Bepalingen, nopens het verblijf onder de wapenen. Aan de onder de wapenen komende verlofgangers kan, als gunst en voor zooveel de belangen vaagden dienst zulks toelaten, worden vergund om buiten de kazerne te overnachten, alsook om onder genot van vergoeding voor levensmiddelen en van brood in I eigen voeding te voorzien. Zij die voor genoemde 4- gunst of gunsten in, aanmerking wenschen te komen, moeten uiterlijk vier weken, vóór den dag voor die op- komst bepaald een desbetreffend verzoek indienen. Dit verzoek moet worden gericht: I door verlofgangers, behoorende tot de Infanterie, i" tot hunnen Landweerdistrictscommandant; j door verlofgangers, behoorende tot de vesting-ar-* j tlllerie, tot de Pontonniers of tot de Genietroepen, «j onderscheidenlijk tot den Commaudeeren,de-Officier der Vesting-Artillerie ter plaatse, waar zij geoefend zullen worden, tot den Commandant van het Korps Pontonniers en tot den Commandant van het Regi- I ment Genietroepen, dan wel tot hunnen Landweer- districtscommandant. Het verzoekschrift kan op ougezegeld papier ge steld, doch moet gefrankeerd verzonden worden. In het verzoekschrift voorts het adres van den verlofganger duidelijk en volledig te vermelden. Vergoeding en ontheffing. Den verlofgangers, die, op grond van kostwiuner- i schap, wenschen in aanmerking te komen hetzij voor ontheffing, hetzij voor ontheffing of, bij niet-inwilli- Iging van deze aanvrage, voor eene geldelijke vergoe ding. wordt aa.ngera.den hun daartoe aan de Koningin te richten verzoek binnen tien, dagen na de dagtee- i kening dezer kennisgeving in te leveren ter Gemeen- I te-secretarie. Dit verzoek kan op ongezegeld papier 1 worden geschreven. Wenscht men alleen x>r eene geldelijke vergoeding in aanmerking- te komen, dan kan het ter Gemeente-secretarie in te leveren ver- zoek aan den Minister van Oorlog worden gedaan, j Overigens wordt ten deze verwezen, naar de afzonder- lijlce publicatie betrekkelijk „Kostwinners", en kun- Inen zoo noodig nadere inlichtingen mondeling worden gevraagd ter Gemeente-secretarie, eiken werkdag tus- Ischen 10 eu 12 uur voormiddags. Schagen, den 7 Maart 1912. De Burgemeester voornoemd, J. P. W. VAN DOORN. ZEEMILITIE. Herhalingsoefeningen in, 1912. De Burgemeester van Schagen maakt bekend, dat de in, deze Gemeente gevestigde zeemilSo.ien-verlofgan- gers, wier namen hieronder zijn vermeld, bij deze, krachtens art. 80 der Militjewet (Staatsblad No. 21), worden opgeroepen om in 1912, ieder op den i achter zijnen naam aangegeven dag, iu werkeüjkea dienst te komen tot het volbrengen hunner herha- lingsoefeningen. WILLEM LUDEKE, van de lichting 1910 der ge- Imeen,te Schagen. Tijd van opkomst: 23 Maart 1912, I aap, boord van de „Heemskerk" te. Willemsoord, Schagen .den 11 Maart 1912. De Burgemeester voornoemd, y. J. P. W. VAN DOORN. 0 LANDWEER. Vergoeding en Ontheffing voor Kostwinners. y In verband met do bij openbare, kennisgeving gc- ij dane oproeping onder de wapenen van landweerplich- tigen voor de in dit jaar te houden oefeningen in,- gf volge artikel 11 der Landweerwet, brengen Bur- gemeester en Wethouders der Gemeente Schagen bij deze ter openbare kënnis de hieronder vermelde be palingen nopens het toekennen van vergoeding aan de achterblijvende familiebetrekkingen van dienst- 'iH plichtigen der Landweer en het verleenen van ont heffing van den werkelijken dienst tot deelneming 'aa,n, vorenbedoelde oefeningen. 1 7? Artikel 15bis der Landweerwet. Indien blijkt, dat ten gevolge van het verblijf onder t d wapenen of in werkelijken dienst van een dienst- plichtige bij de Landweer door het gezin, waartoe deze behoort of waarin hij ie opgenomen, of dooi den persoon of de personen, in wiens of in, wier levensonderhoud: hij voorzag of hielp voorzien, niet of niet voldoende in eigen onderhoud kan worden voorzien, dan wordt agn dat gezin, aan dien persoon of aan die personen, naar door Ons te stellen rege len, voor eiken dag, dien de dienstplichtige onder de wapenen of in werkelijken dienst is, op liun ver zoek uit 's Rijks kas eene vergoeding toegekend van 16 ten hoogste een gulden en vijftig cent, tenzij aan den '■'dienstplichtige door Ons ontheffing van den werkelij ken dienst wordt verleend. •-f;S De uitbetaling der vergoeding geschiedt naar voor- ïSê schriften van Onzen Minister van Oorlog. V Vergoeding, als in het eerste lid bedoeld, wordt {jjgiriet toegekend voor den tijd dien de dienstplichtige "is j i ij willig-, krachtens artikel 13 onder de wapenen is Burgemeester en Wethouders voornoemd noodigen el mitsdien allen, die vermeenen, aanspraak te kunnen' idqmaken op vergoeding of ontheffing, uit, hunne daar toe strekkende verzoekschriften vóór den 21 Maart 1912 persoonlijk ter Gemeentesecretarie in te leve ren. Alsdan zal tevens aan belanghebbenden gelegen heid worden gegeven hunne aanvragen toe te lieh- L n. terwijl desgewenscht verder de noodige inlich- "'ngen zullen worden verschaft. Schagen, )den 7 Maart 1912 Burgemeester en Weihouders voornoemd, De Burgemeester, J. P. W. VAN DOORN. De Secretaris. ROGGEVEEN. Ergens in, het midden der Drentsche heidestreek ligt een eenzame boerenwoning, omringd door enkele oude eiken. Achter het huis tusscben de boomen bevindt zich een verbazend diepe put, die volgens de bewoners' van die streek reeds heel oud moet zijn. Geen van hen herinnert zich tenminste dat hij ge graven werd en ook hun vaders en grootvaders heb ben reeds hetzelfde beweerd. Maar wèl kent ieder- eeu daar de legende, dië aan dien put verbonden is en die werkelijk alle kenteekenen van hoogen ouder dom heeft. Nu moet men niet denken, dat elke vreem deling, die daar komt, de legende te hooren krijgt; weten komen, doet verstandig vriendschap te sluiten een dergelijke mededeelzaamheid brengt het Drent sche volkskarakter niet mee. Wie echter in 't alge meen iets van de romantiek van het land wil te met een ouden schaapherder. Met den Jager is deze de eenige Drentenaar, die er van houdt met een vreemdeling te spreken over oude volkslegenden. Het verhaal van den diepen waterput, dat ik hier vertellen wilde, heb ik dan ook van den ouden Simoii, schaapherder van de gemeente E.. waartoe de be trokken, boerenwoning behoort. Simon is een brave, gemoedelijke kerel, die wel licht door zijn levenslangen omgang met het goed aardige schapenvolkje, de laatste sporen van waji- trouwen en terughoudendheid verloren heeft, waar door andere bijna alle Drentsche boeren in de oogen van vreemdelingen een zeer ongunstigen indruk ma ken, hoewel ze in den grond van hun hart vaak de beste menschen zijn. De oude Simon vertelde mij de legende aldus: Jaren, geleden leefde er op die eenzame boerderij een vrouw, die weduwe was en zoo rijk, dat drie schaapherders niet in staat waren al haar schapen t' hoeden en te beschermen tegen de wolven, die In dien tijd nog dikwijls de streek onveilig maakten. E» als er nog eens een schaap verloren ging, dan sloeg zij de herders onbarmhartig met de zweep en nie mand durfde zich tegen haar verzetten, want men geloofde algemeen, dat ze in verbinding stond met den duivel. In een zeer drogen zomer gebeurde het dat ver scheiden schapen ziek werden en stierven en het heette dat gebrek aan drinken daarvan de oorzaak was. Alle waterputten, in de omgeving waren uitge droogd en de rijke boerin vreesde, dat haar heele kudde verloren zou gaan, indien er niet weldra een paar goede regendagen kwamen. Toevallig kwam er die dagen door het naburige dorp een vreemdeling. Tren deze hoorde in welke onaangename omstandig heden de rijke weduwe zich bevond, bood hij haar onmiddellijk aan, achter haar huis een put te graven, zor' diep, da,t die altijd wa,ter zou blijven geven. ,Maar," zeide hij er uitdrukkelijk bij, „ik wil als belooning vijfhonderd zilveren guldens hebben!" In die dagen was dat een zeer groote som en de boerin sloeg dan ook het aanbod af. Toen echter no? dienzelfden dag weer tien schapen stierven, zond zij een van haar helders naar den vreemdeling met de boodschap dat zij hem driéhonderd zilveren gul dens geven zou, mits het werk binnen vijf dagen voltooid werd. De vreemdeling- antwoordde: ,lk wil vijfhonderd guldens hebben eu de put is in drie dagen gereed." De boerin meende, dat het onmogelijk zou zijn in zoo korten tijd een put te graven en zij overlegde in zichzelveu. dat zij den man voor eiken dag, die hij te veel gebruikte, honderd guldeus in rekening zou brengen,. Zoo geloofde zij heel goedkoop uit de moeilijk heden gered te worden en nam liet laatste aanbod van den vreemdeling aan. Deze begaf zich rustig naar de plek achter het hui. en tusschen de eiken en verwijderde daar op zijn gemak alle kleine onkruidplan.ten van den grond Toen trok hij met de spade een ruimen lering, waar binnen de put gegraven zou worden. Daarna ging hij ■>r kalm bij zitten op een grooten steen, en rookte een pijp. Vol verbazing bad de boerin deze eenvoudige toe bereidselen gadegeslagen, maar toen de vreemdeling vas gaan zitten meende zij. dat hij haar bespotten v/*lde. Alleen toen hij haar nogmaals uitdrukkelijk verzekerde, dat de put binnen drie dagen gereed zou zijr. ging zij mopperend naar binnen aan haar werk De vreemdeling bleef zitten. Maar toen de avond was gevallen, en de bewo ners van, het huis zich allen ter ruste hadden, bege ven, en de lichten gedoofd hadden, klonk er op eens van de plaats, waar de vreemdeling nog steeds 'op den steeu zat een zonderling gefluit, zooals niemand oo.c gehoord had. Het klonk zoo vreemd weemoedig, al die korte, zachte tonga, die welluidend kwamen uit het kleine instrument, waarop de vreemdeling blies. De boerin werd er wakker van; onder langs de gordijnen gluurde ze naar buiten, om te zien, wat er voorviel. In 't eerst onderscheidde ze niets maar plotseling ir-eende ze een klein, donker figuurtje over 't erf te zien loopen. Het liep rechtop, evenals een meuscli, maar toch kou het geen mensch zijn, want daarvoor was het vee. te klein. Daar zag ze er nog een, en, nog éen, toen kwam er éen met een lantaarn, waarin een oltelicht brandde. En allen liepen naar den kring dien de vreemde ling met zijn, spade geteekend had en daar begonnen ze le graven en in kleine wagentjes den opgeworpen grond te vervoeren. De boerin had allang begrepen, dat het kabouters waren, en ze verbaasde zich zoo, dat ze niet eens ang stig was. In het schemerend donker, waardoor de olielamp haar onzekere, rossige stralen zond. onderscheidde d boerin nu ook den fluitspeler, die nog rustig op zijn st,een zat eu zonder ophouden hetzelfde weeinoe- diege, wijsje speelde. En nu begreep de boerin ook boe hij zoo gemakkelijk had kunnen beloven, den put binnen drie dagen te graven. Ze was kwaad, dat ze zich zoo voor den gek had laten houden. Toen zij den volgenden morgen buiten kwam, zag zij, dat de put reeds zoo diep was ais ze nog nooit een put gezien had.. Het verbaasde haar bovenmate, dat er nog geen water te zien was. De vreemdeling voerde den geheelen dag niets uit dan een weinig eten en, drinken en praten met de herders, toen die terugkwamen van de heide. Aan slapen scheen de man niet te denkeu. De boerin was bang voor hem. want ze kende nu zijn macht. Ze besloot hem. zoodra de put klaar was. zijn geld te geven om hem maar kwijt te zijn. De nacht verliep op geheel dezelfde wijze als de vorige en tpen de boerin 's morgens weer bij den put kwam, was deze nog eens zoo diep geworden en toch was er nog geen spoor van water te beken- Den. Een oogenblik meende de boerin nog. dat bet werk misschien niet binnen den tijd gereed zou komen en haar hart bonsde van vreugde, dat zij dan geen vijfhonderd guldens behoefde te betaj^n, maar hoog stens driehonderd. Doch de besliste houding van den vreemdeling ont nam haar allen moed, toen hij haar verzekerde, dat de put den volgenden morgen bij zonsopgang gereed zou zijn. Gedurende dien nacht hoorde de boerin telkens hamerslagen en toen zij weer naar buiten gluurde, zag zij, dat de kabouters bezig waren 't windas bo ven den put te timmeren. Korten tijd later hoorde zij het gerammel van kettingen, toen een knarsen en piepen, dat echter weldra overging in een rui- schend snorren ais van een licht loopend wiel. Zij begreep, dat er een emmer in den put werd neerge laten. Zeer vroeg stond ze op en Juist toen zij buiten kwam, begonnen de eerste stralen van de zon over de heide te schijnen en verdreven ze de yi!s :-c- dampeu, die er van den nacht v.aren blijven hangen Vóór de boerin stond de vreemdeling. Out zijn mond speelde een fijne, weemoedige glimlach, die du boerin dadelijk weer deed denken aan het eenvoudige wijs je, dat hij des nachts gefloten had. De put is klaar, het water Is heerlijk. Ge kunt het proeven, als ge wilt!" Dat was alles, wat lijj zeide. De boerin ging mee, en nu zag ze, dat de put werkelijk gereed was. Beneden In de diepte lag de donkere waterspiegel onbeweeglijk. De vreemdeling begon aan het windas te draaien, hij liet den em mer naar beneden en haalde hem weer naar boven gevuld met heerlijk, kristalhelder water. De boerin moest toegeven, dat hij de opdracht on berispelijk had uitgevoerd en dat hij alie recht had op de vijfhonderd gulden. Doch het ging haar aan het hart zoo dadelijk van haar geld te scheiden en ze verzocht daarom den vreemdeling, tot den vol genden morgen te wachten en gedurende dezen dag haar gast te zijn. Weer speelde om zijn mond die weemoedige glimlach, maar hij nam toch haar uit- noodiging aan. Gedurende den geheelen dag hanteer den twee knechts het windas en de groote waterbak ken achter de schaapskooi werden er door gevuld met het heerlijkste water, dat ooit door schapen ge dronken is. En zichtbaar was het, dat hiermee de ziekte een einde genomen had, want alle schapen dronken en allen genazen. Toch was de boerin niet blij; integen deel ze zat in. haar donkere woonkamer met de han den onder 't hoofd en ze da<cht maar voortdurend aan die vijfhonderd zilveren guldens, die ze nu zou moeten betalen. Zij had ze wel In huis; onder haar bedsteé waren er genoeg, verborgen in een grooten aarden pot. maar de gedachte alleen, dat die vreem deling ze zoo gemakkelijk verdiend had, maakte haar razend. En in haar brein rijpte een gevaarlijk plan, ee. plan, dat haar door den zwartsten duivel moest zijn ingegeven. En hoe meer ze keek naar dien vreem deling. die buiten rustig op zijn steen zat eu met zijn groote, droeve oogen zat te kijken naar het werk bij den put, des te vaster vormde zich het idee in haar hoofd. Na het avondeten had zij eindelijk den moed naar huiten te gaan en den vreemdeling zijn slaapplaats aan te wijzen in het kleine kamertje achter in de schuur. En toen hij haar een goeden nacht wensch- ta en daarbij weer zoo raadselachtig glimlachte, was het haar te moede, alsof hij haar geheele plan had doorzien en begrepen. En zij had niet den moed zijn „goeden nacht" te beantwoorden. In haar woonkamer teruggekeerd, liet ze de drie herders bij zich komen. En nadat ze de deur goed gesloten had, sprak zij laAg met hen, op zacht-fluiste renden toon en de herders boden eerst nog tegen stand. maar eindelijk wist zij ze te overreden en voor haar plan te wm.nen. Het laatste wat ze zeide was: „Begrepen, jullie krijgt ieder vijfentwintig zilve ren guldens, ieder vijfentwintig!" Toen zijn de herders naar buiten gegaan en uit den kleinen stal. haalde de een, een hooivork, Je ander een dorsohvlegel, de derde een bijl Daarna verscholen zo zich achter de eiken en hielden zich stil, doodstil. Plotseling klonk er in het huis een gil, een ver schrikkelijke kreet. Doodelijk ontsteld kwamen de herders van achter hun boomen te voorschijn: ze hadden de stem van de boerin herkend! Daar gilde ze weer en nog eens en daar vloog de achterdeur open en kwam zij te voorschijn met los hangende haren en rende naar den put. Vlak voor de herders zonk zij ineen en mompelde nauw hoor baar: „hij komt. o zie hij komt!" t En do herders zagen. En daar kwam uit de achterdeur de gestalte van cYn vreemdeling, niet haastig loopend, maar kalm schrijdende, pas voor pas in de richting van den put en het doodelijk ontstelde viertal. De mannen hadden naar hun wapens gegrepen, maar wat ze zagen, verlamde hun kracht. De gestalte, die hen naderde, was vreeselijk ge wond: een bijlslag had hem in den schouder getrof fen, een dcrschvlegel had hem den schedel verbrij zeld en in zijn borst stak nog het ijzer van een hooi vork. Hij was getroffen, zooals de herders in huiij moorddadige plannen hem hadden, willen treffen! En toch schreed hij nader als een levende en, om zijn mond speelde nog dezelfde weemoedige glimlach. Plotseling sloeg een van de herders op de vlucht net achterlating van zijn bijl. En daar gingen ooi, de tweede en de derde. Maar voor ze een honderd pas verder gekomen varen hoorden ze nog een gil, die ver klonk over de heide, toen nog een plons en daarna niets meer. Zij vluchtten, en vluchtten en niemand weet, waar heen ze gegaan zijn, want niemand heeft ze ooit v.-er gezien. En ook de boerin is verdwenen, maar de boeren beweren, dat zij ligt op den bodem van den put. waarin haai' de vreemdeling heeft gewor pen. voor hij oor goed terugkeerde naar de onder wereld. vaar hij vandaan kwam Aldus het verhaal van den ouden Simon. Ik vroeg livm. wat hij er zelf van geloofde. ,0ch, dat kan ik niet zeggen. Er wordt veel ver teld op de wereld en alles is njet even waar. Maar a's jc mij vraagt of het waai- kan zijn, dan zeg ik j-L De boerenjongens, die bij den put komen, gooien er steentjes in en roepen naar beneden, waar de vijfentwintig guldens blijven. Ik vind. dat ze dat niet moesten doen." „Waarom: niet?" „Wel, ais de geschiedenis niet waar mocht zijn, is het dom en belachelijk, vooral omdat des nachts niemand van hen zich in, de buurt van den put waagt: En als het verhaal nu eens wel waar was, als die boerenjongens eens gelijk hadden, wanneer ze bewe- r«r. dat daar beneden onder water zich iemand plot seling heftig omdraait, zoodra ze van die vijfen twintig guldens roepen „Nu, wat dan npg? Zoudt ge dan willen, dot ze woorden van troost en medelijden naar beneden riepen?" Ik vroeg dit. omdat de oude Simon midden in zijn zin was blijven steken en nu peinzend over u. heide staarde. Doch zoodra ik het gevraagd had voelde ik diep de ijskoude hardheid van mijn woor den en Simon vervolgde somber: „Neen, ook geen woorden van troost of medelij- een. Niets! Ze moesten die arme vrouw, die daar beneden in de donkere diepte ligt, alleen met haar schuldig geweten, niet telkens weer er aan heriniü- r< n, dat er hierboven nog schepsels rondloopen. in dep vollen zonneschijn van God's genade!" Daarop voelde ik de waarheid iu de woorden van der ouden Simon en ik dacht er aan. hoe dikwijls Dante dezelfde ondervinding had opgedaan bij zijn reistocht door de hel, waar het verschijnen van zijn P vende gestalte onder de dooden telkens en telkens weer de oude wonden, o]»enscheurde en hun- leed ver eenvoudigde, zelfs waar hij troost en medelijden trachtte te geven en daar dikwijls nog in erger mate. Ik vertelde dit aan Simon en haaide ook Dante i woorden aan: ,,'t Was edel hier, onedel zich te toonen! en de oude herder antwoordde meesmuilend: „Hum, ik heb nooit van dien snulter gehoord. Een Italiaan, zeg je? Verleden jaar waren hier ui d« buurt een paar schoorsteenvegere, die uit Italië kwamen. Ze hebben me wel verteld, dat bet een mooi land is, maar heel ver hier vandaan Hij zweeg even, en vervolgde toen zacht, half in zichzelf sprekend: „Ik had nooit er aan gedacht, dat de menschen daar precies zoo zouden denkeu, als een oude sche per op de Drentsche heide!" Nieuwe Courant. i Jemt Hjiii v u il y S IWKDl I TA' RAIL GETROKKEN. Tc Kijnsburg vervoerde MaaiidaguiLldAg ik* vfjf uur een locomotief oen aantal in... i- iaden lorrie:-.. Bij de Brouw«-retecg kon uien evenw.i de bocht niet passeert-:: waarom meermalen nicwor den teruggeatoomd. Dit bracht nogal een toe schouwer» op de been. Toen de locomotief e<hter poogde om in volle vaart die bocht te pas-^- 'Mi. «i - ïaaktcn de rails uit hare voegen en kwamen met kracht legen een paal van do geleiddraden ,i-.v ele< tr- trarn terecht.- met het gevolg, dat ecu rad van een der lorries werd afgeslingc-rd en tegen --'i aaniai omstanders aansloeg, zoodanig da: pe-:.on i .1 knapeqi ep een arbeider, ernstig werden gewon i Di inmiddels ontboden geneesheeren constateerden bij 2 hunner, den zestienjarige» Joris Zandbergen, den 8- jaiigen, Joh. Ouwersioot. en den arbeider Willem <Jl* Mooi. beenbreuken. Zij werden naar het V I-n: - n Ziekenhuis te loeiden vervoerd. Hun toestand is. hoewel levensgevaar niet aanwezig i«. ei nstig. De 8-jarige CornelJs Ravensbergeu kreeg twee diefje sche- delwonden en ernstige kwetsuren aan den mond. De toestand van dezen, die bij zijn ouders ie Rijnsburg wordt verpleegd, was gisteren verre van gunstig. Hij is er dan ook het ernstigste aan toe. Door de politie Is proee«-verbaal opgemaakt- EEN VERDWIJNEND DORP. Volgens een bericht in de „Patriote" zijn in het dorp Warmifontaine bij Neufchfiteau vijf huizen in een leigroeve verzonken. Twintig huizen, waaronder de kerk, staan op 't punt eveneens weg te zakken. Hierover lezen wij in het „Handelsblad van Ant werpen" de volgende bijzonderheden. Drie honderd mannen waren werkzaam in de ex ploitatie der groef, welke voor een veertigtal jaren werd aangelegd, en zij haalden dagelijks 30 ten lel op, onder de leiding van een Duitschen ingenieur. De mijn ligt omtrent 200 meter onder den bega- nen grond, en men bereikt die langs een onderaardscb hellend vlak. Men heeft in den schilfersteen 14 gale rijen gegraven van gemiddeld 200 meter lengte, en verscheiden kamers van 20 meter en meer hoogte, waarvan de gewelven gesteund- moeten^ worden, door kolommen van 5 meter dikte. De eerste verzakkingen werden in de mijn waarge nomen voor veertien dagen, juist ter plaatse waar boven het dorp is gelegen. De kolommen weken eu de wan,den der galerijen en kamers berstten. Dit alles werd toegeschreven aan de werkingen van het onderaardsche water; maar daarbij ook aan het feit. dat niet alle kolommen de reglementaire dikte van 5 meter hadden, maar sommigen zelfs tot op 1 M. 25 waren verdund. Weldra werd men ook boven de mijn in den grond scheuren gewaar en de overheid deed een twintig tal huizen ontruimen. Het was hoog tijd, want eenige uren nadien waren «r reeds vijf ingestort. Heel den nacht van Vrijdag op Zaterdag duurden de grondverzakkingen voort ,en dit over een lengte van 200 meter op 50 meter breedte. Maar de ramp breidt 2lch meer en meer uit; heel de mijn is bedreigd, evenals heel het dorp. Zond;-? heeft men in de kerk, waarvan, een, muur gebersu n is en een andere gebogen staat, geen mis durven te- zen en men heeft de godsdienstige plechtigheden in de gemeenteschool moeten verrichten. Het gemeentehuis is in twee gescheurd. Van oe ledige huizen bersten de vensterruiten, de daken vallen in en de menschen staan treurend en weenei d die langzame verwoesting te- beschouwen. M. Rocholz, directeur der mijnen van Namen en M. Hardi. ingenieur, zijn ter plaatse gekomen om een onderzoek te doen; zij hebben niet kunnen neerdal- :i in de mijn, die waarschijnlijk voor altijd gesloten 1 moeten worden. Eene nu en dan opstijgende stofwolk komt aan t'.e toegestroomde menigte alsdan melden, dat een nieu we grondmassa naar beneden inzakt, terwijl een dof gerommel den beganen grond doet dreunen. Het arme dorp met zijne schilderachtige weid n en dennenbosschen zal weldra geheel verlaten zi u en nog enkel door de toreisten bezocht worden s een overblijfsel van vroegere tijden. GELD GENOEG. Het bedrag van de nalatenschap van Harrlmau. den Amerikaanschen spoormagnaat, is ihans officiéél vastgesteld op 240.000.000 gulden. Mevr. Harrinv.m moet f 2.4 00.000 aan successierecht betalen. Sinds het overlijden van Harriman had de boedel 48 mil- lioen gulden aan rente en dividend ontvangen. Het heet, dat het fortuin na Harrimans dood nog aan zienlijk is toegenomen, dank zij het voorzichtige en bekwame beheer van mevrouw Harriman. VAN HONGER GESTORVEN. Toen dezer dagen een koopmau uit Arohangel e^n dorp op Nova Zembla bezocht om daar den gewo nen voorraad gedroogde visch in te slaan, vond 1 ij de straten totaal verlaten en de huizen ledig. Li enkele lagen nog eenige onbegraven lijken, maar h t kerkhof was vol, een bewijs, dat de laatste over' - venden tot het einde toe hun plicht hadden geda;i.» jegens degenen, die hun in den dood waren voorg - gaan. Het dorp was negen maanden verstoken gowee-t van toevoer van levensmiddelen, daar de schepen, die proviand moesten overbrengen, in liet ijs waren blij ven steken, zocdat de ongelukkige dorpsbewoners alle van den honger waren omgekomen. ANTI-REVOLUTIOXNAIR ALPHABET. A dat is Abram. dien God aan de Anti's gaf als hun leider; met hem staan zij pal! li de Brochure, waarin hij den Broederen Broederlijk eens aan den tand voelen zal C dat is Christ'lijk. zóo Chrisflijk. dat alles. wat zich dus aanmeldt, onchristelijk stinkt. D 's de Dokkumer motie; geen Anti, die er geeai traan zich uit d' oogen bij pinkt. E is het Ebenhaëzer, waarmee men plukt uit de staatsruif en Christelijk boert, F zijn aer Fijnen onnoo&ele kleinen, Fijnvandraat'iv kroost, waar de duivel op loert. G is de Godheid maar niet de Alvader! „Neerlands God", voor de Anti's apart; K de Heraut met de Harpe van Sïor.. saam met de Standaard voorop aan den start. I Insulinde, gekerstend Oost in je, Mohainmcd's kroost, slikkend Abraham's pil; J de Jokrissen, die knikken of schuddeu. naar het de marionnettenbaas wil. K dat is Kuyper. de baas in den circus. die nu weer lustig zijn paardje berijdt: L dat is Lehmann. de held van het Lintje. waar hy met Kuyper om sjacherde indertijd. M is M&thildé, „der drKte ïiu Bunde", of zij nog zaken mei Abraham doel? N broeder Nolens, de slimmerd, die strakjes. 't buikjen gevuld, broeder Abraham groet, O dat is Ommen; daar word., in een kastje als reliqui een Oudpïunje bewaard; P Ons Program, met zijn macht van PVincipes, Rome ter wil, bulten werking verklaard. R dat is Rome de vijand en nochtans de vriend, dien men liefkoost en aanhaalt en streelt, S oe subsidies en baantjes, die men zoo genoegelijk opstrijkt en samen verdeelt. T de Tariefwet. het Kolkmansche wonder, "t haakje, waar *t Talmasche kannetje aan hangt. U is de Unie Mystieka de Cupra, die den naam „Monsterverbond" nu vervangt. V Vaccinatie; dat Gode verzoekend spel dient hoe eerder hoe beter gekeerd. V/ Wederinvoering van lijfstraf en doodstraf, door de Synode „onzer kerken" begeerd. Y, dat 's de Yam of de geest]ijke wortel, waarop het gansch Coalitiedoiu stoelt Z 't Zelotisme, waar van 't in het kKamp der Anti's, sinds baantjes te koop zijn, krioelt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1912 | | pagina 5