orti,
0e legende van den put.
Donderdag 14 Maart I91&
5(ie Jaargang. No. 5088.
TWEEDE BLAD.
o
2k
^9
3e k e n d m a tc i n g en>
LANDWEER. DISTRICT No. 27.
Oproeping onder de wapenen tot liet houden
van oefeningen in 1912.
£9 32' üe Burgemeester van Schagen brengt ter open-
»®*S|bare kennis, dat de verlofgangers van. de Landweer,
hieronder vermeld, krachtens artikel 11 der Land-
weenvet tot het houden van oefeningen bij deze
voor den tijd van zes dagen onder de wapenen
worden geroepen, en, dat zij verplicht zijn zich daar
toe aan te melden op, den dag, .het uur en de plaats,
.fenede in dien staat achter den, naam van ieder hun
ner vermeld.
JACOB RAVEN van de lichting 1907.
JOHANNES EL1ZA NONNEKES van d' lichting
J1908.
BERNHARD HEINRICH GEORG SCHENE van de
lichting 1910.
JOSEPHUS REGNERUS VLAMING'van de lichting
1911.
DIRK AGEMA van de lichting 1911.
Allen belioorende tot de Landweer-Infanterie, 27e
Bataljon. Tijd van aanmelding: 22 April 1912, 's voor-
middags 8.39 uur aan het station Den -Helder.
GERRIT KUIPER, van de lichting 1907.
JACOB BURGER van de lichting 1908.
BERNARDUS WILHELMUS JOHANNES GAR
ATEN VELD van, de lichting 1910.
Allen belioorende tot de Landweer-Vesting-Artille- j
(rie, 27e Compagnie. Tijd van opkomst: 7 October
1912, vóór 9-30 uur voormiddags in de Artillerie-
kazerne te Den Helder.
JACOB MOLENAAR van de lichting 1911. behoo-
rende tot de Landweer-Pontonniers. Ie compagnie.
.Tijd van opkomst: 2 September 1.912, vóór 12 uur
ivoormiddags in de Pontonniers-kazerno te Dordrecht.
Bepalingen, nopens het verblijf onder de wapenen.
Aan de onder de wapenen komende verlofgangers
kan, als gunst en voor zooveel de belangen vaagden
dienst zulks toelaten, worden vergund om buiten de
kazerne te overnachten, alsook om onder genot van
vergoeding voor levensmiddelen en van brood in
I eigen voeding te voorzien. Zij die voor genoemde
4- gunst of gunsten in, aanmerking wenschen te komen,
moeten uiterlijk vier weken, vóór den dag voor die op-
komst bepaald een desbetreffend verzoek indienen.
Dit verzoek moet worden gericht:
I door verlofgangers, behoorende tot de Infanterie,
i" tot hunnen Landweerdistrictscommandant;
j door verlofgangers, behoorende tot de vesting-ar-*
j tlllerie, tot de Pontonniers of tot de Genietroepen,
«j onderscheidenlijk tot den Commaudeeren,de-Officier
der Vesting-Artillerie ter plaatse, waar zij geoefend
zullen worden, tot den Commandant van het Korps
Pontonniers en tot den Commandant van het Regi-
I ment Genietroepen, dan wel tot hunnen Landweer-
districtscommandant.
Het verzoekschrift kan op ougezegeld papier ge
steld, doch moet gefrankeerd verzonden worden.
In het verzoekschrift voorts het adres van den
verlofganger duidelijk en volledig te vermelden.
Vergoeding en ontheffing.
Den verlofgangers, die, op grond van kostwiuner-
i schap, wenschen in aanmerking te komen hetzij voor
ontheffing, hetzij voor ontheffing of, bij niet-inwilli-
Iging van deze aanvrage, voor eene geldelijke vergoe
ding. wordt aa.ngera.den hun daartoe aan de Koningin
te richten verzoek binnen tien, dagen na de dagtee-
i kening dezer kennisgeving in te leveren ter Gemeen-
I te-secretarie. Dit verzoek kan op ongezegeld papier
1 worden geschreven. Wenscht men alleen x>r eene
geldelijke vergoeding in aanmerking- te komen, dan
kan het ter Gemeente-secretarie in te leveren ver-
zoek aan den Minister van Oorlog worden gedaan,
j Overigens wordt ten deze verwezen, naar de afzonder-
lijlce publicatie betrekkelijk „Kostwinners", en kun-
Inen zoo noodig nadere inlichtingen mondeling worden
gevraagd ter Gemeente-secretarie, eiken werkdag tus-
Ischen 10 eu 12 uur voormiddags.
Schagen, den 7 Maart 1912.
De Burgemeester voornoemd,
J. P. W. VAN DOORN.
ZEEMILITIE.
Herhalingsoefeningen in, 1912.
De Burgemeester van Schagen maakt bekend, dat
de in, deze Gemeente gevestigde zeemilSo.ien-verlofgan-
gers, wier namen hieronder zijn vermeld, bij deze,
krachtens art. 80 der Militjewet (Staatsblad No.
21), worden opgeroepen om in 1912, ieder op den
i achter zijnen naam aangegeven dag, iu werkeüjkea
dienst te komen tot het volbrengen hunner herha-
lingsoefeningen.
WILLEM LUDEKE, van de lichting 1910 der ge-
Imeen,te Schagen. Tijd van opkomst: 23 Maart 1912,
I aap, boord van de „Heemskerk" te. Willemsoord,
Schagen .den 11 Maart 1912.
De Burgemeester voornoemd,
y. J. P. W. VAN DOORN.
0 LANDWEER.
Vergoeding en Ontheffing voor Kostwinners.
y In verband met do bij openbare, kennisgeving gc-
ij dane oproeping onder de wapenen van landweerplich-
tigen voor de in dit jaar te houden oefeningen in,-
gf volge artikel 11 der Landweerwet, brengen Bur-
gemeester en Wethouders der Gemeente Schagen bij
deze ter openbare kënnis de hieronder vermelde be
palingen nopens het toekennen van vergoeding aan
de achterblijvende familiebetrekkingen van dienst-
'iH plichtigen der Landweer en het verleenen van ont
heffing van den werkelijken dienst tot deelneming
'aa,n, vorenbedoelde oefeningen.
1 7? Artikel 15bis der Landweerwet.
Indien blijkt, dat ten gevolge van het verblijf onder
t d wapenen of in werkelijken dienst van een dienst-
plichtige bij de Landweer door het gezin, waartoe
deze behoort of waarin hij ie opgenomen, of dooi
den persoon of de personen, in wiens of in, wier
levensonderhoud: hij voorzag of hielp voorzien, niet
of niet voldoende in eigen onderhoud kan worden
voorzien, dan wordt agn dat gezin, aan dien persoon
of aan die personen, naar door Ons te stellen rege
len, voor eiken dag, dien de dienstplichtige onder
de wapenen of in werkelijken dienst is, op liun ver
zoek uit 's Rijks kas eene vergoeding toegekend van
16 ten hoogste een gulden en vijftig cent, tenzij aan den
'■'dienstplichtige door Ons ontheffing van den werkelij
ken dienst wordt verleend.
•-f;S De uitbetaling der vergoeding geschiedt naar voor-
ïSê schriften van Onzen Minister van Oorlog.
V Vergoeding, als in het eerste lid bedoeld, wordt
{jjgiriet toegekend voor den tijd dien de dienstplichtige
"is j i ij willig-, krachtens artikel 13 onder de wapenen is
Burgemeester en Wethouders voornoemd noodigen
el mitsdien allen, die vermeenen, aanspraak te kunnen'
idqmaken op vergoeding of ontheffing, uit, hunne daar
toe strekkende verzoekschriften vóór den 21 Maart
1912 persoonlijk ter Gemeentesecretarie in te leve
ren. Alsdan zal tevens aan belanghebbenden gelegen
heid worden gegeven hunne aanvragen toe te lieh-
L n. terwijl desgewenscht verder de noodige inlich-
"'ngen zullen worden verschaft.
Schagen, )den 7 Maart 1912
Burgemeester en Weihouders voornoemd,
De Burgemeester,
J. P. W. VAN DOORN.
De Secretaris.
ROGGEVEEN.
Ergens in, het midden der Drentsche heidestreek
ligt een eenzame boerenwoning, omringd door enkele
oude eiken. Achter het huis tusscben de boomen
bevindt zich een verbazend diepe put, die volgens
de bewoners' van die streek reeds heel oud moet zijn.
Geen van hen herinnert zich tenminste dat hij ge
graven werd en ook hun vaders en grootvaders heb
ben reeds hetzelfde beweerd. Maar wèl kent ieder-
eeu daar de legende, dië aan dien put verbonden is
en die werkelijk alle kenteekenen van hoogen ouder
dom heeft. Nu moet men niet denken, dat elke vreem
deling, die daar komt, de legende te hooren krijgt;
weten komen, doet verstandig vriendschap te sluiten
een dergelijke mededeelzaamheid brengt het Drent
sche volkskarakter niet mee. Wie echter in 't alge
meen iets van de romantiek van het land wil te
met een ouden schaapherder. Met den Jager is deze
de eenige Drentenaar, die er van houdt met een
vreemdeling te spreken over oude volkslegenden.
Het verhaal van den diepen waterput, dat ik hier
vertellen wilde, heb ik dan ook van den ouden Simoii,
schaapherder van de gemeente E.. waartoe de be
trokken, boerenwoning behoort.
Simon is een brave, gemoedelijke kerel, die wel
licht door zijn levenslangen omgang met het goed
aardige schapenvolkje, de laatste sporen van waji-
trouwen en terughoudendheid verloren heeft, waar
door andere bijna alle Drentsche boeren in de oogen
van vreemdelingen een zeer ongunstigen indruk ma
ken, hoewel ze in den grond van hun hart vaak de
beste menschen zijn.
De oude Simon vertelde mij de legende aldus:
Jaren, geleden leefde er op die eenzame boerderij
een vrouw, die weduwe was en zoo rijk, dat drie
schaapherders niet in staat waren al haar schapen
t' hoeden en te beschermen tegen de wolven, die In
dien tijd nog dikwijls de streek onveilig maakten. E»
als er nog eens een schaap verloren ging, dan sloeg
zij de herders onbarmhartig met de zweep en nie
mand durfde zich tegen haar verzetten, want men
geloofde algemeen, dat ze in verbinding stond met
den duivel.
In een zeer drogen zomer gebeurde het dat ver
scheiden schapen ziek werden en stierven en het
heette dat gebrek aan drinken daarvan de oorzaak
was. Alle waterputten, in de omgeving waren uitge
droogd en de rijke boerin vreesde, dat haar heele
kudde verloren zou gaan, indien er niet weldra een
paar goede regendagen kwamen. Toevallig kwam er
die dagen door het naburige dorp een vreemdeling.
Tren deze hoorde in welke onaangename omstandig
heden de rijke weduwe zich bevond, bood hij haar
onmiddellijk aan, achter haar huis een put te graven,
zor' diep, da,t die altijd wa,ter zou blijven geven.
,Maar," zeide hij er uitdrukkelijk bij, „ik wil als
belooning vijfhonderd zilveren guldens hebben!"
In die dagen was dat een zeer groote som en de
boerin sloeg dan ook het aanbod af. Toen echter
no? dienzelfden dag weer tien schapen stierven, zond
zij een van haar helders naar den vreemdeling met
de boodschap dat zij hem driéhonderd zilveren gul
dens geven zou, mits het werk binnen vijf dagen
voltooid werd.
De vreemdeling- antwoordde:
,lk wil vijfhonderd guldens hebben eu de put is
in drie dagen gereed."
De boerin meende, dat het onmogelijk zou zijn
in zoo korten tijd een put te graven en zij overlegde
in zichzelveu. dat zij den man voor eiken dag, die hij
te veel gebruikte, honderd guldeus in rekening zou
brengen,.
Zoo geloofde zij heel goedkoop uit de moeilijk
heden gered te worden en nam liet laatste aanbod
van den vreemdeling aan.
Deze begaf zich rustig naar de plek achter het
hui. en tusschen de eiken en verwijderde daar op
zijn gemak alle kleine onkruidplan.ten van den grond
Toen trok hij met de spade een ruimen lering, waar
binnen de put gegraven zou worden. Daarna ging hij
■>r kalm bij zitten op een grooten steen, en rookte
een pijp.
Vol verbazing bad de boerin deze eenvoudige toe
bereidselen gadegeslagen, maar toen de vreemdeling
vas gaan zitten meende zij. dat hij haar bespotten
v/*lde. Alleen toen hij haar nogmaals uitdrukkelijk
verzekerde, dat de put binnen drie dagen gereed zou
zijr. ging zij mopperend naar binnen aan haar werk
De vreemdeling bleef zitten.
Maar toen de avond was gevallen, en de bewo
ners van, het huis zich allen ter ruste hadden, bege
ven, en de lichten gedoofd hadden, klonk er op eens
van de plaats, waar de vreemdeling nog steeds 'op
den steeu zat een zonderling gefluit, zooals niemand
oo.c gehoord had. Het klonk zoo vreemd weemoedig,
al die korte, zachte tonga, die welluidend kwamen
uit het kleine instrument, waarop de vreemdeling
blies.
De boerin werd er wakker van; onder langs de
gordijnen gluurde ze naar buiten, om te zien, wat er
voorviel.
In 't eerst onderscheidde ze niets maar plotseling
ir-eende ze een klein, donker figuurtje over 't erf te
zien loopen.
Het liep rechtop, evenals een meuscli, maar toch
kou het geen mensch zijn, want daarvoor was het
vee. te klein. Daar zag ze er nog een, en, nog éen,
toen kwam er éen met een lantaarn, waarin een
oltelicht brandde.
En allen liepen naar den kring dien de vreemde
ling met zijn, spade geteekend had en daar begonnen
ze le graven en in kleine wagentjes den opgeworpen
grond te vervoeren.
De boerin had allang begrepen, dat het kabouters
waren, en ze verbaasde zich zoo, dat ze niet eens ang
stig was.
In het schemerend donker, waardoor de olielamp
haar onzekere, rossige stralen zond. onderscheidde
d boerin nu ook den fluitspeler, die nog rustig op
zijn st,een zat eu zonder ophouden hetzelfde weeinoe-
diege, wijsje speelde. En nu begreep de boerin ook
boe hij zoo gemakkelijk had kunnen beloven, den put
binnen drie dagen te graven.
Ze was kwaad, dat ze zich zoo voor den gek had
laten houden.
Toen zij den volgenden morgen buiten kwam, zag
zij, dat de put reeds zoo diep was ais ze nog nooit
een put gezien had.. Het verbaasde haar bovenmate,
dat er nog geen water te zien was.
De vreemdeling voerde den geheelen dag niets uit
dan een weinig eten en, drinken en praten met de
herders, toen die terugkwamen van de heide. Aan
slapen scheen de man niet te denkeu.
De boerin was bang voor hem. want ze kende nu
zijn macht. Ze besloot hem. zoodra de put klaar was.
zijn geld te geven om hem maar kwijt te zijn.
De nacht verliep op geheel dezelfde wijze als de
vorige en tpen de boerin 's morgens weer bij den
put kwam, was deze nog eens zoo diep geworden
en toch was er nog geen spoor van water te beken-
Den.
Een oogenblik meende de boerin nog. dat bet werk
misschien niet binnen den tijd gereed zou komen en
haar hart bonsde van vreugde, dat zij dan geen
vijfhonderd guldens behoefde te betaj^n, maar hoog
stens driehonderd.
Doch de besliste houding van den vreemdeling ont
nam haar allen moed, toen hij haar verzekerde, dat
de put den volgenden morgen bij zonsopgang gereed
zou zijn.
Gedurende dien nacht hoorde de boerin telkens
hamerslagen en toen zij weer naar buiten gluurde,
zag zij, dat de kabouters bezig waren 't windas bo
ven den put te timmeren. Korten tijd later hoorde
zij het gerammel van kettingen, toen een knarsen
en piepen, dat echter weldra overging in een rui-
schend snorren ais van een licht loopend wiel. Zij
begreep, dat er een emmer in den put werd neerge
laten. Zeer vroeg stond ze op en Juist toen zij buiten
kwam, begonnen de eerste stralen van de zon over
de heide te schijnen en verdreven ze de yi!s :-c-
dampeu, die er van den nacht v.aren blijven hangen
Vóór de boerin stond de vreemdeling. Out zijn mond
speelde een fijne, weemoedige glimlach, die du boerin
dadelijk weer deed denken aan het eenvoudige wijs
je, dat hij des nachts gefloten had.
De put is klaar, het water Is heerlijk. Ge kunt
het proeven, als ge wilt!"
Dat was alles, wat lijj zeide.
De boerin ging mee, en nu zag ze, dat de put
werkelijk gereed was. Beneden In de diepte lag de
donkere waterspiegel onbeweeglijk. De vreemdeling
begon aan het windas te draaien, hij liet den em
mer naar beneden en haalde hem weer naar boven
gevuld met heerlijk, kristalhelder water.
De boerin moest toegeven, dat hij de opdracht on
berispelijk had uitgevoerd en dat hij alie recht had
op de vijfhonderd gulden. Doch het ging haar aan
het hart zoo dadelijk van haar geld te scheiden en
ze verzocht daarom den vreemdeling, tot den vol
genden morgen te wachten en gedurende dezen dag
haar gast te zijn. Weer speelde om zijn mond die
weemoedige glimlach, maar hij nam toch haar uit-
noodiging aan. Gedurende den geheelen dag hanteer
den twee knechts het windas en de groote waterbak
ken achter de schaapskooi werden er door gevuld
met het heerlijkste water, dat ooit door schapen ge
dronken is.
En zichtbaar was het, dat hiermee de ziekte een
einde genomen had, want alle schapen dronken en
allen genazen. Toch was de boerin niet blij; integen
deel ze zat in. haar donkere woonkamer met de han
den onder 't hoofd en ze da<cht maar voortdurend
aan die vijfhonderd zilveren guldens, die ze nu zou
moeten betalen. Zij had ze wel In huis; onder haar
bedsteé waren er genoeg, verborgen in een grooten
aarden pot. maar de gedachte alleen, dat die vreem
deling ze zoo gemakkelijk verdiend had, maakte haar
razend. En in haar brein rijpte een gevaarlijk plan,
ee. plan, dat haar door den zwartsten duivel moest
zijn ingegeven. En hoe meer ze keek naar dien vreem
deling. die buiten rustig op zijn steen zat eu met
zijn groote, droeve oogen zat te kijken naar het
werk bij den put, des te vaster vormde zich het idee
in haar hoofd.
Na het avondeten had zij eindelijk den moed naar
huiten te gaan en den vreemdeling zijn slaapplaats
aan te wijzen in het kleine kamertje achter in de
schuur. En toen hij haar een goeden nacht wensch-
ta en daarbij weer zoo raadselachtig glimlachte, was
het haar te moede, alsof hij haar geheele plan had
doorzien en begrepen. En zij had niet den moed zijn
„goeden nacht" te beantwoorden.
In haar woonkamer teruggekeerd, liet ze de drie
herders bij zich komen. En nadat ze de deur goed
gesloten had, sprak zij laAg met hen, op zacht-fluiste
renden toon en de herders boden eerst nog tegen
stand. maar eindelijk wist zij ze te overreden en
voor haar plan te wm.nen. Het laatste wat ze zeide
was:
„Begrepen, jullie krijgt ieder vijfentwintig zilve
ren guldens, ieder vijfentwintig!"
Toen zijn de herders naar buiten gegaan en uit
den kleinen stal. haalde de een, een hooivork, Je
ander een dorsohvlegel, de derde een bijl Daarna
verscholen zo zich achter de eiken en hielden zich
stil, doodstil.
Plotseling klonk er in het huis een gil, een ver
schrikkelijke kreet. Doodelijk ontsteld kwamen de
herders van achter hun boomen te voorschijn: ze
hadden de stem van de boerin herkend!
Daar gilde ze weer en nog eens en daar vloog de
achterdeur open en kwam zij te voorschijn met los
hangende haren en rende naar den put. Vlak voor
de herders zonk zij ineen en mompelde nauw hoor
baar: „hij komt. o zie hij komt!"
t En do herders zagen.
En daar kwam uit de achterdeur de gestalte van
cYn vreemdeling, niet haastig loopend, maar kalm
schrijdende, pas voor pas in de richting van den
put en het doodelijk ontstelde viertal. De mannen
hadden naar hun wapens gegrepen, maar wat ze
zagen, verlamde hun kracht.
De gestalte, die hen naderde, was vreeselijk ge
wond: een bijlslag had hem in den schouder getrof
fen, een dcrschvlegel had hem den schedel verbrij
zeld en in zijn borst stak nog het ijzer van een hooi
vork. Hij was getroffen, zooals de herders in huiij
moorddadige plannen hem hadden, willen treffen!
En toch schreed hij nader als een levende en, om
zijn mond speelde nog dezelfde weemoedige glimlach.
Plotseling sloeg een van de herders op de vlucht
net achterlating van zijn bijl. En daar gingen ooi,
de tweede en de derde.
Maar voor ze een honderd pas verder gekomen
varen hoorden ze nog een gil, die ver klonk over
de heide, toen nog een plons en daarna niets meer.
Zij vluchtten, en vluchtten en niemand weet, waar
heen ze gegaan zijn, want niemand heeft ze ooit
v.-er gezien. En ook de boerin is verdwenen, maar
de boeren beweren, dat zij ligt op den bodem van
den put. waarin haai' de vreemdeling heeft gewor
pen. voor hij oor goed terugkeerde naar de onder
wereld. vaar hij vandaan kwam
Aldus het verhaal van den ouden Simon. Ik vroeg
livm. wat hij er zelf van geloofde.
,0ch, dat kan ik niet zeggen. Er wordt veel ver
teld op de wereld en alles is njet even waar. Maar
a's jc mij vraagt of het waai- kan zijn, dan zeg ik
j-L De boerenjongens, die bij den put komen, gooien
er steentjes in en roepen naar beneden, waar de
vijfentwintig guldens blijven. Ik vind. dat ze dat niet
moesten doen."
„Waarom: niet?"
„Wel, ais de geschiedenis niet waar mocht zijn,
is het dom en belachelijk, vooral omdat des nachts
niemand van hen zich in, de buurt van den put waagt:
En als het verhaal nu eens wel waar was, als die
boerenjongens eens gelijk hadden, wanneer ze bewe-
r«r. dat daar beneden onder water zich iemand plot
seling heftig omdraait, zoodra ze van die vijfen
twintig guldens roepen
„Nu, wat dan npg? Zoudt ge dan willen, dot ze
woorden van troost en medelijden naar beneden
riepen?" Ik vroeg dit. omdat de oude Simon midden
in zijn zin was blijven steken en nu peinzend over
u. heide staarde. Doch zoodra ik het gevraagd had
voelde ik diep de ijskoude hardheid van mijn woor
den en Simon vervolgde somber:
„Neen, ook geen woorden van troost of medelij-
een. Niets! Ze moesten die arme vrouw, die daar
beneden in de donkere diepte ligt, alleen met haar
schuldig geweten, niet telkens weer er aan heriniü-
r< n, dat er hierboven nog schepsels rondloopen. in
dep vollen zonneschijn van God's genade!"
Daarop voelde ik de waarheid iu de woorden van
der ouden Simon en ik dacht er aan. hoe dikwijls
Dante dezelfde ondervinding had opgedaan bij zijn
reistocht door de hel, waar het verschijnen van zijn
P vende gestalte onder de dooden telkens en telkens
weer de oude wonden, o]»enscheurde en hun- leed ver
eenvoudigde, zelfs waar hij troost en medelijden
trachtte te geven en daar dikwijls nog in erger mate.
Ik vertelde dit aan Simon en haaide ook Dante i
woorden aan:
,,'t Was edel hier, onedel zich te toonen!
en de oude herder antwoordde meesmuilend:
„Hum, ik heb nooit van dien snulter gehoord.
Een Italiaan, zeg je? Verleden jaar waren hier ui
d« buurt een paar schoorsteenvegere, die uit Italië
kwamen. Ze hebben me wel verteld, dat bet een mooi
land is, maar heel ver hier vandaan
Hij zweeg even, en vervolgde toen zacht, half in
zichzelf sprekend:
„Ik had nooit er aan gedacht, dat de menschen
daar precies zoo zouden denkeu, als een oude sche
per op de Drentsche heide!"
Nieuwe Courant.
i Jemt Hjiii v u il y S
IWKDl I TA' RAIL GETROKKEN.
Tc Kijnsburg vervoerde MaaiidaguiLldAg ik*
vfjf uur een locomotief oen aantal in... i- iaden
lorrie:-.. Bij de Brouw«-retecg kon uien evenw.i de
bocht niet passeert-:: waarom meermalen nicwor
den teruggeatoomd. Dit bracht nogal een toe
schouwer» op de been. Toen de locomotief e<hter
poogde om in volle vaart die bocht te pas-^- 'Mi. «i -
ïaaktcn de rails uit hare voegen en kwamen met
kracht legen een paal van do geleiddraden ,i-.v ele< tr-
trarn terecht.- met het gevolg, dat ecu rad van een
der lorries werd afgeslingc-rd en tegen --'i aaniai
omstanders aansloeg, zoodanig da: pe-:.on i .1
knapeqi ep een arbeider, ernstig werden gewon i Di
inmiddels ontboden geneesheeren constateerden bij 2
hunner, den zestienjarige» Joris Zandbergen, den 8-
jaiigen, Joh. Ouwersioot. en den arbeider Willem <Jl*
Mooi. beenbreuken. Zij werden naar het V I-n: - n
Ziekenhuis te loeiden vervoerd. Hun toestand is.
hoewel levensgevaar niet aanwezig i«. ei nstig. De
8-jarige CornelJs Ravensbergeu kreeg twee diefje sche-
delwonden en ernstige kwetsuren aan den mond. De
toestand van dezen, die bij zijn ouders ie Rijnsburg
wordt verpleegd, was gisteren verre van gunstig. Hij
is er dan ook het ernstigste aan toe. Door de politie
Is proee«-verbaal opgemaakt-
EEN VERDWIJNEND DORP.
Volgens een bericht in de „Patriote" zijn in het
dorp Warmifontaine bij Neufchfiteau vijf huizen in
een leigroeve verzonken. Twintig huizen, waaronder
de kerk, staan op 't punt eveneens weg te zakken.
Hierover lezen wij in het „Handelsblad van Ant
werpen" de volgende bijzonderheden.
Drie honderd mannen waren werkzaam in de ex
ploitatie der groef, welke voor een veertigtal jaren
werd aangelegd, en zij haalden dagelijks 30 ten lel
op, onder de leiding van een Duitschen ingenieur.
De mijn ligt omtrent 200 meter onder den bega-
nen grond, en men bereikt die langs een onderaardscb
hellend vlak. Men heeft in den schilfersteen 14 gale
rijen gegraven van gemiddeld 200 meter lengte, en
verscheiden kamers van 20 meter en meer hoogte,
waarvan de gewelven gesteund- moeten^ worden, door
kolommen van 5 meter dikte.
De eerste verzakkingen werden in de mijn waarge
nomen voor veertien dagen, juist ter plaatse waar
boven het dorp is gelegen. De kolommen weken eu
de wan,den der galerijen en kamers berstten.
Dit alles werd toegeschreven aan de werkingen van
het onderaardsche water; maar daarbij ook aan het
feit. dat niet alle kolommen de reglementaire dikte
van 5 meter hadden, maar sommigen zelfs tot op 1
M. 25 waren verdund.
Weldra werd men ook boven de mijn in den grond
scheuren gewaar en de overheid deed een twintig
tal huizen ontruimen.
Het was hoog tijd, want eenige uren nadien waren
«r reeds vijf ingestort.
Heel den nacht van Vrijdag op Zaterdag duurden
de grondverzakkingen voort ,en dit over een lengte
van 200 meter op 50 meter breedte.
Maar de ramp breidt 2lch meer en meer uit; heel
de mijn is bedreigd, evenals heel het dorp. Zond;-?
heeft men in de kerk, waarvan, een, muur gebersu n
is en een andere gebogen staat, geen mis durven te-
zen en men heeft de godsdienstige plechtigheden in
de gemeenteschool moeten verrichten.
Het gemeentehuis is in twee gescheurd. Van oe
ledige huizen bersten de vensterruiten, de daken
vallen in en de menschen staan treurend en weenei d
die langzame verwoesting te- beschouwen.
M. Rocholz, directeur der mijnen van Namen en
M. Hardi. ingenieur, zijn ter plaatse gekomen om een
onderzoek te doen; zij hebben niet kunnen neerdal- :i
in de mijn, die waarschijnlijk voor altijd gesloten 1
moeten worden.
Eene nu en dan opstijgende stofwolk komt aan t'.e
toegestroomde menigte alsdan melden, dat een nieu
we grondmassa naar beneden inzakt, terwijl een dof
gerommel den beganen grond doet dreunen.
Het arme dorp met zijne schilderachtige weid n
en dennenbosschen zal weldra geheel verlaten zi u
en nog enkel door de toreisten bezocht worden s
een overblijfsel van vroegere tijden.
GELD GENOEG.
Het bedrag van de nalatenschap van Harrlmau.
den Amerikaanschen spoormagnaat, is ihans officiéél
vastgesteld op 240.000.000 gulden. Mevr. Harrinv.m
moet f 2.4 00.000 aan successierecht betalen. Sinds
het overlijden van Harriman had de boedel 48 mil-
lioen gulden aan rente en dividend ontvangen. Het
heet, dat het fortuin na Harrimans dood nog aan
zienlijk is toegenomen, dank zij het voorzichtige en
bekwame beheer van mevrouw Harriman.
VAN HONGER GESTORVEN.
Toen dezer dagen een koopmau uit Arohangel e^n
dorp op Nova Zembla bezocht om daar den gewo
nen voorraad gedroogde visch in te slaan, vond 1 ij
de straten totaal verlaten en de huizen ledig. Li
enkele lagen nog eenige onbegraven lijken, maar h t
kerkhof was vol, een bewijs, dat de laatste over' -
venden tot het einde toe hun plicht hadden geda;i.»
jegens degenen, die hun in den dood waren voorg -
gaan.
Het dorp was negen maanden verstoken gowee-t
van toevoer van levensmiddelen, daar de schepen, die
proviand moesten overbrengen, in liet ijs waren blij
ven steken, zocdat de ongelukkige dorpsbewoners
alle van den honger waren omgekomen.
ANTI-REVOLUTIOXNAIR ALPHABET.
A dat is Abram. dien God aan de Anti's
gaf als hun leider; met hem staan zij pal!
li de Brochure, waarin hij den Broederen
Broederlijk eens aan den tand voelen zal
C dat is Christ'lijk. zóo Chrisflijk. dat alles.
wat zich dus aanmeldt, onchristelijk stinkt.
D 's de Dokkumer motie; geen Anti,
die er geeai traan zich uit d' oogen bij pinkt.
E is het Ebenhaëzer, waarmee men
plukt uit de staatsruif en Christelijk boert,
F zijn aer Fijnen onnoo&ele kleinen,
Fijnvandraat'iv kroost, waar de duivel op loert.
G is de Godheid maar niet de Alvader!
„Neerlands God", voor de Anti's apart;
K de Heraut met de Harpe van Sïor..
saam met de Standaard voorop aan den start.
I Insulinde, gekerstend Oost in je,
Mohainmcd's kroost, slikkend Abraham's pil;
J de Jokrissen, die knikken of schuddeu.
naar het de marionnettenbaas wil.
K dat is Kuyper. de baas in den circus.
die nu weer lustig zijn paardje berijdt:
L dat is Lehmann. de held van het Lintje.
waar hy met Kuyper om sjacherde indertijd.
M is M&thildé, „der drKte ïiu Bunde",
of zij nog zaken mei Abraham doel?
N broeder Nolens, de slimmerd, die strakjes.
't buikjen gevuld, broeder Abraham groet,
O dat is Ommen; daar word., in een kastje
als reliqui een Oudpïunje bewaard;
P Ons Program, met zijn macht van PVincipes,
Rome ter wil, bulten werking verklaard.
R dat is Rome de vijand en nochtans
de vriend, dien men liefkoost en aanhaalt en
streelt,
S oe subsidies en baantjes, die men zoo
genoegelijk opstrijkt en samen verdeelt.
T de Tariefwet. het Kolkmansche wonder,
"t haakje, waar *t Talmasche kannetje aan hangt.
U is de Unie Mystieka de Cupra,
die den naam „Monsterverbond" nu vervangt.
V Vaccinatie; dat Gode verzoekend
spel dient hoe eerder hoe beter gekeerd.
V/ Wederinvoering van lijfstraf en doodstraf,
door de Synode „onzer kerken" begeerd.
Y, dat 's de Yam of de geest]ijke wortel,
waarop het gansch Coalitiedoiu stoelt
Z 't Zelotisme, waar van 't in het kKamp der
Anti's, sinds baantjes te koop zijn, krioelt