f
Cacao
ra
Mevrouw Utta en de Jager.
Woensdag 20 Maart 1912.
lat
Algsicei
gt-
nd
pit
r w>
t p
/pt
int
i
eet
5
IMgO
ötiste Jaargang No. 5091.
COURA
AiTEFtClliC- LllttllflUl
gedeerd. Hij bleef er echter bij iets voor mij te doen: eieren vielen de prijzen ten deel ac.n de hoeren K.
hij wilde mij van mijnheer den ontvanger een bewijs Daalder en P. Keuris Az.
doen toekomen, dat ik de deur tusschen mijn win- Bij de rondvraag zette de heer K. Daalder zijne
kei enj herberg mocht geopend houden. Doch nu is dit meenfng uiteen, om langs coöperatieven weg te ko
fhelaas niet zoo. men tot aanschaffing van ochtend voeder. Eén persoon
De ontvanger kwam zeer kort daarna bij mij. wilde moest zich belasten met den aankoop der grondstof
even naar achter, liep het heele huis door, tot ik fen en met de menging. Deze laatste moest, op ge
dacht, dat hij de deurt niet meer wist. Hij ging eelt- zetten tijd geschieden onder beding, dat ieder lid
ter voor het raam staan en zeide: juffrouw, ik mag daarbij tegenwoordig mocht zijn, om zoodoende frau-
Mooi licht van kleur
Goede pittige cacaosmaak
De beste voor den prijs.
J
u eigenlijk dat bewijs niet geven; maar waar willen
ze de vergunning hier ook an.ders hebben? het is
hier de plaats.
Mijnheer, doe het dan niet. antwoordde ik. Ik helt
altijd eerlijk brood verdiend en hoop dit te blijven
doen.
Jüist daarom wil ik u het bewijs geven. Belooft
ge mij nooit uw vergunning af te staan, wat er ook
mag gebeuren? vroeg de ontvanger.
Mijnheer, wij hebben, die er bij gekocht en willen
haar' er bij houden.
De afstand werd voor mij berekend en omda,t ik
i de eenjge op de plaats was en mijn huis een num-
mer had, werkte alles mede om mij de vergunning te
doen, houden.
En nu schrijf ik dit in. de courant, opdat ieder er
over kan nadenken, wat er in mij omgaat, nu ik
deze zaak aan het publiek moet uitleggen, waarover
ik zooveel leed gevoel.
Lutjewinkel. VROUW FIJNHEER.
.Binnenlandsch Nieuws.
Ingezonden.
ELECTRISCHE CENTRALE.
Mijnheer dei Redacteur,
van een, dergelijke handelwijze. Moge blijken, dat de
gemeenteraden, door krachtige samenwerking en door
het volste vertrouwen in den adviseur der voorbe
reidende commissie den heer v. d. Hegge Zijnen,
ANNA FAULOWNA.
Dinsdag 19 Maart hield de afdeeling Anna Pau-
.lowna van de V.P.N. eene vergadering in het lokaal
van den heer T. van IJzendoorn. Er waren 19 leden
aanwezig. De voorzitter ,de heer P. .J. Voogd, heette
den aanwezigen welkom en deed mededeelingen om
trent, de voor de leden verkrijgbaar gestelde broed-
eieren. Hierna werden de notulen, gelezen en goed
gekeurd.
De heer W. Klein bracht zijn jaarverslag uit. Het
aantal leden was gedaald van 44 tot 35. (Later deel-
wiens na^m als deskundige wel aangerand doch hier- de de voorzitter mede, dat dit aantal" weder was" "gé-
Mag ik u beleefd eene kleine plaatsruimte verzoe- door niet verkleind wordt, de waarheid van, het stegen tot 42.) Er waren weinig- broedeieren betrok
ken, voor het volgende naar aanleiding der brochure
va,n, den Directeur der Kennemer Centrale.
Ijp. Als leek zal ik mij wel onthouden een oordeel
Huit te spreken, zoowel over de technische zijde van
i I het vraagstuk als over de finantiëele opzet.
Niet! zwijgen wik noch kan ik, waar het betreft de
bedoeling van, den heer Smit-Kleine met zijne bro-
i /-chure. Die bedoeling ligt er zoo dik op, dat zelfs
allereenvoudigste leek die begrijpen moet en
een protest daartegen niet mag uitblijven. Genoemde
heer geeft in een in meerderë bladen opgen,o<men in
gezonden stuk te kennen, dat hij, (wat m.i. zeer be
grijpelijk is) opkomt voor de belangen van de Ken-
nemer Ëlectriciteits-Maatschappij, doc-h tevens zijde-
i lings voor het belang van de elec-trifïcatie van' de
'^gemeenten benoorden het IJOok dit laatste is
zijn recht, evenals van ieder ander deskundige; maar
l ^Mijnh. de Red. wat toch heel erg in de kijkers loopt
,is dat het 2e rapport van den heer v. d. Hegge Zij—
in October 1911 reeds verscheen, en de brochure
van den heer Smit-Kleine eerst in Maart, zegge vijf
maanden later, en juist 2 dagen voor de vergadering
jvan de gemeenteraden te Hoorn. Zoo iets spreekt boek
L—1deelën zelfs voor leeken en valt niet goed te praten,
te meer als men de door den heer v. d. Hegge Zij
nen uiterst juist weergegeven voorgeschiedenis kent,
waarin juist de heer Smit-Kleine een rol speelde.
De bedoeling van die brochure is dan ook in hoofd
spreekwoord bevestigen: „Wie een kuil graaft voor ken geworden; maar er was veel werk gemaakt van
eeiï, ander, valt er zelf dikwijls in." het teelen van blauwe Weener konjjnen.
Nadat de voorzitter den secretaris dank had ge
bracht voor zijn uitgebreid verslag, nam deze zelf
U dank zeggend voor de verleende plaatsruimte,
B. S. H. STIELER, Arts.
Westwoud.
Geachte Redactie,
Vergun mij een klein plaatsje in uw veelgelezen
blad; bij voorbaat mijn dank daarvoor.
Het reizend publiek, dat gewoon is bij mij even
op te frisschen of middag te houden, spreekt met
groote verontwaardiging over de manier, waarop mij
de vergunning is on,tnomen. Waarom wij de vergun
ning dan niet verkocht hebben? Hun, die dit vragen,
moet ik eerlijk bekennen, dat ik dat niet mocht doen.
Ik moest beloven die nooit af te staan, wat er ook
mocht gebeuren,.
het woord, om als afgevaardigde naar de afdeelings-
vergadering, op 30 Maart te Amsterdam gehouden
verslag uit te brengen.
Opnieuw werd tot afgevaardigde naar die vergade
ring gekozen" de heer P. J. Voogd, die zich de keuze
liet welgevallen.
Hierna volgden besprekingen omtrent de Weener
Reuzenkonij nen.
De voorzitter deelde hierna mede, dat in den laat-
sten tijd het wel was voorgekomen, dat bestuursleden
nieuwe leden hadden aangebracht, maar van de werk
zaamheid der gewone leden was weinig gemerkt. Op
grond hiervan wenschte het bestuur eene premie
Eenige jaren geleden kwam er een slager genaamd stel bioedeieren) uit te loven vcor het lid, dat in
C. Peetoom, bij mij binnen stormen en een ambté- de meeste nieuwe leden zou aangeworven heo-
aan. Hij ging zitten en zag wil van premie oTerLdi^61* 'Ctlen me*nden' dat 2u!k eeue
hersens! Ik greep den stoel en zeide tegen Peet- P^.ntoe,™^e afnemer betaalde een goeden prijs, en het boven 3% en
oom: indien je een kerel ben, betaal je dien man, danmoesSu PTOef tG nemen' maar den. tot inschrijving van de registers toegelaten
hij moet even goed zijn brood verdienen met de wet moeien minstens 1000 eieren per week worden
te handhaven, als jij met het slachten. Peetoom ging oerzonden. Men had berekend, dat de prijs ver boven SCHAGEIïBRUG.
zitten, gooide 2 rijksdaalders op tafel, teekende en f6, markt te Schagen zou gaan. Verscheidene Maandagavond werd bij den heer Tuinman, dom*
ging woedend de deur uit. eden boden aan, eieren te leveren, en zoo was men GGU elftal heeren, die de vorige week toezegging v; n
van het vraagstuk het mint is waarvan de haslissino- De ambtenaar stond een oogenblik als verstomd, JgJJJS tot 1000 per weekgekomen. De heer G. Borst aansluiting hadden gedaan bij de te stichten benokj-
afhangt en zoodoende tiid te winnen om de K E M° daarna zeide hÜ; juffrouw, ik ben u dank verscftul- f d® ^ren£P en t®g'en 2% vau den afnemer en gasfabriek, een vergadering gehouden, onder voorz;:-
tp Sn zoodoende W le innen om de K.E.M. digd> jk w„ <K)k ietg YOOr u doen. Wel neen, mijn- f 1 ,v de afdeeling. Ze zouden aan huis gewogen tcrscliap van den heer .1. van Leverink. tot het b>
Mijnheer-de Reddeleur, ik laat gaarne aan de na- ik' .tet ls soed atgeloopenhet was mijn afgegeven. voorloopige maatregelen,
denkende lëzers van uw blad over de beoordeeling
van al di-e gemeenten, die tot nu toe met den heer
Hegge Zijnen onderhandelden, maai- wel om
te trachten een eventuëel te nemen beslissing iu
bovengenoemde vergadering te voorkomen en verwar
ring te stichten, bang te maken de verschillende ge
meenteraden, waarin natuurlijk de finantiëele zijde
naar achter hem aan. Hij ging zitten en zag
woede, sloeg op tafel en zei: „Wat zeg jij, vrouw ,me was' nam l0(dl de vergadering het
Fijnheer, noem je dat geen schandaal (en zoo meer), rvt van het bestuur met groote meerderheid aan.
dat ik 2 rijksdaalders betalen moet, omdat ik mijn ot. secretaris werd gekozen de heer W. Komen,
deur vast had, toen die ambtenaar het vleesch kwam de -cGuze l'et welgevallen. De heer Klein
keuren?" Ik antwoordde niets, maar ik dacht: ik a beslist: gew eigerd, de functie langer waar te ne-
wou, dat jelui hier niet waren. Peetoom maakte d; najaarsvergadering was ter sprake ge-1
zich zoo woedend, dat hij opsprong en een stoel verzenden en leveren van eieren aan'
flATl I) POT- TV I „41I
de te voorkomen. Na heel wat bespreking vond men
dit voorstel goed en de heer Daalder stemde erin
toe, zich voorloopig met <leze zaak te belasten. HIJ
zou aankoopen, mengen en thuis bezorgen. Te zamen
werd door de leden een hoeveelheid van circa 400
pond per week besteld. De voorzitter deed toezeg
ging, dat hij met nog een lid van het bestuur bij de
menging zou tegenwoordig zijn.
Nadat de voorzitter zijn dank aan de aanwezigen
had gebracht voor hunne opkomst, viel de hamer.
ARROXDISSEMENTS-RECHTBANK TE ALKMAAR.
Zitting van Dinsdag 19 Maart 1912.
Uitspraken:
C. Kaas, Broek op Langendljk, mishandeling: f10
boete of 10 dagen hechtenis.
P. de Beurs, Den Helder, mishandeling: f 40 boe
te of 20 dagen hechtenis.
A. Flietstra, Medemblik, gedetineerd, vernielingen
beschadiging: 6 maanden gevangenisstraf.
G. Post, Urk, mishandeling en vernieling: f 15
boete of 15 dagen hechtenis.
WIERIN GEN.
Naar wij vernemen zal de heer Ds. H. Bax op
den 2den Paasehdag a.s. in de Herv. Kerk te Hip-
polytushoef zijn afscheid preeken.
WIERIN GEN.
Op den 2den Paasehdag geeft de muziekvereeniging
Harmonie in de concertzaal. Concordia een openbare
uitvoering.
MATCH DE HAASMOLLMARD.j
Teneinde deze match zoo spoedig mogelijk tot stand
te dóen komen .heeft zich. een commissie gevormd,
bestaande uit de volgende heéren,: C'. G. Vervloet
van Rotterdam, Ph. L. Battefeld, I. Meijer, B. Voorzan
ger, D.'^de Waard; penningmeester, Roomolenstraat
6, en G. Willing, allen te Amsterdam. Deze commis
sie roëpt den steun, in van a'le amateurs, ten einde
den Nederlandse-hen kampioen, die in 1910 Molimard
versloeg, opnieuw de gelegenheid te geven zich met
den nieuwen. Franschen kampioen te meten,
- WIerlugerwaard
Uitkomsten der proefmelkingen van tle fokvereeni-
ging „Wieringerwaard" te Wieringerwaard over de
jaren 1903, 1909 en 1910.
In 1908 was de gemiddelde melk opbrengst en ge
halte bij 22 veehouders:
van 40 vaarzen 331 G KG. en 3.36%;
van 40 twenters 4075 KG. en 3.31%;
van 34 derdkalvers 4 655 KG. eu 3.21%;
van S6 oudere koeien 5076 KG. en 3.21
In 1909 was de gemiddelde melkopbrengsi en g v
halte bij 22 veehouders:
van 40 vaarzen 3519 KG. en 3.41%;
van 32 twenters 3925 KG. én 3.28%
van 37 derdkalvers 4 04 2 KG. en 3.13%;
van 87 oudere koeien 5076 KG. en 3.20%!
In 1910 was de gemiddelde melkopbrengst en ge
halte bij 25 veehouders;
van 49 vaarzen 3302 KG. en 3.34%;
4101 KG. en 3.26%;
van 4 6 twenters
van 34 derdkalvers
45
KG. en
zaak geenszins om op te komen voor de belangen sj'LTn'%?! ".I™ Geno^ïe^afnemet' "bl«alde°°nn koe|en -^'eike meik_geven met een gehalte
oor exterieur 75 punten behalen, wo •-
v— "V.WV - "t."' MtttjOivwpt 41 e- O n 444 IJ 41 p.. "*G--fto»ei4. - - - v I VV4 llJdtlll Cgcltll,
plicht, .mijn stoel en tafel zijn heel en u is niet J ae v©rloting onder de leden van 2 stel broed- -E'" werd besloten aan het Polderbestuur om ver-
Feuilleton.
r
ei
I
ROMAN VAN RUDOLF HANS BARTSCH.
Al die voorname Slowenen waren thans mannen,
die door energie of geluk, intrigue of geld hooger
gekomen waren, en die door den honger naar macht
en aanzien, werden gedreven. Partijmannen van duis
tere afkomst, sterk en weinig bevreesd voor een
smet op hun naam steeds een nieuw geslacht vor
mend.
De bezoeker kwam behoedzaam over het kiezel- Hij
wist, dat hij deze dames niet beheerschen kon en
toen kwam onwillekeurig de Slavische deemoedigheid
oor den dag. Hij liep zelfs ten, gevolge van een
'nerveus onbehagen wat scheef, het hoofd wat naar
en hoogsten schouder geneigd, den hoed in de hand,
évenals een smeekende boer. Zijn vader was een Duit-
scher geweest, zijn moeder 'n Sloweensche, de dochter
Ivan een likeurstoker, een rijke, heersehzuchtige, eer
gierige vrouw. Nu beleefde zij het hoogtepunt harer
glorie in haar zoon.
Mevrouyy Riessel keek spottend naai* den hoed en
daarna paar het hooggekleurde gelaat van den be
zoeker. De korte, dikke kop drong bepaald daarheen,
waar hij wilde. Wilskracht had de man bepaald.
Majar zijn oogen waren niet eerlijk en, helder.
„Aha,;'! lachte mevrouw Riessel. „De toekomstige
excellentie!'!
„Spot. niet met mij, mevrouw."
Helene Ruard was opgestaan en hem tegemoet ge-
loopen. „Mijnheer de regeerlngsraad, waar is uw
broeder, dien u ons beloofd heeft?"
Bogurnil Trojor lachte nu en zijn gelaat werd zells
sympathiek. „Die staat daar achter het boschje en
durft uiet verder te komen," zeide hij en riep luid:
„Balimïr! De dames weten nu toch reeds, dat je er
bent, het helpt niet, of jij je al verstopt. Kom maar
te voorschijn. Dat is een dokter, maai* het lijkt nog
[wel een, jongen."
Bogurnil en Belïmir! Dat zijn Sloweensche namen."
liet Helene Ruard verwonderd hooren. Zij leefde ai
lang genoeg op het land en had van de officieren al
reeds veel gehoord over het zich steeds sterker op
den voorgrond dringen der Serviërs, om daar eenige
belangstelling voor te koesteren.
„Ja, mijn moeder gaf ze ons," zeide de bezoeker
kortaf.
Intusschen naderde zeer verlegen Belimir Trojor
Maar die beviel den beiden dames zeer gauw. Hij
was wel tien jaar jonger dan de regeeringsbeambte.
en had een goeden naam als privaat geleerde. Hij
was een taalvorscher.
„,Nu, dat heeft lang geduurd, eer u zich op het
slot Rankenstein hebt gejvaagd," zeide mevrouw Ries
sel lachend en gaf den slanken, jongen man, wiens
verlegenheid snel verdween, de hand.
Hij keek de beide vrouwen open ïn het gelaat.
Zijn; oogen, waren, grijs, doch niet zoo sluw als die
van zijn broeder.
„Nu, en, waar bent u zoo lang geweest?" vroeg
Helene.
„In het Bachergebergte bij Reisnig." Het jonge
mensch werd levendiger. „Daar is een boer, stelt u
zich eens voor, een halve dwaze boer, die gestudeerd
heeft eu die is de beste kenner van oud-Slavische
talen. De bisschop heeft hem ook bezocht. Wat ik van
dien man geleerd heb is niet te beschrijven. Maar ik
verveel u bepaald met mijn mededeelingen." Hij brak
af en zeide dap: „het is wonderlijk, hoe de bliksem
dep geestes hier en daar in, het volk flitst. Terwijl
in de universiteit goed opgevoede en wel onder
legde mannen de wetenschap dienen, gaat hij op zijn
een|tje en, bereikt veel meer in, zijn met schulden be
zwaarden boerenstal."
„Zoo dus schulden?" vroeg mevrouw Riessel deel
nemend.
De beambte lachte. „Hoe kan het ook anders, als
een boer een taalgeleerde wordt."
Zijn jongere broer keek hem ernstig aan. ..Hij wordt
door het heele Slavische volk ondersteund," zeide
hij. „Er komen, bijdragen uit Rusland, Bulgarije, uit
Servië en van de Zwarte Zee, die hem in staat
stellen, zorgeloos te denken en te studeeren."
„Een onprettig idee, dat aaneensluiten van deze
I volken bij elke kleinigheid," zeide mevrouw Utta.
i „Ja De regeeringsbeambte lachte vriendelijk. „Wij
ontwaken."
De vroolijke Weenerin was op de leuning van het
terras toegestapt en keek naar boseh en stroom.
Haar was het toch wel wat hans te moede ge
worden.
Aan de laatste bocht der Save bleef haar blik lang,
lang en bijna angstig hangen.
„Hoort u wel eens iets van die menschen op het
slot Straga'." vroeg zij dan zoo onverschillig moge
lijk.
„Weinig goeds. De pastoor klaagt, de boeren mor
ren. De oude dames voor haar alle achting. Maar
de jonge baron maakt het te erg. Voor het° geweld
van' den jonker is het nu geen tijd meer."
„Wel lieve hemel, wat doet die man dan?" vroeg
mevrouw Utta verschrikt.
„Wat? Spreekt luide uit. dat hij een heiden is, doet
den pastoor dingen ondervinden, die schandelijk zijn
en oneerbiedig. Zijn teugellooze jachtwoede zet de
geheele omgeving op haar kop. Hij vergeet geheel dat
er menschen op de wereld zijn, en schiet cm zich
heen, alsof hij in een oerwoud is. Ik zal hem eens
onder handen moeten nemen. En dat er geen hond
levend uit het bosch komt, nemen de boeren hem
nog meer kwalijk, dan dat zijn kogels henzelf om de
ooren fluiten."
„Is dat misschien niet het gevölg van het feit.
dat hij daar ae eenige Duitschër is?" vroeg mevrouw
Riessel. „Hij zal het daar niet gemakkelijk hebben."
„Ach, wat beteekent dat," lachte mijnheer Trojor.
„Die eene vreemde eend in de bijt verjagen wij wel.
dat zou men nog wel kunnen vergeten. Maar die
teugellooze zelfverheerlijking, die lachende, wreede
trots. Kent u hem? Het geeft zoo den indruk, ook
al reeds als men alleen met hem spreekt, krijgt men
den indruk als van iemand, die met een rijzweep in
de hand alles denkt te kunnen afdoen. Ik ben geen
j partij in deze ruzies, maar het valt moeilijk, om be
daard te blijven tegen den jongen baron."
j „En, toch is hij soms net een kind," zeide de jon-
gere broeder zax-ht. „En nadenkend, goed, zacht*
j een dichterlijke ziel."
Bogurniil sprong op. „Je kent hem?"
I „Ik ben veel op liet slot Straga. Wij spreken daar
en in het bosch dagen lang en halve nachten van de
wonderen van, de volksziel. In die menschen is een
geheime liefde voor het Sloweensche volk. die gij
slechts niet kupt begrijpen. Een heiden is hij, hebt
ge gezegd? Weet jij hoe hij een heiden geworden is.
zooajs hij er nu een is? Van onze liederen en sagen.
Boven zit hij bij de boeren op de bergen en vraagt
hen alles. Voor hem schaamt zich geen zijn geloof
en angst, het ongelooflijkste vertellen zij hem, want
hij zegt tot hen: „gelijk heb je! De geestenwereld
is niet gesloten. Er zijn wezens in zon, boom. berg-
nevel en oude huizen. In duizenderlei gestalten leeft
het in de eenzaamheid bij jelui en deed en wegge-
jaagd is het zielenwezen alleen, waar ae fabrieks-
j schoorsteenen rcoken of de kerkklokken a! te luid
schallen. Zóo is hij."
„Een dwaas dus, en nog een gevaarlijke hoven-
dien." merkte de regeeringsbeambte droog op.
Mevrouw Utta stond steeds nog aan de borstwe
ring en keek naar het slot Straga. „Verder, vertelt'
u verder, beste dokter Trojor," verzocht zij en ha< r
stem was als een zacht gezang.
„Dat zijn hart rechtvaardig is. weet ik. In da
schemering liepea wij in October in een treurige
vochtige» nevelavona over de hooggelegen velden, ,-n
uit den nevel op. klonk het gezang der menscher
die het ardappelloof zochten om t te branden. „Deze
zwaarmoedigheid! O, deze zwaarmoedigheid!" zeid-a
toeji baron Hans. „Mij treft de troosteloosheid dezer
Slavische liederen als een persoonlijk verwijt, diep
n het hart. Mij is de open oproerigheid en baat der
kerels uit het dorp liever, dan dit eindeloos, treu
rige gezang hier boven. Daar hebben zij eens andera
gezongen, toen zij hun onafhankelijkheid verlangden,
een mensch waardig bestaan. O. deze ellendige ar
moede. die de menschen de hersens verbrijzeld en
de knoken breekt. En nu nu is hun krijgshaftig
lied uit, nu zingen zij zoo treurig eu stil! O, het
is niet om uit te houden!" Zoo heeft baron Hans
gesproken.
„Hij had bepaald een helder oogenblik," bromde
de oudere broeder.
„Wa|t doet hij nu?" vroeg mevrouw Utta.
„Hij sluipt sedert veertien dagen achter een ree
bok aan," zeide de regeeringsbeambte. „Juist langs
onze jachtgrenzen. Maar ik weet beter waar men hém
krijgen kan."
Mevrouw Utta richtte zich vlug op, werd vroolijk,
keek om zich heen en kwam naderbij: „Daar heeft
u volkomen gelijk in, mijnheer de regeeringsraad;
daar doet u goed aan. Snap hem den bok voor den
neus weg. Dat kunt u toch wel, nietwaar?"
„Wel mogelijk." Trojor lachte gestreeld.
„Het is waar," zeide ook Belimir. „Lange tijden,
als de jachtduivel hem te pakken heeft, is hij ais
behekst. Er zijn nu zulke kostelijke, wijze menschen
cp het slot Straga bijeen. Het ls Mückenbrunn, Ür-
ban en Himmelmayer
„O, dio ken iklachte Utta.
En allen klagen, dat hij hou zoo geheel 11^
den steek laat," vervolgde Belimir. „De kleine kring
is verlaten en treurig."
Wordt vervolgd.